A
Papini en de duivel,rood ingebonden
Koffie KREMER
Wit-Gele Kruis bezint
zich op taak in deze tijd
Basïlius en
de Maansteen
ïïillliilj
Aansluiting op maatschappelijke
en wetenschappelijke ontwikkeling
Acmciïdumm!
Brand in drukkerij
te Almelo
Schade 50.000 gulden
„KLEIN-CONGRES" IN UTRECHT
Gesprek in Den Haag
louter informatief
Is een lichtelijk verbazing
wekkend nieuwtje hoor je
ineens dat Fons Jansen met
een cabaret, getiteld De Lachende
Kerk, door het land reist. Met een
Pianist tot steun staat hij van tijd
tot tijd een hele avond op een to-
heeltje. Hij houdt het besloten en
toil er geen pers bij.
Tot dusverre was Fons Jansen
fian te duiden als de bekende
schrijver van „Liefde" en nog wat
boeken, als de redactie-secretaris
Van G 3, als inleider op congres
sen en studiebijeenkomsten, en
Vooral ook als de langzamerhand
ftiytisch wordende „leek in de
Kerk" die ook wat op het hart
heeft. Hij bewoog zich voortdu
rend in levensgebieden waar
iedereen zo zijn meningen heeft.
En als vanzelfsprekend gevolg
hiag hij ook bogen op een legertje
Van mensen die het niet met hem
eens zijn. Maar nu: Cabaret-ar
tiest met een one-man-show, al
stelt hij zichzelf niet zo Toon
Hermans-achtig voor als het hier
staat.
r gingen de afgelopen week
geruchten dat het spookt
in de Limburgse Peel, met
name in de omgeving van Helena-
veen. Er was sprake van akelige
geluiden en van zonder aanwijs
baar doel in het rond vliegende
stenen, rotte appelen en zelfs to
maten. Ik heb mij naar de be
dreigde plek gespoed en bevon
den dat de inwoners aldaar ten
aanzien van deze verschijnselen
de gebruikelijke houding van iet
wat vreesachtig ongeloof aanne
men. Er is echter één man, die
volhardt in een onwankelbaar ge
loof: het spookt niet alleen in de
Peel, de duivel gaat er te keer
„dat het niet mooi meer is". Dat
is de heer Leo Kluijtmans. Hij
woont op de „Hoeve het Volk-
meer", aan de Grashoek, een on
herbergzaam oord dat inderdaad
een lustoord moet zijn in de ogen
van spoken, die gevoel hebben
voor natuurschoon.
De heer Kluijtmans is oudheid
kundige en 56 jaar oud. Hij heeft
zes kinderen van vier tot achttien
jaar en zijn fruitkwekersbedrijf,
dat hij hoofdzakelijk laat beheren
door zijn personeel, moet onge
veer twee ton waard zijn. Hij is
niet rjjk, maar hij kan zich in
zoverre redden, dat hij genoeg
tijd overhoudt voor zijn oudheid
kundige hobby.
HET GESCHENK DAT
DE HAND" LIGT
,VOOR
Rolz Bennett bij vertrek:
ZATERDAG 1 DECEMBER 1962 - PAGINA 11
DE MENSEN WILLEN
WEL EENS LACHEN
Degenen die hem al lang kennen, her
inneren zich plotseling dat hij vroeger
°P het Ignatius College in Amsterdam
al goed toneel speelde. Hp kwam uit
aen milieu waar hartstochtelijk aan
kunst werd gedaan en die hartstocht
Was ook Fons Jansen niet vreemd. Als
jongen sloop hij heimelijk de schouw
burg binnen tot achter de coulissen om
Buziau van dichtbij te zien.
Als men met deze wetenschap hem
hu ontmoet, is het niet zo vreemd hem
*n een conférence en een liedje te plaat
sen. In het gesprek is hij snel en flit
send en met zijn lichte, buigzame stem
(hij ig een tijdlang nieuwslezer bij de
radio geweest) lijkt hij fysiek al goed
toegerust voor „de muze met de scherpe
tong".
