VIA „CAMERA OBSCURA" EN „LATERNA MAGICA eeuw tweehonderd nieuwe leden \Willem Andriessen 75\ ugureert Wieg van de filmprojectie staat aan I—Parij se Boulevard des Capucines-J J Auguste Lumière EINDE VAN LANGE WEG MET VELE ZIJPADEN geleden geboren St. Virgiliusin a Dr. ir. H. J. A. de Goeij houdt geschiedenis voor aan nieuwe generatie „Parijs": fotoboek Hardheid geen doel groentijd ZATERDAG 20 OKTOBER 1962 fAGINA 6 De enige reden, waarom je een loopbaan in de muziek kunt kiezen is deze, dat je van muziek houdt. En de rest zal je, om het ietwat bijbels uit te drukken, dan wel worden toege worpen. Dat zegt Willem An driessen, die op 25 oktober a.s. vijfenzeventig jaar wordt en die van een loopbaan in de muziek enige kennis draagt. Men kent hem als pianist vooral, als paeda- goog en als componist. Het vader landse muziekleven heeft zo het een en ander aan hem te danken. Hij is in vrijwel alle sectoren er van werkzaam geweest. Maar hij houdt nog steeds met diepe toe wijding van muziek. Dat is zijn beslissende conclusie als hij met recht en reden terugziet op zijn muzikale loopbaan. Willem An driessen heeft volop de gelegen heid gehad ten onder te gaan in een dodelijke sleur. Het heeft hem nooit de minste moeite gekost, die gevaarlijke gelegenheid te ver mijden. Hij kón haar zelfs niet aangrijpen: zijn uitgangspunt was destijds de liefde voor de nobele toonkunst en vertroebelende bij gedachten kende hij niet. Hij zegt: „Toen ik destijds piano ging stu deren bij J. B. de Pauw aan het Amsterdams Conservatorium dacht ik eenvoudig niet aan zulke Voorzitter P. Wiechen: dingen als solistisch optreden met orkest, aan roem en eer of aan zulk soort merkwaardige dingen. Ik dacht aan muziek". ongstleden vrijdag zal het honderd jaar geleden zijn dat Auguste Lumière, bio loog, scheikundige en fototechni cus, te Besangon in Frankrijk werd geboren. Dr. Auguste M. L. N. Lumière, die 10 april 1954 op 91-jarige leeftijd te Lyon over leed, is één der uitvinders, die de cinematografie tot ontwikkeling brachten en tevens de man, wiens naam voor altijd verbonden zal blijven aan de eerste openbare voorstelling van op een scherm geprojecteerde bewegende beel den, namelijk de vertoning van een aantal korte filmpjes 28 december 1895 in het souterrain van het Grand Café aan de Boule vard des Capucines te Parijs. Want hoewel Auguste de eer van deze uitvinding altijd heeft gege ven aan zijn twee jaar jongere broer Louis, is de samenwerking tussen beiden zo innig geweest, dat op dit punt van een twee-een heid kan worden gesproken. In de uitgebreide literatuur over het ontstaan en de ontwikkeling van de cinematografie worden hun Eerste projectie namen daarom zelden afzonder lijk vermeld en is er bijna altijd sprake van „de gebroeders Lu mière". Vertraagd succes Meer theater en kan op meer dan een manier een fotoboek maken van een stad als Parijs. Proberen de essentie te vangen van zo'n me tropool, van het leven en werken van de bewoners die tenslotte de stad ma ken is één methode. Een andere, veel gemakkelijker, is de stad zien door de ogen van de toerist en dan „lekkere plaatjes" schieten, die het met honder den aaneengerqd, bij een bepaalde kjj- kersgroep, zoals de vreemdelingen ze ker wel zullen doen. Deze wijze van fotograferen en een boek vervaardigen is niet zo moeilijk en economisch wel verantwoord, want voor zo'n „prenten boek" is altijd wel afzet, al was het maar als relatiegeschenk of als souve nir. Dergelijke fotoboeken bestaan er ech ter al genoeg en van een nieuw zou men een werkelijk „gezicht" van Parijs mogen verwachten, zeker als het van de hand van een kundig fo tograaf is als Nico Jesse, die o.a. met zijn „Vrouwen van Parijs" heus wel bewezen heeft, dat hij het échte leven van de mens in een stad in de lens kan vangen. Ditmaal heeft hij het niet waar gemaakt. Hü geeft de gebruikelij ke