4f
^en. mycvmtimu
Ziektekosten stijgen steeds
D
8
s
Prins Bernhard als padvinder
I
RQBECO
Oude tBl
Kwart eeuw
koninklijk
commissaris
Altijd te korte beentjes
met kerstmis
.Voorde
Fondspremie voor sommige
zelfstandigen te hoog
commentaar
W'
Om nooit te vergeten
MARTINI
Techniek
^POTSPIEGEL
PIEKgTREfZöl
E.E.G^aaL
^£L WEER
60LDSCH1DIN6
N.V SLAVENBURG'S BANK
Prinsen Geerligs-
prijs voor Steven
Membrecht en
A. van der Vries
HET
FUNDAMENT
VAN
UW
VERMOGEN
J. W. F. Backer
2AL DE. grafiek
2$nclhotm,
Overleden
U proeft
de moutwijn
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1962
PAGINA 5
Examens
I—1
€k
NADRUK VERBODEN
(Advertentie)
Volkomen
(Advertentie)
(Van een medewerker)
e begrotingsbehandeling
De begrotingsbehandeling in de
Tweede Kamer biedt steeds op
nieuw belangrijke stof tot over
peinzing. Al vergaderde de Ka
mer deze week maar twee dagen, er
kwam meer dan voldoende aan de orde
in het sociaal-politieke vlak, niet alleen
om nog eens over na te kaarten maar
om vast te stellen voor welke moeilijk
heden oplossingen moesten worden ge
vonden.
Een keuze makende, zouden we deze
week graag een door de heer De Wolff
van de K.VP. aan de orde gesteld
vraagstuk wat nader willen bezien.
Reeds meerdere malen is de aandacht
gevestigd op de enorme stijging van
kosten ten behoeve van de gezond
heidszorg. Het is zonder meer duidelijk,
dat hier echt van een probleem spra
ke is. We zullen dit iets verduidelijken.
In 1953 besteedden we 3.6 pet van het
nationale inkomen aan de gezondheids
zorg van ons volk, welk percentage in
1958 was gestegen tot 4.4 pet, wat in
feite neerkwam op een uitgave van 1
miljard 416 miljoen. Het is zeker dat
dit laatste bedrag de laatste jaren nog
met meerdere honderden miljoenen is
gestegen De heer De Wolff verklaarde
niet in staat te zijn te beoordelen of
dit verantwoord is. En zie daar het
probleem.
We dienen naar onze mening op het
standpunt te staan dat elke mens recht
heeft op de beste wijze van gezond
heidszorg. Het is immers het grootste
goed dat hij materieel bezit. De me
dische mogelijkheden stijgen vrijwel
dagelijks. Niet alleen in de sector van
de geneesmiddelen, maar vooral ook in
de behandelingsmethoden, de prothese
behandeling (de technische hulpmidde
len) en in, wat misschien nog wel zo
belangrijk is, maatregelen ter voorko
ming van ziekten. Zonder twijfel ligt
hier een van de redenen van de kosten
stijging. Kostbaar onderzoek-werk, be
hoefte aan meer medewerkers, gerin
gere bedbezetting per verpleegster, dat
alles maakt die kostprijsstijging dui
delijker. Het feit dat de honoraria en
salarissen meegroeien is voordehand-
liggend.
Nu werd evenwel in het kamerdebat
ook de aandacht gevestigd op de ge
weldige invloed die de ziekenhuiskos
ten hebben op de uiteindelijke kostprijs
van de gezondheidszorg. In de Kamer
is aangedrongen op een onderzoek op
dit stuk. Tot de wenselijkheid van dit
onderzoek pleitten de reëel aangegeven
cijfers. De kosten van ziekenhuisver-
pleging zonder specialistische, hulp be
droegen in 1953 27.8 pet van alle uit
gaven der ziekenfondsen. In 1963 zal
dit zijn gestegen tot 36.5 pet. Met in
begrip van de specialistische hulp be
droegen deze kosten in 1953 43.2 pet en
in 1963 zullen zij waarschnljjk 52.5 pet
van de totale uitgaven der ziekenfond
sen uitmaken.
anneer men hieruit zou afleiden
dat „dus" de kosten van de
ziekenhuizen en van de specia
listen onredelijk zouden zijn ge
stegen in vergelijking met de andere
hostprijsverhogende factoren, is men te
voorbarig. Bij de beoordeling van deze
kostprijs-stijging dient n.l. met de
nieuwe geneesmethoden in elk opzicht
nieuwe ont
wikkeling in
de narmonlumbouw.