Maar de ommezwaai blijft verwon
derlijk. „Ach, de mensen willen wel
aens lachen", zegt hij. En later: „In ca
baret kun je veel zeggen. Nu, bij het
Concilie bijvoorbeeld, hoor je vaak be
weren dat wij hier niet zo veel moeten
wensen. Wij zijn, zo hoor je dan, een
Wereldkerk en wij moeten rekening hou
den met landen waar men nog niet zo
ver is als bij ons. Dat gaat mij toch
Wel wat te ver, en daar heb ik een
kedje over: Wachten op Zuid-Amerika."
Heeft hij dan het cabaret gekozen
als een doeltreffend middel om de
Wensen wat te zeggen?
Neen, dat is het niet. Het idee kwam
«o maar op een dolle avond met wat
vrienden. De tijd was rijp om eens
Sat anders te doen. Op een aantal
b'hgen die hem vroeger bezig Mel
oen, was hij zo'n beetje uitgekeken.
"11 ging het aan anderen overlaten
°P te trekken met de jonge mensen
w het katholieke militaire vormings-
?ILtr¥m Waalheuvel. Fons Jansen
jaar): „je njet t0{ g5e
SasxHSï
SPOKEN IN DE PEEL
Als ik in zijn woonkamer binnen kom
zie ik op een penantkastje een boek
liggen: „Papini. De duivel". Dat blijkt
bij nader inzien dus niet helemaal zon
der betekenis te zijn. De heer Kluijt
mans vorst al van zijn twaalfde jaar
af. Hij kon dat doen omdat hij „de le
vensstrijd niet behoefde te voeren." Zijn
vader immers, turfgraver van afkomst,
had zich opgewerkt tot beheerder van
de beste hoeve van de streek. En zijn
vorsen begon toen hij, als jongen, bij
enig ophogingswerk naar aanleiding
van het bouwen van een noodkerkje,
wat scherven in het zand ontdekte. Hij
ging daaromtrent zijn licht opsteken bij
de onderwijzer. En deze zei: „Dat zijn
resten van urnen". Later vond de heer
Kluijtmans ook héle urnen.
Een klein stukje oudheidkundige
historie. In 1910 werden in de om
geving van Helenaveen overblijfselen
gevonden van een Romeins officier.
Een gouden helm die tot op de
dag van heden ergens in een museum
is te bezichtigen een zilveren
spoor, een wijnvaatje van twee k drie
liter inhoud, een hoefijzer en wat
manden met leer. De heer Kluijt
mans had zich al lang in het hoofd
gezet dat geval nog eens op te los
sen. Hij moest daarmee echter jaren
lang wachten. In 1959 brak er op ge
noemde plek die hij van zijn va-
Fons Jansen
doorgaan met als maar weer jongens
van twintig jaar willen begrijpen.
Iedereen doet wel moeite om jong te
blijven, maar ik ben het eens met de
man die zei dat het nog veel -moeilij
ker is om te leren hoe je oud moet
worden."
n het schrijven over liefde, huwe
lijk en gezin vlotte ook niet zo
erg goed meer. „Het is acht jaar
geleden dat ik „Liefde" schreef.
Het heeft zijn diensten bewezen. En in
België, Duitsland, Engeland, Zuid-
Axnerika en waar het allemaal verkocht
Wordt, zal het nog wel zijn nut hebben,
maar hier hebben wij het wel zo onge
veer gehad. Ik laat er ook geen her
druk meer van maken. Dan zou ik het
grondig moeten herschrijven. Het staat
er allemaal zo gaaf, zo mooi en dich
terlijk voorgesteld in, maar zelf voel ik
bet nu veel harder en gewoner aan. Ik
kan het natuurlijk wel helemaal omgooi
en, maar ik heb er op het ogenblik niet
erg veel over te zeggen. Nee, ik laat het
maar zo, voorlopig.
