DE GOUDEN WATERBLOEM T HET WOLVEN JONG J De pratende poes kon maar geen baasje vinden GOUDEN MUMMIEKIST VAN TOETAN- KAMEN Ö|J GEBREK AAN BEWIJS A Altijd geld bij de hand Bouwplaten plakt u met VELPON van Ceta-Bever ALVA ZATERDAG 10 NOVEMBER 1962 PAGINA 15 neem de voordeligs grote tube. door LUKACS Jj ÊRIC DE NOORMAN 1 Terwijl de jonge Egil in grote verwarring van zijn ene held naar andere kijkt, staan dezen met de hand aan het gevest van hun ^"aarden roerloos te luisteren. Opeens klinkt het schorre geluid van e1 oude jachthoorn, waarna het rumoer minder wordt. „Vlakbij zitten je beesten, mannen," horer ze Agors stem boven alles uit, „ik zeg 'akbij." De rest van zijn woorden wordt overstemd door een weer luid "Pklinkend geschreeuw, dat zich nu snel verwijdert. „Wel, heb ik ooit," fromt Svein vol achterdocht, „als mijn oren me niet bedriegen, gaan ze ^gezegd wég." „Ze hadden het over beesten," vult Egil aan, „misschien &aan ze op jacht." „Die indruk wekt het," knikt Eric sceptisch. Hij •arzelt even, en treedt dan gevolgd door zijn twee makkers naar "Uiten. Het erf ligt verlaten in de vale herfstzon. Verlaten op één oud 'Pannetje na, dat kleumerig voor een der hutten op een boomstronk zit. „Zo vriend," zegt Eric, op de oude man toetredende. „Laat men ons alleen? Ik dacht, dat we zouden horen, of ze ons hier gebruiken kun nen." „Dat zal; ook wel," antwoordt de oude vaag, „maar er was een roedel herten vlakbij gezien en het voedsel wordt schaars, weet je." „Jaja," mompelt Eric, de oude scherp aankijkende, „dus ze zijn op jacht." „Op jacht, ja," knikt het oude mannetje, terwijl hij onnozel voor zich op de grond staart. „Lekker weertje, hè? voor zo laat in het jaar." Traag wendt de Noorman zich om en keert naar zijn twee metgezellen terug. „De poort staat zogezegd open, Noorman," gromt Svein. „Zullen we... eh... een wandelingetje maken, hehehehehe?" „Denk er eerst nog eens goed over na, Sveintje," prevelt Eric, verstolen rondloerende „want ik vrees, dat dat nu juist precies is, wat men hier van ons ver wacht. KAS-ASSOCIATIE N.V. door HENRY CECIL 0rt«ald door e D. KÜNZLI-BOISSEVAIN Sïchar,Cl?te was het produkt van een uitstekende v°°i im? stond terecht wegens moord op een j?H een en deze moord was de laatste geweest iy|isbestob-antal on°Pgehelderde moorden, die in kort r> dat a waren gepleegd. Het was dus geen won- *1 v.- mensen elkaar verdrongen in de rechts- ,>,LertCunningham. ijl et li van de jury," sprak de officier van justitie, w Vestioo 6 op mÜn weg om nogmaals uw aandacht aron °P de meer dan afschuwelijke wijze, ,y)?et u m°ord werd gepleegd. Integendeel, ik v°P wijzen, dat het openbaar ministerie (Wordt vervolgd) De vogelverschrikker (Advertentie) /ac t>AT /Ac PB SCHUC-OKPE ACE. AM A A/\/v, ZOfeGEA/ JU LUS (Advertentie) Beschikking over kasgelden zonder zorg voor het beheer, zonder hoofdbrekens voor het veilig bewaren, biedt het aanhouden van een saldo In rekening-courant bij de Kas-Associatie. Wilt U de vruchten van Uw arbeid goed beleggen, dan bent U bij deze instelling ook aan het goede adres. Financiële experts adviseren U en alle orders 1n verband met Uw effectenportefeuille worden door ons verzorgd, desgewenst vla een door U aan te wijzen commissionair. Spulstraat 172, Amsterdam VOLLEDIGE BANKSERVICE MET GOUDOMRANDE ZEKERHEID BETALEN BEWAREN BEHEREN HOOFDSTUK I >v!ïsluitpna"',' "W", uai «ei openoaar ministerie v?'sdaari „,va.n u vraagt om te beslissen of deze fi^d- U Ti .anniet door gedetineerde gepleegd h2?r het 11? v°°ral niet laten beïnvloeden eï^fe'd ii?