HOUDT U VAN WAGNER?
HET WOLVEN JONG
Alfredo
>onali<
Bu gebrek
aan bewijs
doot Henry cecil
VAN
LUCHTREIS
MENEER BENNIEBANG
M
'WÈËIf
SCHILDPADDEN
VA,)^
Opa Eekhoorn
is jarig
f Lord ui/u/flMS, gr titer
<0
Benoeming
ZATERDAG 5 JANUARI 1963
PAGINA 15
door LUKACS
Z-'E J£ Me SOMS VOoR
BEti SPOOK ffftR, TH OM ffS'.
IK U)lL ffLLBEM MfifiR BEN
.RH DER OEUiEBRl
KEE MRRR. OffT /5 DE
stem vrk Dia Döbdbl-
2.RKSPBLER, LffTBti U)£
BR TOSSBtiÜ/T KfJlJPEHI
OEF! PffT UJERD T/JD t
h)EL,u)el! lord ojillirmSj
MET DffT VENTJE
&ILLV?
■/vw»
MET DUT JOMbBTJB MEE.
tti Ul/L O BB/V GROOT BS-
DRftO GBi/Bti VOOR Die
\öÜDE uMGtiERPlfffiT/
N$
DE NOORMAN
Examens
Vertaald door E. D.
KUNZLI-BOISSEVAIN
poffen om Rose Leffe warden er rege"
°f „f!®1» die haar gewaarschuwd £enheid te geven,
hte?Öv le herkenneng Trouw tan zii?a? te herkennen
L??,inist!r'e, het het °pen"
e
&vrr-
een
Ho®
bti
'straat
vW
87
E ..Dat kan een Norenschip zijn, één van ons, dat de dans ont-
hun°ngen is'" zegt Eric ëe3aaSd. „Vlug Svein, haal hout, we moeten
lo aandacht trekken met een vuur." „Vuur?" gromt de Sakser onge-
vanf ^en benieuwd> waar jij hier op dat kale zand een vuurtje
aan haalt." Maar hij verdwijnt gehoorzaam in het duin en komt
en later terug met de armen vol hout. Zwijgend gaat de Noorman
an het werk. Met zijn dolk maakt hij een ondiep gaat in een geschikt
tuk hout, en het tussen zijn handen heen en weer wrijvend, laat hij
®en tweede stuk razendsnel in het gat draaien. Het duurt lang en de
•Noorman staat enkele malen bijna op het punt het op te geven, maar
eindelijk, eindelijk verschijnt de eerste ijle rook. Op zijn aanwijzingen
legt Svein wat verdroogd mos en kleine vezeltjes vermolmd hout bij het
smeulende gat. Meer en meer gaat het roken. Dan springt het eerste
miezerige vlammetje op en nu duurt het niet lang meer, of langs
allengs dikkere takken knettert het gretige vuur. Het schip aan de
horizon is inmiddels kleiner geworden en koerst langzaam in westelijke
richting. Als bezetenen stoken ze het vuur op en staan er bij te schreeu
wen en te springen, alsof dat over zo'n grote afstand nog iets zou
helpen. En dan, boven hun eigen stemmen uit klinkt een ander geluid.
„Doof het vuur! Gooi je wapens neer en geef je gevangen!" roept een
barse stem. Zich omwendend, zien zij overal van achter het duin zwaar
bewapende krijgers geruisloos en dreigend opdoemen.
CAMPING
""•«Ml,,,,,
©PIB
MOCO
COPENHAGIN
fphooi Va' 3an. Technische Hoge-
d»°l?ard n «viel-ing. P. J. van den
RoW Brui1rl W" van Boxsel> Bre"
lyj "erdartl poetinchem, M. Butterman
DórriVari Dri„ Dirkzwager, Rijswijk,
le„ JJeht, Üf Amersfoort, W. Eddes,
ina' tt Rfeiio oan den Dlzen Rosma-
'rii ssclstpi' ®cbeveningen, S Haags-
Raarj.jroni>v. ln>,J- Janssen, Nijmegen,
Iïl, j Maastricht, C. Kooman,
Ros, Scheveningen, F.