Er zijn nog anderen ook. En ik heb
Bemerkt dat het huwelijk of dat liefdes
opvattingen bij anderen wel sterk kun-
ben afwijken van mijn ideeën, maar dat
die anderen ook gelukkig zijn. Daar heb
ik ook iets over in het cabaret."
Een omstandige poging om een dis
cussie te ontketenen, doet hem rea
geren: „Geluk? Gewoon doen. Je op
dracht vervullen. Ja, dat kan in het
huwelijk, maar ook daarbuiten. En dat
bè, die behoefte steeds maar weer de
Kerk en God erbij te halen. Dat hoeft
helemaal niet. Het huwelijk is al heilig.
A.ls je tien keer God zegt, zeg je nog
biets."
Hij is er niet rouwig om dat een
boek binnen acht jaar kan verouderen.
„Wat Kwant zegt: Alles moet op de
helling, dat is waar. Maar toch wordt
er nog geprobeerd een paar stukjes
vast te houden, want dat zouden toch
Wel waardevolle dingen zijn. Maar
over een paar jaar gaan die stukjes
er ook aan. De aanvaarding dat alles
to beweging is maakt het conflict
tossen de oudere en de jongere gene
ratie heel groot. Er is iets fundamen
teels gebeurd. Wij kunnen niet meer
torug, wat men vroeger altijd kon.
De evolutie-gedachte is iets hoopvols,
toaar ze kan toch ook veel verdriet
Beven. Wil je wel geloven dat ik soms
ftog heimwee heb naar mijn eerste
H. Communie. Dat was toch een mooi
toest, met muziek en kaarsen, en alle
tontes op bezoek. Het was iets wat
Veiligheid en warmte gaf. En nu? We
jveten niets meer. En toch is dat het
begin van iets nieuws. Laten wij'het
maar zeggen dat wij niets meer we-
¥n, dat wij eenzaam zijn, moeilijkhe
den hebben. Als wij van eikaars een-
lamheid en conflicten horen, voelen
YU ons meer gemeenschap. En dat is
de opdracht die wij hebben en waar
mee wjj het geluk kunnen veroveren;
umenleven, een gemeenschap vor-
5?®n. Die tragiek van het onzekere
uiien wij nooit van ons af kunnen
°j-uudden. De meeste mensen weten
dn? n°8 niet, weten nog niet dat veel
•jjngen nooit opgelost zullen worden.
jjA zijn conflicten en daar zullen wij
- ee sterven. Daar heb ik een liedje
ea?r- Dat is het aantrekkelijke van
1>A~ret; Humor maakt alle zaken be-
v6lf ftob, zodat je er mee kunt le-
Of j m°et er maar eens om lachen.
WaB„ l.?en vlucht is? Van mij? Ja,
8CjCrsohjjnlijk wel. Maar het is geen
Vh,„?de. Als mijn huis in brand staat,
to er uit. Wie niet? Het kan
claad zijn dat ik over een bepaal
de tijd dit cabaretwerk weer over
boord gooi. Maar ik ben nu al bezig
aan een tweede programma. Al zal ik
in de toekomst wellicht wat anders
willen, je moet ook vrede met het
heden kunnen hebben. Dat is nu een
maal zo. De mens sterft altijd op een
moment dat hij ergens halverwege
is. Enfin, de dood is ook een thema,
dat in mijn repertoire voorkomt. Zal
ik eens wat programmapunten opnoe
men? Catechese. Verkering en huwe
lijk, uiteraard. Huisbezoek, dat is een
pantomime; ik heb er speciaal lessen
voor genomen, ik moet ook nodig wat
aan zanglessen gaan doen. En dan de
preek, hoofdzakelijk het aflezen van
kerkberichten; daar kwam ook het
grapje in voor dat je van mij gepikt
hebt, over dr. Trimbos die op dins
dagavond in het parochiehuis een cau
serie houdt over het onderwerp: Ge
slacht en Ongeslacht; ik heb er wat
anders voor moeten zoeken. En dan
houd ik ook nog een gewetensonder
zoek met de hele zaal. Dat is meestal
het nummer vóór de pauze, want dan
wordt er wat afgelachen."
e korte monologen van Fons Jan
sen hebben vaak een radheid die
aan Wim Kan dioet denken. (Hij zegt
dat hij goed moest oppassen om
te voorkomen dat hij Kan in een enkel
opzicht zou imiteren). Toch is hij geen
prater. Ondanks zijn vlugge intelligen
tie lijkt hjj in hele stukken van een
gesprek nauwelijks voluit te reageren.