Op aanvrage zenden wil
U gaarne een uitvoerig
prospectus.
Grote Markt 8, Haarlem
A v,sterdam - Rotterdam
HM sum - Kampen -
Goee
a Volgens radio Tirana is
Dole,, aanse handelsdelegatie naar
e Pooi?rT?kken- °P uitnodiging van
Centrale Raad van Vakver
te worden rekening gehouden. Maar
niettemin zijn we er volledig van over
tuigd, dat een onderzoek op dit gebied
dringend noodzakelijk is. Vooral ook
heeft dit betrekking op de bouw van
ziekenhuizen. We weten dat hier met
de grootste voorzichtigheid zal moeten
worden gewerkt. Het plannen van zie
kenhuizen is niet alleen een kwestie
van behoefte aan ziekenhuisbedden. Za
ken als wetenschappelijk onderzoek en
de wenselijkheid van ziekenhuizen naar
richting spelen een belangrijke rol mee.
W-> willen hier bepaald niet de indruk
wekken, 'van oordeel te zijn, dat de
voornaamste kostprijs-stijging uitslui
tend zou zijn gelegen bij de twee ge
noemde factoren. Vandaar dat we een
dringend beroep op de ingestelde 1ER-
eommissie zouden willen doen om
spoed te betrachten met het uitbren
gen van haar rappoi't.
Er is daarvoor o.m. één belangrijke
reden. Er zijn in ons land nog altijd
twee miljoen mensen die z.g. vrijwil
lig verzekerd zijn. Dat zijn dus kleine
zelfstandigen en ambtenaren die niet on
der de T.Z.A.-regeling vallen (I.Z.A.-
Interim Ziektekostenregeling Ambtena
ren) onder de z.g. weistandsgrens (mo
menteel 8250). Dus echt mensen die
moeten uitkijken om met hun inkomen
rond te komen. De premies die zij
moeten opbrengen worden langzamer
hand van een niet meer te dragen
hoogte. In 1947 bedroeg de gemiddel
de premie nog 50 cent per week. Het
gewogen gemiddelde daarvan was in
1953 reeds gestegen tot f 1.03, in 192 tot
f 2,66 p. w. en per betalende verzekerde
En als we juist georiënteerd zijn, ziet 't
er naar uit, dat de premie over het
komende jaar met 40 a 50 cent gemid
deld zal stijgen. We hebben al cijfers
gezien van fondsen welke tot rond
4 per week nodig hebben om hun
kosten te kunnen dekken. Realiseert
men zich even wat dat betekent voor
het gezin van die kleine zakenman,
bestaande uit man, vrouw en twee kin
deren boven de zestien jaar, die b.v.
met z'n allen een middenstandsbedrijf
je runnen. Deze mensen moeten bin
nenkort een premie gaan betalen van
14 tot 16 per week. Als dat dan af
moet van een inkomen van f 7000 a
f80000 per jaar, dan is het zonder meer
duidelijk dat dit niet meer is op te
brengen.
Het ergste gevaar dat hieruit voort
vloeit ls dat men zich tenslotte maar
niet verzekert en slechts in gevallen
van uiterste noodzaak medische hulp
inroept. Dat dit ten nadele is van de
volksgezondheid behoeft zeker geen be
toog.
e nieuwe voorstellen van minis
ter Veldkamp t.a.v. de zie
kenfondswetgeving zijn niet in
staat onze gerustheid over de
prijsontwikkeling voor de vrijwillige
verzekering te doen toenemen. In de
nieuwe ziekenfondswet immers wordt
voorgesteld, de ambtenaren die nu
nog in het ziekenfonds zijn verzekerd
daaruit te halen en in een aparte re
geling onder te brengen. Dit betekent
het vertrek van een groot aantal z.g.
gunstige risico's, hetgeen zeker weer
als kostprijsverhogende factor moet
worden aangemerkt. Terloops mogen
wü hierbij nog wel opmerken dat het
ons wat onlogisch voorkomt, dat dan
voor de ambtenaren wel een verticale
verzekeringsgedachte wordt aanvaard,
hetgeen wat op een volksverzekering
voor een aparte groep lijkt.
