A Papini en de duivel,rood ingebonden Koffie KREMER Wit-Gele Kruis bezint zich op taak in deze tijd Basïlius en de Maansteen ïïillliilj Aansluiting op maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkeling Acmciïdumm! Brand in drukkerij te Almelo Schade 50.000 gulden „KLEIN-CONGRES" IN UTRECHT Gesprek in Den Haag louter informatief Is een lichtelijk verbazing wekkend nieuwtje hoor je ineens dat Fons Jansen met een cabaret, getiteld De Lachende Kerk, door het land reist. Met een Pianist tot steun staat hij van tijd tot tijd een hele avond op een to- heeltje. Hij houdt het besloten en toil er geen pers bij. Tot dusverre was Fons Jansen fian te duiden als de bekende schrijver van „Liefde" en nog wat boeken, als de redactie-secretaris Van G 3, als inleider op congres sen en studiebijeenkomsten, en Vooral ook als de langzamerhand ftiytisch wordende „leek in de Kerk" die ook wat op het hart heeft. Hij bewoog zich voortdu rend in levensgebieden waar iedereen zo zijn meningen heeft. En als vanzelfsprekend gevolg hiag hij ook bogen op een legertje Van mensen die het niet met hem eens zijn. Maar nu: Cabaret-ar tiest met een one-man-show, al stelt hij zichzelf niet zo Toon Hermans-achtig voor als het hier staat. r gingen de afgelopen week geruchten dat het spookt in de Limburgse Peel, met name in de omgeving van Helena- veen. Er was sprake van akelige geluiden en van zonder aanwijs baar doel in het rond vliegende stenen, rotte appelen en zelfs to maten. Ik heb mij naar de be dreigde plek gespoed en bevon den dat de inwoners aldaar ten aanzien van deze verschijnselen de gebruikelijke houding van iet wat vreesachtig ongeloof aanne men. Er is echter één man, die volhardt in een onwankelbaar ge loof: het spookt niet alleen in de Peel, de duivel gaat er te keer „dat het niet mooi meer is". Dat is de heer Leo Kluijtmans. Hij woont op de „Hoeve het Volk- meer", aan de Grashoek, een on herbergzaam oord dat inderdaad een lustoord moet zijn in de ogen van spoken, die gevoel hebben voor natuurschoon. De heer Kluijtmans is oudheid kundige en 56 jaar oud. Hij heeft zes kinderen van vier tot achttien jaar en zijn fruitkwekersbedrijf, dat hij hoofdzakelijk laat beheren door zijn personeel, moet onge veer twee ton waard zijn. Hij is niet rjjk, maar hij kan zich in zoverre redden, dat hij genoeg tijd overhoudt voor zijn oudheid kundige hobby. HET GESCHENK DAT DE HAND" LIGT ,VOOR Rolz Bennett bij vertrek: ZATERDAG 1 DECEMBER 1962 - PAGINA 11 DE MENSEN WILLEN WEL EENS LACHEN Degenen die hem al lang kennen, her inneren zich plotseling dat hij vroeger °P het Ignatius College in Amsterdam al goed toneel speelde. Hp kwam uit aen milieu waar hartstochtelijk aan kunst werd gedaan en die hartstocht Was ook Fons Jansen niet vreemd. Als jongen sloop hij heimelijk de schouw burg binnen tot achter de coulissen om Buziau van dichtbij te zien. Als men met deze wetenschap hem hu ontmoet, is het niet zo vreemd hem *n een conférence en een liedje te plaat sen. In het gesprek is hij snel en flit send en met zijn lichte, buigzame stem (hij ig een tijdlang nieuwslezer bij de radio geweest) lijkt hij fysiek al goed toegerust voor „de muze met de scherpe tong". Maar de ommezwaai blijft verwon derlijk. „Ach, de mensen willen wel aens lachen", zegt hij. En later: „In ca baret kun je veel zeggen. Nu, bij het Concilie bijvoorbeeld, hoor je vaak be weren dat wij hier niet zo veel moeten wensen. Wij zijn, zo hoor je dan, een Wereldkerk en wij moeten rekening hou den met landen waar men nog niet zo ver is als bij ons. Dat gaat mij toch Wel wat te ver, en daar heb ik een kedje over: Wachten op Zuid-Amerika." Heeft hij dan het cabaret gekozen als een doeltreffend middel om de Wensen wat te