Misschien ligt het aan het gerucht om
hem heen dat hem irriteert en hem
thuis vaak de dakkamer doet opzoe
ken om te werken. Maar waarschijn
lijker is het dat hij in gedachten
„doorwerkt", want ineens kan hij een
vroegere draad van het gesprek weer
opnemen. En dan kan hij je aan het
schrikken maken met de radicaalste
meningen, waarvan je denkt: dit moet
maar niet in de krant. Want het is
aan te nemen dat hij het zelf ook niet
wil. Hij mag dan wel radicaal zijn,
maar hjj is toch erg blij met de kri
tische zin van zijn echtgenote, die hem
kennelijk nog wel eens bewust maakt
van „second thoughts".
En bovendien, terwijl je nog zit te
tobben met zo'n uitspraak als „Wat
moet ik met het rozenhoedje?" ont
wikkelt hij al lang weer een andere
gedachte. Joost mag weten hoe we
ineens op het onderwerp terecht zijn
gekomen. „Ik heb wel eens gelezen,"
zegt hij, „dat er in deze tijd geen
genieën, geen mensen met een alles
omvattende creativiteit, meer wor
den geboren. Je kunt niet meer al
les omvatten. De een weet dit, de
ander denkt dat. En nu meen ik dat
wij in Nederland typisch geschikt
zijn als communicatiemiddel. Het is
hier een soort Eurohaven van ge
dachten, van nieuwe filosofieën,
nieuwe theorieën. Wij zijn de mensen
die het aan de loketten van de ver
schillende specialisten moeten opha
len en daarna maar doorgeven wat
wij gehoord hebben, zonodig vertaald,
begrijpelijk gemaakt en bij elkaar
gevoegd wat bij elkaar hoort."
doorgeven van de nieuwe theologie. De
geest die er uit G.3 sprak, riep in die
jaren hier en daar nogal veel weer
stand op.
Men noemde het soms gevaarlijk
revolutionair, maar men wist niet dat
er een heel dynamische beweging
achter zat van vooruitstrevende
theologen van onverdachte reputa
tie. Maar daarna is G.3. het accent
weer wat gaan verleggen toen het
tot het besef kwam dat de theologen
zwaar leunden op een aantal moder
ne filosofen. „Wij trachten nu maar
te werken vanuit de gehele werke
lijkheid," zegt Fons Jansen. „Katho
liek zijn geldt toch de totale werke
lijkheid? Waarom het jodendom of
het boeddhisme uitschakelen?" Het
is een retorische vraag, Fons Jan
sen waardig.
Al aan het begin van het gesprek
heeft hij verteld, dat hij niet wist wat
hij moest vertellen. „Ik weet het ook
allemaal niet." Hij lijkt niettemin ge-'
boren om de ander tot denken te dwin
gen. Hij prikkelt je als hem te binnen
schiet: „Moraaltheologie is een soort
science fiction; het zegt hoe de mens
zou moeten zijn als er geen zondeval
feweest was." Maar dan blijkt meteen
at hij geen rust heeft met een vrij
blijvende mooie kreet. Want hij begint
meteen zelf correcties aan te brengen
tot hij zijn uitspraak heeft terugge
bracht tot de proporties van een afo
risme. Geschikt wellicht voor het ca
baret, dat hij bijna „een vlucht naar
de lach" heeft genoemd.
