VIA „CAMERA OBSCURA" EN „LATERNA MAGICA
eeuw
tweehonderd nieuwe leden
\Willem Andriessen 75\
ugureert
Wieg van de filmprojectie staat aan
I—Parij se Boulevard des Capucines-J
J
Auguste Lumière
EINDE VAN LANGE WEG
MET VELE ZIJPADEN
geleden geboren
St. Virgiliusin a
Dr. ir. H. J. A. de Goeij houdt
geschiedenis voor aan
nieuwe generatie
„Parijs": fotoboek
Hardheid geen
doel groentijd
ZATERDAG 20 OKTOBER 1962
fAGINA 6
De enige reden, waarom je
een loopbaan in de muziek
kunt kiezen is deze, dat je
van muziek houdt. En de rest zal
je, om het ietwat bijbels uit te
drukken, dan wel worden toege
worpen. Dat zegt Willem An
driessen, die op 25 oktober a.s.
vijfenzeventig jaar wordt en die
van een loopbaan in de muziek
enige kennis draagt. Men kent
hem als pianist vooral, als paeda-
goog en als componist. Het vader
landse muziekleven heeft zo het
een en ander aan hem te danken.
Hij is in vrijwel alle sectoren er
van werkzaam geweest. Maar hij
houdt nog steeds met diepe toe
wijding van muziek. Dat is zijn
beslissende conclusie als hij met
recht en reden terugziet op zijn
muzikale loopbaan. Willem An
driessen heeft volop de gelegen
heid gehad ten onder te gaan in
een dodelijke sleur. Het heeft hem
nooit de minste moeite gekost, die
gevaarlijke gelegenheid te ver
mijden. Hij kón haar zelfs niet
aangrijpen: zijn uitgangspunt was
destijds de liefde voor de nobele
toonkunst en vertroebelende bij
gedachten kende hij niet. Hij zegt:
„Toen ik destijds piano ging stu
deren bij J. B. de Pauw aan
het Amsterdams Conservatorium
dacht ik eenvoudig niet aan zulke
Voorzitter P. Wiechen:
dingen als solistisch optreden met
orkest, aan roem en eer of aan
zulk soort merkwaardige dingen.
Ik dacht aan muziek".
ongstleden vrijdag zal het
honderd jaar geleden zijn
dat Auguste Lumière, bio
loog, scheikundige en fototechni
cus, te Besangon in Frankrijk
werd geboren. Dr. Auguste M. L.
N. Lumière, die 10 april 1954 op
91-jarige leeftijd te Lyon over
leed, is één der uitvinders, die de
cinematografie tot ontwikkeling
brachten en tevens de man, wiens
naam voor altijd verbonden zal
blijven aan de eerste openbare
voorstelling van op een scherm
geprojecteerde bewegende beel
den, namelijk de vertoning van
een aantal korte filmpjes 28
december 1895 in het souterrain
van het Grand Café aan de Boule
vard des Capucines te Parijs.
Want hoewel Auguste de eer van
deze uitvinding altijd heeft gege
ven aan zijn twee jaar jongere
broer Louis, is de samenwerking
tussen beiden zo innig geweest,
dat op dit punt van een twee-een
heid kan worden gesproken. In de
uitgebreide literatuur over het
ontstaan en de ontwikkeling van
de cinematografie worden hun
Eerste projectie
namen daarom zelden afzonder
lijk vermeld en is er bijna altijd
sprake van „de gebroeders Lu
mière".
Vertraagd succes
Meer theater
en kan op meer dan een manier
een fotoboek maken van een
stad als Parijs. Proberen de
essentie te vangen van zo'n me
tropool, van het leven en werken van
de bewoners die tenslotte de stad ma
ken is één methode. Een andere, veel
gemakkelijker, is de stad zien door de
ogen van de toerist en dan „lekkere
plaatjes" schieten, die het met honder
den aaneengerqd, bij een bepaalde kjj-
kersgroep, zoals de vreemdelingen ze
ker wel zullen doen. Deze wijze van
fotograferen en een boek vervaardigen
is niet zo moeilijk en economisch wel
verantwoord, want voor zo'n „prenten
boek" is altijd wel afzet, al was het
maar als relatiegeschenk of als souve
nir.