zeggen? Neen, dat is het niet. Het idee kwam «o maar op een dolle avond met wat vrienden. De tijd was rijp om eens Sat anders te doen. Op een aantal b'hgen die hem vroeger bezig Mel oen, was hij zo'n beetje uitgekeken. "11 ging het aan anderen overlaten °P te trekken met de jonge mensen w het katholieke militaire vormings- ?ILtr¥m Waalheuvel. Fons Jansen jaar): „je njet t0{ g5e SasxHSï SPOKEN IN DE PEEL Als ik in zijn woonkamer binnen kom zie ik op een penantkastje een boek liggen: „Papini. De duivel". Dat blijkt bij nader inzien dus niet helemaal zon der betekenis te zijn. De heer Kluijt mans vorst al van zijn twaalfde jaar af. Hij kon dat doen omdat hij „de le vensstrijd niet behoefde te voeren." Zijn vader immers, turfgraver van afkomst, had zich opgewerkt tot beheerder van de beste hoeve van de streek. En zijn vorsen begon toen hij, als jongen, bij enig ophogingswerk naar aanleiding van het bouwen van een noodkerkje, wat scherven in het zand ontdekte. Hij ging daaromtrent zijn licht opsteken bij de onderwijzer. En deze zei: „Dat zijn resten van urnen". Later vond de heer Kluijtmans ook héle urnen. Een klein stukje oudheidkundige historie. In 1910 werden in de om geving van Helenaveen overblijfselen gevonden van een Romeins officier. Een gouden helm die tot op de dag van heden ergens in een museum is te bezichtigen een zilveren spoor, een wijnvaatje van twee k drie liter inhoud, een hoefijzer en wat manden met leer. De heer Kluijt mans had zich al lang in het hoofd gezet dat geval nog eens op te los sen. Hij moest daarmee echter jaren lang wachten. In 1959 brak er op ge noemde plek die hij van zijn va- Fons Jansen doorgaan met als maar weer jongens van twintig jaar willen begrijpen. Iedereen doet wel moeite om jong te blijven, maar ik ben het eens met de man die zei dat het nog veel -moeilij ker is om te leren hoe je oud moet worden." n het schrijven over liefde, huwe lijk en gezin vlotte ook niet zo erg goed meer. „Het is acht jaar geleden dat ik „Liefde" schreef. Het heeft zijn diensten bewezen. En in België, Duitsland, Engeland, Zuid- Axnerika en waar het allemaal verkocht Wordt, zal het nog wel zijn nut hebben, maar hier hebben wij het wel zo onge veer gehad. Ik laat er ook geen her druk meer van maken. Dan zou ik het grondig moeten herschrijven. Het staat er allemaal zo gaaf, zo mooi en dich terlijk voorgesteld in, maar zelf voel ik bet nu veel harder en gewoner aan. Ik kan het natuurlijk wel helemaal omgooi en, maar ik heb er op het ogenblik niet erg veel over te zeggen. Nee, ik laat het maar zo, voorlopig. Er zijn nog anderen ook. En ik heb Bemerkt dat het huwelijk of dat liefdes opvattingen bij anderen wel sterk kun- ben afwijken van mijn ideeën, maar dat die anderen ook gelukkig zijn. Daar heb ik ook iets over in het cabaret." Een omstandige poging om een dis cussie te ontketenen, doet hem rea geren: „Geluk? Gewoon doen. Je op dracht vervullen. Ja, dat kan in het huwelijk, maar ook daarbuiten. En dat bè, die behoefte steeds maar weer de Kerk en God erbij te halen. Dat hoeft helemaal niet. Het huwelijk is al heilig. A.ls je tien keer God zegt, zeg je nog biets." Hij is er niet rouwig om dat een boek binnen acht jaar kan verouderen. „Wat Kwant zegt: Alles moet op de helling, dat is waar. Maar toch wordt er nog geprobeerd een paar stukjes vast te houden, want dat zouden toch Wel waardevolle dingen zijn. Maar over een paar jaar gaan die stukjes er ook aan. De aanvaarding dat alles to beweging is maakt het conflict tossen de oudere en de jongere gene ratie heel groot. Er is iets fundamen teels gebeurd. Wij kunnen niet meer torug, wat men vroeger altijd kon. De evolutie-gedachte is iets hoopvols, toaar ze kan toch ook veel verdriet Beven. Wil