toeristische kijkjes soms ge kleurd en slechts af en toe een foto, waarin de waarachtige dimensie van het Parijse leven niet speciaal ge creëerd of opgetuigd voor de bezoeker te zien is. Het is jammer van het mooi door Elsevier uitgegeven boek, dat een voorwoord bevat van Jean Coc- teau en een tekst van Ute Vallance. Voor wie voor het eerst kennis maakt met de Franse hoofdstad, kan „Parijs" van Nico Jesse nog wel aardig zijn; voor wie meer wil over ziel en leven van deze fascinerende stad en niet al leen geconfronteerd wil worden met be kende zaken als nachtleven, beziens waardigheden, markten, kastelen en mode e.d., schiet dit boek echter danig te kort. W. „Parijs", met foto's van Nico Jesse en tekst van Ute Vallance. Uitgave van Elsevier, Amsterdam-Brussel (f 19.50). UiiiiiniHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii IltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfT twijfelzuchtige filosofen en literatoren. Deze zijn onder de indruk gekomen van de geweldige macht der natuur wetenschap, terwijl de man van deze wetenschap juist haar begrenzing weet en beseft, dat hij achter deze grenzen een heel andere wereld kan ontdekken, niet door laboratoriumwerk en bereke ning, doch door beschouwing, adoratie, gebed. De Virgiliaan, zo besloot dr. De Goeij, ziet zich tot taak gesteld, in zijn studie van natuur en techniek, uit te groeien tot een universeel mens, die de vooruitgang van de wetenschap in gebed ziet in de voortgang der tijden; een vooruitgang, die gekenmerkt wordt doordat de gestalte van de Christus steeds duidelijker aan de menselijke cultuur gestalte gaat geven, totdat hij uiteindelijk „alles in allen" zal zijn geworden. (Van onze correspondent) DELFT, 20 okt. „Ook in de groen tijd moeten normale normen aangelegd worden. Hardheid van de groentijd mag nooit een doel op zich zijn, zij is hoog stens een middel om een doel te ver wezenlijken. Geestelijke en lichamelijke hardheid is misschien noodzakelijk, om dat de groentijd niet alleen een kennis- makingstijd met de vereniging en haar leden is. De groentijd heeft tevens ten doel de kandidaatleden het idee te ge ven, dat zij zich waardig hebben ge toond lid te zijn van de vereniging en heeft bovendien een opvoedende waar de, omdat zij bijdraagt tot de bewust wording van het aankomend lid, dat verplicht wordt zijn normenbesef te toetsen in moeilijke omstandigheden". Aldus ::ei gistermiddag de voorzitter van de katholieke Delftse studentenver eniging „Sanctus Virgilius", de heer P. H. van Wiechen, tijdens de buitengewo ne vergadering ter inauguratie van 196 kandidaatleden van de vereniging in de aula van de Technische Hogeschool aan het Oude Delft. „Nooit echter mogen wij toestaan", aldus de heer Van Wiechen, dat in zich slechte dingen, die misschien als Schrijver van deze regelen herinnert zich menige piano-avond van Willem Andriessen. Het was in de dagen dat de „kleine zaal" van het Amsterdam se Concertgebouw nog een exquise oord was, waar men de meesters van de reproducerende toonkunst kon ontmoe ten in intieme sfeer. Dat kwam meest al- hierop neer dat wij, melomanen, even dankbaar als eerbiedig ook let terlijk aan de voeten van de desbe treffende meester mochten zitten. Bij Willem Andriessen lag dat immer een nuance anders. Bq hem was er nauwe lijks sprake van afstand. De virtuoos daar en wij hier? Neen. Hij was één van ons. Hij hield óók zo verschrikke lijk veel van muziek. En hij maakte ons op meesterlijke wijze want „de rest" was hem wel degelijk toegeworpen en spelenderwijs duidelijk waarom het de moeite waard was de muziek lief te hebben. Een kwestie van genade. Naderhand wandelden wij dan ook in een wolk van gelukzalige herinnering in de Van Baerlestraat. En het is niet onwaarschijnlijk dat velen van ons, die ook een beetje piano speelden, daarna naar huis snelden om het toch ook maar weer eens te