„Ulï5 £e afgrÜzen, dat deze daad onge- IPaal wakkergeroepen. Het staat m °at iemand het meisje vermooiu Waippnivlaï tevens vast, dat haar moordenaar br?r °m ftant bruut is, maar de kwestie waar het 0Jjüt is g at, is of gedetineerde inderdaad deze kal' indien ,vraaK lk ,u- als officier van justitie gieter van mo?alÜk. het weerzinwekkende l]i, niet bh s«id®ze moord uit uw hoofd te zetten en ha. duivel mnnf.u J1?31 deze man wei een baar- lt is- Aan n li uV inderdaad de moorde- 1, »eef toe dat d ?Ci?Is u,l? te maken óf hij dit is. als men denkt aaS ^f gezegd dan gedaan aenkt aan de verwondingen die het meisje werden toegebracht en aan het feit dat zij van onbesproken gedrag was." De officier sprak nog enkele minuten in dezelfde trant verder. Daarna schetste hij in grote trekken de hoofdbestanddelen van de tenlastelegging. „Op twaalf december," zei hij, „om ongeveer zes uur, verliet Ellen Wimslow haar huis, naar vermoed werd om een paar boodschappen te doen. Zij werd door verscheidene personen in de stad gezien en het laatst in een café aldaar. Er zat een man bij haar aan tafel. Enige dingen wjjzen erop, dat dit verdachte was, maar hierop wil ik geen nadruk leg gen, oipdat de dienster, die hem meent te herkennen, niet zeker is van haar zaak. Ik zal haar echter als getuige oproepen, opdat u zelf kunt oordelen. Om ongeveer half zeven liep een vriending van Ellen Nora Parker haar voorbij op de Meent. Ellen werd begeleid door een man en dit is de laatste keer geweest, dat zij levend gezien werd. Haar ouders waren niet nodeloos ongerust toen zij om half acht nog niet thuis was, maar toen het acht uur werd, begonnen zij zich zorgen te maken. Ellen, zoals ik reeds zei, was een meisje van onbesproken gedrag en zjj was bovendien zeer punctueel. Haar ouders waren bang, dat zij een ongeluk had gekregen en stelden zich in verbinding met de politie en met het ziekenhuis. Er was geen ongeluk gemeld. Om half negen begonnen zij te informeren bij de buren en naar aanleiding van hetgeen Nora Parker hun ver telde, werd de Meent afgezocht. Tenslotte, om on geveer kwart over negen, vonden zij haar dood en met de reeds beschreven verwondingen. Het me disch onderzoek heeft uitgewezen, dat zij toen al zo wat een uur dood moet zijn geweest. Haar nagels vertoonden sporen van bloed. Dit bloed was van de zelfde bloedgroep als dat van verdachte. Maar daar dit de meest voorkomende bloedgroep is, legt het openbaar ministerie hierop geen nadruk. Indien het bloed van een andere bloedgroep was geweest, zou dit een belangrijke indicatie zijn geweest van de onschuld van gedetineerde. Zoals de zaken nu staan, is de enige conclusie, die u mag trekken uit de analyse van dit bloed, dat verdachte de moordenaar zou kunnen zijn. Het bloed bewees overigens wel, dat de moordenaar één of meer schrammen moest hebben. Dadelijk nadat het lichaam was gevonden begon de politie haar onderzoek on natuurlijk tracht te men de mam op te sporen, met wie Nora Parker Ellen kort voor haar dood had gezien. Ik denk niet, dat iemand mij zal tegenspreken wanneer ik zeg, dat die man óf wel de moord gepleegd moest hebben, of, op zijn allerminst, in staat zou moeten zijn in lichtingen te verstrekken, die de politie haar taak zou vergemakkelijken. Er werd dan ook door het hele land een oproep verspreid, waarin hem verzocht werd zich te melden in de kranten, over de radio, door middel van aanplakbiljetten en van adverten ties. Er meldde zich niemand. Indien de man in kwestie de moordenaar niet was, vraagt men zich af, waarom hij zich niet gemeld heeft. Het is vrij wel onaannemelijk dat hij de oproep niet gezien of gehoord heeft. Indien hij echter wel de moordenaar was, bezat hii een zeer goede reden om zich gedekt te houden. Tijdens het onderzoek toonde de politie aan Nora Parker een aantal foto's en, na enige aarzeling, wees zij de foto aan van een man, die volgens haar wat leek op Ellens metgezel. Zij zal u vertellen, dat de man op de foto wat jonger was en dat zij niet met volle zekerheid kon zeggen, dat het de man