Kras oudje vol levensdrift
75-jarige werkt in groeilanden
Boekjes over
Deltaplan
Levenswerk
van pater
Vandevelde
*ar - -- -
oen
ter
Pater Vandevelde kijkt toe bij het schoonmaken van een berevel.
Felly-Bay is een moeilijke misèiepost in
het noorden van Keewatin (Canada)
300 km ten noorden van Repulse-
Bay (ligt op de Poolcirkel!). De inwoners
120» behoren tot de Netsjilik-stam
der Eskimo's. In 1934 begon Pater Henry
(Fransman) deze missie vanuit Repulse-
Bay, in april 1938 kwam Pater Frans Van
develde om deze post over te nemen. Pater
Fr. Vandevelde is de zoon van een gewezen
burgemeester uit Vlaanderen (Landskou
ter). Hij was toen 27 jaar oud. Tot nu toe
is hij daar gebleven als enige missionaris
en blanke ter plaatse. In de loop van deze
25 jaren hébben alle Eskimo's van Pelly-
Bay zich bekeerd tot het Katholicisme.
Het zijn diepgelovige christenen geworden.
Een oude Eskimo-vrouw haalt een visnet uit elkaar.
De jeugd van Pelly-Bay voélt de poolkou blijkbaar niet.
MAANDAG 24 DECEMBER 1962
Kerstmis bij de Eskimo's
Een werkput van de Heimij in een „pilot"-polder in Rhodesia.
De hei is op, maar
de Heimij niet!
Tussen 1900 en 1950 is de opper
vlakte aan woeste grond in Ne
derland teruggelopen van 16,5 tot
5 procent. Teruggelopen is eigen
lijk het woord niet: men moet zeggen
teruggebracht; want aan deze ont
wikkeling is doelbewust en hard ge
werkt. Het belangrijkste aandeel in
dit werk is geleverd door een vereni-
Pln0, in wier tijdschrift we toevallig
bovengenoemde cijfers aantroffen: de
federlandse Heidemaatschappij. Op 5
januari a,s. bestaat deze „instelling
on Üaernenen nutte" 75 jaar, welk feit
vierZ januari officieel zal worden ge-
djp Ei" is in de driekwart eeuw
sinds de oprichting van de ver-
uigmg verlopen is, heel wat veran-
niet alleen wat de aard van de
vaaeriandse bodem betreft, maar ook
ten aanzien van de waardering voor
WOt destijds woeste grond" werd ge
noemd. De enorme heidevelden van
Brabant en Drente betekenden vijf
enzeventig jaar geleden een uitdaging.
Vandaag worden de laatste resten er
van als natuurgebiedmet tedere zor
gen omgeven. De tijd van de grote ont
ginningen is definitief voorbijhet is
tot geruststelling van de natuurbescher
ming officieel in een Troonred- ge
proclameerd. Maar is er dan nog een
taak voor de Nederlandse Heidemaat
schappij? Wordt haar 75-jarig feest
tegelijk een sluitingsplechtigheid?
De literatuur over het Deltaplan die
al vrij uitgebreid was, is weer
met twee werkjes verrijkt, elk
met een bijzondere bestemming
2°dat het gevaar van overbodigheid ver
bieden wordt. Het eérste is Neder
land Deltaland" 1), geschreven door ïr.
w. Metzelaar, hoofdambtenaar van de
Rijkswaterstaat welk boekje een nieuwe
•aergang voor het hoger technisch on
derwijs opent, het tweede is een gids
voor de Deltawerken, in zakformaat 2).
i,Nederland Deltaland" behandelt de
hele waterstaatkundige geschiedenis van
ons land in zakelijke trant, om ten-
s'otte uit te monden in het grootste
avontuur op dit gebied; het Deltaplan,
dat uiteraard uitvoerig ujt de doeken
ivordt gedaan. De HTS-scholier treft er
de hoofdmomenten uit ons waterbouw
kundig verleden en heden in aan zon
der (Jat de auteur al te diep tot in
details afdaalt. Het is tenslotte maar
Pegormen om de grote lijn, en de leraar
kan eventueel de aanvullende gegevens
verstrekken.