Kwak, Arnhem, W. Laauwen, Rotter
dam, P. Liefkens, Den Bosch, K. Noor-
lander, Rotterdam, A. van Noort, Sant
poort, a. van Rees, Oosterbeek, H. van
Roosmalen, Rijswijk, A. van Rooij,
Hoogvliet, M. van Sambeek, Breda, G.
Schermer, Nibbixwoud, T. Schoemaker,
Breda, K. Simoons, Haarlem, A. Swie-
bel, Rotterdam, W. van Tuijl, Amster-
dam' PlterwÜk, Den Haag, A. Ver-
ruyt, Alphen a d. Pajn, L. Visser, Hil
versum, J. Witteveen, Den Haag, B. van
der Woerd, Den Haag, j. Van IJken,
Hilversum, K- ^eldenrust, Leiden.
Kand. Geod. ing.R. Groot, Amster
dam.
Kand. werktuigk. ing.: A. Hupez,
Haarlem.
Kand. vliegtuigbouwk. mg.: p. van
der Wolk, Breukelerveen, S. Boersen,
Amstelveen, A. de Broekert, Hilversum,
G. van Eek, Emmeloord.
Werktuigk. ing: J. Albers Nijmegen,
A. Bazuin, Delft, H. de Beer, Den
Haag, J. van Biesen, Den Haag, S. de
Bree, Rotterdam, P. Bijl, Rotterdam,
J. Baron van Dedem, Zwolle, J. van
Erven Dorens, Laren, G. Gelderblom,
Zoetermeer, H. Hage, Haarlem, F. den
Hartog, Eindhoven, P. Hellinga, Delft,
J. Hilbrands, Hilversum, J. Hubers van
Assenraad, Voorschoten, P. Kegel, Rot
terdam, H. Kerkmeester, Rijswijk, H.
Kok, Delft, P. van der Koogh. Noord-
wijk, K. Kragt, Utrecht, H. Kuiper,
Veendam, W. Kuijpers, Nijmegen, L.
Meijer, Zwolle, A. Nijhof, Rijswijk, G.
Ockeloen, Den Haag, G. Palm, Gro
ningen, D. Peeters, Delft, H. Van Rand
wijk, Gorinchem, J. de Rave, Zaan
dam, K. Rethmeier, Rijswijk, L. van
Rossen, Rotterdam, J. van Schaaik,
Delft, S. Scholtens, Groningen, P. van
Straaten, Vlaardingen, J. Voorhagen,
Rotterdam, R. Woltering, Amsterdam.
WILLEMSTAD, 5 jan. Bij K.B. is
met ingang van 6 januari tot gezagheb
ber van het eilandgebied Bonaire be
noemd de heer E. J. Morkos. thans ge
deputeerde van openbare werken, haven
luchthaven en openbaar vervoer en
waarnemend gezaghebber. Hij wordt de
opvolger van de heer A. J. van Hes
teren.
meneer,
„Dat neem ïw ^Zenden?"
v. VEn, _afgezien aiJ; meneer."
niet?" ls dit al i?e. .getuigenverklaring van
let? t 1 ai het bewijs tegen hem, is het
..Niet helemaal, mBr,
„O neen, dat verer/'
eë°e?van om met u tegp'Jk n°g hij kreeg er
w Duffield ging zitten na mspecteur."
een il.-lury gehouden te hebhet.en aardig toespraakje
1Unenruisverhoor- De zitting onder het mom van
Unfc en tijdens de midfagp£Lvoortgezet w
Set,r.°«en om Rose Lee werden e
„toen er een man naast me kwam zitten."
„Was u alleen?
„Gaat u verder."
„Nou hl] beQ^onxifg®n me te praten en hij leek
wel een nette man. Hu bestelde verscheidene drank
jes voor me en stelde toen voor om een eindje te
gaan wandelen.
„Ik neem aan, dat u hem niet herkend had."
„O neen, meneer. Hu leek een erge rustige
man. Verfijnd, weet u wel
„En wat gebeurde er toen?