Dergelijke fotoboeken bestaan er ech
ter al genoeg en van een nieuw
zou men een werkelijk „gezicht" van
Parijs mogen verwachten, zeker als
het van de hand van een kundig fo
tograaf is als Nico Jesse, die o.a. met
zijn „Vrouwen van Parijs" heus wel
bewezen heeft, dat hij het échte leven
van de mens in een stad in de lens kan
vangen. Ditmaal heeft hij het niet
waar gemaakt. Hü geeft de gebruikelij
ke toeristische kijkjes soms ge
kleurd en slechts af en toe een foto,
waarin de waarachtige dimensie van
het Parijse leven niet speciaal ge
creëerd of opgetuigd voor de bezoeker
te zien is. Het is jammer van het
mooi door Elsevier uitgegeven boek,
dat een voorwoord bevat van Jean Coc-
teau en een tekst van Ute Vallance.
Voor wie voor het eerst kennis maakt
met de Franse hoofdstad, kan „Parijs"
van Nico Jesse nog wel aardig zijn;
voor wie meer wil over ziel en leven
van deze fascinerende stad en niet al
leen geconfronteerd wil worden met be
kende zaken als nachtleven, beziens
waardigheden, markten, kastelen en
mode e.d., schiet dit boek echter danig
te kort.
W.
„Parijs", met foto's van Nico Jesse
en tekst van Ute Vallance. Uitgave
van Elsevier, Amsterdam-Brussel
(f 19.50).
UiiiiiniHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiii
IltlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllfT
twijfelzuchtige filosofen en literatoren.
Deze zijn onder de indruk gekomen
van de geweldige macht der natuur
wetenschap, terwijl de man van deze
wetenschap juist haar begrenzing weet
en beseft, dat hij achter deze grenzen
een heel andere wereld kan ontdekken,
niet door laboratoriumwerk en bereke
ning, doch door beschouwing, adoratie,
gebed.
De Virgiliaan, zo besloot dr. De
Goeij, ziet zich tot taak gesteld, in zijn
studie van natuur en techniek, uit te
groeien tot een universeel mens, die
de vooruitgang van de wetenschap in
gebed ziet in de voortgang der tijden;
een vooruitgang, die gekenmerkt wordt
doordat de gestalte van de Christus
steeds duidelijker aan de menselijke
cultuur gestalte gaat geven, totdat hij
uiteindelijk „alles in allen" zal zijn
geworden.
(Van onze correspondent)
DELFT, 20 okt. „Ook in de groen
tijd moeten normale normen aangelegd
worden. Hardheid van de groentijd mag
nooit een doel op zich zijn, zij is hoog
stens een middel om een doel te ver
wezenlijken. Geestelijke en lichamelijke
hardheid is misschien noodzakelijk, om
dat de groentijd niet alleen een kennis-
makingstijd met de vereniging en haar
leden is. De groentijd heeft tevens ten
doel de kandidaatleden het idee te ge
ven, dat zij zich waardig hebben ge
toond lid te zijn van de vereniging en
heeft bovendien een opvoedende waar
de, omdat zij bijdraagt tot de bewust
wording van het aankomend lid, dat
verplicht wordt zijn normenbesef te
toetsen in moeilijke omstandigheden".
Aldus ::ei gistermiddag de voorzitter
van de katholieke Delftse studentenver
eniging „Sanctus Virgilius", de heer P.
H. van Wiechen, tijdens de buitengewo
ne vergadering ter inauguratie van 196
kandidaatleden van de vereniging in de
aula van de Technische Hogeschool aan
het Oude Delft.