je wel geloven dat ik soms ftog heimwee heb naar mijn eerste H. Communie. Dat was toch een mooi toest, met muziek en kaarsen, en alle tontes op bezoek. Het was iets wat Veiligheid en warmte gaf. En nu? We jveten niets meer. En toch is dat het begin van iets nieuws. Laten wij'het maar zeggen dat wij niets meer we- ¥n, dat wij eenzaam zijn, moeilijkhe den hebben. Als wij van eikaars een- lamheid en conflicten horen, voelen YU ons meer gemeenschap. En dat is de opdracht die wij hebben en waar mee wjj het geluk kunnen veroveren; umenleven, een gemeenschap vor- 5?®n. Die tragiek van het onzekere uiien wij nooit van ons af kunnen °j-uudden. De meeste mensen weten dn? n°8 niet, weten nog niet dat veel •jjngen nooit opgelost zullen worden. jjA zijn conflicten en daar zullen wij - ee sterven. Daar heb ik een liedje ea?r- Dat is het aantrekkelijke van 1>A~ret; Humor maakt alle zaken be- v6lf ftob, zodat je er mee kunt le- Of j m°et er maar eens om lachen. WaB„ l.?en vlucht is? Van mij? Ja, 8CjCrsohjjnlijk wel. Maar het is geen Vh,„?de. Als mijn huis in brand staat, to er uit. Wie niet? Het kan claad zijn dat ik over een bepaal de tijd dit cabaretwerk weer over boord gooi. Maar ik ben nu al bezig aan een tweede programma. Al zal ik in de toekomst wellicht wat anders willen, je moet ook vrede met het heden kunnen hebben. Dat is nu een maal zo. De mens sterft altijd op een moment dat hij ergens halverwege is. Enfin, de dood is ook een thema, dat in mijn repertoire voorkomt. Zal ik eens wat programmapunten opnoe men? Catechese. Verkering en huwe lijk, uiteraard. Huisbezoek, dat is een pantomime; ik heb er speciaal lessen voor genomen, ik moet ook nodig wat aan zanglessen gaan doen. En dan de preek, hoofdzakelijk het aflezen van kerkberichten; daar kwam ook het grapje in voor dat je van mij gepikt hebt, over dr. Trimbos die op dins dagavond in het parochiehuis een cau serie houdt over het onderwerp: Ge slacht en Ongeslacht; ik heb er wat anders voor moeten zoeken. En dan houd ik ook nog een gewetensonder zoek met de hele zaal. Dat is meestal het nummer vóór de pauze, want dan wordt er wat afgelachen." e korte monologen van Fons Jan sen hebben vaak een radheid die aan Wim Kan dioet denken. (Hij zegt dat hij goed moest oppassen om te voorkomen dat hij Kan in een enkel opzicht zou imiteren). Toch is hij geen prater. Ondanks zijn vlugge intelligen tie lijkt hjj in hele stukken van een gesprek nauwelijks voluit te reageren. Misschien ligt het aan het gerucht om hem heen dat hem irriteert en hem thuis vaak de dakkamer doet opzoe ken om te werken. Maar waarschijn lijker is het dat hij in gedachten „doorwerkt", want ineens kan hij een vroegere draad van het gesprek weer opnemen. En dan kan hij je aan het schrikken maken met de radicaalste meningen, waarvan je denkt: dit moet maar niet in de krant. Want het is aan te nemen dat hij het zelf ook niet wil. Hij mag dan wel radicaal zijn, maar hjj is toch erg blij met de kri tische zin van zijn echtgenote, die hem kennelijk nog wel eens bewust maakt van „second thoughts". En bovendien, terwijl je nog zit te tobben met zo'n uitspraak als „Wat moet ik met het rozenhoedje?" ont wikkelt hij al lang weer een andere gedachte. Joost mag weten hoe we ineens op het onderwerp terecht zijn gekomen. „Ik heb wel eens gelezen," zegt hij, „dat er in deze tijd geen genieën, geen mensen met een alles omvattende creativiteit, meer wor den geboren. Je kunt niet meer al les omvatten. De een weet dit, de ander denkt dat. En nu meen ik dat wij in Nederland typisch geschikt zijn als communicatiemiddel. Het is hier een soort Eurohaven van ge dachten, van nieuwe filosofieën, nieuwe theorieën. Wij zijn de mensen die het aan de loketten van de ver