Staat zijn huig in brand? Dit is
waarschijnlijk niet de goede gelegen
heid om een antwoord te geven. Maar
het hoeft niet per se zo te zijn. Zijn
cabaretwerk, hoewel het de volle lach
niet schuwt, sluit nu en dan ook glim
lachend aan op zijn wat dichterlijke
natuur. En hij gelooft in dichters. Want
die kunnen het zeggen. „Waarom zijn
er geen dichters uitgenodigd op het
Concilie?" vraagt hij.
HENK SUÈR
ALMELO, 30 nov. In de huisdruk
kerij van Palthe N.V. alhier is vannacht
brand ontstaan in een partij kartonnen
kokers. Het vuur verbrandde partijen
papier die daar waren opgelsagen. De
machines in de drukkerij zijn door het
vuur aangetast en beschadigd. De brand
richtte een schade van ongeveer 50.000
gulden aan. Omstreeks een uur van
nacht waren de gemeente- en de fa-
brieksbrandweer het vuur meester. De
oorzaak is niet bekend. Het bedrijf is
tegen brand verzekerd.
it is overigens een opvatting die
ook heel lang typerend is geweest
voor G. 3. Aanvankelijk was de
Goede Geest Gemeenschap door
aalmoezenier Schoonebeek opgezet als
een poging om de lusteloosheid in het
leger te lijf te gaan en de kameraad
schap te bevorderen. Tussen '50 en '60
kreeg het onder aalmoezenier Groe
nendijk een andere klemtoon. Men ging
in de daarvoor geëigende vormen iets
(Advertentie)
HAARLEM: GR. HOUTSTRAAT 52
AMSTERDAM - DEN HAAG
(Advertentie)
UTRECHT, 30 nov. - Na een jaren- op de persoonlijke verantwoordelijkheid
lange onstuimige ontwikkeling van het
Wit-Gele Kruis is dit in een stadium
gekomen, waarin bezinning nodig is en
waarin een structuur tot stand moet
komen, die ons niet alleen in staat stelt
te blijven doen wat we doen, maar vooral
ook te verwezenlijken wat ons nog
te doen staat en dat is zeer veel. Dit
tijdsbestek zal beslissend zijn voor de
vraag of het Wit-Gele Kruis zich vol
doende zal weten aan te passen en te
vernieuwen om te kunnen zijn een or
ganisatie voor maatschappelijke gezond
heidszorg en dat dan in de vele aspecten
die deze gezondheidszorg vertoont en
gaat vertonen. Met deze woorden teken
de de secretaris-generaal van de natio
nale federatie „Het Wit-Gele Kruis",
H. -I. J. Leenen, duidelijk bedoeling en
aard van het klein-congres, dat van
daag onder de titel „Ruimte en Grens"
in Utrecht werd gehouden.
Richtsnoer bij de besprekingen was
een deel van het rapport van de plan-
commissie, waarin taak en plaats van
het Wit-Gele Kruis worden behandeld
en vervolgens het particuliere en le
vensbeschouwelijke karakter van de or
ganisatie aan een beschouwing onder
worpen. Het volledige rapport, waarin
ook wordt ingegaan op structuur en
werkprogramma, komt aan de orde op
het nationaal congres in oktober 1963.
De organisatie zal moeten opvangen
en met haar apparaat kunnen blijven
uitvoeren alles wat zich aan expan
sie openbaart op het terrein van de
sociale geneeskunde, Dit is voor de
voorzitter, arts Ohr. Mol, het kern
probleem. Nu de organisatie de uit
groei moet verwezenlijken van het so
ciaal-hygiënische en preventieve werk
naar sociaal-geneeskundige zorg, met
de velerlei medische voorzieningen
voor de bestrijding van volksziekten
als rheuma, kanker, diabetes, astma,
epilepsie en voor de langdurige ziek
ten, acht hij een medische staf en
medische leiding onmisbaar. Verder
wees hjj op de noodzaak om ook te
werken aan de geestelijke gezondheid
van de mens.
