4f ^en. mycvmtimu Ziektekosten stijgen steeds D 8 s Prins Bernhard als padvinder I RQBECO Oude tBl Kwart eeuw koninklijk commissaris Altijd te korte beentjes met kerstmis .Voorde Fondspremie voor sommige zelfstandigen te hoog commentaar W' Om nooit te vergeten MARTINI Techniek ^POTSPIEGEL PIEKgTREfZöl E.E.G^aaL ^£L WEER 60LDSCH1DIN6 N.V SLAVENBURG'S BANK Prinsen Geerligs- prijs voor Steven Membrecht en A. van der Vries HET FUNDAMENT VAN UW VERMOGEN J. W. F. Backer 2AL DE. grafiek 2$nclhotm, Overleden U proeft de moutwijn ZATERDAG 24 NOVEMBER 1962 PAGINA 5 Examens I—1 €k NADRUK VERBODEN (Advertentie) Volkomen (Advertentie) (Van een medewerker) e begrotingsbehandeling De begrotingsbehandeling in de Tweede Kamer biedt steeds op nieuw belangrijke stof tot over peinzing. Al vergaderde de Ka mer deze week maar twee dagen, er kwam meer dan voldoende aan de orde in het sociaal-politieke vlak, niet alleen om nog eens over na te kaarten maar om vast te stellen voor welke moeilijk heden oplossingen moesten worden ge vonden. Een keuze makende, zouden we deze week graag een door de heer De Wolff van de K.VP. aan de orde gesteld vraagstuk wat nader willen bezien. Reeds meerdere malen is de aandacht gevestigd op de enorme stijging van kosten ten behoeve van de gezond heidszorg. Het is zonder meer duidelijk, dat hier echt van een probleem spra ke is. We zullen dit iets verduidelijken. In 1953 besteedden we 3.6 pet van het nationale inkomen aan de gezondheids zorg van ons volk, welk percentage in 1958 was gestegen tot 4.4 pet, wat in feite neerkwam op een uitgave van 1 miljard 416 miljoen. Het is zeker dat dit laatste bedrag de laatste jaren nog met meerdere honderden miljoenen is gestegen De heer De Wolff verklaarde niet in staat te zijn te beoordelen of dit verantwoord is. En zie daar het probleem. We dienen naar onze mening op het standpunt te staan dat elke mens recht heeft op de beste wijze van gezond heidszorg. Het is immers het grootste goed dat hij materieel bezit. De me dische mogelijkheden stijgen vrijwel dagelijks. Niet alleen in de sector van de geneesmiddelen, maar vooral ook in de behandelingsmethoden, de prothese behandeling (de technische hulpmidde len) en in, wat misschien nog wel zo belangrijk is, maatregelen ter voorko ming van ziekten. Zonder twijfel ligt hier een van de redenen van de kosten stijging. Kostbaar onderzoek-werk, be hoefte aan meer medewerkers, gerin gere bedbezetting per verpleegster, dat alles maakt die kostprijsstijging dui delijker. Het feit dat de honoraria en salarissen meegroeien is voordehand- liggend. Nu werd evenwel in het kamerdebat ook de aandacht gevestigd op de ge weldige invloed die de ziekenhuiskos ten hebben op de uiteindelijke kostprijs van de gezondheidszorg. In de Kamer is aangedrongen op een onderzoek op dit stuk. Tot de wenselijkheid van dit onderzoek pleitten de reëel aangegeven cijfers. De kosten van ziekenhuisver- pleging zonder specialistische, hulp be droegen in 1953 27.8 pet van alle uit gaven der ziekenfondsen. In 1963 zal dit zijn gestegen tot 36.5 pet. Met in begrip van de specialistische hulp be droegen deze kosten in 1953 43.2 pet en in 1963 zullen zij waarschnljjk 52.5 pet van de totale uitgaven der ziekenfond sen uitmaken. anneer men hieruit zou afleiden dat „dus" de kosten van de ziekenhuizen en van de specia listen onredelijk zouden zijn ge stegen in vergelijking met de andere hostprijsverhogende factoren, is men te voorbarig. Bij de beoordeling van deze kostprijs-stijging dient n.l. met de nieuwe geneesmethoden in elk opzicht nieuwe ont wikkeling in de narmonlumbouw. Op aanvrage zenden wil U gaarne een uitvoerig prospectus. Grote Markt 8, Haarlem A v,sterdam - Rotterdam HM sum - Kampen - Goee a Volgens radio Tirana is Dole,, aanse handelsdelegatie naar e Pooi?rT?kken- °P uitnodiging van Centrale Raad van Vakver te worden rekening gehouden. Maar niettemin zijn we er volledig