Edgar Allan Poe op een landtong in de Wijde Ee Van wie zijn de oliebronnen in de diepte der zeeën? NAUTISCHE BOORAVONTUREN KUNNEN ZEER OMVANGRIJKE CONFLICTEN VEROORZAKEN ...wie genoten heeft van de beker vloeibaar goud... Verleiding Woonverblijf DE WEDERKOMST VAN CHRISTUS ZATERDAG 27 OKTOBER 1962 PAGINA II Studie van prof. Berkouwer mm FREARK SIEKMANS Prof. dr. G. C. Berkouwer, de be faamde dogmaticus van de Vrije Universiteit, zet met de regelmaat van een klok de publicatie van z\jn „Dogmatische Studiën" voort. Het werk, waaraan hij nu bezig is, en waar van wij het eerste deel met geboeide belangstelling hebben doorgewerkt, be handelt de eschatologie onder de titel: ,,De Wederkomst van Christus". Het grote gewicht van deze strdie kan nau welijks te hoog worden aangeslagen, om dat het een kernprobleem vormt van de moderne theologische activiteiten. De eschatologie, zegt Berkouwer terecht, omvat talrijke en zeer uiteenlopende themata, zoals b.v. de komst van het Koninkrijk Gods, de tussentoestand, de opstanding des vleses, het eeuwige le ven, de parousrlï, de tekenen der tijden, het duizendjarig rijk, de toekomst van Israël enz. Toch zijn dit allerminst los staande onderwerpen, die men eventu eel ook geïsoleerd zou kunnen behan delen: het zijn veeleer verschillende as pecten van de éne toekomstverwachting. Het gaat hier om de concentratie van alles wat nog te gebeuren staat in en vanuit de belofte van Hem. die zelf de Laatste is, het gaat om de samenhang tussen belofte en verwachting. De gro. te nadruk, die de Christologie legt op de God-mens en Verlosser als middel punt van Gods heilshandelen met we reld en mensheid, heeft ons het inzicht geschonken, dat al deze onderwerpen, welke de eschatologie behandelt, onder ling onverbrekelijk samenhangen. Van uit deze overtuiging presenteert Ber kouwer zijn stof, waarbij bij zich uiter aard geheel op de gegevens van de H. Schrift baseert. De auteur toont een enorme belezenheid te bezitten, die zijn werk soms een encyclopedisch karakter verleent. Of het daaraan te wijten is, dat men niet zelden vergeefs naar de persoonlijke opvatting van de schrijver speurt? Dit lukt ons een tekort in een overigens bewonderenswaardig knappe studie. Alle belangrijke theologen, pro testantse en katholieke, heeft Berkou wer blijkbaar gelezen, zodat men in ze kere zin zijn boek een Nachschlage- werk zou kunnen noemen. Het is een uit gave van de firma J. H. Kok N.V. té Kampen. L. DE MAN MET DE VIER DANSENDE KATTEN voor vijf, een flinke stugge hap drie maal per dag met veel vet. Dat ben ik zo gewend. Aardappelen, vlees en vet is de basis voor mijn gezondheid. Groenten moet ik niet hebben. Als ik dat eet is het net' of ik gras in mijn mond heb. Nee zo'n grote vette hap met een bord pap tot besluit, is je ware. Daar hou je het leven bij. En als ik dan toch eens zo'n klein griep aanvalletje krijg, wel dan sluit ik mijn ark af, stook er het vuur flink op en ga net zo lang voor de kachel zitten tot ik er vanaf ben." Een wonderlijke man, een won derlijk verhaal. De Friezen in de buurt zullen er geen kwaad woord van zeggen. Freark Siekmans is er met heel zijn doen en laten geaccepteerd als een goed mens die geen hond kwaad doet, in tegendeel te allen tijde bereid is om te helpen waar dat nodig is. Hoe hij leeft en wat hij precies doet voor de kost interesseert hen niet. Ze weten uit berichtjes in Friese dichtvorm dat hij zich zelf lezen en schrijven leerde en het er erg romantisch heeft: „Siekmans aide fiskbidriuwke Mei fugelbuorkerij forboun, It sil net lang mear duorje Dan wurdt 't hjir net mear foun." Freark Siekmans, de „grand-old-man" van de Wijde Ee, die stil en teruggetrokken HAYE THOMAS leeft op zijn smalle landtong. Hij kwam uit de grauwe mistflar den als een kleine norse patri arch. De enorme verweerde handen speelden traag maar bedachtzaam met de knopen van