Men zou, denkende aan een oplossing
voor de moeilijkheid, kui nen redene
ren: waarom geeft het rijk dan geen
toeslag, waardoor voor de kleine zelf
standigen de best bereikbare gezond
heidszorg toch nog gegarandeerd blijft.
Een toeslag dus uit de algemene midde
len. Dit gebeurt reeds voor de bejaar
denverzekering. Dit is voor ons geen
principiële zaak. Maar er moet aange
dacht worden, dat als men in die rich
ting iets wil ondernemen het bedrijfs
leven waarschijnlijk met de eis zal ko
men, dat gelijke toeslagen dan ook die
nen te worden gegeven op de premie
voor de verplicht verzekerden. Waar
om de ene categorie van de bevolking
wel en de andere niet gesubsidieerd?
Volksgezondheid is, en niet eens uit
sluitend in de materiële zin van dat
woord, het grootste goed dat wij be
zitten. Het is derhalve grote offers
waard. Maar door doelmatigheid en
efficiency zullen de kosten toch op een
redelijk peil gehouden dienen te wor
den.
Advertentie
dellaCas»
sola'A
Onze gezelligheid kent geen tijd. Wij vieren de feestelijke
ontspanning van zomaar een avond. Wij nemen het ervan
met een Martini. Gekoeld..? Met soda..? "On the rocks"..?
Proef teug na teug de gulle rijkdom van heerlijke wereld
beroemde Martini. Dan proeft U het geheim van gezelligheid.
MARTINI - Iets bijzonders bij elke gelegenheid!
ROSSO, BIANCO EN EXTRA DRY fles f 6.95 'l3 fles f 3.55
AMSTERDAM, 24 nov. (ANP) De
Reina Prinsen Geerligs-prijs 1962
voor Nederland is toegekend aan de
25-jarige auteur Steven Membrecht
(pseudoniem) uit Amsterdam voor zijn
roman „Het einde komt vanzelf" en
de prijs voor Zuid-Atnka aan de even
eens 25-jarige Abraham Hendrik de
Vries, die aan de universiteit van Am
sterdam studeert, voor zijn verhalen
bundels „Hoog teen die heuning-
krans" (1956), „Verlore erwe" (1958),
en „Vetkers en neonlig" (1960) De
uitreiking der prijzen geschiedde van
middag in de aula van de universiteit
in de Lutherse kerk aan het Spui. Het
was de dertiende keer dat deze prijs
werd uitgereikt, welke ingesteld werd
ter nagedachtenis van de in het con
centratiekamp Sachsenhausen gefu
silleerde jeugdige verzetsstrijdster Rei
na Prinsen Geerligs.
De jury, bestaande uit Nel Noordzij,
Mies Bouhuys, J. W. Schulte Nordholt,
Karei Jonckheere en Paul de Wispe-
laere, beoordeelde 45 inzendingen (18
gedichtenbundels, 3 toneelstukken, 1
filmsenario, 23 romans en novellenbun-
dels). De voorkeur van de meerder
heid der jury ging uit naar het werk
van Steven Membrecht. In haar rap
port zegt de jury: „Evenals in zijn
eerste roman „Wachten op de zon"
onderneemt Membrecht in „Het einde
komt vanzelf", een poging om de zin
loosheid van het huidige bestaan en de
onmogelijkheid tot contact met de an
der te evoceren. Typerend voor zijn
werk is niet dat hij die zinloosheid
zin tracht te geven en die eenzaam
heid probeert te doorbreken. Integen
deel: aan het einde van de roman
keert de hoofdpersoon leger dan hij
wegging op zijn punt van uitgang te
rug. Membrecht onderscheidt zich met
deze roman door de originele compo
sitie en een zorgvuldige schrijftrant
van het merendeel van zijn jonge col
lega's, ook al leidt deze voor een zo
jeugdig auteur bewonderenswaardige
perfectie wel eens tot gemaniëerd-
heid en cerebrale constructies. Dat
Steven Membrecht er echter in slaagt
de eigen innerlijke spanning voortdu
rend voelbaar te maken in de gesprek
ken, de monologues interieurs en de
dagboekbladen van zijn hoofdpersonen
is een bewijs dat men hier met een
waarachtig schrijver te doen heeft"
Het werk van Steven Membrecht
houdt, volgens de meerderheid van de
jury, goede beloften in voor de toe
komst van onze letteren.