„Nou we gingen een eindje wandelen en hy stel
de voor om het bos in te gaan en omdat hij me een
keurige man leek, stemde ï'k toe. Dus liepen we het
bos in. Nadat we een eindje gelopen hadden, zei hij
dat hij moe was en stelde voor om te gaan zitten. Hij
was een echte heer. Dus gingen we zitten."
„Ja, juffrouw Lee, en wat gebeurde er toen?"
„Nou plotseling hoorde ik een stem die wat zei.
Het was donker en ik zag niemand."
„Wat zei die stem?"
„Voor zover ik mij kan herinneren, zei hu me om
weg te lopen."
„Was dat alles? Om weg te lopen?
imgehuur en tijdens de^middagna?,voortgezet tot het zei!
blaar haar na de lunch vonr au? belo£te> rieP Po"
„M'ijmor hij dit deed zei hii- getuige charge.
het i?nheer de president 3>'
daoh?eisie Rose Lee. ik mr»tn Y°lgende getuige is
haa ,en onder die van ,ecbter onder uw aan-
te J slechts oproep, omrta -i, y brengen, dat ik
betro,etluen niet omdat ik k» mu verplicht heb dit
Dnfj^ aar acht." haar getuigenverklaring
deli„ 'eld maakte geen h0„
baa?8' Hp was volkomen tegen deze mede-
eet.vnr.rr.en gmg naa].
.O neen hij zei nog meer.'
„Probeert u zich eens te herinneren wat hu precies
het J?, eer de president-"'^
dacvh?eisie Rose Lee. ik Jn volgende getuige ii
haa 1 en onder die van ,echter onder uw aan
tg slechts nnrn.ide jury bren ppn dnt i 1,
'eirouv
[gjjuffl.
bashg. iiy Was volkomen leSen dez
de r„ ministerie het m™fsl t?yreden' dat h
pv6r8e, genbank en nadat zlf 51fPi ZU Png naar
beanhaar naam, haar verschillen* Tee vragen
Ove^^oord had, werd haar Jl adressen, etc.
It ar onmoeting met Essex te vertellen
aat iets te drinken in „be Kroon", zei ze,
„Nou hij zei iets van dat ik uit was met Gilbert
Essex en dat ik weg moest lopen."
„Wat deed u toen?"
„Ik wist eerst niet wat ik doen moest, maar toen
zei de stem het nog eens. Dus ben ik opgestaan en
weggehold. Maar ik wist niet of het waar was. Hij
leek zo'n keurige man."
„Zoudt u de stem herkennen, als u die weer hoor
de?"
„O dat geloof ik niet. Het was gewoon maar
een stem."
„Ja, maar stemmen zijn verschillend. Was het de
stem van een man of een vrouw?"
„O van een man."
„Was het een ruwe stem?"
„Dat zou ik echt niet weten, meneer. Het was ge
woon maar een stem, een mannenstem."
„Zowat een uur geleden werd u in een kamer ge
bracht en hoorde u enige stemmen?"
„Ja."
„Die zoiets zeiden als de stem in het bos?"
„Ja."
„Waren sommige van die stemmen een beetje
zoals de stem in het bos?"
„Dat zou ik niet kunnen zeggen, meneer."
„Terwijl u naar die stemmen zat te luisteren, dacht
u toen dat er enkele bij waren, die wat leken op de
stem die u op die betreffende avond hoorde?"
„Niet precies, meneer, maar het is zo moeilijk te
zeggen en het is alweer zo lang geleden, meneer."
„Sinds u met die aardige meneer uit was, bedoelt
u?"
„Ja, meneer."
„Goed, juffrouw Lee. Ik dank u. Neen, blijft u nog
even zitten. Meneer Duffield wil u misschien nog
wat vragen."
„Een paar dingen maar," zei Duffield, terwijl hij
opstond.
„Herinnert u zich toen u zat te luisteren naar de
stemmen tijdens de lunchpauze, dat u een stem hoor
de, die stem B genoemd werd?"
„Ik herinner mij niets meer van een letter B, me
neer."