zijn boezeroen. De felle ogen ech ter schenen alles snel en gretig in zich op te nemen. Er ging een zekere beklemming van hem uit, niet zo zeer door die trage han den en felle ogen, als wel door het feit dat al die tijd een grote gevlekte kat, roerloos zittend op de brede kromme rug, scherp met hem mee keek. En dat plaatste Freark Siek mans onmiddellijk in de lugubere sfeer van Edgar Allan Poe, als het ware ontsnapt aan de „Fantastische Ver tellingen" en tot leven gekomen op de smalle soppige landtong in het Friese merengebied, waar Siekmans op het ritme van de natuur zijn dagen slijt. Bjjna een halve eeuw nu is hij de koning van die landtong, heerst hij er over een bonte en kakelende ver zameling van zo'n tachtig eenden en veertig kippen. Hij heeft er de abso lute uitvoerende macht en kan daar bij te allen tijde rekenen op de steun van een viertal goed gedisciplineerde poesen, die geen moment van zijn zij de wijken... Mensen die in volstrekte eenzaamheid wonen en leven, en ook niet anders wen sen, telt de wereld velen. Op zich hoeft dat kluizenaarsbestaan dus echt niet voor iets bijzonders door te gaan. Maar in Nederland, waar nu echt niet be paald ruimte genoeg is, blijft zo'n een zame in de vrije natuur een bijzonder heid. En dat kan er toe leiden, dat hij vooral in een bepaalde tijd van het jaar minder eenzaam is, dan hij wel eens zou kunnen wensen. In zekere zin geldt dat ook voor de vijfenzeventig jarige Freark Siekmans, de grand-old- man van de Wijde Ee, een van de grote meren in de omgeving van Grouw. De watersport houdt gedurende de zomer maanden een bescheiden, maar toch regelmatig contact met hem, omdat Freark Siekmans nu eenmaal eende en kippevlees in de kuip heeft en in zijn fuiken, her en der over het wa teroppervlak verspreid, wel eens het ge luk \an de goede vangst kent. Maar als de herfststormen de kop op steken, het water van de Wijde Ee in schuimende rollers over d= landtong jaagt, breekt voor Freark Siekmans de tijd van het isolement aan, leeft hij stil en vergeten zijn wonderlijke leventje. Wij ontmoetten hem een dezer da gen op 'n stille morgen, terwijl de mist als een klamme stolp over de Wijde Ee hing. Een ge voel van grote mistroostigheid be kroop ons, toen het motorbootje zijn neus in de bossen verwilderd riet gras priemde en we op de landtong konden overstappen. De vochtige, met dorre bladeren overdekte grond scheen te dampen, onheilspellende wolkjes die langzaam wegdreven. En toen stond daar opeens de man waarvoor we kwamen, en over wie de meest verrassende verhalen de ronde de den. Hij zou zijn poesen kunnen la ten springen en dansen, hij zou met zijn eenden kunnen praten en hij zou ook de taal van de kippen beheersen Op een of andere manier scheen Fre ark Siekmans toch blij te zijn met onze komst, en schudde ons tenminste langdurig de hand, waarvan de kracht imponerend was. We gingen zoals dat heet onmiddellijk rond, moesten zien hoe alles er op het kleine stukje grond bijstond. Hij leidde ons door een klei ne nederzetting van schuurtjes, op stalletjes en kennelijke woonverblijfjes waar de stoelen gezellig voor de ka chel stonden bijgeschoven, maar waa. van het grote hangslot op de buiten deur bewees dat er toch echt nit mand woonde. Siekmans was er de enige mens temidden van zijn een den- en kippenschaar, die zo op het oog in een fantastische conditie ver keerden. De pluimveestapel stapte er rustig en bedaard rond, weldoorvoed- heren en dames van een goed leven En inderdaad, Sieknfens sprak met hen, een snelle opeenvolging van voor ons onbegrijpelijke klanken, maar waar op de eenden onmiddellijk reageerden, met stemverheffing zelfs, en bedrijvig De poezen gehoorzamen stipt aan de commando's van hun grote vriend. rond de oude man samendromden. Ze liepen mee tot aan het smalle, wankele plankje, dat toegang gaf tot een kleine woonark, die precies paste