was, die de politie zocht; maar uit honderden foto's was dit degene die zij aanwees. Leden van de jury, de man op de foto was ver dachte." De officier zweeg een ogenblik om aan hetgeen hij gezegd had de nodige kracht bij te zetten en tevens aan dat wat er nu volgde. „En die foto," ging hij verder, „werd tien jaar geleden genomen. In dit stadium wil ik slechts dit zeggen: als gedetineerde niet de man is die wij zoe ken, is het wei een buitengewoon ongelukkig toe val voor hem, dat juffrouw Parker nu net zijn foto heeft aangewezen. Het gevolg was, dat hoofdinspec teur Brooke tien dagen na de moord verdachte ging opzoeken, die zoals u zult horen, in Medlicott woon de een satdje op vijftig kilometer afstand van Greenly, de woonplaats van Ellen, maar gelegen aan dezelfde spoorlijn. Van de inspecteur zult u horen, wat er voorviel tijdens dit onderhoud. Het zij mij in dit stadium voldoende, slechts drie dingen aan te stippen: ten eerste dat verdachte ontkende op of omstreeks de dag van de moord in Greenly geweest te zijn en ten tweede let wel dat het gezicht van verdachte twee zwakke sporen vertoonde, die littekens van schrammen konden zijn. r was eens een lief klein, grij Dat E poesje, dat Patricia heette, was wel een bijzondere naam. maar Patricia was dan ook geen gewone poes. Ze kon praten, maar al leen 's nachts om twaalf uur. Patricia de poes had het geleerd van haar baasje. Dat was een heel oud mannetje natuurlijk, want alleen heel oude men sen hebben van zulke dingen tegen woordig nog verstand. Het was natuur lijk fijn, dat Patricia zo'n oud baasje getroffen had, want nu kon ze dus pra ten. Maar aan de andere kant was het verdrietig, want op een koude herfst dag ging het oude baasje dood van ouderdom en toen trok Patricia de wij de wereld in. Ze was, zoals ik al zei, een lief, grijs poesje en het moest voor haar niet moeilijk zijn, een andere baas te vin den. Dat merkte Patricia al gauw. Bij het eerste huis, waar ze op de stoep ging zitten, trof ze het al. Daar woon de dokter Drinkwater, die dol op poe zen was. Kom binnen lief dier, zei hij dadelijk. Mina zal je wel een scho teltje melk en wat vis geven. Je mag bij me blijven en ik zal je Minet noe men, want zo heet de poes van mijn moeder ook, Patricia begon te spinnen, vergat het verdriet om haar oude baasje een beet je en likte twee schoteltjes melk leeg, want ze had 'n reuze dorst. Maar 's nachts om twaalf uur, toen ze bij dokter Drinkwater in zijn studeerkamer zat, zei ze plotseling: dokter, ik heet geen Minet, ik heet Patricia. Wilt u me zo gaan noemen? Dat klinkt voor mij een beetje vertrouwder en... Grote genade, zei dokter Drinkwa ter, een pratende poes! Dat moet ik professor Paddestoel vertellen. En me neer Melkfles, die is ook heel geleerd. Dadelijk ging de dokter naar de tele foon en aan al zijn geleerde vrienden begon hij het verhaal van zijn pratende Eoes te vertellen. Kom gauw hier, zei ij. Dan kunnen jullie haar met je eigen ogen zien en met je eigen oren horen Maar Patricia de poes hield niet van zoveel belangstelling. Ze wipte onge merkt door het raam de tuin in en holde weg, zo hard ze maar kon. Dok ter Drinkwater, Professor Paddestoel, meneer Melkfles en alle andere geleer de vrienden, zochten die hele nacht, Eerst in het huis, toen in de tuin en later in de hele stad. Maar de poes Patricia konden ze niet vinden. Die zat in een andere stad op de stoep van me- vouw Marmelade. Ze bofte alweer. Me vrouw Marmelade had allang een lief, grijs poesje willen hebben en toen ze Pa tricia vond. nam ze haar dadelijk mee Op 12 november 1582, dus driehon derd en tachtig jaar geleden, stierf de Hertog van Alva te Lissabon. Hü was een Spaans veldheer, door Philips van Spanje naar ons land ge zonden om z.g. de orde te handhaven. Want zo je uit de geschiedenis