proberen. Willem Andriessen was geen epaterend, maar een inspirerend man. Dat maakt trou wens zijn hele leven uit. geloof ik. Willem Andriessen is Haarlemmer van geboorte. „Ik voel mij ook nog steeds Haarlemmer", zegt hij, „ofschoon ik nu kan zeggen, dat ik 25 jaar in Haarlem, 25 jaar in Den Haag en 25 jaar In Amsterdam heb gewoond". Dat teruggrijpen op het verleden wijst op een romantische inslag. Hij zegt zelf: „Ik bén een beetje een romanticus". Dit blijkt „een beetje" een geloofs belijdenis. Ook in muzikaal opzicht. An driessen zegt op een gegeven moment: „Ik houd meer van harmonie dan van contrapunt" Hij speelt overigens magis traal de nogal contrapuntische Bach. Hij citeert dan weer met enig welbe hagen een uitspraak van Sem Dres den, die hem ooit heeft gezegd: „Mu ziek zonder romantiek kan niet be staan". En Sem Dresden is onverdacht waar het gaat om een vertroebelende inter pretatie van de romantiek. Andriessen trouwens ook. Hij bedoelt met roman tiek het warm kloppende hart. Sem Dresden placht destijds: overigens ook aan zich aanmeldende muziekleerlingen te vragen: „Heb je het er voor over eventueel honger te lijden voor je vak?" Was het antwoord ontkennend dan was hij, Dresden, geneigd te zeggen: „Doe het .dan maar niet". Dat echter vindt Andriessen de zaak iets te zeer toege- spits'. Honger lijden is een vorm van romantiek, die hij niét bedoelt als hij ,hefde voor de „harmonie" belijdt. Willem Andriessen kreeg het eerste muziekonderricht van zijn vader Nico H. Andriessen, componist van mannen koren. In 1903 ging hij naar het Am sterdamse conservatorium, waarvan Hani: de Lange toen directeur was Piano bij De Pauw. compositie bii Zweers. In 1908 behaalde hij de Prix d'Excellence en speelde bij die gele genheid een eigen pianoconcert in Des. Niet zó lang geleden heeft hij het nog eens in Maastricht gespeeld, met An- dré Rieu. „Hoe is dat concert eigenlijk", vraag ik, „een beetje Tsjaikowsky?" „Neen", antwoordt Andriessen, „ik zou zeggen: een beetje Grieg". Ik hóór hem denken: en een beetje Andriessen natuurlijk. Maar hij is een uitermate onbevooroordeeld man. Dat is een van zijn uit wijsheid voortsprui tende charmes. Die onbevooroordeeld heid stelde hem bijvoorbeeld in staat „een beetje romantisch" te zijn en het derde pianoconcert van Willem Pij per met grote toewijding te spelen. Zij stelde hem ook in staat een pianosona te te componeren, die „modern" was. Hij zegt: „Ik heb dat stuk gecompo neerd met de bedoeling, nou eens na te gaan in hoeverre ik mij de ver worvenheden van de moderne stijl eigen kon maken. Die opgave stelde ik mij zelf het was in 1938 en misschien ben ik wel geslaagd". In 1910 werd Willem Andriessen pia noleraar aan het Conservatorium in Den Haag, van 1918 tot 1924 bekleedde hij dezelfde functie aan de muziek- iiiiiiimiiiiimiiiimiiiiiiiiiimiiiimiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiim uitdaging geëist worden, werkelijk wor den gerealiseerd. In dit verband stel len wij het op prijs te verklaren, dat wij flauwe, zinloze grapper of botheden, die risico's inhouden van het lichame lijk en geestelijk welzijn van de kandi daatleden in onze vereniging niet kun nen tolereren". Het duizendste lid van „Sanctus Vir. gilius" telkenjare passeert de vereni ging de duizend als de kandidaatleden geïnaugureerd worden is geworden pater F. J. M. Bokelmarm S. J Hij is het eerste lid van de Sociëteit van Je zus, dat als gewoon lid van „Virgiel" werd geïnaugureerd. school voor toonkunst in Rotterdam en daarna werd hij hoofdleraar voor pian® aan het hoofdstedelijke conservatorium- Na het vertrek van Sem Dresden werd hij er, in 1937, directeur. „Zag u niet op tegen de admini' stratieve rompslomp?" vraag ik. „Neen", antwoordt Andriessen. „trouwens ik heb destijds tegen het bestuur gezegd: ik ben musicus, van begrotingen, van financiële zaken heb ik geen