V Niettemin is het jammer, dat byvoor-
over de internationale aanpak van
e Rijnvervuiling en het Scheide-Rijn-
ïraagstuk weinig of niets wordt ge
leegd Beide onderwerpen staan zo
hoog in de belangstelling dat een iets
uitvoeriger beschrijving de actualiteits-
gaarde van dit werk ongetwijfeld ver
poot zou hebben. De heer Metzelaar
,®at op blz 84 even zijn objectieve toon
varen wanneer hij de verantwoordely-
V® autoriteiten voor de uitbouw van ons
wegennet een vooruitziende blik toe
last en en passant de „te klein" be
kken projecten kritiseert. Richt hij zich
Jfr rechtstreeks tot zijn lezers, van
*1.
tot
6 naar verwachting immers een deel
W tlctai vet waLiiunö
£t die verantwoordelijke bestuurders
ai„ komen te behoren?
"laar behalve voor leerlingen van
iphnische scholen is „Nederland Delta-
•nd"
ook voor de belangstellende leek
- zeer bruikbare inleiding in de wa
rt rstaa:kund'ge historie van ons va-
e.r'and.
renders ligt het met de gids voor de
^eitawerken. Dit pocketboek is feitelijk
v®n trouwhartig verslag van alle tot dus-
verrichte activiteiten aan het Del-
bUront. Technische uitweidingen wor-
Trn daarbij niet geschuwd, en wel in
",le mate, dat. naar wij vermoeden,
j^chts een beperkt publiek het geduld
vjr-.2al brengen dit relaas op de voet te
'jOVen volgen.
-Njven volgen.
w~*Jv°lledigheid kan de auteur niet
jOraen verweten, maar hij verliest zich
d»?r- 0nze smaak te veel in cijfers en
lur *n Piaats van in de visionaire al-
tan? v?n ^et Deltaplan voedsel voor zyn
Vr?K s^e zoeken. Maar wanneer de
si^^ende lezer de laatste pagina om-
fcii i' heeft het Deltaplan, mede dank
ve^G illustraties, voor hem geen
geheim meer, dat moet gezegd.
H. St.
Uitge
geven door de technische uitge-
H. Stam n.v. te Haarlem, Ant
werpen en Keulen.
^Rgave van n.v. uitgeverij Nijgh en
jL®n Ditmar te Rotterdam en Den
^ag. 4.90.
Iets dergelijks hebben we wel ge
dacht, toen we op een van de prachtige
winterdagen van deze december naar
Arnhem togen, waar de vereniging haar
zetel heeft. Daar stonden we een tik
keltje verbaasd tegen een knaap van
een torenflat aan te kijken, die het
„hoofdgebouw" van de Heidemaatschap
pij letterlijk in de schaduw stelde. Voor
zichtig informeerden we bij een van de
directeuren, ir. J. A. Eshuis, naar de
aard van dit imponerende bouwwerk.
En zowaar: het was .liet van een opdrin
gerige levensverzekeringsmaatschappij,
maar van de Heidemij zelf, die het op
29 januari hoopt te betrekken om het
zonder enige moeite tot in de uithoeken
te bezetten.
Gaat men dan soms ontginningen ple
gen in het buitenland? Ja, daar werkt
men inderdaad, zo horen we even later
van de heer Eshuis. Maar het zwaarte
punt van het werk blijft toch in Neder
land liggen en werk is hier voorlopig
nog in overvloed. ,,U moet zich niet
blindstaren op de ontginningen", aldus
de heer Eshuis. „Volgens de statuten
leggen wij ons toe op de opvoering van
de produktiviteit van de Nederlandse
bodem. Het is wel met ontginningswerk
begonnen, maar de structuurverbete
ring van de landbouw valt er evengoed
onder." Op dat gebied is er nog wel
wat gaande: in alle delen van het land
zjjn enorme ruilverkavelingen in uitvoe
ring of in voorbereiding en de Heide
maatschappij is in veel gevallen zowel
met de detaillering van de plannen als
met de directie bij de uitvoering belast.
Daarnaast is een heel nieuw terrein
„ontgonnen": dat van de recreatie. De
befaamde Efteling in Kaatsheuvel is een
werkstuk van de Heidemij en ook het
nieuwe grote Brabantse recreatie-oord
De Beekse Bergen bij Tilburg wordt
door de Heidemij gerealiseerd. De aan
leg van sportvelden en openluchtbaden
is voor de maatschappij allang routine
werk, kortom: de recreatie is een van
de pijletrs geworden.