wel weet, waren de Nederlanden toen onder Spaanse heerschappij. Alva werd de schrik voor de Nederlanders. Een van de middelen door hem aangewend was de „Bloedraad", die velen ter dood veroordeelde. Duizenden verlieten het land. De verordeningen werden steeds strenger, de strafoefeningen menigvul- diger, de verbeurdverklaringen talrij ker; en toch, de onnoemlijke geld- De hertog van Alva. sommen daarmee geroofd, waren niet voldoende voor de roofzieke Spaanse handen! Alva moest op nieuwe mid delen zinnen, om zich geld te verschaf fen. Teneinde daarin te voorzien, besloot hü, dat elke inwoner van zijn bezittin gen de honderdste penning zou opbren gen en voorts, dat bij verkoop van alle roerende goederen de tiende penning moest betaald worden. Wat dat alle maal precies inhoudt zul je op school wel leren of heb je reeds geleerd. Alva meende hiermee zijn beloften aan de koning van Spanje gedaan, te vervullen, toen hij zei: „De sommen welke ik uit Nederland zal trekken, zullen toereikend zijn, een goudstaaf te vormen zo dik als inijn arm en zo lang, dat zij van Brussel naar Spanje zal reiken." Je begrijpt wel dat door al deze maatregelen nog meer ontevre denheid in het land kwam. Er kwam een waar schrikbewind. Toen alles echter ontoereikend bleek, en er gestre den moest worden, betoonde Alva zijn krijgsbeleid. Maar de onoverwinnelijke volharding en geestdrift van de bevol king en de verliezen welke de Spaanse macht op zee (o.a. door de Watergeu zen, onderging, stuitten zijn geweld. Ook opstanden onder het krijgsvolk verlamden zijn ondernemingen. Hü droeg in 1573 het bevel van de legers aan Requesens over en Alva verliet het door hem geteisterde land. naar binnen en gaf haar alies wat een poezehartje maar wensen kon. Alleen: ze noemde haar Pieternel, want zo had de poes, vroeger bij mevrouw Mar melade thuis, ook geheten. Dat vond Pa tricia niet zo leuk. Ze kon er maar niet aan wennen, om Pieternei te moeten he ten. En toen het twaalf uur geworden was en mevrouw Marmelade sliep, kwam ze stilletjes uit de poezemand, tikte het vrouwtje op haar neus en iei: niet schrikken vrouwtje, ik kom je al leen maar vragen of je me voortaan Patricia wilt noemen en niet Pieter nel. Maar mevrouw Marmelade schrok wél. Ze schrok verschrikkelijk. Ze vloog haar bed uit, rende in haar pyjama de straat op en schreeuwde: help. help. help, een betoverde poes! Patricia de poes maakte dat ze weg kwam. Heel ver weg. Helemaal naar een ander dorp. En ze zei bij zich zelf: ik moet nooit meer bü een vrouw tje gaan. Vrouwtjes zijn banger dan baasjes. Ze gillen dadeüjk om hulp. Doodmoe kwam ze tegen de morgen bij een arme schoenmaker aan. De schoenmaker hield niet zo erg van poezen, maar omdat hü nog minder van muizen hield, mocht Patricia toch bij hem blyven. Vang ze maar allemaal Poetje, zei hü- Dan heb je meteen wat te eten. Drinken kun je van mü wel krügen. Kijk hier staat een bakje met water en zondags doe ik er melk in. Patricia rilde, toen ze hoorde dat de schoenmaker haar Poetje noemde. Maar, dacht ze, de schoenmaker heeft me nodig, omdat hij last van muizen heeft. En ik zal hem vannacht wel eens vertellen dat ik Patricia genoemd wil worden. Toen het twaalf uur was geworden, zat de schoenmaker nog al- tüd te werken. Och, zuchtte hij, wat een leven om schoenmaker te zün. Was ik maar rük, dan hield ik er mee op. Schoenmaker, zei Patricia opeens, ik wil met plezier alle muizen vangen, maar doe me het genoegen om me Pa tricia te noemen en niet Poetje. want dat is geen soort van naam. De schoenmaker liet zün hamer val len en riep: een pratende poes! Dat is nog eens wat moois. Ik ga ermee de kermis op. Ik kom voor de televisie met die poes. En in alle kranten. Ik wordt beroemd. Ik wordt rü'k. Ik hoef nooit meer schoenën te lappen. Ik... Maar