schillende specialisten moeten opha len en daarna maar doorgeven wat wij gehoord hebben, zonodig vertaald, begrijpelijk gemaakt en bij elkaar gevoegd wat bij elkaar hoort." doorgeven van de nieuwe theologie. De geest die er uit G.3 sprak, riep in die jaren hier en daar nogal veel weer stand op. Men noemde het soms gevaarlijk revolutionair, maar men wist niet dat er een heel dynamische beweging achter zat van vooruitstrevende theologen van onverdachte reputa tie. Maar daarna is G.3. het accent weer wat gaan verleggen toen het tot het besef kwam dat de theologen zwaar leunden op een aantal moder ne filosofen. „Wij trachten nu maar te werken vanuit de gehele werke lijkheid," zegt Fons Jansen. „Katho liek zijn geldt toch de totale werke lijkheid? Waarom het jodendom of het boeddhisme uitschakelen?" Het is een retorische vraag, Fons Jan sen waardig. Al aan het begin van het gesprek heeft hij verteld, dat hij niet wist wat hij moest vertellen. „Ik weet het ook allemaal niet." Hij lijkt niettemin ge-' boren om de ander tot denken te dwin gen. Hij prikkelt je als hem te binnen schiet: „Moraaltheologie is een soort science fiction; het zegt hoe de mens zou moeten zijn als er geen zondeval feweest was." Maar dan blijkt meteen at hij geen rust heeft met een vrij blijvende mooie kreet. Want hij begint meteen zelf correcties aan te brengen tot hij zijn uitspraak heeft terugge bracht tot de proporties van een afo risme. Geschikt wellicht voor het ca baret, dat hij bijna „een vlucht naar de lach" heeft genoemd. Staat zijn huig in brand? Dit is waarschijnlijk niet de goede gelegen heid om een antwoord te geven. Maar het hoeft niet per se zo te zijn. Zijn cabaretwerk, hoewel het de volle lach niet schuwt, sluit nu en dan ook glim lachend aan op zijn wat dichterlijke natuur. En hij gelooft in dichters. Want die kunnen het zeggen. „Waarom zijn er geen dichters uitgenodigd op het Concilie?" vraagt hij. HENK SUÈR ALMELO, 30 nov. In de huisdruk kerij van Palthe N.V. alhier is vannacht brand ontstaan in een partij kartonnen kokers. Het vuur verbrandde partijen papier die daar waren opgelsagen. De machines in de drukkerij zijn door het vuur aangetast en beschadigd. De brand richtte een schade van ongeveer 50.000 gulden aan. Omstreeks een uur van nacht waren de gemeente- en de fa- brieksbrandweer het vuur meester. De oorzaak is niet bekend. Het bedrijf is tegen brand verzekerd. it is overigens een opvatting die ook heel lang typerend is geweest voor G. 3. Aanvankelijk was de Goede Geest Gemeenschap door aalmoezenier Schoonebeek opgezet als een poging om de lusteloosheid in het leger te lijf te gaan en de kameraad schap te bevorderen. Tussen '50 en '60 kreeg het onder aalmoezenier Groe nendijk een andere klemtoon. Men ging in de daarvoor geëigende vormen iets (Advertentie) HAARLEM: GR. HOUTSTRAAT 52 AMSTERDAM - DEN HAAG (Advertentie) UTRECHT, 30 nov. - Na een jaren- op de persoonlijke verantwoordelijkheid lange onstuimige ontwikkeling van het Wit-Gele Kruis is dit in een stadium gekomen, waarin bezinning nodig is en waarin een structuur tot stand moet komen, die ons niet alleen in staat stelt te blijven doen wat we doen, maar vooral ook te verwezenlijken wat ons nog te doen staat en dat is zeer veel. Dit tijdsbestek zal beslissend zijn voor de vraag of het Wit-Gele Kruis zich vol doende zal weten aan te passen en te vernieuwen om te kunnen zijn een or ganisatie voor maatschappelijke gezond heidszorg en dat dan in de vele aspecten die deze gezondheidszorg vertoont en gaat vertonen. Met deze woorden teken de de secretaris-generaal van de natio nale federatie „Het Wit-Gele Kruis", H. -I. J. Leenen, duidelijk bedoeling en aard van het klein-congres, dat van daag onder de titel „Ruimte en Grens" in Utrecht werd gehouden. Richtsnoer bij de besprekingen was een deel van het rapport van de plan- commissie, waarin taak en plaats van het Wit-Gele Kruis worden behandeld en vervolgens het particuliere en le vensbeschouwelijke karakter van de or ganisatie aan een beschouwing onder worpen. Het volledige rapport, waarin ook wordt ingegaan op structuur en werkprogramma, komt aan de orde op het nationaal congres in oktober 1963. De organisatie zal moeten opvangen en met haar apparaat kunnen blijven uitvoeren alles wat zich aan expan sie openbaart op het terrein van de sociale geneeskunde, Dit is voor de voorzitter, arts Ohr. Mol, het kern probleem. Nu de organisatie de uit groei moet verwezenlijken van het so ciaal-hygiënische en preventieve werk naar sociaal-geneeskundige zorg, met de velerlei medische voorzieningen voor de bestrijding van volksziekten als rheuma, kanker, diabetes, astma, epilepsie en voor de langdurige ziek ten, acht hij een medische staf en medische leiding onmisbaar. Verder wees hjj op de noodzaak om ook te werken aan de geestelijke gezondheid van de mens. Dr. H. Festen, die met de heer Lee nen het congresthema nader inleidde, wilde bij een poging tot omschrijving van het werkgebied van de kruisvereni ging moeilijker, zo zei hij, dan men denkt bij voorkeur de termen „maat schappelijk" en „sociaal" niet bezigen. Het gaat om preventieve en curatieve zorg en onder alle omstandigheden ko men bij alle activiteiten op het terrein van de gezondheidszorg de gegevens van de sociale geneeskunde aan bod. Een van de belangrijkste uitgangspunten bjj het realiseren van de kruisgedachte was de mening, dat door een appèl voor de gezondheid het zelf-doen van be paalde activiteiten op dit gebied tot be duidend betere resultaten zou leiden dan een verzorging, die zou uitgaan van de overheid. Deze overweging plaatst de taak van de particuliere ver eniging alleen al op enkel opportunisti sche overwegingen duidelijk naast de taak van de overheid op dit gebied. Dr. Festen constateerde, dat men in het verleden te weinig gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid bepaalde werkzaamheden in samenwerking met buiten de kruisverenigingen staande per sonen of instellingen op te zetten. Als positief uitgangspunt bij de taakomschrij ving ziet dr. Festen, dat de kruisver eniging haar werkzaamheden beperkt tot het terrein van de gezondheidszorg en dat zij haar diensten richt op perso nen, die in het gezinsverband leven. Als een meer positieve aanduiding: dat tot de taak van de kruisvereniging voor al behoren die activiteiten op het ter rein van de gezondheidszorg, die alleen in een organisatorisch-administratief ka der kunnen worden gegeven of die daar in alleen tot hun recht komen en die vormen van hulpverlening, die bij voor keur moeten worden gegeven door func tionarissen in dienstverband, omdat daar door de mogelijkheid van leiding, toe zicht en gerichte opleidinc wordt gege ven. De heer Leenen betoogde verder in zijn inleiding, dat het voor het Wit- Gele Kruiswerk, dat zo dicht bij de mensen zijn werk verricht, van de groot ste betekenis, ja, een levensbelang om zich door de grondstroom van het mo derne denken te laten voeden en aange sloten te blijven op het geheel van de maatschappelijke en wetenschappelijke ontwikkling. Ons denken en handelen aldus de heer Leenen moet zó zijn, dat we de mens in zijn gezondheidszorg helpen en niet alleen medisch verantwoord maat regelen nemen. In de maatschappelijke gezondheidszorg, die zich voltrekt bij de mens in de maatschappij, staan we voor de noodzaak, bewust te kiezen voor een ontwikkeling, waarin de mens met zijn gezondheidsproblemen centraal staat en niet alleen medische kennis