Of ook dit soort werk de productivi
teit van de Nederlandse bodem be
vordert, is een vraag waarover men
interessante discussies kan houden.
Zeker is, dat de aldus bewerkte bo
dem veel intensiever dan vroeger
wordt benut; het verschil in „bezet
ting" tussen een Efteling en het
nabijgelegen natuurgebied van de
Drunense Duinen illustreert dit over
duidelijk. De Heidemaatschappij heeft
overigens ook in haar ontginnings
periode vaak ten gunste van de
recreatie en de landschapsverfraai
ing gewerkt. Het merendeel van de
ontgonnen woeste gronden is name
lijk in bos veranderd. Dat daarbij
zelfs van een typisch produktiebos
een aangenaam geheel kan worden
gemaakt, heeft een winterwandeling
door het 1200 ha grote bosgebied van
de Loenermark ons nog eens duide
lijk aangetoond. Het is geen eindeloze
opstand van uniform geboomte, maar
een telkens weer verrassende aan
eenschakeling van afwisselende com
plexen: schemerduistere douglasbos-
sen, larikspartijen, diverse soorten
dennen en hier en daar een welwil
lend gespaarde berkengroep. Al deze
bostypen vindt men in verschillende
stadia, hetgeen enige compensatie
biedt voor het ontbreken van een
struik-etage en een bodemflora, die
in een dicht opgaand produktiebos nu
eenmaal weinig ontwikkelingskansen
hebben. De spreiding van de perceel
tjes jong bos, met name het douglas-
bos, en het feit dat tussen de utilitai
re bossen kleine stukjes met een
meer wilde begroeiing intact gelaten
zjjn, begunstigt ook de fauna, die
daardoor de noodzakelijke dekking
en/of nestgelegenheid kan vinden.
Voor sommige dieren biedt een derge
lijke „ontginning" zelfs méér mogelijk
heden dan de vroegere „woeste grond".
Door dit alles is het gebied zo aantrek
kelijk, dat men verbaasd is te horen,
dat er bijna geen publiek heen komt.
De Loenermarkt :s niet het enige voor
beeld van een ontginning door de Hei
demij, die verrijkend gewerkt heeft.
Men denke aan het landgoed De Utrecht
ten zuiden van Hilvarenbeek, dat mis
schien het mooiste voorbeeld is van een
geslaagde combinatie van landbouw- en
boscomplexen met uitgespaarde na
tuurreservaten.
Een bijzonder interessante activiteit
van de Heidemaatschappij is de vis-
kwekerjj. Deze wordt beoefend in een
aantal verspreide vijvers, die forellen,
karpers en andere soorten vis kwe
ken, waaraan de sportvissers later
hun genoegen beleven. De vissers fi
nancieren deze service overigens zelf,
want in hun visactebedrag is een hef
fing voor het werk verdisconteerd.
De Heidemij is met het kweken van
vis begonnen om de stand van de
zalm op de Rijn op peil te houden.
Deze rivier is thans echter zo ver
vuild, dat de zalm er niet meer in
leven kan. Daarom is al geruime tijd
geleden omgeschakeld op andere
soorten, speciaal op forel, een produkt
dat de Heidemjj als enige leverancier
in Nederland ook aan hotels e.d. le
vert voor directe consumptie...
Tenslotte is er het internationale
werk, waarmee tien jaar geleden een
begin is gemaakt. Daarbij golden zowel
ideële als praktische overwegingen: de
Heidemij wil enerzijds de ontwikkelings
landen laten profiteren van haar kennis
op cultuurtechnisch gebied en ander
zijds biedt het werk daar do mogelijk
heid, deze kennis en het hele apparaat
in stand te houden en uit te breiden.
Dat apparaat heeft een geweldige om
vang: de Heidemij heeft een vaste staf
van 2.300 man personeel, ingenieurs,
middelbaar kader en lager kader; door
de grote wijzigingen in het werk: van
ontginning in handkracht tot planning
en directievoering van machinewerk, is
het aantal arbeiders de laatste jaren
sterk teruggelopen, maar het zjjn er
toch altijd nog 10.000. Ongeveer honderd
mensen zitten in diverse ontwikkelings
landen, waar werken worden uitge
voerd in opdracht van de FAO, de
Wereldbank of de betrokken regeringen.