„Nou vergeet die letters dan maar. Herinnert u
zich deze meneer, die hier voor mij zit, die naar u toe
kwam met een andere meneer en die u vroeg, of
dat de stem was?"
„Ze kwamen telkens, meneer."
„Juist. En vertelde u hen elke keer of u dacht dat
het de stem was of leek op de stem of helemaal niet
leek op de stem?"
„Ja, meneer."
„Dn herinnert u zich één of tweemaal gezegd te
hebben: ,Dat was hem niet, of tenminste dat geloof
ik met'?"
„Ja, meneer."
„Toen u dat zei,, was dat toen uw eerlijke over
tuiging? Dat het niet de betrefende stem was?"
„Ja, meneer."
,,Dank u."
De eerste getuige de volgende dag was kolonel
Bram. Hij zei ongeveer hetzelfde als bij het vooron-
derzoek. In het begin van het kruisverhoor opperde
Duffield, dat de woorden: ,Daar zal ik gelegenheid
voor geven nooit gezegd waren.
„Het is gek dat u dat zegt," zei de kolonel.
„Waarom is het gek?"
(Wordt vervolgd)
PWWX---:-s*
eneer Benniebang had op zijn
verjaardag een mooie, nieuwe
hoed gekregen. Hü zette hem
dadelijk op, toen hij naar kantoor
ging. Met die hoed was meneer Bennie
bang opeens veel knapper en deftiger.
Zou je dat nu wel doen, man? vroeg
zijn vrouw. Het is een erg dure hoed en
het is niet zo'n mooi weer. Hoor de
wind eens razen! Jaja, vrouwtje, lachte
meneer Benniebang. De wind niag ra
zen zo hard hij wil. Mijn hoed krugt hy
niet. Weet je het zeker? vroeg me
vrouw. Helemaal zeker, knikte meneer
en toen stapte hij de deur uit. Mevrouw
keek hem nog na. Wat een knappe man
heb ik toch, dacht ze nog. En ze was
blij, dat ze zo'n mooie, dure hoed voor
hem had gekocht. Maar die blijdschap
zou nog wel overgaan, luister maar.
Niet alleen meneer en mevrouw Ben
niebang vonden de nieuwe hoed erg
mooi, maar ook de wind. Hij kwam
juist de hoek om suizen en hij dacht: nu
heb ik al wollen mutsen, ruiten petten,
bolhoeden, hoeden met veren en alpino
petjes de lucht ingeblazen, maar dat
betekent allemaal niks, als je die hoed
daar eens bekijkt. Tjongejonge, wat een
mooie. Wat zou het heerlijk zijn om
daarmee eens aan de haal te gaan.
Meteen nam hij een aanloop en stormde
op meneer Benniebang toe. Maar die
voelde het aankomen, hij greep naar
zijn hoed en hield die met twee handen
stevig vast. Ha, hij moest er om lachen.
De wind zou zijn hoed niet af kunnen
blazen hoor! Hij liet hem niet meer los.
Daar stapte hij door de straten. Met
allebei zijn handen om de rand van zijn
hoed geklemd. Ik ben een slim en voor
zichtig man, dacht hij nog en hij voelde
zich heel tevreden over zichzelf. Maar
die tevredenheid zou nog wel overgaan.
Luister maar verder. De wind had nu
eenmaal in zjjn bolle hoofd gezet, dat
hij die mooie hoed mee in de lucht zou
nemen. Wat denkt zo'n meneertje wei,
zei hij loeiend. Denkt hij soms mij, de
sterke wind, te slim af te zijn. Dat hij
maar uitkijkt! Meteen stormde hij er
weer op los. Oef, wat een geruk was
dat aan de nieuwe hoed van meneer
Benniebang. Hij moest hem werkelijk
heel stevig beethouden. Flip, deed de
rand. Flip-flap, flip! Maar meneer
Benniebang liet niet los. En tóch zal ik
krijgen, raasde de wind. Hij rukte,
trok, hij schudde aan de hoed. Hij
duwde er onder tegen aan, uit alle
macht. Meneer Benniebang werd moe
in zijn armen, maar toch hield hij vol.