in een in ham van de landtong. „Hier woon ik, hier leef ik", sprak Siekmans langzaam en hij ging ons voor in de smalle don kere ruimte waar het sterk rook naar vochtig hout en allerlei etensluchtjes. Daar gingen we met Siekmans én zijn vier poezen aan de koffi<En dat was op zich een gebeurtenis, omdat we het meest wilde kopje koffie kregen, dat we ooit van ons leven hebben ge zien en gedronken. Het lichtbruine vocht verbleekte onder het geweld van de indrukwekkende vellen, die er spon taan met de melk ingleden en alle lust tot een forse teug onmiddellijk de bodem insloegen. Siekmans nipte echter tevreden aan zijn brouwseltje en uit een flinke gemeenschapskom deden de vier poesen met korte, slurpende geluiden volop mee. Siekmans wees er op dat je koffie nooit koud mocht laten wor den en zo direct in zijn gezichtsveld was iedere kans op sabotage uitgeslo ten. We hebben moeizaam de „wilde koffie" naar binnen gewerkt en geluis terd naar het verhaal van de man, die zich in de eerste wereldoorlog op de landtong vestigde, een landtong waar van zijn vader vroeger reeds een ge deelte bezat, en die de zoon met nieuwe aankopen heeft uitgebreid. De Siekmansen stammen oorspron kelijk uit Groningen, waar ze op het Zuidlaardermeer met de visserij hun brood verdien den. Geleidelijk aan zakten zij af naar het veel grotere Friese water gebied en daar is Freark tot op de dag van vandaag gebleven. Hij leeft naar zijn heilige overtuiging een zaam maar gelukkig in zfjn woon- arkje, en heeft tot nu toe alle aan biedingen voor een veilig en vertrouwd verblijf aan de vaste wal met grote beslistheid van de hand gewezen. De eenden en kippen vragen zijn voortdurende aandacht. De eenden in het bijzonder. Zij zijn er 's mor gens om half zes als de kippen bij om tegen de ramen van zijn ark te tikken, net zo lang tot zij zeker we ten dat hij er uit is. „Ik houd van eenden", zegt Siekmans. Het zijn ge zellige beesten, of zij nu van het wilde Anas Boschasras zijn of be horen tot de zg. „Krombekkers", Noordhollandse witborst- of spreeuw kopeenden" En op onze vraag hoe dat dan te rijmen valt met de steeds weer terugkerende zeilersvraag naar eendebout, krijgen we te horen dat deze nooit en te nimmer betrokken worden uit wat hij beschouwt als zijn basiseenden-groep, uitsluitend be staande uit dames. Die hebben het er, zoals gezegd goed en steken dat in hun dagelijks gekakel ook geen moment onder stoelen of banken. Woerden op doortocht langs de land tong zijn in de loop der jaren niet ongevoelig gebleken voor dit opgewek te gejubel. Zij werden er mee gelokt naar de landtong en bezweken er voor een verleiding zo groot, als ooit voor Odysseus bij het eiland der Cirenen. Zij gingen er nieuwsgierig aan land, om er dan inderdaad te vinden wat zij zochten. En daarom zijn het de woerden die Siekmans' eendenclub talrijk houden en aan de vraag naar een verse bout kunnen voldoen.Ten zij hun huwelijksontrouw hen redt en zij bijtijds de banden met het eenden domein op de landtong verbreken... Het is een onderwerp waar Siek mans niet graag over praat. Hij werd er korzelig van en mompelde over dierenvriend schap en tegenzin. De poesen moesten daarvoor het bewijs leveren want in de volgende ogenblikken veranderde de romme lige donkere arkruimte met de dui- zend-en-ee potjes en pannetjes, de vergeelde tijdschriften, hoog opge stapeld onder de indrukwekkende Belgische oliebrander, die 's avonds de ark in een zacht, bijna spook achtig licht zet, in een circuspiste. Met zacht handengeklap en snelle verzoekjes kwamen de poesen „Loosje", „Annie", „Lummergie" en „Marijke" overeind sprongen le nig en snel op de tafel en stoe len, gingen op hun achterpoten staan, maakten koprollen en zweef den met formidabele sprongen over Siekmans heen door de ruimte. Ze lieten er wilde knorrende gelui den bij horen en schenen volkomen in hun element. „Met