van over tuigd, dat een onderzoek op dit gebied dringend noodzakelijk is. Vooral ook heeft dit betrekking op de bouw van ziekenhuizen. We weten dat hier met de grootste voorzichtigheid zal moeten worden gewerkt. Het plannen van zie kenhuizen is niet alleen een kwestie van behoefte aan ziekenhuisbedden. Za ken als wetenschappelijk onderzoek en de wenselijkheid van ziekenhuizen naar richting spelen een belangrijke rol mee. W-> willen hier bepaald niet de indruk wekken, 'van oordeel te zijn, dat de voornaamste kostprijs-stijging uitslui tend zou zijn gelegen bij de twee ge noemde factoren. Vandaar dat we een dringend beroep op de ingestelde 1ER- eommissie zouden willen doen om spoed te betrachten met het uitbren gen van haar rappoi't. Er is daarvoor o.m. één belangrijke reden. Er zijn in ons land nog altijd twee miljoen mensen die z.g. vrijwil lig verzekerd zijn. Dat zijn dus kleine zelfstandigen en ambtenaren die niet on der de T.Z.A.-regeling vallen (I.Z.A.- Interim Ziektekostenregeling Ambtena ren) onder de z.g. weistandsgrens (mo menteel 8250). Dus echt mensen die moeten uitkijken om met hun inkomen rond te komen. De premies die zij moeten opbrengen worden langzamer hand van een niet meer te dragen hoogte. In 1947 bedroeg de gemiddel de premie nog 50 cent per week. Het gewogen gemiddelde daarvan was in 1953 reeds gestegen tot f 1.03, in 192 tot f 2,66 p. w. en per betalende verzekerde En als we juist georiënteerd zijn, ziet 't er naar uit, dat de premie over het komende jaar met 40 a 50 cent gemid deld zal stijgen. We hebben al cijfers gezien van fondsen welke tot rond 4 per week nodig hebben om hun kosten te kunnen dekken. Realiseert men zich even wat dat betekent voor het gezin van die kleine zakenman, bestaande uit man, vrouw en twee kin deren boven de zestien jaar, die b.v. met z'n allen een middenstandsbedrijf je runnen. Deze mensen moeten bin nenkort een premie gaan betalen van 14 tot 16 per week. Als dat dan af moet van een inkomen van f 7000 a f80000 per jaar, dan is het zonder meer duidelijk dat dit niet meer is op te brengen. Het ergste gevaar dat hieruit voort vloeit ls dat men zich tenslotte maar niet verzekert en slechts in gevallen van uiterste noodzaak medische hulp inroept. Dat dit ten nadele is van de volksgezondheid behoeft zeker geen be toog. e nieuwe voorstellen van minis ter Veldkamp t.a.v. de zie kenfondswetgeving zijn niet in staat onze gerustheid over de prijsontwikkeling voor de vrijwillige verzekering te doen toenemen. In de nieuwe ziekenfondswet immers wordt voorgesteld, de ambtenaren die nu nog in het ziekenfonds zijn verzekerd daaruit te halen en in een aparte re geling onder te brengen. Dit betekent het vertrek van een groot aantal z.g. gunstige risico's, hetgeen zeker weer als kostprijsverhogende factor moet worden aangemerkt. Terloops mogen wü hierbij nog wel opmerken dat het ons wat onlogisch voorkomt, dat dan voor de ambtenaren wel een verticale verzekeringsgedachte wordt aanvaard, hetgeen wat op een volksverzekering voor een aparte groep lijkt. Men zou, denkende aan een oplossing voor de moeilijkheid, kui nen redene ren: waarom geeft het rijk dan geen toeslag, waardoor voor de kleine zelf standigen de best bereikbare gezond heidszorg toch nog gegarandeerd blijft. Een toeslag dus uit de algemene midde len. Dit gebeurt reeds voor de bejaar denverzekering. Dit is voor ons geen principiële zaak. Maar er moet aange dacht worden, dat als men in die rich ting iets wil ondernemen het bedrijfs leven waarschijnlijk met de eis zal ko men, dat gelijke toeslagen dan ook die nen te worden gegeven op de premie voor de verplicht verzekerden. Waar om de ene categorie van de bevolking wel en de andere niet gesubsidieerd? Volksgezondheid is, en niet eens uit sluitend in de materiële zin van dat woord, het grootste goed dat wij be zitten. Het is derhalve grote offers waard. Maar door doelmatigheid en efficiency