De wind kreeg zijn hoedje niet.
„Hoera", roept Moe Eekhoorn,
„Straks vieren we feest.
Want Opa is jarig;
h(j is toch zo aardig,
Ik vind hem een lief
en gezellig oud beest".
Dan pakt ze haar staartje,
en roets, met een vaartje
borstelt ze gauw alle kindertjes af
Eén proest er en wiebelt
„O moeder, het kriebelt!"
„Stil stouterdje, stil hoor.
Je wilt toch geen straf?"
Dan springen en rennen
ze hoep langs de dennen,
naar 't plekje waar opa
hun vriend'lijk verwacht.
Hij schudt haastig pootjes
en deelt kleine nootjes.
Hij ipt en hij springt
en hij wiebelt en lacht.
Hij stoeit met de kleintjes
en maakt dolle geintjes.
Ze rennen en draaien
en lachen zich slap.
„Hé, opa!" roept moesje,
„Lief oud robbedoesje,
rust nu maar eens uit
en neem weer eens een hap.
Dan eten ze taartjes.
Hun pluimige staartjes
gaan waaiend en wuivend
vol vreugd op en neer.
„Ha", zingen de kindjes.
„We zijn dikke vrindjes.
Bedankt, lieve opa.
We komen gauw weer!"
VERA WITTE
Zo, zei de wind en hij draaide drie
k-fc,. in het rond. Zo, krijg ik jouw
hoedje niet. Dat zullen wij dan wel eens
zien. Als jij jouw hoed niet los wilt la
ten, dan ga jij ook maar mee de hoogte
in. Maar krijgen zal ik hem.
En toen gebeurde het dat de wind
zo'n harde, woeste aanloop nam, dat hij
meneer Benniebang de lucht in blies.
Omhoog, met nieuwe hoed en al. Help!
riep meneer Benniebang. Nee, dat is
de bedoeling niet. Help! Help!
Maar hij ging hoger en hoger. Hele
maal boven de daken vloog hij. Met
twee handen hield hij zijn nieuwe hoed
nog vast. Maar hij keek wel verschrikt
en rondom zijn neus was hij erg wit
geworden. De mensen in de straat ston
den plotseling allemaal verbaasd om
hoog te kijken. Daar vloog een meneer
door de lucht. Een meneer met een
hoedje op. Zoiets hadden zij nog nooit
sen door de straat gehold. Ze wezen
naar boven en riepen: daar vliegt hij,
daar gaat hij, kijk, kijk! Nieuwsgierig
kwam mevrouw Benniebang naar bui
ten gelopen. Ze keek naar boven en zag
haar man door de lucht vliegen. Met
zijn nieuwe hoed nog op, dat wel. Ooo,
riep mevrouw Benniebang huilend, het
is mijn man die daar gaat. Verschrik
kelijk, wat zal er met hem gebeuren.
Hij is nog wel jarig. Gunst mevrouw,
wat sneu, zeiden alle mensen. Wie weet
waar uw man terecht gaat komen! Hoe
durft de wind! schreeuwde mevrouw
Benniebang. Nou! knikten de mensen.
Maar ze zeiden erachter: hij zal de
hoed van uw man wel erg mooi gevon
den hebben. Daar zal het wel door ge
komen zijn.
De wind had ondertussen heel wat te
stellen met meneer Benniebang. Men
sen in de lucht blazen was gelukkig
geen dagelijks werk voor hem. Boe,
wat een vrachtje, dacht hij. Hoe raak
ik het weer kwijt? Ik wou dat ik er
nooit aan begonnen was. Toen zag de
wind de kerktoren met het haantje er
op. Waar een haantje zit, kan ook een
meneertje zitten, dacht de wind en hij
blijs meneer Benniebang precies boven
op het gouden torenhaantje. Toen
maakte hij dat hij wegkwam, de wind.