wordt toe gepast. Oudheidkundige vondsten in het koffertje. ROME, 30 nov. (KNP) - Weer is een Nederlander in Rome aangekomen om als waarnemer het Concilie bij te wo nen. Het dr. H. A. Oberman, hoogleraar aan de Harvard Universiteit in Boston (V.S.). Hij vertegenwoordigt de Inter national Congregational Council, een organisatie van kerken op hervormde grondslag. der wist een wekenlang durende brand uit. Het tot dan toe vrijwel on toegankelijke gebied werd daarmee voor mensen ontsloten. Maar het duurde toch tot 1960 vóór de heer Kluijtmans het durfde te betreden. Op een zondag na de Mis waagde hij echter het avontuur en toen deed hij dan ook een verbazingwekkende ont dekking: hij vond een curieuze maan steen. Op de plek dus, waarop ook de helm van die Romein destijds was gevonden. Van dat moment af stond het voor de heer Kluijtmans vast: met deze maan steen was die Romein vermoord. En die Romein was geen krijgsman ge weest, maar een geloofsverkondiger, een martelaar. „Hoe weet u dat?" „Dat," antwoordt de heer Kluijtmans, „ligt in het magische vlak." Het magische vlak. De heer Kluijt mans laat mij een soort enquête-formu lier zien van de „Centrale Commissie voor onderzoek van het Nederlandse volkseigen van de Koninklijke Neder landse Akademie van Wetenschappen, afdeling Volkskunde". Kent u verhalen over (ik doe slechts een kleine greep uit de riante bloemlezing)„Een stem uit het water", „Wisselkinderen", „Wis- selheksen", .Spinnend kaboutervrouw tje" „Witte wieven", „Hunnen", „Valse landmeters", „Derk met de beer", Heemanneke Ossaert", „Ziekte als wolkje", „Spookbegrafenis", „Gewijde kogels", .Mensen die turven kunnen laten marcheren", „Schaapherders die hun schapen kunnen veranderen in hooioppers of iets dergelijks", „Muziek in de lucht", „Mensen die van de weg werden getrokken". Van dat laatste verschijnsel weet de heer Kluijtmans alles. Hij heeft het zélf meegemaakt. Hoe? De heer Kluijtmans moet vóór in de twintig zijn geweest toen hij op een zondagmiddag al fietsend van les terugkwam. Van les, want hij speelde destijds accordeon in een amateur jazzband. Op een kruispunt gekomen werd hij door een onzichtbare kracht tegengehouden. Hij had het gevoel van te moeten optornen tegen een macht, die hem beval terug te gaan. Terug naar de Romein echter. De heer Kluijtmans weet niet alleen, dat het een martelaar-geloofsverkondiger moet zijn geweest. Hij kent zelfs zijn naam. Hoe? „Op een nacht," zegt de heer Kluijt mans, „werd ik om half één benauwd wakker. Ik dacht: er is iemand in de kamer. Als ik mijn ogen open deed zag ik niets. Als ik ze dicht had zag ik hem wél. Ik vroeg: „Hoe héét je?" En toen klonk een mooie, klare en duidelijke stem, die zei: „Basilius". Ik stootte mijn vrouw aan en zei: „Vrouw, ik weet zijn naam." Mijn vrouw antwoord de toen nog slaperig: „Vertel het mij morgenochtend maar." De heer Kluijtmans heeft de duivel gezien. Hoe? „Op een zondag in sep tember was ik onderzoekingen aan het doen in de Peel. Er was daar pas een moord gebeurd. Ik kwam langs een water en daar stonden op enige DEN HAAG, 30 nov. Het gesprek dat de voormalig tijdelijk VN-bestuur- der voor Nieuw-Guinea, Rolz-Bennett gisteren met de Nederlandse regering heeft gehad, is van z,uiver informatieve aard geweest. „Er zijn geen onderhan delingen gevoerd en er zijn ook geen discussies geweest over een eventuele bespoediging van de overdracht van het bestuur van UNTEA over Nieuw- Guinea aan Indonesië. Ik heb alleen meegedeeld wat de feiten ziin: enige leden van de Nieuw- Guinea-Raad en een aantal vertegen woordigers van groepen van de be volking van Nieuw-Guinea hebben in derdaad de wens te kennen gegeven, dat de periode van VN-bestuur be kort zal worden en dus niet tot 