veel geduld heb ik ze dat geleerd", vertelde Siekmans. „Ik krijg alles van ze gedaan. Ze zijn mijn vriendinnen. Annie is 's nachts de oppas in mijn ark, dc drie ande re poesen houden dan de boel buiten in de gaten. Als er gegeten wordt, doen wjj dat samen. Ik kook dus steeds De poes „Lummergie" in een duiv, ;e sprong over Siekmans heen. (Van onze speciale verslaggever) De Oosterse man lanceerde het na tionale grapje van Koeweit met een vermoeide glimlach: „Wij hebben een groot gebrek aan drinkwater. Hoe kan het ook anders. Zo gauw wij een put slaan, komt er olie uit". Dit grapje moet, zoals dat heet, een baard van respectabele om vang hebben, maar is niettemin nog immer actueel. Dat komt ook omdat de „oliespuiters" van Koeweit zich on verminderd handhaven op hun formi dabele produktieniveau. Niet alle „olielanden" kunnen het zelfde van hun bronnen zeggen en zij worden gekweld door een innerlijke onrust. Want wie eenmaal aan de be ker met het vloeibare goud heeft ge nipt, weet van geen ophouden. Het ge volg is een naarstig zoeken naar nieuwe mogelijkheden, de boorbeitels kilome- ters diep inde aardkorst, waar zich mo gelijk tussen de plooiruggen der lagen nieuwe voorraden bevinden. De behoef- te blijft groot, de „oilrush" valt niet te stuiten. Kosten noch moeite wor den gespaard om de olie te vinden tot zelfs in de diepe bodem van zeeën en oceanen toe. De geschiedenis van de aardolie gaat heel ver terug. Enkele duizenden ja ren voor Christus al moeten de Sume- riërs bijvoorbeeld ervan gebruik ge maakt hebben als isolatiemateriaal voor hun bouwwerken. Dan was er Alexan der de Grote, die ruwe olie ontdekte op de rivieroevers van de Oxus, terwijl Herodotus met zijn gevoelige pen z.g. olie-sijpelplaatsen m Perzié be schreef. Wat er toen precies met de aardolie gebeurde en waarvoor men haar gebruikte, valt niet met zeker heid te zeggen. Naar alle waarschijn lijkheid is zij echter vaak gebruikt voor oorlogsdoeleinden, zoals in 479 v. Ohr. in de slag bij de Griekse Plataeae, en school achter het grote geheim op de vloot van Rhodus, een machine-die-vuur kon-spuwen, bijna 200 jaar later, echt wel het gebruik van aardolie. Tot de tweede helft van de 19e eeuw heeft het aardolieprodukt een rustig bestaan ge leid, maar toen was dat dan ook ab rupt afgelopen. Waar nu precies de eer ste doelbewuste poging om aardolie te boren werd verricht, is een punt van discussie. Vele Duitsers houden zich de oudste rechten voor, maar vast staat in ieder geval wel dat het grote avon tuur begon bij de gewezen treindirec- teur Drake en zijn in het zoutboren geharde boormeester Uncle Billy" met de witte baard. Zjj boorden olie en dat gaf meteen een spektakel van jewelste. Voorlopig als een soort won dermiddel tegen allerlei kwalen en na bewerking geschikt voor lampolie, kreeg dit nieuwe produkt een geweldige aan trekkingskracht. Bijna overal in Penn- sylvanië, waar Drake zijn vondst deed, ontstond een prjjzenjacht op de grond. Er verrezen primitieve raffinaderijtjes en men prikte in de aardkost dat het een lieve lust was. Dit vormde de aanloop tot de reusachtige olie-industrie van duizenden maatschappijen, zoals die nu verdeeld over de gehele wereld zijn af gestemd op aardolie opsporen, aardolie winnen en verwerken. Amerika is tot nu toe de grootste producent en ook consument van aardolie gebleven. Texas en Califomië varen er wel bij. Het Midden-Oosten met Koeweit, Saoedi- Arabië, Irak en Iran mag er anders ook wezen, terwijl Rusland en Venezue la eveneens op een grote produktie kun nen bogen. Him aardolie vormt de ba sis voor een veelvoud aan produkten, zoals vloeibare gassen, verschillende soorten benzine en kerosine, gasolie en smeerolie, stookolie, enz. en voor chemische omzettingen o.a. wasmidde len, insecticiden, zwavel en zwavelzuur, glycerine, plastics en andere kunststof fen, kunstharsen en synthetische