De maatschappij streeft ernaar dit werk
zoveel mogelijk te spreiden, cm niet te
veel risico te lopen bü politieke of
andere moeilijkheden. Het werk is be
gonnen met een project in Syrië, waar
ook thans weer werk in uitvoering is;
verder is de Heidemij in actie (geweest)
in Irak, de Congo en Egypte. Meestal be
treft het ontziltings-, drainage- en be
vloeiingswerken. Tenslotte heeft de Hei
demij een dochterónderneming in Suri
name, die daar zeer goed is aangesla-
gen.
Met dat al heeft de Heidemij een
jaaromzet van 120 tot 150 miljoen gul
den op „winst" wordt echter met ge
werkt Er zjjn ook geen aandeelhouders,
want de Heidemij is nog altijd een ver
eniging. Er zijn ongeveer 10.000 leden,
wier voorrechten niet in winstuitkerin
gen bestaan, maar in een tijdschrift,
filmavonden, cursussen en excursies.
Als de Heidemij in de loop van haar 75
jaren toch iets verdiend heeft, dan zijn het
de plaats en de goede naam die ze zich
verworven heeft en het deskundige ap
paraat dat ze heeft opgebouwd. Maar
dat is winst' „ten algemenen nutte
VIC LANGENHOFF
A TATA VINIVIÜ Atata ViniviH Van alle kan
ten kwam het blijde geroep van breed lachen
de Eskimo's, vettige koppen, maar sympa
thieke, vooral de kleintjes zo vlug als ze met
hun lompe dikke laarzen van zeehondenhuid konden
lopen over de sneeuw, vallend, elkaar omduwend,
daarachter de oudere jongens en meisjes en ten-
i slotte dë oude Monica Illuitok. Allemaal, allemaal
kwamen ze aangelopen. Het was ontroerend deze
i ontvangst. Voor mij werd het zichtbare bewijs gele-
verd, dat het mogelijk is Eskimo te worden! Atata
i Vinivi! Het hele verhaal is te lang om helemaal te
vertellen. Kort en goed, ik zat achter pater Frans
Vandevelde o.m.i. op de hondenslee. (Pater is Atata
I en Vandevelde is in de vlugge Eskimo-mond op den
I duur „Vinivi" geworden!) Otto Apsaktauk was van
25 km ver gekomen, van Pelly-Bay (Arviligdjuark)
j naar de Radarpost, Camp 4, om zjjn „Atata" af
te halen, want hij had het vliegtuig gezien dat op
verzoek van de missionaris laag over Pelly-Bay
was heengevlogen. Dit was voor hem het teken ge-
j weest, dat hun missionaris na meer dan een maand
i afwezigheid weer was teruggekeerd,
i Na een vliegreis van 5000 km over de eindeloze
sneeuwwitte Arctica, stapte Pater Vandevelde zicht-
baar opgelucht uit, hier in Camp 4, 300 km boven de
poolcirkel, in dit landschap zonder steden, zonder
j mensen, alleen sneeuw, ijs-kale rotsen. 1
Het grote vliegtuig het laatste stukje van onze
i civilisatie lieten we achter. Reeds vanuit het
i vliegtuig had Pater Vandevelde een bewegende gro-
i te stip met acht kleintjes er voor gezien. Kijk 'n Es-
kimo met zijn honden! Onmiddellyk had ik bewon-
dering voor die kleine stip in dit harde weidse land-
schap. Hij was het de baas gebleven. Hoelang reeds?
I Duizend jaar? Tienduizend? Hij alleen". Niemand an-
I ders?
Jawel, sinds tien jaar ook de blanken. Radarpos-
i ten worden er. nu gebouwd, een hele gordel. Een
waarschuwingssysteem daar hoog in het poolgebied
i voor een eventuele onverhoedse inval met raketten
van de Russen? De Eskimo's kennen geen oorlog;
i hebben ze nooit gevoerd! Maar wat een verschil
i ook in uitrusting! In dit kontrast werd me duidelijk
I wat wij geciviliseerden allemaal nodig hebben om te
j leven! Wat een behoeften!