1 mei van het volgend jaar zal duren. Er is daartoe echter van de zijde van de Indonesische regering geen enkel officieel verzoek ingediend." De heer Rolz Bennett zei vanmorgen, dat hij de wensen van deze bevolkings groepen niet officieel heeft overge bracht; hij heeft er alleen melding van gemaakt. De Guatemalteek kwam rechtstreeks van de ambtswoning van minister-president De Quay, toen hi) de pers te woord stond. Hij is om twaalf uur naar Brussel vertrokken. afstand van elkaar drie vissers, met hengels ln de hand. Ik fietste er langs en de één draaide zijn hoofd om en keek mij aan, zó dat mij een huivering door de leden voer. Een meter of tien verder stond de twee de; hü draaide zich helemaal om en zijn ogen leken nét vuurbollen. De derde had een roodachtig uiterlijk. Dat was 's middags om half twaalf. Om half zes kwam ik wéér langs die plek en die vissers stonden er nog. Toen haalde de middelste zijn hengel uit het water en kwam met zijn uit graniet gehouwen kop op mij af, zon der met de ogen te knipperen. Ik ben voor geen kleintje vervaard, en ik keek hem dus ijskoud aan. Hij zei niets, ik zei niets. Zijn ogen puilden uit hun kassen. Toen hij op één me ter afstand van mij was gekomen, weifelde ik. Hij wou me vernietigen. Op hetzelfde moment was het of hij door een hogere macht werd aange grepen en hij viel terug tot een hulpe loze kleinheid, tot niets. Op dat mo ment ook zag ik op zijn gezicht een glimp van een goddelijke schoonheid; het was iets teers, iets zeer subtiels." Toen de heer Kluijtmans van die spook-geruchten in de Peel hoorde, wist hij direct dat zij waar waren. Er gaan verhalen over honden, die achter fiet sers aanzitten. Dat klópt. „De duivel manifesteert zich graag in een hond." De grootmoeder van de heer Kluijt mans was een helderziende. Van haar is dit overgeleverde verhaal dat zich omstreeks 1860 moet afspelen be kend. „Zij was meid bij een boer. En op een keer ging zij 's avonds om elf uur water halen uit de put. Juist had zij de emmer van de haak afgepakt en neergezet toen zij dacht: wat zie ik daar? Het was een begrafenisstoet In de maneschijn. De haren rezen haar onder de muts omhoog. Zij zag een vrouw, die haar schort van achteren vastknoopte, achter de stoet aanhollen. Dagen later was er in het dorp écht een begrafenisstoet. En de grootmoe der herinnerde zich dat zjj die hollen de vrouw-in-schort was geweest. De „Afdeling Volkskunde" noemt dat: „Spookbegrafenissen, lijkstatie". Ik rijd met de heer Kluijtmans naar de plek waar hij die fameuze maan steen heeft gevonden. „Ik stel één voorwaarde," zegt hij vooraf, „als u iets vindt is het voor mij". Het kost mij niet de minste moeite die belofte te doen. Nog minder om haar te houden. Ik vind namelijk bij nader inzien op de aangewezen plek in het geheel niets. Het is een stuk vers- omgeploegde aarde. Als wij te zijnen huize zijn weerge keerd toont de heer Kluijtmans mij nog enige oudheidkundige vondsten, die er, naar mijn smaak, niet om liegen, en die hij dan ook in een koffertje heeft opge borgen. Een merkwaardige pijlpunt en een gek stenen mes. Hij vertelt er met aanstekelijk enthousiasme over. Papini en de duivel liggen inmiddels nog steeds rood-ingebonden op de kast. Spoken in de Peel. Hoe het allemaal zij, de heer Kluijt mans vorst gewoon, zoals hij dat van zijn twaalfde jaar af gewend is te doen, verder. Hij vertelt mij trouwens niet zonder gerechtvaardigde trots dat hjj beschikt over een vergunning van de bisschop om op zondag jn de om geving te graven. De enige beperking, die hem daarbij is opgelegd is, dat hjj er een „redelijk gebruik" van zal ma ken. HERMAN HOFHUIZEN De plek van de maansteen.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1962 | | pagina 11