rubber. De mogelijkheden zijn bijzonder groot, en men kan zich voorstel len dat de vraag naar aardolie onveranderd sterk blijft. De aard olie komt in enorme hoeveelheden uit de aardbodem omhoog en het is daar bij de vraag of zij dat tot in lengte van jaren blijft doen. De maatschappijen ieder voor zich of in vereniging, zijn bijzonder actief in hun speurtocht naar nieuwe bronnen. Tot nu toe heeft men steeds die nieuwe bronnen kunnen aan boren en beschikt men over voldoende zogenaamde bewezen-reserves, d.w.z. die hoeveelheden olie, waarvan men op een bepaald ogenblik zeker weet, dat die met de thans bestaande methoden voor commerciële winning beschik baar zullen komen. Niettemin duurt het speuren voort, want de honger is groot. Eigenlijk al zo'n beetje voor de tweede wereldoorlog, maar thans nog veel meer gaat de belangstelling uit naar olieboringen in volle zee, waar over de geologen zulke prettige voor spellingen hebben gedaan. Men denkt daarbij in het bijzonder aan het zoge naamde continentale plateau, waarvoor de volgende definitie is gevonden. Een continentaal plateau is dat gedeelte van de zeebodem en de ondergrond, dat zich uitstrekt rond de continenten en de oceanische eilanden, vanaf de laagwa- terljjn tot aan het punt waar de helling van de zeebodem een zeer merkbare verandering ondergaat. Mogelijk, aldus de geologen, bevatten de zogenaamde continentale plateaus grote oliereserves en het is begrijpelijk dat hiernaar de grootste belangstelling uitgaat. De tech niek van vandaag maakt het mogelijk om op grote waterdiepte installaties te plaatsen en daar de olie te ontginnen. De vraag die zich dan onmiddellijk op werpt is deze. Van wie is de olie, als zij gevonden wordt buiten de territo riale wateren, bijvoorbeeld ergens mid den op zee of op de oceaan. Voor de eerlijke vinder? Zijn er bepaalde rech ten of geldt hier dezelfde vrijheid als die van de visser, die zijn net uit werpt en er dan maar het beste van hoopt? En nog veel meer vragen ko men er te berde. Want hoe moet het immers, wanneer men overal in zee grote obstakels gaat bouwen, die in het bijzonder bij slecht weer en zicht een gevaar voor de scheepvaart kunnen betekenen? En dan te denken aan de seismische exploratiemethoden, waar bij dus explosies een rol spelen. Explosies in het water kunnen dodelijk zijn voor de vissen en treffen in dat geval dus ook direct de visserij. Olie-exploitatie in zee kan verontreiniging van het zee water tot gevolg hebben. Door middel van lekkages kunnen olieplassen ont staan, die jarenlang op zee ronddrij ven, met de stromingen mee van kust naar kust zwerven, brandgevaar ople veren voor de havens en stranden be vuilen. Netten in zo'n olieveld opgehaald, worden op slag onbruikbaar, de vis erin is immers niet te eten. Hoe voor zichtig men ook te werk gaat. Het zijn allemaal zaken die direct betrokken zijn bij diepzeeboringen. Zolang men binnen de territoriale wateren blijft, de ver schillende installaties goed beveiligt en markeert, de normale doorvaart niet hindert, etc., zal niemand een klacht uiten. Ook wanneer men onder de zee bodem blijft, zal men niet te veel spek takel vernemen. Wanneer wjj bijvoor beeld kijken naar Engeland en in het bijzonder de kusten van Northumber land en Durham, dan zien wij hoe van- daaruit de mijngangen zich tot ver on der de territoriale wateren door uit strekken. Natuurlijk betreft het hier ontginningen op bescheiden schaal en moeilijkheden zijn er niet over gemaakt. Deze werkwijze staat ook de schepen en visserij niet in de weg. Waar de zogenaamde continentale platetaus sterk in de belangstelling zijn gekomen bun rijkdom steeds minder vermoedelijk wordt, komen de zaken geheel anders te liggen. In de loop der Jaren zijn er een groot aantal verkla ringen en wetten verschenen, om de ze zaken te regelen, waarbij met name de kuststaten alle mogelijke