Even later zaten we in de eetzaal van de radar
post. Alles wat een Amerikaanse keuken kon opdis-
i sen. was er te krijgen, tot perziken, amandelen en
druiven toe! En dit boven de Poolcirkel! Dit had
zelfs de poolreiziger Knud Rasmussen niet kunnen
dromen, toen hij 40 jaar geleden hier met zijn hon
denslee rondzwierf, om de stam van de „Netsjilik-
Eskimo's" op te zoeken. Overdadig was de uitrus
ting voor de 16 man bezetting van deze radarpost,
een dollarslurpende onderneming!
Voor mij voorlopig, zolang het bezoek aan Pelly-
Bay gold, het laatste komfort; voor Pater Vande
velde...?
Reeds 25 jaar leeft hij onder pl.m. 120 Eskimo's
van Pelly-Bay, de meest primitieve en onbe
reikbare van de Arctica. Zijn naaste buurman
woont bij heel gunstig weer 7 4 8 dagen gaans
met de slede van hem af. Atata Vinivi is ofschoon
blanke, Eskimo geworden. Heeft 25 jaar met ze op
getrokken in zomer ven winter. In storm en koude
van 40 tot 50 graden onder nul. Tezamen voor de
nacht een sneeuwhut „Igloe" gebouwd en daarin
overnacht. Eet met hen het eentonige Eskimomenu
van Pelly-Bay rauwe of gekookte vis, kariboe of
zeehondenvlees. Voelt met de Eskimo de snerpende
poolwind in z'n botten branden en slurpt daarna
De viskweekvijvers vn Arnhem zijn populair.
2 even gretig een warme kop thee, thuis...! Thuis, nu
wel, maar hij heeft het zwaar moeten veroveren; het
is hem er dierbaarder om! Z'n Eskimo's houden van
2 hem, hjj is hun priester. Hoe duidelijk merkte ik
het verschil. Ik beneed hem er om, maar hij had het
2 uiteindelijk verdiend.
Otto Apsaktauk was ondertussen met zijn honden-
r span in Camp 4 aangekomen. Ongeveer 50 km voor
de radarpost had hjj zjjn honden vastgebonden aan
een flink rotsblok, waar het land van Pelly-Bay mee
bezaaid ligt. De honden jankten (Eskimo-honden
blaffen niet) en trokken springend aan hun koorden
2 van ugdzjukhuid gemaakt.
1 Trots kwam hij naar ons toe, in het vooruitzicht
2 dat hij het was, die Atata Vinivi weer terug zou bren-
gen naar Pelly-Bay. Pater Vandevelde was opeens
2 een ander mens. Sinds hij het vliegtuig verlaten
had, kende ik hem niet meer terug. De pés nog be
is zadigde en in zichzelf gekeerde missionaris was nu
een en al bedrijvigheid.
Nadat wy met zjjn drieën de Eskimo, pater
Vandevelde en ik op de slede waren gaan zitten
2 na mijn koffertje (een onmogelijk ding op een hon-
denslee!) met een zeehondenkoord goed vast te heb-
2 ben gebonden, stoven de honden weg. Ik dacht, dat
ze blij waren van de radarpost weg te komen
2 Atata Vinivi en Otto dachten hoogstwaarschijnlijk
hetzelfde. Het kostte de Eskimo enige moeite de
2 honden meteen in het gareel te krijgen, maar een
paar feilloze halen met zjjn 10 meter lange zweep
2 deden ze gehoorzamen. Ik zat bewonderend te kijken.
hoe de Eskimo met korte keelstoten èh-èh-èh, af-
gewisseld met gesis tussen tanden en tong, de hon-
den, die in een grote waaier-vorm voor de slede
2 uitliepen, precies daarheen dirigeerde waar hi1 ze
wilde hebben, de grote rotsblokken omzeilend. Otto
2 zat er zelfverzekerd bij. Pater Vandevelde was druk
in gesprek met hem over al hetgeen er gedurende
2 zijn afwezigheid was gebeurd in Pelly-Bay en da'
scheen erg veel te zijn.
r\T u waren we alleen tussen de machtige rots
massa's. Het landschap was stil, doodstil, geen
2 x i geluiden van vogels nog, die zouden pas ir.
jult gaan komen. Het enige geluid kwam van
i de voortjagende, hijgende en jankende honden voor
i ons Zo verdwenen we in dit maanachtige land-
I schap, wonderlijk. In de uren boven vanuit het
1 vliegtuig turend kon ik niet geloven, dat daar
menselyk leven mogelijk was. Nu was ik reeds op-
2 genomen door ditzelfde ongenaakbare land; een vei'-
rassing, waar ik in de volgende vier uren,-dat we
2 tussen de bergen door gleden, rustig de tijd voor
had om over na te denken, achter de brede rug
van Pater Vandevelde Atata Vinivi diep weg-
gedoken in mijn heerlijke dikke (geleende) anorak!