Dr. H. Festen, die met de heer Lee
nen het congresthema nader inleidde,
wilde bij een poging tot omschrijving
van het werkgebied van de kruisvereni
ging moeilijker, zo zei hij, dan men
denkt bij voorkeur de termen „maat
schappelijk" en „sociaal" niet bezigen.
Het gaat om preventieve en curatieve
zorg en onder alle omstandigheden ko
men bij alle activiteiten op het terrein
van de gezondheidszorg de gegevens
van de sociale geneeskunde aan bod.
Een van de belangrijkste uitgangspunten
bjj het realiseren van de kruisgedachte
was de mening, dat door een appèl
voor de gezondheid het zelf-doen van be
paalde activiteiten op dit gebied tot be
duidend betere resultaten zou leiden
dan een verzorging, die zou uitgaan
van de overheid. Deze overweging
plaatst de taak van de particuliere ver
eniging alleen al op enkel opportunisti
sche overwegingen duidelijk naast de
taak van de overheid op dit gebied.
Dr. Festen constateerde, dat men in
het verleden te weinig gebruik heeft
gemaakt van de mogelijkheid bepaalde
werkzaamheden in samenwerking met
buiten de kruisverenigingen staande per
sonen of instellingen op te zetten. Als
positief uitgangspunt bij de taakomschrij
ving ziet dr. Festen, dat de kruisver
eniging haar werkzaamheden beperkt
tot het terrein van de gezondheidszorg
en dat zij haar diensten richt op perso
nen, die in het gezinsverband leven.
Als een meer positieve aanduiding: dat
tot de taak van de kruisvereniging voor
al behoren die activiteiten op het ter
rein van de gezondheidszorg, die alleen
in een organisatorisch-administratief ka
der kunnen worden gegeven of die daar
in alleen tot hun recht komen en die
vormen van hulpverlening, die bij voor
keur moeten worden gegeven door func
tionarissen in dienstverband, omdat daar
door de mogelijkheid van leiding, toe
zicht en gerichte opleidinc wordt gege
ven.
De heer Leenen betoogde verder in
zijn inleiding, dat het voor het Wit-
Gele Kruiswerk, dat zo dicht bij de
mensen zijn werk verricht, van de groot
ste betekenis, ja, een levensbelang om
zich door de grondstroom van het mo
derne denken te laten voeden en aange
sloten te blijven op het geheel van de
maatschappelijke en wetenschappelijke
ontwikkling.
Ons denken en handelen aldus de
heer Leenen moet zó zijn, dat we de
mens in zijn gezondheidszorg helpen
en niet alleen medisch verantwoord maat
regelen nemen. In de maatschappelijke
gezondheidszorg, die zich voltrekt bij de
mens in de maatschappij, staan we voor
de noodzaak, bewust te kiezen voor een
ontwikkeling, waarin de mens met zijn
gezondheidsproblemen centraal staat en
niet alleen medische kennis wordt toe
gepast.
Oudheidkundige vondsten in het koffertje.
ROME, 30 nov. (KNP) - Weer is een
Nederlander in Rome aangekomen om
als waarnemer het Concilie bij te wo
nen. Het dr. H. A. Oberman, hoogleraar
aan de Harvard Universiteit in Boston
(V.S.). Hij vertegenwoordigt de Inter
national Congregational Council, een
organisatie van kerken op hervormde
grondslag.
der wist een wekenlang durende
brand uit. Het tot dan toe vrijwel on
toegankelijke gebied werd daarmee
voor mensen ontsloten. Maar het
duurde toch tot 1960 vóór de heer
Kluijtmans het durfde te betreden.
Op een zondag na de Mis waagde hij
echter het avontuur en toen deed hij
dan ook een verbazingwekkende ont
dekking: hij vond een curieuze maan
steen. Op de plek dus, waarop ook
de helm van die Romein destijds was
gevonden.
Van dat moment af stond het voor de
heer Kluijtmans vast: met deze maan
steen was die Romein vermoord. En
die Romein was geen krijgsman ge
weest, maar een geloofsverkondiger,
een martelaar.