moeite de den om hun rechten veilig te stellen. Sommige landen begonnen direct hun territoriale wateren aanzienlijk uit te breiden, gingen zonder blikken of blo zen over tot de meest verbazingwek kende en onbescheiden claims. Peru, Chili en Ecuador, die niet of nauwelijks aan continentale plateaus grenzen, claimden maar liefst een zone van 200 mijl breedte langs hun kust. De Argen tijnen gingen nog een stapje verder en bepaalden bovendien dat niet alleen wat zich onder het water bevond, maar ook het water zelf tot Argentijns be zit behoorde en dat andere landen daar niet in mochten vissen. Amerika gaf onder het bewind van president Truman een proclamatie uit waarin bepaald werd, dat de natuurlijke rijkdommen van het continentale plateau, gelegen beneden de volle zee, maar aanslui- JiM i Een historische opname van de Amerikaan Drake op de plaats waar in 1859 het grote olieavontuur startte. tend op het gebied van de V.S., als Amerikaanse eigendommen moesten worden beschouwd. De Amerikanen be perkten hun eisen tot de minerale rijk dommen die eventueel zouden worden gevonden. Het continentale plateau zelf lieten zij buiten beschouwing. Het laat zich gemakkelijk raden dat dit alles een grote ongerustheid teweeg bracht. Het beginsel van de vrije zee en alles wat daarmee samenviel, liep gevaar en allerlei in stanties begonnen er zich mee te be moeien teneinde een oplossing te vin den. Ook de VN wijdde er aandacht aan. Dit alles leidde tot de z.g. zee rechtconferentie van 1958 in Genève, waar men heel ijverig en conciëntieus de oplossingen heeft gezocht. Men is van het standpunt uitgegaan dat er inderdaad begrenzingen moesten wor den vastgesteld, vanuit de kuststaten bezien en berekend. Daarbij kwam ook het probleem van de diepte, die door de voortdurende technische ontwikke ling steeds ingrijpender zou worden en thans al door de „Blue Water" op 300 voet en meer is gekomen. Er werden verschillende bepalingen opgesteld, zo als over de souvereiniteit in het be grensde gebied. Men heeft de kuststa ten in hun ontginningsgebied geen sou vereiniteit gegeven, omdat men wou voorkomen dat het bijvoorbeeld andere staten verboden zou worden op de con tinentale plateaus telegraafkabels en pijpleidingen aan te leggen wanneer zij dat zouden willen. Bij volledige souve reiniteit immers zou zo'n kuststaat er een verbod voor kunnen uitvaardigen. Het water boven de plateaus blijft du» de status behouden van de zogenaamde vrije zee. Ook werd bepaald dat de ex ploratie en de exploitatie nooit tot ge volg mogen hebben dat overlast wordt aangedaan aan de scheepvaart, de vis serij en het zuiver wetenschappelijk on derzoek. Bij seismische opsporingsme thoden is zo'n oliezoekende kuststaat verplicht de scheepvaart en visserij té beschermen, met inachtneming van alle daarvoor geldende regels. Over het probleem der verdeling werd vastge steld, dat de directe belanghebbenden daarvoor een overeenkomst moesten zien af te sluiten, zo niet, dan zou men als grens de zogenaamde „equidistan- ce"-lijn kunnen hanteren. Wat het continentale plateau in dé Noordzee betreft, komt Neder land er volgens deze mathema tische verdeling niet slecht van af. Nederland is een behoorlijk gebied uitgemeten, meer dan bijvoorbeeld Bel gië en Duitsland. Men ziet het, in Genè- ve is er zeer intensief over deze zaak gepiekerd en men kan zelfs stellen dat er zeer intensief mee geworsteld is, want de verschillende belangen liepen uiteraard herhaaldelijk uiteen. Er werd in heel deze chaotische materie ten slotte enige orde geschapen en zelfs een verdrag gesloten, maar dat komt eerst in werking wanneer het door 22 staten is erkend en dan nog alleen voor dié 22 staten geldt. En zover is men nog niet. In dit opzicht blijft de olie nog altijd een bron van internationale span ningen en wrijvingen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 11