zullen de kosten toch op een redelijk peil gehouden dienen te wor den. Advertentie dellaCas» sola'A Onze gezelligheid kent geen tijd. Wij vieren de feestelijke ontspanning van zomaar een avond. Wij nemen het ervan met een Martini. Gekoeld..? Met soda..? "On the rocks"..? Proef teug na teug de gulle rijkdom van heerlijke wereld beroemde Martini. Dan proeft U het geheim van gezelligheid. MARTINI - Iets bijzonders bij elke gelegenheid! ROSSO, BIANCO EN EXTRA DRY fles f 6.95 'l3 fles f 3.55 AMSTERDAM, 24 nov. (ANP) De Reina Prinsen Geerligs-prijs 1962 voor Nederland is toegekend aan de 25-jarige auteur Steven Membrecht (pseudoniem) uit Amsterdam voor zijn roman „Het einde komt vanzelf" en de prijs voor Zuid-Atnka aan de even eens 25-jarige Abraham Hendrik de Vries, die aan de universiteit van Am sterdam studeert, voor zijn verhalen bundels „Hoog teen die heuning- krans" (1956), „Verlore erwe" (1958), en „Vetkers en neonlig" (1960) De uitreiking der prijzen geschiedde van middag in de aula van de universiteit in de Lutherse kerk aan het Spui. Het was de dertiende keer dat deze prijs werd uitgereikt, welke ingesteld werd ter nagedachtenis van de in het con centratiekamp Sachsenhausen gefu silleerde jeugdige verzetsstrijdster Rei na Prinsen Geerligs. De jury, bestaande uit Nel Noordzij, Mies Bouhuys, J. W. Schulte Nordholt, Karei Jonckheere en Paul de Wispe- laere, beoordeelde 45 inzendingen (18 gedichtenbundels, 3 toneelstukken, 1 filmsenario, 23 romans en novellenbun- dels). De voorkeur van de meerder heid der jury ging uit naar het werk van Steven Membrecht. In haar rap port zegt de jury: „Evenals in zijn eerste roman „Wachten op de zon" onderneemt Membrecht in „Het einde komt vanzelf", een poging om de zin loosheid van het huidige bestaan en de onmogelijkheid tot contact met de an der te evoceren. Typerend voor zijn werk is niet dat hij die zinloosheid zin tracht te geven en die eenzaam heid probeert te doorbreken. Integen deel: aan het einde van de roman keert de hoofdpersoon leger dan hij wegging op zijn punt van uitgang te rug. Membrecht onderscheidt zich met deze roman door de originele compo sitie en een zorgvuldige schrijftrant van het merendeel van zijn jonge col lega's, ook al leidt deze voor een zo jeugdig auteur bewonderenswaardige perfectie wel eens tot gemaniëerd- heid en cerebrale constructies. Dat Steven Membrecht er echter in slaagt de eigen innerlijke spanning voortdu rend voelbaar te maken in de gesprek ken, de monologues interieurs en de dagboekbladen van zijn hoofdpersonen is een bewijs dat men hier met een waarachtig schrijver te doen heeft" Het werk van Steven Membrecht houdt, volgens de meerderheid van de jury, goede beloften in voor de toe komst van onze letteren. ROTTERDAM, 24 nov. (KNP) - Gistermorgen is in het Sint Hypolitus- ziekenhuis te Delft overleden rec tor C. M. M. Hijgemann. De heer Hij- gemann, geboren te Amsterdam in 1895, was achtereenvolgens kapelaan te Limmen, IJmuiden, Schiedam (O. L. Vrouw Visitatie) en Rotterdam (H. Franciscus van Assisië), pastoor te Schermerhom, rector te Buitenveldert en te Berkel (St. Petrusgesticht). Hij ging in 1957 met emeritaat. DEN HAAG, 24 nov. Staathuishoud kunde en statistiek M.O.: J. van Hessen (De Bilt) en P. Hoek (Rotterdam). k denk wel, dat ik hem er voor zal strikken, had wijlen kroonprins Gus- taaf Adolf van Zweden in augustus 1937, op de wereldjamboree van Vo gelenzang gezegd tot leden van de staf der padvindersbeweging in Nederland. „Hem" was Prins Bernhard die vrtf onverwacht een bezoek aan het kamp bracht en daar al wat los en vast was op een filmpje vastlegde. De voorspel ling kwarrj uit: op 22 november van hetzelfde jaar werd de prins geïnstal leerd als Koninklijk Commissaris van de Nederlandse Padvinders. Op dezelfde datum had een verschui ving in de topleiding plaats, die van grote betekenis voor „scouting" in Ne derland was. De hoofdverkenner, vice- admiraal J. J. Rambonnet, die zeer vele jaren 'zijn functie had vervuld, trad op gelijke datum af. In een schrij ven aan alle leidsters en leiders schreef hij, dat hij het als een grote leemte in dé organisatie had gevoeld, dat er geen aangewezen opvolger voor hem was: „Nu heeft zich onverwacht een mo gelijkheid voorgedaan, waardoor de Beweging tot grotere bloei zal kun nen geraken en de vervanging van de Hoofdverkenner geen zorgen meer baart. Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden, die grote belangstelling voor de Padvin dersbeweging koestert, wil gaarne mijn werkzaamheden in de Vereni ging overnemen en een tunctie ver vullen. Als lid van het Koninklijk Huis kan Z.K.H. zich niet in allerlei dagelijkse beslommeringen doen be trekken en niet aan kritiek bloot staan, doch Z.K.H. heeft goedgevon den als Koninklijk Commissaris aan de Padvindersbeweging te worden verbonden en we] met ingang van 22 november a.s. Inmiddels heeft het Bestuur reeds de Hoofdkwartierscom missaris voor Verkenners, A. Ooster- lee, benoemd tot hoofdcommissaris en deze zal tijdelijk de functie van 1 de hoofdverkenner waarnemen. Met' de bovenstaande oplossing ben ik ten zeerste ingenomen en het verheugt mij, dat onze padvindersbeweging in ons land met zulke hoopvolle vooruit zichten een nieuwe periode kan in gaan." Ook de leider van de katholieke ver kenners, mr. René Höppener, heette de nieuwe Koninklijke Commissaris van harte welkom en wenste hem een zonnig en gezegend spoor „tot heil van de gehele padvindersbeweging in Ne derland". Nu lag het in die tijd met de katho lieke organisatie wel wat ingewikkeld Wilde men in de „Wereldbroederschap van Scouts" worden opgenomen, dan moest men als organisatie erkend zijn door het Internationaal Bureau te Lon den dat onder het oog van Lord Baden Powell geleid werd door de onverzet telijke heer Wilson. Het bureau ging uit van deze gedachte: erkenning van één organisatie per land, tenzij er bij de instelling van het bureau al meerdere organisaties in één land bestonden. Een (Advertentie) de oorlog heeft de prins er zich niet meer in vertoond. Dat wil niet zeggen, dat de verhou ding tot de Beweging zijnerzijds toen was bekoeld; integendeel, hij stelde hel grootste belang in het herstel en de uit groei ervan. De verkoeling kwam pas later. De oorzaak daarvan lag niet bij hem. De grote veranderingen in mentali teit, die de bezettingstijd en de ter stond daarop volgende jaren met zich brachten, lieten de Beweging niet on beroerd. Ook hier kende men de kam pen der vernieuwers en der integralen, die als sacrosant beschouwden wat door de inmiddels overleden Baden Powell was neergeschreven. Aan het hele, strak gereglementeerde systeem werd gerukt en getrokken en de hoofdkwar tieren niet het minst het nationale waren in beroering. Organisatorische en technische kopstukken stonden hef tig tegenover elkaar en toen geschied de iets onvergeeflijks: men poogde de prins in de strijd te betrekken. Rambonnet had nog zó gewaar schuwd: „als lid van het Koninklijk Huis kan Z.K.H. zich niet in allerlei dagelijkse beslommeringen doen be trekken en niet aan kritiek bloot staanDie woorden schenen op ze ker moment vergeten. Het betrekken van de prins in een zeker kamp zou onherroepelijk tot kritiek op zijn per soon leiden. De prins trok zich terug. Niet uit zijn functie, maar hij distan tieerde zich. Men kan het de Beweging niet euvei duiden, dat zij inwendig verdeeld was, zeker niet in een tijd dat het gehele maatschappelijk bestel in beweging was en alles zijn bedding moest vinden. Het gaat om een beweging van jonge men sen, die al voor de oorlog geweldige beroeringen had gekend zoals oen tij delijke verscheurdheid aan het eind van de jaren twintig, toen tal van N.P.V. -leiders (vooral in Amsterdam) hun volmachten terugzonden en op eigen gelegenheid gingen padvinderen. Kort voor de oorlog kreeg men daar nog de „belofte-kwestie" bij. Het ging toen om de vraag, of men een jonge jongen mocht laten beloven, trouw te zijn aan God. Er waren er, die meen den dat twaalfjarigen de betekenis van zulk een belofte voor hun latere leven niet zouden beseffen. Uit de tegenstan ders werd een nieuwe organisatie in het leven geroepen, de „Padvinders Vereniging Nederland" die (natuurlijk) door Londen niet werd erkend en ten slotte weer terugkeerde tot de ene gro te organisatie. Het zijn maar enkele voorbe dden om te tonen, hoe een een heidsorganisatie van de jeugd voortdu rend in de branding verkeert. De beroering, die tot de verkilling in de verhouding tot de Koninklijke Commissaris leidde, is reeds lang voor bij. Al die jaren trouwens bleef de prins de certificaten van de leiders, die met goed gevolg een lang niet malse trai ningscursus hadden gevolgd, onderteke nen. Ook degenen, die door de Bewe ging op nationaal niveau een onder scheiding kregen („Vlaamse Gaai" en „Zilveren Jacobstaf") ontvmgen he daarbii behorende document met de handtekening van Prins Bernhard. Nu de verhoudingen in de sfeer der wereldbroederschap zijn hersteld, blij kens de toekenning dinsdag 1.1. van de hoogste padvindersonderschei ding, de Vlaamse Gaai, door de Natio nale Padvindersraad aan zijn Koninklijk Commissaris, ziet het er naar uit, dat de oude banden volledig zijn hersteld. Het is aller hoop, vooral van de jon gens, dat zij weer spoedig hun Koninklijk Commissaris meermalen in hun midden zullen zien. J. A. VAN SCHIJNDEL. Heeft u dat ook wel eens gehad? U staat zich 's mor gens voor de spiegel te sche ren en u denkt: „Gut nog an toe, moet ik vandaag wéér verder met dat hoofd?" Zo ja, dan is er iets met u aan de hand. Zo niet trouwens ook. De enige troost, die ik u in beide gevallen kan verschaffen is, dat u niet zonder künt. En dat zal u trouwens al spoedig opvallen als u kwiek de nieuwe dag instapt. Som mige eigenaardigheden hebben altijd alle mensen gemeen. Maar goed. Een mens kan er mee sukkelen. Laatst heb ik het probleem voor gelegd aan een vriend. En ik vroeg hem dus „Heb jij dat nou ook?" „Neen", antwoordde hij even reso luut als afwezig. „Ik scheer mij elek trisch!" (Advertentie) Prins Bernhard in 1937 voorbeeld van de laatste situatie was Frankrijk met zijn „Scouts de France", „Edaireurs de France" en „Eclaireurs Unionistes". Zij werden alle drie er kend. In Nederland had men één organisa tie, „De Nederlandse Padvinders' (N.P.V.) ontstaan uit twee verenigin gen „Nederlandse Padvinders Unie" en „Nederlandse Padvinders Bond". De éne vereniging werd erkend en de ka tholieke verkenners konden geen erken ning krijgen, tenzij via „De Nederland se Padvinders". Men vond er iets op, door een eigen katholiek hooldkwartiei op te richten, samenwerkend met de N.P.V., en de katholieke commissaris sen de titel van „assistent" toe te voe gen. Deze ietwat moeilijke organisato rische vorm werd gehandhaafd en be stond nog, toen de prins zijn entree in de Beweging deed. Toen in ledental de katholieke organisatie de N.P.V. over vleugelde werd het tijd voor een ander bestel. Zo ontstond dó Nationale Pad vindersraad, onder welke beide hoofd kwartieren als gelijke partners ressor teerden. Het was deze Nationale Pad vindersraad die de erkenning vanuit Londen kreeg en zo was reder tevre den. Prins Bernhard nam met veel am bitie zijn taak op. Tot vreugde van elke scout verscheen hij in de uniform van commissaris en bfj elke belangrij ke gebeurtenis was hij aanwezig. In hei hoofdkwartier aan de Zeestraat in Den Haag had hij zijn eigen werkkamer. En toen kwam Wereldoorlog II. In afwachting van de dingen die zouden komen, werkte de Beweging in Neder land door. In februari 1941 geschiedde, wat ieder ai had voorzien: zij werd als zijnde staatsgevaarlijk door de Duitse bezetting opgeheven, de hoofd kwartieren werden gesloten, de eigen dommen in beslag genomen en wegge voerd. Vele leiders en leidsters