ROTTERDAM, 24 nov. (KNP) -
Gistermorgen is in het Sint Hypolitus-
ziekenhuis te Delft overleden rec
tor C. M. M. Hijgemann. De heer Hij-
gemann, geboren te Amsterdam in
1895, was achtereenvolgens kapelaan
te Limmen, IJmuiden, Schiedam (O.
L. Vrouw Visitatie) en Rotterdam (H.
Franciscus van Assisië), pastoor te
Schermerhom, rector te Buitenveldert
en te Berkel (St. Petrusgesticht). Hij
ging in 1957 met emeritaat.
DEN HAAG, 24 nov. Staathuishoud
kunde en statistiek M.O.: J. van Hessen
(De Bilt) en P. Hoek (Rotterdam).
k denk wel, dat ik hem er voor zal
strikken, had wijlen kroonprins Gus-
taaf Adolf van Zweden in augustus
1937, op de wereldjamboree van Vo
gelenzang gezegd tot leden van de staf
der padvindersbeweging in Nederland.
„Hem" was Prins Bernhard die vrtf
onverwacht een bezoek aan het kamp
bracht en daar al wat los en vast was
op een filmpje vastlegde. De voorspel
ling kwarrj uit: op 22 november van
hetzelfde jaar werd de prins geïnstal
leerd als Koninklijk Commissaris
van de Nederlandse Padvinders.
Op dezelfde datum had een verschui
ving in de topleiding plaats, die van
grote betekenis voor „scouting" in Ne
derland was. De hoofdverkenner, vice-
admiraal J. J. Rambonnet, die zeer
vele jaren 'zijn functie had vervuld,
trad op gelijke datum af. In een schrij
ven aan alle leidsters en leiders schreef
hij, dat hij het als een grote leemte in
dé organisatie had gevoeld, dat er geen
aangewezen opvolger voor hem was:
„Nu heeft zich onverwacht een mo
gelijkheid voorgedaan, waardoor de
Beweging tot grotere bloei zal kun
nen geraken en de vervanging van
de Hoofdverkenner geen zorgen meer
baart. Zijne Koninklijke Hoogheid
Prins Bernhard der Nederlanden, die
grote belangstelling voor de Padvin
dersbeweging koestert, wil gaarne
mijn werkzaamheden in de Vereni
ging overnemen en een tunctie ver
vullen. Als lid van het Koninklijk
Huis kan Z.K.H. zich niet in allerlei
dagelijkse beslommeringen doen be
trekken en niet aan kritiek bloot
staan, doch Z.K.H. heeft goedgevon
den als Koninklijk Commissaris aan
de Padvindersbeweging te worden
verbonden en we] met ingang van
22 november a.s. Inmiddels heeft het
Bestuur reeds de Hoofdkwartierscom
missaris voor Verkenners, A. Ooster-
lee, benoemd tot hoofdcommissaris
en deze zal tijdelijk de functie van 1
de hoofdverkenner waarnemen. Met'
de bovenstaande oplossing ben ik ten
zeerste ingenomen en het verheugt
mij, dat onze padvindersbeweging in
ons land met zulke hoopvolle vooruit
zichten een nieuwe periode kan in
gaan."