Patricia maakte dat ze weg kwam, want ze wilde niet op de ker mis. En ook niet voor de televisie of in de krant. De schoenmaker was ver drietig, maar Patricia ook. Nergens een baasje te vinden voor een pratende poes, dacht ze. Wat moet ik toch be ginnen? Ik ben moe en koud en ik weet niet waar ik heen moet gaan. Toen zag ze een klein, wit huisje, waar het licht nog brandde. Hier woont iemand, die nog wakker is, dacht Pa tricia. Ze sprong op de vensterbank en mauwde. Een meneer met een lange baard deed het raam open. Het was Joco, de sprookjesschrüver. Dag meneer, zei Patricia. Ik ben een poes die praten kan. Mag ik bü u komen wonen? Maar zult u niet alle maal mensen op gaan bellen, om naar me te küken? En zult u niet om hulp gaan schreeuwen? En zult u ook niet met me de kermis op gaan. om geld te verdienen? U moet het maar eer- lük zeggen, einders loop ik meteen weer door. Welnee, Poekipoek, zei Joco de sprookjesschrüver verrast. Pardon meneer, Patricia is mijn naam, zei de poes beleefd. Aha, dat is beter dan Poekipoek, riep Joco dadelük. Kom binnen en blij'f bü me. Ik ben sprookjesschrijver en ik vertel altijd over pratende dieren, zon der dat ik er ooit eentje heb gezien. Ga nooit meer van me weg, Patricia. Wil je 'n stukje lever? Kom maar mee, in de keuken heb ik nog wat. Eindelük had Patricia haar baasje ge vonden. Ze leefde nog heel veel jaren in het kleine, witte huisje van de sprookjesschrüver. En als je ooit een pratend poesje tegenkomt, dat weet je dus waar je haar het best naar toe kunt brengen... LEA SMULDERS Daar sta je met je lijf van hout en in maar weinig kleren. Is het zó niet erg koud, of kan het je niet deren? Je hebt een lelijke stro-kop met een hoed van vilt. Een dwarslat houdt je hemdje op, je kan niet doen wat je wilt. Vogels vliegen langs je heen kijken tiuijflend om. Daarna ben je weer alleen en waait de wind je krom. Geertje Mol, 13 jaar Haarlem (Oost). iVmiiimiiiiiiiimiiiiiiiiii Gouden omhulsel van Toetanchamons mummie. Dit maskerportret is gesmeed uit zuiver goud en is versierd met edel stenen. Vorige Keer hebben wü net gehad over het duizenden jaren oude graf van farao Toetankamen in Egypte. Nadat de stenen versperring van de derde deuropening verwüderd was, stonden de arbeiders in de kamer, waarin de mummie (dat is het gebalsemde en gedroogde lijk) van Toetankamen lag. Voor hen stond een reusachtige ver gulde kast, die om de sarkofaag was gemaakt. Je moet namelük niet den ken, dat die oude Egyptenaren zo maar een gewone kist gebruikten bij begrafe nissen, zoals dat in ons land gebruike- lük is. De mummie werd eerst in een hou ten kist gelegd en deze kist in een stenen, de sarkofaag. Was het een vorst of ander voornaam persoon, dan gebruikte men twee of drie kisten, wel ke precies in elkaar pasten en die wer den dan in de (grotere) stenen kist ge plaatst. Om de sarkofaag van Toetan kamen stond nog een grote kast van vüf bü drie meter. Het geheel was bedekt met prachtig goudsmeedwerk. In het binnenste waren drie mooie kis ten, die elk op zichzelf een beeld vorm den van de gestorven vorst. De twee buitenste kisten waren van hout, met bladgoud beschilderd en met inlegwerk van gekleurd glas. De binnenste kist, welke de mummie van de farao be vatte, was van massief goud. De mum mie zelf was omwikkeld met een on telbaar aantal repen fü'n linnen. Een massief gouden masker beschermde het hoofd. In een andere grafkamer bevonden zich de kostbaarste voorwerpen van het gehele koningsgraf. Toetankamen regeerde reeds op ne genjarige leeftüd. Ja, dat gebeurde dus een paar duizend jaar geleden. H(j werd slechts achttien jaar oud! Enige mummiekisten in het Rijksmuseum voor oudheden te Leiden. Op de voor grond (liggend) mummies van kinderen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 15