1 Ondertussen werd Otto uitgehoord; niets werd
overgeslagen. Kijk, daar is Pelly-Bay. Myn kmeen
waren stijf van de voor mij vreemde houding op dc-
slee. Ik zag niets, pas tien minuten later kon ik
stippen ontdekken aan de voet van een berg. We
2 gleden al over het dikke zee-ijs van Pelly-Bay. Een
half uur later waren wij er; de afstand was nog be
drieglijk groot geweest. Door de helderheid van de
lucht en de duizendvoudige weerkaatsing van het
licht leek alles veel dichterbij. Otto lachte met zijn
brede Esklmomond. Pater Vandevelde verheugde
zich zichtbaar op het weerzien. Voor mij was dit
alles een zeldzame ervaring.
Heel klein tegenover de grote bergen, die het om
ringden, stond daar een kerkje, opgebouwd uit rots
blokken. Wat klei met zeehondenvet vermengd was
het cement, monument van onbegrijpelijke missio
narisijver. Daarvoor, waar het zee-ijs en het land
elkaar raakten, stonden enige tenten, 15 stuks mis
schien. Dat was Pelly-Bay. Ongeveer 70 Eskimo's
waren er op dat ogenblik aanwezig. De anderen wa-
ren met hun vrouw en kinderen op reis, in hun
onmetelijk jachtgebied.
Terwijl ik het In mijn dikke pelsjack langzamer
hand koud kreeg en er aan dacht hoe de Eskimo's
het toch wel in deze tenten konden uithouden, kwa
men ze al te voorschijn; van alle kanten doken ze
ineens op. De kinderen, die anders best wisten hoe
f.9. door de sneeuw moesten gaan, vielen herhaalde-
lyk; uit puur enthousiasme liepen ze veel te vlug!
Atata Vinivi, Atata Vinivi. De enige, maar ook eerste
Eskimowoorden die ik verstond! Blij als grote stra
lende kinderen riepen ze het steeds opnieuw. De
ontvangst was werkelijk ontroerend; ik had de moed
niet mijn camera te voorschijn te halen, of
schoon het de mooiste foto zou zijn geworden. Het
was het volmaakte beeld van een vader, die thuis
komt. De warmte, die van deze Eskimo's uitstraal
de, maakte de omgeving minder ondraaglijk. Dit
waren mensen. Onderweg werd ik reeds er door ge
troffen. Voortdurend attent keek Otto de Eskimo
om, of mij iets mankeerde, of het goed ging, vra
gend aan pater Vandevelde hoe ik mij voelde en of
alles oké was. Zo was niet alleen Otto. Met een vrien
delijke brede lach kwamen ook de anderen me te
gemoet; de jongens namen mijn spullen over. Ik
moest ze allemaal een hand geven, waar mijn „hy
giënisch instinct" zich tegen verzette. Deze mensen
waren echt, direct, kenden geen enkele vorm van
onze konventie. Ik was er van onder de indruk. Wa
ren dit de Eskimo's waar ik over had gelezen? Nog
heel vaak moest ik mijn voorstellingen in de komen
de weken veranderen.
Een ding is voor mij nog steeds moeilijk te be
grijpen, hoe n.l. deze mensen in deze ontzet
tende primitiviteit deze zeehondenjagers,
mensen, die praktisch alleen leven van rauwe
vis en rauw of gekookt zeehondenvlees en kariboe,
gekleed in dierenhuiden, levend in sneeuwhut of tent,
onder een voortdurend gevecht voor het allernood
zakelijkste, die niet meer bezitten dan hun jacht
wapens en wat allerprimitiefst keukengerei, alles
tezamen zoveel als ze op een hondenslee kunnen la
den (met henzelf erbij!) hoe deze mensen in dit
primitieve stadium een zo grote innerlijke bescha
ving aan de dag konden leggen!