Ook de leider van de katholieke ver
kenners, mr. René Höppener, heette
de nieuwe Koninklijke Commissaris van
harte welkom en wenste hem een
zonnig en gezegend spoor „tot heil van
de gehele padvindersbeweging in Ne
derland".
Nu lag het in die tijd met de katho
lieke organisatie wel wat ingewikkeld
Wilde men in de „Wereldbroederschap
van Scouts" worden opgenomen, dan
moest men als organisatie erkend zijn
door het Internationaal Bureau te Lon
den dat onder het oog van Lord Baden
Powell geleid werd door de onverzet
telijke heer Wilson. Het bureau ging uit
van deze gedachte: erkenning van één
organisatie per land, tenzij er bij de
instelling van het bureau al meerdere
organisaties in één land bestonden. Een
(Advertentie)
de oorlog heeft de prins er zich niet
meer in vertoond.
Dat wil niet zeggen, dat de verhou
ding tot de Beweging zijnerzijds toen
was bekoeld; integendeel, hij stelde hel
grootste belang in het herstel en de uit
groei ervan. De verkoeling kwam pas
later. De oorzaak daarvan lag niet bij
hem.
De grote veranderingen in mentali
teit, die de bezettingstijd en de ter
stond daarop volgende jaren met zich
brachten, lieten de Beweging niet on
beroerd. Ook hier kende men de kam
pen der vernieuwers en der integralen,
die als sacrosant beschouwden wat door
de inmiddels overleden Baden Powell
was neergeschreven. Aan het hele,
strak gereglementeerde systeem werd
gerukt en getrokken en de hoofdkwar
tieren niet het minst het nationale
waren in beroering. Organisatorische
en technische kopstukken stonden hef
tig tegenover elkaar en toen geschied
de iets onvergeeflijks: men poogde de
prins in de strijd te betrekken.
Rambonnet had nog zó gewaar
schuwd: „als lid van het Koninklijk
Huis kan Z.K.H. zich niet in allerlei
dagelijkse beslommeringen doen be
trekken en niet aan kritiek bloot
staanDie woorden schenen op ze
ker moment vergeten. Het betrekken
van de prins in een zeker kamp zou
onherroepelijk tot kritiek op zijn per
soon leiden. De prins trok zich terug.
Niet uit zijn functie, maar hij distan
tieerde zich.
Men kan het de Beweging niet euvei
duiden, dat zij inwendig verdeeld was,
zeker niet in een tijd dat het gehele
maatschappelijk bestel in beweging was
en alles zijn bedding moest vinden. Het
gaat om een beweging van jonge men
sen, die al voor de oorlog geweldige
beroeringen had gekend zoals oen tij
delijke verscheurdheid aan het eind
van de jaren twintig, toen tal van
N.P.V. -leiders (vooral in Amsterdam)
hun volmachten terugzonden en op
eigen gelegenheid gingen padvinderen.
Kort voor de oorlog kreeg men daar
nog de „belofte-kwestie" bij. Het ging
toen om de vraag, of men een jonge
jongen mocht laten beloven, trouw te
zijn aan God. Er waren er, die meen
den dat twaalfjarigen de betekenis van
zulk een belofte voor hun latere leven
niet zouden beseffen. Uit de tegenstan
ders werd een nieuwe organisatie in
het leven geroepen, de „Padvinders
Vereniging Nederland" die (natuurlijk)
door Londen niet werd erkend en ten
slotte weer terugkeerde tot de ene gro
te organisatie. Het zijn maar enkele
voorbe dden om te tonen, hoe een een
heidsorganisatie van de jeugd voortdu
rend in de branding verkeert.
De beroering, die tot de verkilling
in de verhouding tot de Koninklijke
Commissaris leidde, is reeds lang voor
bij. Al die jaren trouwens bleef de prins
de certificaten van de leiders, die met
goed gevolg een lang niet malse trai
ningscursus hadden gevolgd, onderteke
nen. Ook degenen, die door de Bewe
ging op nationaal niveau een onder
scheiding kregen („Vlaamse Gaai" en
„Zilveren Jacobstaf") ontvmgen he
daarbii behorende document met de
handtekening van Prins Bernhard.