„Hoe weet u dat?"
„Dat," antwoordt de heer Kluijtmans,
„ligt in het magische vlak."
Het magische vlak. De heer Kluijt
mans laat mij een soort enquête-formu
lier zien van de „Centrale Commissie
voor onderzoek van het Nederlandse
volkseigen van de Koninklijke Neder
landse Akademie van Wetenschappen,
afdeling Volkskunde". Kent u verhalen
over (ik doe slechts een kleine greep
uit de riante bloemlezing)„Een stem
uit het water", „Wisselkinderen", „Wis-
selheksen", .Spinnend kaboutervrouw
tje" „Witte wieven", „Hunnen", „Valse
landmeters", „Derk met de beer",
Heemanneke Ossaert", „Ziekte als
wolkje", „Spookbegrafenis", „Gewijde
kogels", .Mensen die turven kunnen
laten marcheren", „Schaapherders die
hun schapen kunnen veranderen in
hooioppers of iets dergelijks", „Muziek
in de lucht", „Mensen die van de weg
werden getrokken".
Van dat laatste verschijnsel weet de
heer Kluijtmans alles. Hij heeft het zélf
meegemaakt. Hoe?
De heer Kluijtmans moet vóór in
de twintig zijn geweest toen hij op
een zondagmiddag al fietsend van les
terugkwam. Van les, want hij speelde
destijds accordeon in een amateur
jazzband. Op een kruispunt gekomen
werd hij door een onzichtbare kracht
tegengehouden. Hij had het gevoel
van te moeten optornen tegen een
macht, die hem beval terug te gaan.
Terug naar de Romein echter. De
heer Kluijtmans weet niet alleen, dat
het een martelaar-geloofsverkondiger
moet zijn geweest. Hij kent zelfs zijn
naam. Hoe?
„Op een nacht," zegt de heer Kluijt
mans, „werd ik om half één benauwd
wakker. Ik dacht: er is iemand in de
kamer. Als ik mijn ogen open deed zag
ik niets. Als ik ze dicht had zag ik hem
wél. Ik vroeg: „Hoe héét je?" En toen
klonk een mooie, klare en duidelijke
stem, die zei: „Basilius". Ik stootte
mijn vrouw aan en zei: „Vrouw, ik
weet zijn naam." Mijn vrouw antwoord
de toen nog slaperig: „Vertel het mij
morgenochtend maar."
De heer Kluijtmans heeft de duivel
gezien. Hoe? „Op een zondag in sep
tember was ik onderzoekingen aan
het doen in de Peel. Er was daar pas
een moord gebeurd. Ik kwam langs
een water en daar stonden op enige
DEN HAAG, 30 nov. Het gesprek
dat de voormalig tijdelijk VN-bestuur-
der voor Nieuw-Guinea, Rolz-Bennett
gisteren met de Nederlandse regering
heeft gehad, is van z,uiver informatieve
aard geweest. „Er zijn geen onderhan
delingen gevoerd en er zijn ook geen
discussies geweest over een eventuele
bespoediging van de overdracht van
het bestuur van UNTEA over Nieuw-
Guinea aan Indonesië.
Ik heb alleen meegedeeld wat de
feiten ziin: enige leden van de Nieuw-
Guinea-Raad en een aantal vertegen
woordigers van groepen van de be
volking van Nieuw-Guinea hebben in
derdaad de wens te kennen gegeven,
dat de periode van VN-bestuur be
kort zal worden en dus niet tot 1
mei van het volgend jaar zal duren.
Er is daartoe echter van de zijde
van de Indonesische regering geen
enkel officieel verzoek ingediend."