Steeds opnieuw voelde jk mij gevangen in mijn
superioriteitsgevoel en 'maakte steeds de fout deze
Eskimo's te beklagen, terwijl zijzelf lachten en alle
blijken gaven van blijde, gelukkige mensen te zijn.
Je komt hier niet over uitgedacht.
Maar één oorzaak van hun blijheid en onbezorgd
heid werd mij wel meteen heel duidelijk gemaakt.
Nadat alle Eskimo's aan de beurt waren geweest
(pater Vandevelde was net zo'n kleine bisschop in
Pelly-Bay, hier een spottend woord, daar nog even
een praatje met de oude Monica, die als laatste
kwam aanzetten) liepen ze alsof het afgesproken
werk was, gezamenlijk naar de kleine missiekapel.
Op de eenvoudige Eskimomanier gingen ze rond het
houten altaartje knielen of zitten op de grond. Alle
aanwezige Eskimo's tezamen, geen een uitgezonderd,
dankten voor de behouden terugkeer.
Deze Eskimo's waren blij met hun geloof in één
God. Hoe vaak hebben ze het niet gezegd, hoe blij
ze zijn, dat het niet waar is, dat al die boze geesten,
waarin ze geloofden vóór de komst 25 jaar gele
den van pater Vandevelde, hun kwaad zouden kun
nen doen. Ze voelen zich werkelijk bevrijd; vooral de
ouderen komen hier herhaaldelijk op terug.
Terwijl ik dit alles weer voor mijn geest haal,
dit beeld van dit handjevol mensen in de len
te met hun missionaris rond het altaar, is het
alweer bijna Kerstmis. De 120 Eskimo's van
Pelly-Bay zijn op jacht in de heldere, koude Pool
nacht, ver uitgezwermd over de metersdik bevroren
poolzee. Maar in de dagen vóór Kerstmis zullen ze
van honderden kilometers ver terugkeren naar Pelly-
Bay om gezamenlijk hun Kerstfeest te vieren. De
50 graden Celsius koude zal hen niet tegenhouden.
Ze zullen hun igloes bouwen, hun olielampen zul
len daarvan lichtende sneeuwkoepels maken, die
het missiekerkje van Atata Vinivi zullen garneren.
Dan beginnen voor hen de grote voorbereidingen. Er
moet een reuze-igloe worden gebouwd, want alle
120 kunnen niet iri het kleine kerkje.
Deze „Kaggek" wordt de plaats waar de nacht
mis en heel het verdere kerstfeest gezamenlijk worden
fevierd. De kaggek (de reuze-igloe) heeft een mid-
ellijn van 10 meter en wordt geschraagd door 4
tevoren gebouwde igloes met een middellijn van 3
tot 4 meter. Het hele bouwwerk wordt 6 meter
hoog. Bernard Irkowaktok, Timoté Kajaksak en Do
minique Tungilik zullen met Simon Inuksak de gro
te bouwers zijn. Zij zijn knappe architecten, deze
eenvoudige Eskimo's. Ook het altaar is een groot
hard sneeuwblok!
De meest originele kerststal, want hier zijn kerk
en kerststal dezelfde. De parochianen zijn de le
vende kerstbeelden. Hier in deze grote sneeuwkoe-
pel, eenzaam in het onmetelijke poollandschap, speelt
zich dan het kerstgebeuren af. Nergens lopen de
draden van natuur en bovennatuur meer door elkaar,
maar ook kan moeilijk een plaats gevonden wor
den waar priester, volk en Kerstkind meer ,één zijn.
Een wonderlijk schouwspel!
Na het biechthoren begint de nachtmis, waarin
de kinderen en de ouderen de hele mis in het latjjn
van buiten zingen. Dat is een prachtige gewaar
wording wanneer je als vreemdeling van zoverre je
ineens opgenomen voelt en gezamenlijk het gloria
en credo zingt! Dat met deze primitieven zoiets
piogeljjk is!
Op dit moment zinken voor de missionaris alle
offers van eenzaamheid in het niet. Hij weet dat
zijn zending vrucht heeft gedragen.
PATER R SCHMIDT O.M.I.