„Nooit echter mogen wij toestaan",
aldus de heer Van Wiechen, dat in
zich slechte dingen, die misschien als
Schrijver van deze regelen herinnert
zich menige piano-avond van Willem
Andriessen. Het was in de dagen dat
de „kleine zaal" van het Amsterdam
se Concertgebouw nog een exquise oord
was, waar men de meesters van de
reproducerende toonkunst kon ontmoe
ten in intieme sfeer. Dat kwam meest
al- hierop neer dat wij, melomanen,
even dankbaar als eerbiedig ook let
terlijk aan de voeten van de desbe
treffende meester mochten zitten. Bij
Willem Andriessen lag dat immer een
nuance anders. Bq hem was er nauwe
lijks sprake van afstand. De virtuoos
daar en wij hier? Neen. Hij was één
van ons. Hij hield óók zo verschrikke
lijk veel van muziek. En hij maakte ons
op meesterlijke wijze want „de rest"
was hem wel degelijk toegeworpen
en spelenderwijs duidelijk waarom het
de moeite waard was de muziek lief
te hebben. Een kwestie van genade.
Naderhand wandelden wij dan ook in
een wolk van gelukzalige herinnering
in de Van Baerlestraat. En het is niet
onwaarschijnlijk dat velen van ons, die
ook een beetje piano speelden, daarna
naar huis snelden om het toch ook
maar weer eens te proberen. Willem
Andriessen was geen epaterend, maar
een inspirerend man. Dat maakt trou
wens zijn hele leven uit. geloof ik.
Willem Andriessen is Haarlemmer
van geboorte. „Ik voel mij ook nog
steeds Haarlemmer", zegt hij, „ofschoon
ik nu kan zeggen, dat ik 25 jaar in
Haarlem, 25 jaar in Den Haag en 25
jaar In Amsterdam heb gewoond". Dat
teruggrijpen op het verleden wijst op
een romantische inslag. Hij zegt zelf:
„Ik bén een beetje een romanticus".
Dit blijkt „een beetje" een geloofs
belijdenis. Ook in muzikaal opzicht. An
driessen zegt op een gegeven moment:
„Ik houd meer van harmonie dan van
contrapunt" Hij speelt overigens magis
traal de nogal contrapuntische Bach.
Hij citeert dan weer met enig welbe
hagen een uitspraak van Sem Dres
den, die hem ooit heeft gezegd: „Mu
ziek zonder romantiek kan niet be
staan".
En Sem Dresden is onverdacht waar
het gaat om een vertroebelende inter
pretatie van de romantiek. Andriessen
trouwens ook. Hij bedoelt met roman
tiek het warm kloppende hart. Sem
Dresden placht destijds: overigens ook
aan zich aanmeldende muziekleerlingen
te vragen: „Heb je het er voor over
eventueel honger te lijden voor je vak?"
Was het antwoord ontkennend dan was
hij, Dresden, geneigd te zeggen: „Doe
het .dan maar niet". Dat echter vindt
Andriessen de zaak iets te zeer toege-
spits'. Honger lijden is een vorm van
romantiek, die hij niét bedoelt als hij
,hefde voor de „harmonie" belijdt.
Willem Andriessen kreeg het eerste
muziekonderricht van zijn vader Nico
H. Andriessen, componist van mannen
koren. In 1903 ging hij naar het Am
sterdamse conservatorium, waarvan
Hani: de Lange toen directeur was
Piano bij De Pauw. compositie bii
Zweers. In 1908 behaalde hij de Prix
d'Excellence en speelde bij die gele
genheid een eigen pianoconcert in Des.
Niet zó lang geleden heeft hij het nog
eens in Maastricht gespeeld, met An-
dré Rieu.
„Hoe is dat concert eigenlijk",
vraag ik, „een beetje Tsjaikowsky?"
„Neen", antwoordt Andriessen, „ik
zou zeggen: een beetje Grieg".
Ik hóór hem denken: en een beetje
Andriessen natuurlijk. Maar hij is een
uitermate onbevooroordeeld man. Dat
is een van zijn uit wijsheid voortsprui
tende charmes. Die onbevooroordeeld
heid stelde hem bijvoorbeeld in staat
„een beetje romantisch" te zijn en
het derde pianoconcert van Willem Pij
per met grote toewijding te spelen. Zij
stelde hem ook in staat een pianosona
te te componeren, die „modern" was.