verstand. Ik ben geen boek houder. Maar toen zeiden ze: er zijn toch administrateurs en accoun tants?" Willem Andriessen werd dus direc teur. Dat wil zeggen: hü ontwikkeld® zich tot een muziek-paedagoog, die men niet gauw zal vergeten. Ik weet niet hoeveel mensen er momenteel mu- ziek-makend en zelfs muziek-docerend rondlopen, maar wat ik wél zeker weet is dat er ve'^n onder zijn die zich An driessen met grote dankbaarheid zul len herinneren. Namen? Johan van den Boogert, Jan van Epenhuysen, Gerard van Blerk, Jan Nieland, Andries d® Braai, André Jurres. Wolfgang Wijde' veld en Hein Jordans. Tegen laatstg®' noemde heeft Andriessen overige®' destpds al geragd: ,,jq hont een v" om te dirigeren Andriessen als paedagoog. Hij is he' nog steeds. Hij heeft zijn privé-leeU lingen een stuk of twintig hü spreekt voor de radio. Over de syb*' phonie of over het instrumentale con cert. Hp doet dat voortreffelijk, wam hij weet nog steeds precies wat wij> muziekliefhebbers, nodig hebben. In 1953 werd Andriessen als directed® gepensioneerd. Maar het zélf muziek maken ten bate van anderen was tocjj eigenlyk wel zijn bestemming. Ik sprak reeds van zijn piano-avonden. Nog nie* van zün optreden als „solist met kest". En ofschoon hü destpds, toen hü begon te studeren, niet aan zulke ver metelheden dacht, is het er naderhand wél van gekomen. Andriessen heeft niet als „PultvirtU- os" de aarde afgereisd. Dat lag hein niet. Bovendien lag Amsterdam voo® de hand. En de muzikale aarde heeft men vergeet het wel eens een hele tpd om Amsterdam gedraaid. W ieder geval heeft Andriessen in de Van Baerlestraat gespeeld onder vele van de dirigerende groten, die nu reeds 1®* gendarisch zijn geworden. Karl Muck en Bruno Walter. Met laatstgenoemd® heeft hij trouwens nog samen een con cert voor twee piano's van Mozart ge speeld, Walter dirigeerde toen tegelti* kertüd. En daar is natuurlqk Willem Mengel berg. Andriessen heeft kennelijk een grote bewondering voor deze meeste®- Zoals hü een orkest kon laten zingen- Andriessen is bereid hem, de grot® Willem de nóg grotere Willem? veel te vergeven, gezien de grote mu zikale rijkdom, die hij heeft ontketen® en die wij, nu al weer óók 75 jaa® kennen als het Concertgebouworkest. Mengelberg brengt hem op de „mu; zikanten-verhalen". Ziehier één er van: Hü, Willem Andriessen, zou ergenS in de provincie met een provinciaal orkest onder leiding van Willem Mengelberg het pianoconcert van Schumann spelen. Vóór het concert vroeg de dirigent, met het dédain, hem eigen: „Moeten we dat eigen lijk wel doen?" „We hebben het nu eenmaal be' loofd", had Andriessen geantwoord- Het concert het was bovendie'' voor een of andere, enigerlei jubiie' rende studentenvereniging ging du* gewoon door. Nu komt in het laatste deel van he" pianoconcert van Schumann een of' kest-tuti voor, tijdens hetwelk d® pianist in het geheel niets te doe® heeft. Willem Andriessen ging dU® tijdelijk met zün armen over elkaa® zitten. Toen keerde de dirigerende Men' gelberg zich om en vroeg hem: Waf doet u daar?" „Ik doe niks", antwoordde AndrieS' sen, „ik zit hier gewoon en luister' Dat móet u niet doen", had Men' gelberg gezegd. „Die jongens spele® maar wat". En Andriessen gaat. gaande dit iet' telsel, naar zün vleugel om dat orkest' tutti even te spelen. Hü doet het, aan' gestoken door de jolige herinnering' met een bijna kwajongensachtig wd' behagen. Over muziek praten doet Willem An' driessen nog steeds érg graag. Hij bereid om te verklaren dat men ui* de pianomuziek van bepaalde componif' ten de bouw van hun handen kan leiden. Van Chopin kan op deze gron® bqvoorbeeld gezegd worden dat de vie®' de vinger van zün rechterhand vrp v®* moet afgestaan hebben van de vqf®ei Het vak. Oftewel de rest die een meü® zal worden toegeworpen. Als ik na het gesprek afscheid nee®! van Willem Andriessen zegt hij: .Aï had u