H\j wilde die mooie, nieuwe hoed, die
hij maar niet had kunnen krijgen, nooit
meer zien. Bleek en bibberig zat me
neer Benniebang op de kerktoren en
nog altnd durfde hij zijn hoed niet los te
laten. Hoe kom ik ooit weer thuis, dacht
hij. O, o, en het is nog wel mijn verjaar
dag. Dan kookt mijn vrouw altijd zo'n
heerlijk toetje. En nou zit ik hier!
Maar daar kwam loeiend de brand
weerauto aangereden. De allerhoogste
ladder werd uitgezet en twee brand
weermannen met helmen op kwamen
omhoog geklauterd om meneer Bennie
bang van de toren te halen.
Laat die hoed maar los, meneer, zei
den ze. De wind is verdwenen. Hè, hè
daar zult u wel blij om zjjn. Nou, 6i
meneer Benniebang blij was. Zekei
toe: hij weer veilig en wel op de gron<
stond. Daar was zijn vrouw ook al
Man, riep ze, wat verschrikkelijk! Had
ik je maar niet zo'n mooie, dure hoed
gegeven. Had ik hem maar niet opge
zet met dat stormweer, zuchtte meneer
Benniebang. En had ik maar niet zo
op je gemopperd, fluisterde mevrouw.
Je krijgt vandaag een heerlijk toetje,
man. Het allerheerlijkste wat je ooit
gehad hebt. Kom maar gauw mee naar
huis. Je kunt na al die schrik toch niet
gaan werken op je kantoor. Kom, kom,
zei meneer Benniebang. Het is alweer
over. Ik ga wel naar kantoor. Dan ga
ik het toetje klaarmaken, beloofde me
vrouw. En haastig stapten ze samen
weg. Maar de mooie hoed bleef voort
aan als het stormde aan de kapstok
hangen. In nóg zo'n luchtreis had me
neer Benniebang geen zin.
LEA SMULDERS
Portret van een reuze-schildpad.
Landschildpadden mogen zich in een
zekere populariteit verheugen. Jaarlijks
worden er duizenden in Nederland ge
kocht. Vele mensen echter weten met
hoe zij zo'n landschildpad moeten ver
zorgen. Dit blijkt wel uit. de vele vragen,
welke het Dierenpark Wassenaar jaar
lijks hierover gesteld worden. Over het
houden van landschildpadden deelt het
het volgende mede: Voor je een land
schildpad koopt moet je wel op een
paar dingen letten. Kijk bijvoorbeeld
eens naar zijn ogen, die mogen nooit
gesloten zijn (behalve 's nachts wanneer
hij slaapt) of vochtig. Verder moet hij
reageren wanneer je hem oppakt, bij
voorbeeld door het intrekken van zijn
kop. Verder moet het pantser hard aan
voelen.
Goed, je hebt dus een schildpad, de
vraag is nu waar moet ik hem houden?
Wanneer je in het bezit van een tuin
bent komt dit heel mooi uit, want dan
kan je schildpad hierin wonen, let er
wel even op dat de tuin goed afgesloten
is en dat deurtjes goed gesloten wor
den want anders mis je op een dag
beslist je schildpad. De zon moet na
tuurlijk wel in de tuin schijnen maar
eveneens moet de schildpad tijdens de
hete middaguren beschutting kunnen
zoeken onder een paar struiken of zo.
Het verdient aanbeveling om op zo'n
beschutte plaats een kist te zetten waar
in je een kleine opening hebt gemaakt
zodat de schildpad er in kan kruipen
wanneer hij daar zin in heeft.
Op de bodem van deze kist leg je
wat stro of hooi, of strooi wat turf
molm, dit moet je natuurlijk wel gere
geld verversen. Na verloop van tijd zul
je zien, dat je schildpad tegen de avond
dez< kist zal opzoeken om er de nacht
in door te brengen. De zomermaanden
kun je je schildpad gerust dag en
nacht buiten laten, alleen wanneer het
lange tijd geregend heeft, verdient het
aanbeveling om de schildpad een tijdje
binnen te houden, want vocht is iets
dat ze niet zo goed kunnen verdragen.