Hij zegt: „Ik heb dat stuk gecompo
neerd met de bedoeling, nou eens
na te gaan in hoeverre ik mij de ver
worvenheden van de moderne stijl eigen
kon maken. Die opgave stelde ik mij
zelf het was in 1938 en misschien
ben ik wel geslaagd".
In 1910 werd Willem Andriessen pia
noleraar aan het Conservatorium in
Den Haag, van 1918 tot 1924 bekleedde
hij dezelfde functie aan de muziek-
iiiiiiimiiiiimiiiimiiiiiiiiiimiiiimiiiniiiiiiiiiiiiiiiiimiiim
uitdaging geëist worden, werkelijk wor
den gerealiseerd. In dit verband stel
len wij het op prijs te verklaren, dat
wij flauwe, zinloze grapper of botheden,
die risico's inhouden van het lichame
lijk en geestelijk welzijn van de kandi
daatleden in onze vereniging niet kun
nen tolereren".
Het duizendste lid van „Sanctus Vir.
gilius" telkenjare passeert de vereni
ging de duizend als de kandidaatleden
geïnaugureerd worden is geworden
pater F. J. M. Bokelmarm S. J Hij is
het eerste lid van de Sociëteit van Je
zus, dat als gewoon lid van „Virgiel"
werd geïnaugureerd.
school voor toonkunst in Rotterdam en
daarna werd hij hoofdleraar voor pian®
aan het hoofdstedelijke conservatorium-
Na het vertrek van Sem Dresden werd
hij er, in 1937, directeur.
„Zag u niet op tegen de admini'
stratieve rompslomp?" vraag ik.
„Neen", antwoordt Andriessen.
„trouwens ik heb destijds tegen het
bestuur gezegd: ik ben musicus, van
begrotingen, van financiële zaken heb
ik geen verstand. Ik ben geen boek
houder. Maar toen zeiden ze: er zijn
toch administrateurs en accoun
tants?"
Willem Andriessen werd dus direc
teur. Dat wil zeggen: hü ontwikkeld®
zich tot een muziek-paedagoog, die
men niet gauw zal vergeten. Ik weet
niet hoeveel mensen er momenteel mu-
ziek-makend en zelfs muziek-docerend
rondlopen, maar wat ik wél zeker weet
is dat er ve'^n onder zijn die zich An
driessen met grote dankbaarheid zul
len herinneren. Namen? Johan van den
Boogert, Jan van Epenhuysen, Gerard
van Blerk, Jan Nieland, Andries d®
Braai, André Jurres. Wolfgang Wijde'
veld en Hein Jordans. Tegen laatstg®'
noemde heeft Andriessen overige®'
destpds al geragd: ,,jq hont een v"
om te dirigeren
Andriessen als paedagoog. Hij is he'
nog steeds. Hij heeft zijn privé-leeU
lingen een stuk of twintig hü
spreekt voor de radio. Over de syb*'
phonie of over het instrumentale con
cert. Hp doet dat voortreffelijk, wam
hij weet nog steeds precies wat wij>
muziekliefhebbers, nodig hebben.
In 1953 werd Andriessen als directed®
gepensioneerd. Maar het zélf muziek
maken ten bate van anderen was tocjj
eigenlyk wel zijn bestemming. Ik sprak
reeds van zijn piano-avonden. Nog nie*
van zün optreden als „solist met
kest". En ofschoon hü destpds, toen hü
begon te studeren, niet aan zulke ver
metelheden dacht, is het er naderhand
wél van gekomen.
Andriessen heeft niet als „PultvirtU-
os" de aarde afgereisd. Dat lag hein
niet. Bovendien lag Amsterdam voo®
de hand. En de muzikale aarde heeft
men vergeet het wel eens een
hele tpd om Amsterdam gedraaid. W
ieder geval heeft Andriessen in de Van
Baerlestraat gespeeld onder vele van
de dirigerende groten, die nu reeds 1®*
gendarisch zijn geworden. Karl Muck
en Bruno Walter. Met laatstgenoemd®
heeft hij trouwens nog samen een con
cert voor twee piano's van Mozart ge
speeld, Walter dirigeerde toen tegelti*
kertüd.