Nu de verhoudingen in de sfeer der
wereldbroederschap zijn hersteld, blij
kens de toekenning dinsdag 1.1.
van de hoogste padvindersonderschei
ding, de Vlaamse Gaai, door de Natio
nale Padvindersraad aan zijn Koninklijk
Commissaris, ziet het er naar uit, dat
de oude banden volledig zijn hersteld.
Het is aller hoop, vooral van de jon
gens, dat zij weer spoedig hun Koninklijk
Commissaris meermalen in hun midden
zullen zien.
J. A. VAN SCHIJNDEL.
Heeft u dat ook wel eens
gehad? U staat zich 's mor
gens voor de spiegel te sche
ren en u denkt:
„Gut nog an toe, moet ik
vandaag wéér verder met
dat hoofd?"
Zo ja, dan is er iets met
u aan de hand. Zo niet
trouwens ook. De enige troost, die ik
u in beide gevallen kan verschaffen
is, dat u niet zonder künt. En dat zal
u trouwens al spoedig opvallen als
u kwiek de nieuwe dag instapt. Som
mige eigenaardigheden hebben altijd
alle mensen gemeen.
Maar goed. Een mens kan er mee
sukkelen.
Laatst heb ik het probleem voor
gelegd aan een vriend. En ik vroeg
hem dus
„Heb jij dat nou ook?"
„Neen", antwoordde hij even reso
luut als afwezig. „Ik scheer mij elek
trisch!"
(Advertentie)
Prins Bernhard in 1937
voorbeeld van de laatste situatie was
Frankrijk met zijn „Scouts de France",
„Edaireurs de France" en „Eclaireurs
Unionistes". Zij werden alle drie er
kend.
In Nederland had men één organisa
tie, „De Nederlandse Padvinders'
(N.P.V.) ontstaan uit twee verenigin
gen „Nederlandse Padvinders Unie" en
„Nederlandse Padvinders Bond". De
éne vereniging werd erkend en de ka
tholieke verkenners konden geen erken
ning krijgen, tenzij via „De Nederland
se Padvinders". Men vond er iets op,
door een eigen katholiek hooldkwartiei
op te richten, samenwerkend met de
N.P.V., en de katholieke commissaris
sen de titel van „assistent" toe te voe
gen. Deze ietwat moeilijke organisato
rische vorm werd gehandhaafd en be
stond nog, toen de prins zijn entree in
de Beweging deed. Toen in ledental de
katholieke organisatie de N.P.V. over
vleugelde werd het tijd voor een ander
bestel. Zo ontstond dó Nationale Pad
vindersraad, onder welke beide hoofd
kwartieren als gelijke partners ressor
teerden. Het was deze Nationale Pad
vindersraad die de erkenning vanuit
Londen kreeg en zo was reder tevre
den.
Prins Bernhard nam met veel am
bitie zijn taak op. Tot vreugde van
elke scout verscheen hij in de uniform
van commissaris en bfj elke belangrij
ke gebeurtenis was hij aanwezig. In hei
hoofdkwartier aan de Zeestraat in Den
Haag had hij zijn eigen werkkamer.
En toen kwam Wereldoorlog II. In
afwachting van de dingen die zouden
komen, werkte de Beweging in Neder
land door. In februari 1941 geschiedde,
wat ieder ai had voorzien: zij werd
als zijnde staatsgevaarlijk door de
Duitse bezetting opgeheven, de hoofd
kwartieren werden gesloten, de eigen
dommen in beslag genomen en wegge
voerd. Vele leiders en leidsters werden
voor kortere of langere tijd „vastge
zet". De kamer van de koninklijke
commissaris werd Leeggehaald.
„Ik heb niets meer" zei de prins,
toen wij hem na de bevrijding vroegen,
hoe het was gesteld mét zijn bibliotheek.