De heer Rolz Bennett zei vanmorgen,
dat hij de wensen van deze bevolkings
groepen niet officieel heeft overge
bracht; hij heeft er alleen melding van
gemaakt. De Guatemalteek kwam
rechtstreeks van de ambtswoning van
minister-president De Quay, toen hi)
de pers te woord stond. Hij is om
twaalf uur naar Brussel vertrokken.
afstand van elkaar drie vissers, met
hengels ln de hand. Ik fietste er
langs en de één draaide zijn hoofd
om en keek mij aan, zó dat mij een
huivering door de leden voer. Een
meter of tien verder stond de twee
de; hü draaide zich helemaal om en
zijn ogen leken nét vuurbollen. De
derde had een roodachtig uiterlijk.
Dat was 's middags om half twaalf.
Om half zes kwam ik wéér langs die
plek en die vissers stonden er nog.
Toen haalde de middelste zijn hengel
uit het water en kwam met zijn uit
graniet gehouwen kop op mij af, zon
der met de ogen te knipperen. Ik ben
voor geen kleintje vervaard, en ik
keek hem dus ijskoud aan. Hij zei
niets, ik zei niets. Zijn ogen puilden
uit hun kassen. Toen hij op één me
ter afstand van mij was gekomen,
weifelde ik. Hij wou me vernietigen.
Op hetzelfde moment was het of hij
door een hogere macht werd aange
grepen en hij viel terug tot een hulpe
loze kleinheid, tot niets. Op dat mo
ment ook zag ik op zijn gezicht een
glimp van een goddelijke schoonheid;
het was iets teers, iets zeer subtiels."
Toen de heer Kluijtmans van die
spook-geruchten in de Peel hoorde, wist
hij direct dat zij waar waren. Er gaan
verhalen over honden, die achter fiet
sers aanzitten. Dat klópt. „De duivel
manifesteert zich graag in een hond."
De grootmoeder van de heer Kluijt
mans was een helderziende. Van haar
is dit overgeleverde verhaal dat zich
omstreeks 1860 moet afspelen be
kend. „Zij was meid bij een boer. En
op een keer ging zij 's avonds om elf
uur water halen uit de put. Juist had
zij de emmer van de haak afgepakt
en neergezet toen zij dacht: wat zie ik
daar? Het was een begrafenisstoet In
de maneschijn. De haren rezen haar
onder de muts omhoog. Zij zag een
vrouw, die haar schort van achteren
vastknoopte, achter de stoet aanhollen.
Dagen later was er in het dorp écht
een begrafenisstoet. En de grootmoe
der herinnerde zich dat zjj die hollen
de vrouw-in-schort was geweest. De
„Afdeling Volkskunde" noemt dat:
„Spookbegrafenissen, lijkstatie".
Ik rijd met de heer Kluijtmans naar
de plek waar hij die fameuze maan
steen heeft gevonden.
„Ik stel één voorwaarde," zegt hij
vooraf, „als u iets vindt is het voor
mij".
Het kost mij niet de minste moeite
die belofte te doen. Nog minder om
haar te houden. Ik vind namelijk bij
nader inzien op de aangewezen plek in
het geheel niets. Het is een stuk vers-
omgeploegde aarde.
Als wij te zijnen huize zijn weerge
keerd toont de heer Kluijtmans mij nog
enige oudheidkundige vondsten, die er,
naar mijn smaak, niet om liegen, en die
hij dan ook in een koffertje heeft opge
borgen. Een merkwaardige pijlpunt en
een gek stenen mes. Hij vertelt er met
aanstekelijk enthousiasme over. Papini
en de duivel liggen inmiddels nog
steeds rood-ingebonden op de kast.
Spoken in de Peel.
Hoe het allemaal zij, de heer Kluijt
mans vorst gewoon, zoals hij dat van
zijn twaalfde jaar af gewend is te
doen, verder. Hij vertelt mij trouwens
niet zonder gerechtvaardigde trots dat
hjj beschikt over een vergunning van
de bisschop om op zondag jn de om
geving te graven. De enige beperking,
die hem daarbij is opgelegd is, dat hjj
er een „redelijk gebruik" van zal ma
ken.
HERMAN HOFHUIZEN
De plek van de maansteen.