En daar is natuurlqk Willem Mengel
berg. Andriessen heeft kennelijk een
grote bewondering voor deze meeste®-
Zoals hü een orkest kon laten zingen-
Andriessen is bereid hem, de grot®
Willem de nóg grotere Willem?
veel te vergeven, gezien de grote mu
zikale rijkdom, die hij heeft ontketen®
en die wij, nu al weer óók 75 jaa®
kennen als het Concertgebouworkest.
Mengelberg brengt hem op de „mu;
zikanten-verhalen". Ziehier één er van:
Hü, Willem Andriessen, zou ergenS
in de provincie met een provinciaal
orkest onder leiding van Willem
Mengelberg het pianoconcert van
Schumann spelen. Vóór het concert
vroeg de dirigent, met het dédain,
hem eigen: „Moeten we dat eigen
lijk wel doen?"
„We hebben het nu eenmaal be'
loofd", had Andriessen geantwoord-
Het concert het was bovendie''
voor een of andere, enigerlei jubiie'
rende studentenvereniging ging du*
gewoon door.
Nu komt in het laatste deel van he"
pianoconcert van Schumann een of'
kest-tuti voor, tijdens hetwelk d®
pianist in het geheel niets te doe®
heeft. Willem Andriessen ging dU®
tijdelijk met zün armen over elkaa®
zitten.
Toen keerde de dirigerende Men'
gelberg zich om en vroeg hem: Waf
doet u daar?"
„Ik doe niks", antwoordde AndrieS'
sen, „ik zit hier gewoon en luister'
Dat móet u niet doen", had Men'
gelberg gezegd. „Die jongens spele®
maar wat".
En Andriessen gaat. gaande dit iet'
telsel, naar zün vleugel om dat orkest'
tutti even te spelen. Hü doet het, aan'
gestoken door de jolige herinnering'
met een bijna kwajongensachtig wd'
behagen.
Over muziek praten doet Willem An'
driessen nog steeds érg graag. Hij
bereid om te verklaren dat men ui*
de pianomuziek van bepaalde componif'
ten de bouw van hun handen kan
leiden. Van Chopin kan op deze gron®
bqvoorbeeld gezegd worden dat de vie®'
de vinger van zün rechterhand vrp v®*
moet afgestaan hebben van de vqf®ei
Het vak. Oftewel de rest die een meü®
zal worden toegeworpen.
Als ik na het gesprek afscheid nee®!
van Willem Andriessen zegt hij: .Aï
had u eigenlijk nog wel een stukK
Bach willen laten horen iets u'
een Engelse suite dat ik tot nu 10'
nog nooit foutloos voor anderen h®
gespeeld".
Maar de tüd was om. Het speet
muziekliefhebber.
HERMAN HOFHUIZE^
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIII||||||||||||||||||||||||||||,|||l|||||„|„,l,||||ll,ll||||||||||ll|||„,||m|||„|||,||||||||||||||
ken, noemde hü kinetoscoop. Het was
niet veel meer dan een kast met een
kijkgat, geschikt voor één toeschou
wer.
Aan de gebroeders Auguste en Louis
Lumière komt de eer toe, het eerste
apparaat te hebben geconstrueerd dat
de projectie van bewegende beelden
op een scherm mogelijk maakte. An-
tome Lumiere, eigenaar van een fabriek
Yo?o fot°grafis°he artikelen, die hü in
1882 te Lyon had opgericht met zün
beide zoons Auguste en Louis als me
defirmanten, had in Parijs kennisge
maakt met de killtoscoop van Edison.
Hq schafte zich zo'n apparaat aan en
nam het ter verdere bestudering mee
"aar Lyon, waar zün beide zoons on
middellijk begonnen te zoeken naar een
mogelijkheid om de beelden op een
muur te projecteren.