„Alles is weggehaald". En onder dat
„alles" behoorde ook de uniform; na Prins Bernhard met zijn „Vlaamse Gaai
Zelfs enkele dagen terug nog
was het een komen en gaan
in de werkkamer van de heer
J. W. F. Backer, directeur-
generaal van de Rijksluchtvaart
dienst, in het gebouw van de
dienst aan de Scheveningse Ka-
naalweg. En dat niet alleen om
dat hij die dag zijn 65ste ver
jaardag vierde of omdat men bij
zijn verlaten van de RLD nog
even persoonlijk afscheid wilde
komen nemen. Voor het laatste
was trouwens de grote receptie
in de Haagse Trèveszaal be
doeld. Nee, er waren nog
steeds luchtvaartaangelegenheden
waarover deze of gene bezoeker
op de valreep nog beslist met
de scheidende directeur-gene
raal van gedachten wilde wis
selen, zoals er ook onder het
personeel nog wel waren, die
hem grotere of kleinere proble
men kwamen voorleggen. De
heer Backer vond het fijn, zoals
hij de luchtvaart nu al tiental
len jaren fijn vindt. En dus ont
ving hij ze allemaal nog graag,
zoals hij dat al sinds zijn be
noeming in 1948 altijd had ge
daan. „Da's toch logisch, 't Zijn
hier allemaal enthousiaste ke
rels, helemaal in de ban van
de luchtvaart. Een heel apart slag mensen, zoals trouwens m de gehele
internationale luchtvaart. Dat kan niet anders, t Is ook allemaal zo bijzon
der en boeiend, die luchtvaart, nog steeds.
Jan Willem Frederik Backer. Op 21 november 1897 te Arnhem geboren
Vier jaar opleiding tot werkmeester bij. de Spoorwegen. Genie-sergeant in
'14-'18 wanneer hij tevens een schriftelijke cursus werktuigkunde volgt.
Daarna werkzaam in een aantal fabrieken. („Veel geleerd, praktijk-ervaring
en omgaan met mensen"). 1 september '22: officier-vlieger bij de Marine
Luchtvaart Dienst. 1924-34 (met onderbreking van twee jaar) dienst bij
de MLD in het toenmalige Nederlands-lndië, onder meer als artillerie
officier, en in '35 bij het ministerie van Marine belast met de aankoop van
bewapeningsinstrumenten. Na de capitulatie van '40 in een torpedo-volgboot
naar Londen om er onder meer regels voor de Nederlandse burgerlucht
vaart zoals die ook tijdens de oorlog nog plaats vond (K.L.M.-lijn Bristol
Lissabon v.v.) op te stellen. Na de bevrijding terug naar Den Haag en in
'48 opvolger van de heer H Ch. E. van Ede van der Pais als directeur-
generaal van de RLD.
Eén aaneenschakeling van boeiende zaken, die nog jonge maar al zover
ontwikkelde luchtvaart. Zij zal de liefde van Jan Backer behouden. En
daarom zal hij zich zorgen blijven maken om de toenemende ondergeschikt
heid van de mens aan de apparatuur in het vliegbedrijf. „Hoe train je de
mensen om in geval van nood de elektronische computer te vervangen?
Hoe moet de vlieger straks zo'n supersonische kist bij een storing in eigen
hand kunnen houden?". Dat supersonisch vliegen maakt de heer Backer
en daarin is hij allesbehalve de enige overigens nog helemaal niet
geestdriftig.
Een man met uclerlei belangstelling en liefhebberij. Pianospelen Filmen.
Goochelen. Sterrenkunde. Filatelie. Timmeren. Genealogie Tuinieren. Zo
juist een boek over pottenbakken gekocht. Rusteloze zoeker naar meer kunde
en kennis. Maar telkens zal hij opnieuw naar de luchtvaart terugkeren. Hij
zal er nog genoeg gelegenheid voor hebben. Niet alleen door zijn talloze
binnen- en buitenlandse contacten (en functies, waarvan hij er een aantal
blijft vervullen) maar ook, met ingang van 1 december, als de eerste
adviseur-honorair voor burgerluchtvaartzaken van Prins Bernhard. Hij
zal de ontwikkelingen blijven volgen zoals hij ze vele jaren hééft gevolgd,
ten onrechte zichzelf houdend voor een kleine jongen met te korte beentjes
die de sprong nét nooit haalde.