eigenlijk nog wel een stukK Bach willen laten horen iets u' een Engelse suite dat ik tot nu 10' nog nooit foutloos voor anderen h® gespeeld". Maar de tüd was om. Het speet muziekliefhebber. HERMAN HOFHUIZE^ IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIII||||||||||||||||||||||||||||,|||l|||||„|„,l,||||ll,ll||||||||||ll|||„,||m|||„|||,|||||||||||||| ken, noemde hü kinetoscoop. Het was niet veel meer dan een kast met een kijkgat, geschikt voor één toeschou wer. Aan de gebroeders Auguste en Louis Lumière komt de eer toe, het eerste apparaat te hebben geconstrueerd dat de projectie van bewegende beelden op een scherm mogelijk maakte. An- tome Lumiere, eigenaar van een fabriek Yo?o fot°grafis°he artikelen, die hü in 1882 te Lyon had opgericht met zün beide zoons Auguste en Louis als me defirmanten, had in Parijs kennisge maakt met de killtoscoop van Edison. Hq schafte zich zo'n apparaat aan en nam het ter verdere bestudering mee "aar Lyon, waar zün beide zoons on middellijk begonnen te zoeken naar een mogelijkheid om de beelden op een muur te projecteren. In de laatste twee decennia van de vorige eeuw hing de komst van de film, zoals we die thans kennen, als het ware in de lucht. Het zou het eind punt worden van een lange weg, waar op in de loop der eeuwen vele zijpa den zün uitgekomen: het beginsel van de camera obscura, in het jaar 1000 beschreven door de Arabische onder zoeker Alhazen; de la ter-na magica, waarvan Athanasius "ïireher In 1654 vertelde; de ontwikkeling van de foto- frafie nadat de Duitse hoogleraar chulze omstreeks 1725 ontdekte, dat zilverzouten verkleuren, wanneer ze aan het licht worden blootgesteld; de constructie van een fotografische revol ver door de Franse astronoom Jules Janssen in 1874 en een fotografisch ge weer door de Parijse natuurkundige Etienne Jules Marey; de proeven van Eadweard Muybridge met fotografi sche opnamen van de bewegingen van een paard en de toepassing van nitro cellulose voor fotografisch materiaal door George Eastman in 1889. Deze laatste vinding maakte het Tho mas Alva Edison, uitvinder van beroep mogelqk om in 1891 een toestel te con strueren, dat maximaal 46 beeldjes per seconde kon opnemen. Het apparaat om de aldus verkregen film te bekq- Op 15 februari 1895, nadat Louis Lu mière in niet meer dan één nacht een grijper-vlinderconstructie had bedacht, die tijdens het transport van het film beeld langs het beeldvenster het licht even onderbrak, waren ze zover ge vorderd, dat ze patent konden aanvra gen op een uitvinding, die ze omschre ven als „l'apparell servant a l'obten- tion et a Ia vision des épreuves chrono- phoiographiques", want hun apparaat kon, merkwaardig genoeg, zowel voor het opnemen als projecteren van be wegende beelden dienen en kon bo vendien worden gebruikt om copieën van negatieven te maken. Op 22 maart 1895 vond een eerste proefvoorstelling plaats ter illustratie van een lezing, die Louis Lumière hield voor de Société d'encouragement a l'industrie nationale te Parijs en op de 28e december daaraanvolgend de his torisch geworden openbare voorstel ling onder het Grand Café aan de Bou levard des Capucines 14 op de hoek van de Hue Scibe. Het had Clément Maurice, die optrad als vertegenwoordiger van de firma Lu mière, heel wat moeite gekost de eige naar van het Grand Café over te halen, zün souterrain, dat zich verheugde in de weidse naam „Salon Indien", af te staan voor het doel, dat de Lumières beoogden. De heer Volpini had iets te gen uitvinders en toonde zich uiterst terughoudend, toen hü vernam, dat het om de demonstratie van een sensa tionele uitvinding ging. Na veel over redingskracht slaagde Maurice er ten slotte in, tegen een voorschot en een gegarandeerd bedrag van dertig francs per dag het zaaltje te huren. En zo werden dan de eerste proeven van cine matografische kunst vertoond zoals „Le Mur", een