In de laatste twee decennia van de
vorige eeuw hing de komst van de
film, zoals we die thans kennen, als het
ware in de lucht. Het zou het eind
punt worden van een lange weg, waar
op in de loop der eeuwen vele zijpa
den zün uitgekomen: het beginsel van
de camera obscura, in het jaar 1000
beschreven door de Arabische onder
zoeker Alhazen; de la ter-na magica,
waarvan Athanasius "ïireher In 1654
vertelde; de ontwikkeling van de foto-
frafie nadat de Duitse hoogleraar
chulze omstreeks 1725 ontdekte, dat
zilverzouten verkleuren, wanneer ze
aan het licht worden blootgesteld; de
constructie van een fotografische revol
ver door de Franse astronoom Jules
Janssen in 1874 en een fotografisch ge
weer door de Parijse natuurkundige
Etienne Jules Marey; de proeven van
Eadweard Muybridge met fotografi
sche opnamen van de bewegingen van
een paard en de toepassing van nitro
cellulose voor fotografisch materiaal
door George Eastman in 1889.
Deze laatste vinding maakte het Tho
mas Alva Edison, uitvinder van beroep
mogelqk om in 1891 een toestel te con
strueren, dat maximaal 46 beeldjes per
seconde kon opnemen. Het apparaat
om de aldus verkregen film te bekq-
Op 15 februari 1895, nadat Louis Lu
mière in niet meer dan één nacht een
grijper-vlinderconstructie had bedacht,
die tijdens het transport van het film
beeld langs het beeldvenster het licht
even onderbrak, waren ze zover ge
vorderd, dat ze patent konden aanvra
gen op een uitvinding, die ze omschre
ven als „l'apparell servant a l'obten-
tion et a Ia vision des épreuves chrono-
phoiographiques", want hun apparaat
kon, merkwaardig genoeg, zowel voor
het opnemen als projecteren van be
wegende beelden dienen en kon bo
vendien worden gebruikt om copieën
van negatieven te maken.
Op 22 maart 1895 vond een eerste
proefvoorstelling plaats ter illustratie
van een lezing, die Louis Lumière hield
voor de Société d'encouragement a
l'industrie nationale te Parijs en op de
28e december daaraanvolgend de his
torisch geworden openbare voorstel
ling onder het Grand Café aan de Bou
levard des Capucines 14 op de hoek
van de Hue Scibe.
Het had Clément Maurice, die optrad als
vertegenwoordiger van de firma Lu
mière, heel wat moeite gekost de eige
naar van het Grand Café over te halen,
zün souterrain, dat zich verheugde in
de weidse naam „Salon Indien", af te
staan voor het doel, dat de Lumières
beoogden. De heer Volpini had iets te
gen uitvinders en toonde zich uiterst
terughoudend, toen hü vernam, dat het
om de demonstratie van een sensa
tionele uitvinding ging. Na veel over
redingskracht slaagde Maurice er ten
slotte in, tegen een voorschot en een
gegarandeerd bedrag van dertig francs
per dag het zaaltje te huren. En zo
werden dan de eerste proeven van cine
matografische kunst vertoond zoals „Le
Mur", een muur, die werd gesloopt
en onder stofwolken uiteenviel, „L'ar-
rivé du train en gare de la Ciotat". die
verschrikte kreten aan het publiek ont
lokte, „Bébé mangeant sa soupe",
waarnaar men geamuseerd en verte-
■llliilllllltlliliniiiiiiii
derd keek, „La Sortie des Usines",
misschien het eerste bedrqfsfilmpjè
met een reclameboodschap, dat ooit
werd vertoond, omdat het een beeld
gaf van het indrukwekkende aantal ar
beiders, dat bij de Lumières in dienst
was en „L'Arroseur arrosé", het eer
ste uiterst primitieve speelfilmpje
waarin een tuinman en een kwajongen
de hoofdrollen speelden.