Dit wil dus echter niet zeggen dat een
enkel buitje kwaad kan, integendeel, het
is zelfs heel goed om de schildpad eens
per week een tauw bad te geven, ver
geet echter niet de schildpad na dit
bad af te drogen want anders loopt hij
kans kou te vatten. Heb je geen tuin
dan kun je de schildpad ook op een
afgesloten balcon laten lopen, mits dit
natuurlijk weer door de zon beschenen
wordt, let er echter ook hier weer op
dat de schildpad zich tijdens de hete
middaguren op een beschut plekje kan
terugtrekken, bijvoorbeeld in zo'n hier
boven genoemde kist.
Natuurlijk is het ook mogelijk om een
schildpad in huis te houden, al is het
niet zo ideaal als buiten, in huis kunnen
ze niet zo genieten van het, voor de
schildpad zo belangrijke zonnetje. Als
je hem los in een vertrek wilt laten
lopen let er dan wel op dat het niet over
de grond tocht, schildpadden kunnen
een hoop hebben maar tocht niet. Laat
je de schildpad echter liever niet los
door een vertrek lopen, dan is een leeg
aquarium een goed verblijf. Op de bo
dem van het aquarium strooi je wat
zand of turfmolm (wat ook weer gere
geld ververst moet worden), zet er lie
ver geen planten in, die worden toch
opgegeten of omver gelopen. Het is
wel zaak om dit aquarium op een zon
nig plekje te zetten.
In de herfst wordt de activiteit van
de landschildpadden aanmerkelijk min
der. Als de winter nadert dan houden
zowel de Griekse als de Moorse land
schildpad een wintersla p. Je kan de
schildpad de winter door laten bren
gen in een kist, welke je vult met een
mengsel van droog mos en droge bla
deren.
Je plaatst deze kist in een vorstvrija
kelder, een temperatuur van 8-10 gr. C.
is bijzonder goed. Het is natuurlijk
moeilijk te zeggen wanneer je de schild
pad in de „winterslaapkist" moet zet-
en, dit hangt helemaal van het weer en
de temperatuur af, maar zodra het
echt guur begint te worden is het raad
zaam de schildpad naar zijn winter
kwartier te brengen. Voor je hem in de
kist zet moet je de schildpad eerst
een lauw warm bad geven opdat de
darm zich ledigt.
Tijdens de winterslaap behoef je de
schildpad uiteraard niet te voeren. Het
is beslist niet nodig om de schildpad te
laten „winterslapen", je kunt hem ook
de winter door laten brengen in een ver
warmd vertrek en dan moet je hem na
tuurlijk wei regelmatig voeren. Nu zijn
wij gelijk gekomen bij een bijzonder be
langrijk onderdeel bij het houden van
landschildpadden, namelijk het voedsel.
Wat eet nu eigenlijk een landschild
pad? Dit is echt wei meer dan alleen
maar „een blaadje sla". Vóór alles
moet je zo gevarieerd mogelijk voeren.
Je eet ook niet graag alle dagen bruine
bonen, zo is het ook met een landschild
pad. Daar komt nog bij, dat hun smaak
erg wisselvallig is. Wat ze de ene week
graag eten, weigeren ze de volgende
week hardnekkig. Maak je dus niet on
gerust wanneer je landschildpad plot
seling geen appel meer eet want dan
heeft hij kennelijk genoeg van appel,
geef hem dan eens een banaan en je
zult zien dat hij weer begint te eten. Je
kunt landschildpadden het volgende
voeren: sla, andijvie, paardebloemen-
en bladeren, klaver, spinasie, banaan,
appel, peer, pruim, kers, gekookte rijst,
gekookte mais, gehakt runderhart- en
lever, meelwormen, regenwormen,
slakken, dadels, vijgen, rozijnen etc.
Je ziet, dat je afwisselend genoeg
kunt voeren. Nog enige opmerkingen,
was de bladgroenten voor je ze voert en
droog de groenten daarna, dit voorkomt
een darmstoornis.
Als je bovengenoemde wenken in
acht neemt kun je jaren plezier van
je schildpad hebben, want schildpad
den kunnen zeer oud worden. Er zijn
Griekse landschildpadden bekend die
meer dan 102 jaar zjjn geworden!