muur, die werd gesloopt en onder stofwolken uiteenviel, „L'ar- rivé du train en gare de la Ciotat". die verschrikte kreten aan het publiek ont lokte, „Bébé mangeant sa soupe", waarnaar men geamuseerd en verte- ■llliilllllltlliliniiiiiiii derd keek, „La Sortie des Usines", misschien het eerste bedrqfsfilmpjè met een reclameboodschap, dat ooit werd vertoond, omdat het een beeld gaf van het indrukwekkende aantal ar beiders, dat bij de Lumières in dienst was en „L'Arroseur arrosé", het eer ste uiterst primitieve speelfilmpje waarin een tuinman en een kwajongen de hoofdrollen speelden. De voorstellingen waren niet di rect een succes en een recette van 35 francs (1 franc per persoon) op de eerste dag scheen de eigenaar van het zaaltje in het gelpk te stel len. Maar drie maanden later be droeg de opbrengst tweeduizend francs per dag, zodat de heer Vol pini, die een aanbod van twintig procent van de opbrengst had afge slagen en een vast bedrag van der- Dr. Auguste Lumière, die zich tot op hoge leeftijd bezig hield met de weten schappelijke fotografie op biologisch, fysiologisch en bacteriologisch gebied. tig francs per dag had bedongen, alle reden had zün aanvankelqk wantrouwen te betreuren. Het duurde niet lang, of iedereen wilde de levende beelden van de Lu mières zien. Reeds 17 februari 1896 werden cinematografische voorstellin gen met de apparatuur van de ge broeders Lumière gegeven in het Po lytechnische Instituut in Londen, 30 april in Berlqn, 18 juni in New York. De zegetocht van de film was begon nen. De gebroeders Lumière stichtten in Lyon de eerste filmproduktiemaat- schappq, die later werd uitgebreid tot de N.V. A. Lumière Fils en Lumière Louis Lumière als operateur bij het door ..em en zijn broer Auguste geconstrueerde projectie-apparaat. et Jougla réuni. Zq namen daarvoor eigen fotografen in dienst, die overal werden heengezonden om hun appara ten te demonstreren en tegelijk bij zondere gebeurtenissen in vreemd- landen en interessante onderwerper voor leerzame films op te nemen. Slechts enkele jaren hebben de Lu mières zich beziggehouden met de filmproduktie. In 1907 deden zij op nieuw een geschiedenismakende vin ding: de vervaardiging van een plaat voor kleurenfotografie. Maar toen de belangstelling van het publiek steeds meer uitging naar de geënsceneerde film staakten zü teleurgesteld hun werkzaamheden als filmproducent. „Sedert 1900", schreef Louis, „heeft de toepassing van de cinématographe zich meer en meer gericht op het theater en de mise en scène en dit heeft ons genoodzaakt deze produktie, waarop wü niet waren ingesteld, op te geven". De naam Lumière verdween daar na uit de geschiedenis van de film. De beide broers trokken zich terug in de beslotenheid van hun labora torium, waar zü experimenteerden met kleurenfilm en stereoscopische film zonder echter hun naam op nieuw te verbinden aan een opzien- jarende vinding. Auguste Lumière legde zich hoofdza- Kelqk toe op de wetenschappelüke fo tografie. Daarbü heeft hq op biolo gisch, fysiologisch en bacteriologisch gebied belangrijke resultaten weten te boeken en de medische wetenschap, o.a. wat betreft het kankeronderzoek, grote diensten bewezen. De Franse academie van wetenschappen bewaart meei dan tweeduizend van zün opna men. Auguste, die commandeur was van het Legioen van Eer, lid van de Aca démie Frangaise, corresponderend lid van vele wetenschappelijke genoot schappen in het buitenland en eredoc tor van tal van universiteiten, heeft steed verklaard, dat de ontdekking van het beginsel van hun „cinémato graphe" door zjjn broer Louis Is gedaan. Hun vinding was echter de vrucht van zulk een nauwe samenwerking, dat de eer van de ontdekking evenzeer toe komt aan Auguste, wiens geboorte eeuwfeest vrijdag is herdacht. J. C. A. FORTUIN tiei affiche, dat de gebroeders Lumière lieten ontwerpen voor de eerste openbare