De voorstellingen waren niet di
rect een succes en een recette van
35 francs (1 franc per persoon) op
de eerste dag scheen de eigenaar
van het zaaltje in het gelpk te stel
len. Maar drie maanden later be
droeg de opbrengst tweeduizend
francs per dag, zodat de heer Vol
pini, die een aanbod van twintig
procent van de opbrengst had afge
slagen en een vast bedrag van der-
Dr. Auguste Lumière, die zich tot op
hoge leeftijd bezig hield met de weten
schappelijke fotografie op biologisch,
fysiologisch en bacteriologisch gebied.
tig francs per dag had bedongen,
alle reden had zün aanvankelqk
wantrouwen te betreuren.
Het duurde niet lang, of iedereen
wilde de levende beelden van de Lu
mières zien. Reeds 17 februari 1896
werden cinematografische voorstellin
gen met de apparatuur van de ge
broeders Lumière gegeven in het Po
lytechnische Instituut in Londen, 30
april in Berlqn, 18 juni in New York.
De zegetocht van de film was begon
nen.
De gebroeders Lumière stichtten in
Lyon de eerste filmproduktiemaat-
schappq, die later werd uitgebreid tot
de N.V. A. Lumière Fils en Lumière
Louis Lumière als operateur bij het door ..em en zijn broer Auguste
geconstrueerde projectie-apparaat.
et Jougla réuni. Zq namen daarvoor
eigen fotografen in dienst, die overal
werden heengezonden om hun appara
ten te demonstreren en tegelijk bij
zondere gebeurtenissen in vreemd-
landen en interessante onderwerper
voor leerzame films op te nemen.
Slechts enkele jaren hebben de Lu
mières zich beziggehouden met de
filmproduktie. In 1907 deden zij op
nieuw een geschiedenismakende vin
ding: de vervaardiging van een plaat
voor kleurenfotografie. Maar toen de
belangstelling van het publiek steeds
meer uitging naar de geënsceneerde
film staakten zü teleurgesteld hun
werkzaamheden als filmproducent.
„Sedert 1900", schreef Louis, „heeft
de toepassing van de cinématographe
zich meer en meer gericht op het
theater en de mise en scène en dit
heeft ons genoodzaakt deze produktie,
waarop wü niet waren ingesteld, op te
geven".
De naam Lumière verdween daar
na uit de geschiedenis van de film.
De beide broers trokken zich terug
in de beslotenheid van hun labora
torium, waar zü experimenteerden
met kleurenfilm en stereoscopische
film zonder echter hun naam op
nieuw te verbinden aan een opzien-
jarende vinding.
Auguste Lumière legde zich hoofdza-
Kelqk toe op de wetenschappelüke fo
tografie. Daarbü heeft hq op biolo
gisch, fysiologisch en bacteriologisch
gebied belangrijke resultaten weten te
boeken en de medische wetenschap,
o.a. wat betreft het kankeronderzoek,
grote diensten bewezen. De Franse
academie van wetenschappen bewaart
meei dan tweeduizend van zün opna
men.
Auguste, die commandeur was van
het Legioen van Eer, lid van de Aca
démie Frangaise, corresponderend lid
van vele wetenschappelijke genoot
schappen in het buitenland en eredoc
tor van tal van universiteiten, heeft
steed verklaard, dat de ontdekking
van het beginsel van hun „cinémato
graphe" door zjjn broer Louis Is gedaan.
Hun vinding was echter de vrucht van
zulk een nauwe samenwerking, dat de
eer van de ontdekking evenzeer toe
komt aan Auguste, wiens geboorte
eeuwfeest vrijdag is herdacht.
J. C. A. FORTUIN
tiei affiche, dat de gebroeders Lumière lieten ontwerpen voor de eerste openbare
voorstellingen met hun „cinématographe" in het souterrain van het Grand Café
aan de Boulevard des Capucines te Parijs.
DELFT, 20 okt. Bq gelegenheid
van de inauguratie van kandidaatleden
van de katholieke studentenvereniging
„Sanctus Virgilius" heeft gisteren in
de aula van de Technische Hogeschool
dr. ir. H. J. A. de Goeij de feestrede
uitgesproken.