werden voor kortere of langere tijd „vastge zet". De kamer van de koninklijke commissaris werd Leeggehaald. „Ik heb niets meer" zei de prins, toen wij hem na de bevrijding vroegen, hoe het was gesteld mét zijn bibliotheek. „Alles is weggehaald". En onder dat „alles" behoorde ook de uniform; na Prins Bernhard met zijn „Vlaamse Gaai Zelfs enkele dagen terug nog was het een komen en gaan in de werkkamer van de heer J. W. F. Backer, directeur- generaal van de Rijksluchtvaart dienst, in het gebouw van de dienst aan de Scheveningse Ka- naalweg. En dat niet alleen om dat hij die dag zijn 65ste ver jaardag vierde of omdat men bij zijn verlaten van de RLD nog even persoonlijk afscheid wilde komen nemen. Voor het laatste was trouwens de grote receptie in de Haagse Trèveszaal be doeld. Nee, er waren nog steeds luchtvaartaangelegenheden waarover deze of gene bezoeker op de valreep nog beslist met de scheidende directeur-gene raal van gedachten wilde wis selen, zoals er ook onder het personeel nog wel waren, die hem grotere of kleinere proble men kwamen voorleggen. De heer Backer vond het fijn, zoals hij de luchtvaart nu al tiental len jaren fijn vindt. En dus ont ving hij ze allemaal nog graag, zoals hij dat al sinds zijn be noeming in 1948 altijd had ge daan. „Da's toch logisch, 't Zijn hier allemaal enthousiaste ke rels, helemaal in de ban van de luchtvaart. Een heel apart slag mensen, zoals trouwens m de gehele internationale luchtvaart. Dat kan niet anders, t Is ook allemaal zo bijzon der en boeiend, die luchtvaart, nog steeds. Jan Willem Frederik Backer. Op 21 november 1897 te Arnhem geboren Vier jaar opleiding tot werkmeester bij. de Spoorwegen. Genie-sergeant in '14-'18 wanneer hij tevens een schriftelijke cursus werktuigkunde volgt. Daarna werkzaam in een aantal fabrieken. („Veel geleerd, praktijk-ervaring en omgaan met mensen"). 1 september '22: officier-vlieger bij de Marine Luchtvaart Dienst. 1924-34 (met onderbreking van twee jaar) dienst bij de MLD in het toenmalige Nederlands-lndië, onder meer als artillerie officier, en in '35 bij het ministerie van Marine belast met de aankoop van bewapeningsinstrumenten. Na de capitulatie van '40 in een torpedo-volgboot naar Londen om er onder meer regels voor de Nederlandse burgerlucht vaart zoals die ook tijdens de oorlog nog plaats vond (K.L.M.-lijn Bristol Lissabon v.v.) op te stellen. Na de bevrijding terug naar Den Haag en in '48 opvolger van de heer H Ch. E. van Ede van der Pais als directeur- generaal van de RLD. Eén aaneenschakeling van boeiende zaken, die nog jonge maar al zover ontwikkelde luchtvaart. Zij zal de liefde van Jan Backer behouden. En daarom zal hij zich zorgen blijven maken om de toenemende ondergeschikt heid van de mens aan de apparatuur in het vliegbedrijf. „Hoe train je de mensen om in geval van nood de elektronische computer te vervangen? Hoe moet de vlieger straks zo'n supersonische kist bij een storing in eigen hand kunnen houden?". Dat supersonisch vliegen maakt de heer Backer en daarin is hij allesbehalve de enige overigens nog helemaal niet geestdriftig. Een man met uclerlei belangstelling en liefhebberij. Pianospelen Filmen. Goochelen. Sterrenkunde. Filatelie. Timmeren. Genealogie Tuinieren. Zo juist een boek over pottenbakken gekocht. Rusteloze zoeker naar meer kunde en kennis. Maar telkens zal hij opnieuw naar de luchtvaart terugkeren. Hij zal er nog genoeg gelegenheid voor hebben. Niet alleen door zijn talloze binnen- en buitenlandse contacten (en functies, waarvan hij er een aantal blijft vervullen) maar ook, met ingang van 1 december, als de eerste adviseur-honorair voor burgerluchtvaartzaken van Prins Bernhard. Hij zal de ontwikkelingen blijven volgen zoals hij ze vele jaren hééft gevolgd, ten onrechte zichzelf houdend voor een kleine jongen met te korte beentjes die de sprong nét nooit haalde.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 5