voorstellingen met hun „cinématographe" in het souterrain van het Grand Café aan de Boulevard des Capucines te Parijs. DELFT, 20 okt. Bq gelegenheid van de inauguratie van kandidaatleden van de katholieke studentenvereniging „Sanctus Virgilius" heeft gisteren in de aula van de Technische Hogeschool dr. ir. H. J. A. de Goeij de feestrede uitgesproken. Dr. de Goeij, oud-voorzitter van Sanctus Virgilius en erelid van de Unie van Katholieke Studenten Ver enigingen, zei dat het hem mede in verband met het komende dertiende lustrum gewenst voorkwam iets uit de geschiedenis van de Delftse katholieke studentenvereniging te vertellen en te trachten daarin een zekere lijn te ont waren, die wellicht voor de nieuwe generatie richtinggevend zou zqn. Het is, aldus spreker, wellicht te steik gezegd, wanneer men beweert, dat alle grote initiatieven in de Neder landse katholieke studentenwereld van „Virgilius" zqn uitgegaan, doch men kan er toch een respectabel aantal opsommen. Dr. de Goeq noemde in dit verband de oprichting van de Unie van Katholieke Studenten Verenigingen in 1908, de eerste Katholieke Studenten Dag in 1917, de opbloei van de sociale clubs na de eerste wereldoorlog onder de bezieling van pater Vrqmoed ofm en de oprichting in 1923 van de ,,Heemvaart"-beweging, welke bewust beleefd geloof en eenvoudige levensstijl nastreefde. De provinciale gilden in Brabant, Holland en Limburg werden niet alleen opgericht vanuit Virgilius, maar bleven tot in de eerste jaren van de tweede wereldoorlog vanuit Delft de krachtigste stimulans ont vangen. Tegen de dertiger jaren kreeg de sociale belangstelling, wederom van uit Delft, een nieuwe impuls, echter dit keer met sterk politieke inslag. De zgn. „eerste" sociale dag te Delft in 1929. waarop Veraart en Vrqmoed spraken over „katholicis me en socialisme", luidde een reeks van sociale dagen elders in, die tot hevige botsingen met de „ouderen" van de Katholieke Staatspartij leid den. Geen wonder, dat de beweging der literaire jongeren („De Gemeen schap" etc.) in „Virgiel" hartelqke bqval vond, aldus dr. De Goeq. Tevens trok Delft van leer tegen de term „rooms", waarin men het in begrip zag van klein-burgerlüke be nepenheid. Tenslotte ging de hartelijke belang stelling van Delft in die jaren mede uit naar de strqd van de Vlaamse studenten voor de rechten van het Vlaams volk. De oorlogsjaren 1940-1945 betekenden voor Virgiel ook een zwarte tüd; de vereniging werd door de bezetter opge heven, hetgeen niet verhinderde, dat de Virgilianen in 1943 te Eindhoven het Virgiliusfeest vierden. Na de oor log kreeg Virgiel te kampen met de problemen van de eigen structuur; van 150 studenten in de dertiger jaren groeide men tot 600 in 1946, totdat het eerste duizendtal in het begin van deze zestiger jaren werd bereikt. Uit dat alles zei dr. De Goejj het beeld van de Delftenaar naar voren te zien komen: man van aanpakken, zonder lang getheoretiseer, op grond van vaste overtuigingen, steeds echter omrankt met een behoorlqke dosis zelfspot, die het belang van het eigen ik weet te relativeren. De Virgiliaan, aldus dr. De Goeü, heeft een vast, daadkrachtig, nuchter en tegelqkertqd nederig geloof. Dit kom voort uit zqn studierichting. In de techniek gaat men van zekerheden uit of zoekt ze op, en men weet ook, dat alle technisch wrochten toch maar menselqk geknutsel is en in het niet valt bq de uiteindelüke geestelüke wr rden. Daarom de hevige belang stelling juist van de Virgiliaan voor geestelijke en culturele zaken, die hü, minder dan de universitanc student, in zqn eigen studierichting ontmoet. Daarom wellicht gaat voor de Delfte naar op, wat Jean Daniélou in zqn recent werk „Scandaleuse Vérité" op merkt: de geestelqke opgang is tegen woordig meer te vinden in de natuur- wetenschappelqke milieus dan bij de

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 6