Dr. de Goeij, oud-voorzitter van
Sanctus Virgilius en erelid van de
Unie van Katholieke Studenten Ver
enigingen, zei dat het hem mede in
verband met het komende dertiende
lustrum gewenst voorkwam iets uit de
geschiedenis van de Delftse katholieke
studentenvereniging te vertellen en te
trachten daarin een zekere lijn te ont
waren, die wellicht voor de nieuwe
generatie richtinggevend zou zqn.
Het is, aldus spreker, wellicht te
steik gezegd, wanneer men beweert,
dat alle grote initiatieven in de Neder
landse katholieke studentenwereld van
„Virgilius" zqn uitgegaan, doch men
kan er toch een respectabel aantal
opsommen. Dr. de Goeq noemde in
dit verband de oprichting van de Unie
van Katholieke Studenten Verenigingen
in 1908, de eerste Katholieke Studenten
Dag in 1917, de opbloei van de sociale
clubs na de eerste wereldoorlog onder
de bezieling van pater Vrqmoed ofm
en de oprichting in 1923 van de
,,Heemvaart"-beweging, welke bewust
beleefd geloof en eenvoudige levensstijl
nastreefde. De provinciale gilden in
Brabant, Holland en Limburg werden
niet alleen opgericht vanuit Virgilius,
maar bleven tot in de eerste jaren
van de tweede wereldoorlog vanuit
Delft de krachtigste stimulans ont
vangen.
Tegen de dertiger jaren kreeg de
sociale belangstelling, wederom van
uit Delft, een nieuwe impuls, echter
dit keer met sterk politieke inslag.
De zgn. „eerste" sociale dag te
Delft in 1929. waarop Veraart en
Vrqmoed spraken over „katholicis
me en socialisme", luidde een reeks
van sociale dagen elders in, die tot
hevige botsingen met de „ouderen"
van de Katholieke Staatspartij leid
den. Geen wonder, dat de beweging
der literaire jongeren („De Gemeen
schap" etc.) in „Virgiel" hartelqke
bqval vond, aldus dr. De Goeq.
Tevens trok Delft van leer tegen de
term „rooms", waarin men het in
begrip zag van klein-burgerlüke be
nepenheid.
Tenslotte ging de hartelijke belang
stelling van Delft in die jaren mede
uit naar de strqd van de Vlaamse
studenten voor de rechten van het
Vlaams volk.
De oorlogsjaren 1940-1945 betekenden
voor Virgiel ook een zwarte tüd; de
vereniging werd door de bezetter opge
heven, hetgeen niet verhinderde, dat
de Virgilianen in 1943 te Eindhoven
het Virgiliusfeest vierden. Na de oor
log kreeg Virgiel te kampen met de
problemen van de eigen structuur; van
150 studenten in de dertiger jaren
groeide men tot 600 in 1946, totdat het
eerste duizendtal in het begin van deze
zestiger jaren werd bereikt.
Uit dat alles zei dr. De Goejj het
beeld van de Delftenaar naar voren
te zien komen: man van aanpakken,
zonder lang getheoretiseer, op grond
van vaste overtuigingen, steeds echter
omrankt met een behoorlqke dosis
zelfspot, die het belang van het eigen
ik weet te relativeren.
De Virgiliaan, aldus dr. De Goeü,
heeft een vast, daadkrachtig, nuchter
en tegelqkertqd nederig geloof. Dit
kom voort uit zqn studierichting. In
de techniek gaat men van zekerheden
uit of zoekt ze op, en men weet ook,
dat alle technisch wrochten toch maar
menselqk geknutsel is en in het niet
valt bq de uiteindelüke geestelüke
wr rden. Daarom de hevige belang
stelling juist van de Virgiliaan voor
geestelijke en culturele zaken, die hü,
minder dan de universitanc student,
in zqn eigen studierichting ontmoet.
Daarom wellicht gaat voor de Delfte
naar op, wat Jean Daniélou in zqn
recent werk „Scandaleuse Vérité" op
merkt: de geestelqke opgang is tegen
woordig meer te vinden in de natuur-
wetenschappelqke milieus dan bij de