HOUDT U VAN WAGNER? HET WOLVEN JONG Alfredo >onali< Bu gebrek aan bewijs doot Henry cecil VAN LUCHTREIS MENEER BENNIEBANG M 'WÈËIf SCHILDPADDEN VA,)^ Opa Eekhoorn is jarig f Lord ui/u/flMS, gr titer <0 Benoeming ZATERDAG 5 JANUARI 1963 PAGINA 15 door LUKACS Z-'E J£ Me SOMS VOoR BEti SPOOK ffftR, TH OM ffS'. IK U)lL ffLLBEM MfifiR BEN .RH DER OEUiEBRl KEE MRRR. OffT /5 DE stem vrk Dia Döbdbl- 2.RKSPBLER, LffTBti U)£ BR TOSSBtiÜ/T KfJlJPEHI OEF! PffT UJERD T/JD t h)EL,u)el! lord ojillirmSj MET DffT VENTJE &ILLV? ■/vw» MET DUT JOMbBTJB MEE. tti Ul/L O BB/V GROOT BS- DRftO GBi/Bti VOOR Die \öÜDE uMGtiERPlfffiT/ N$ DE NOORMAN Examens Vertaald door E. D. KUNZLI-BOISSEVAIN poffen om Rose Leffe warden er rege" °f „f!®1» die haar gewaarschuwd £enheid te geven, hte?Öv le herkenneng Trouw tan zii?a? te herkennen L??,inist!r'e, het het °pen" e &vrr- een Ho® bti 'straat vW 87 E ..Dat kan een Norenschip zijn, één van ons, dat de dans ont- hun°ngen is'" zegt Eric ëe3aaSd. „Vlug Svein, haal hout, we moeten lo aandacht trekken met een vuur." „Vuur?" gromt de Sakser onge- vanf ^en benieuwd> waar jij hier op dat kale zand een vuurtje aan haalt." Maar hij verdwijnt gehoorzaam in het duin en komt en later terug met de armen vol hout. Zwijgend gaat de Noorman an het werk. Met zijn dolk maakt hij een ondiep gaat in een geschikt tuk hout, en het tussen zijn handen heen en weer wrijvend, laat hij ®en tweede stuk razendsnel in het gat draaien. Het duurt lang en de •Noorman staat enkele malen bijna op het punt het op te geven, maar eindelijk, eindelijk verschijnt de eerste ijle rook. Op zijn aanwijzingen legt Svein wat verdroogd mos en kleine vezeltjes vermolmd hout bij het smeulende gat. Meer en meer gaat het roken. Dan springt het eerste miezerige vlammetje op en nu duurt het niet lang meer, of langs allengs dikkere takken knettert het gretige vuur. Het schip aan de horizon is inmiddels kleiner geworden en koerst langzaam in westelijke richting. Als bezetenen stoken ze het vuur op en staan er bij te schreeu wen en te springen, alsof dat over zo'n grote afstand nog iets zou helpen. En dan, boven hun eigen stemmen uit klinkt een ander geluid. „Doof het vuur! Gooi je wapens neer en geef je gevangen!" roept een barse stem. Zich omwendend, zien zij overal van achter het duin zwaar bewapende krijgers geruisloos en dreigend opdoemen. CAMPING ""•«Ml,,,,, ©PIB MOCO COPENHAGIN fphooi Va' 3an. Technische Hoge- d»°l?ard n «viel-ing. P. J. van den RoW Brui1rl W" van Boxsel> Bre" lyj "erdartl poetinchem, M. Butterman DórriVari Dri„ Dirkzwager, Rijswijk, le„ JJeht, Üf Amersfoort, W. Eddes, ina' tt Rfeiio oan den Dlzen Rosma- 'rii ssclstpi' ®cbeveningen, S Haags- Raarj.jroni>v. ln>,J- Janssen, Nijmegen, Iïl, j Maastricht, C. Kooman, Ros, Scheveningen, F. Kwak, Arnhem, W. Laauwen, Rotter dam, P. Liefkens, Den Bosch, K. Noor- lander, Rotterdam, A. van Noort, Sant poort, a. van Rees, Oosterbeek, H. van Roosmalen, Rijswijk, A. van Rooij, Hoogvliet, M. van Sambeek, Breda, G. Schermer, Nibbixwoud, T. Schoemaker, Breda, K. Simoons, Haarlem, A. Swie- bel, Rotterdam, W. van Tuijl, Amster- dam' PlterwÜk, Den Haag, A. Ver- ruyt, Alphen a d. Pajn, L. Visser, Hil versum, J. Witteveen, Den Haag, B. van der Woerd, Den Haag, j. Van IJken, Hilversum, K- ^eldenrust, Leiden. Kand. Geod. ing.R. Groot, Amster dam. Kand. werktuigk. ing.: A. Hupez, Haarlem. Kand. vliegtuigbouwk. mg.: p. van der Wolk, Breukelerveen, S. Boersen, Amstelveen, A. de Broekert, Hilversum, G. van Eek, Emmeloord. Werktuigk. ing: J. Albers Nijmegen, A. Bazuin, Delft, H. de Beer, Den Haag, J. van Biesen, Den Haag, S. de Bree, Rotterdam, P. Bijl, Rotterdam, J. Baron van Dedem, Zwolle, J. van Erven Dorens, Laren, G. Gelderblom, Zoetermeer, H. Hage, Haarlem, F. den Hartog, Eindhoven, P. Hellinga, Delft, J. Hilbrands, Hilversum, J. Hubers van Assenraad, Voorschoten, P. Kegel, Rot terdam, H. Kerkmeester, Rijswijk, H. Kok, Delft, P. van der Koogh. Noord- wijk, K. Kragt, Utrecht, H. Kuiper, Veendam, W. Kuijpers, Nijmegen, L. Meijer, Zwolle, A. Nijhof, Rijswijk, G. Ockeloen, Den Haag, G. Palm, Gro ningen, D. Peeters, Delft, H. Van Rand wijk, Gorinchem, J. de Rave, Zaan dam, K. Rethmeier, Rijswijk, L. van Rossen, Rotterdam, J. van Schaaik, Delft, S. Scholtens, Groningen, P. van Straaten, Vlaardingen, J. Voorhagen, Rotterdam, R. Woltering, Amsterdam. WILLEMSTAD, 5 jan. Bij K.B. is met ingang van 6 januari tot gezagheb ber van het eilandgebied Bonaire be noemd de heer E. J. Morkos. thans ge deputeerde van openbare werken, haven luchthaven en openbaar vervoer en waarnemend gezaghebber. Hij wordt de opvolger van de heer A. J. van Hes teren. meneer, „Dat neem ïw ^Zenden?" v. VEn, _afgezien aiJ; meneer." niet?" ls dit al i?e. .getuigenverklaring van let? t 1 ai het bewijs tegen hem, is het ..Niet helemaal, mBr, „O neen, dat verer/' eë°e?van om met u tegp'Jk n°g hij kreeg er w Duffield ging zitten na mspecteur." een il.-lury gehouden te hebhet.en aardig toespraakje 1Unenruisverhoor- De zitting onder het mom van Unfc en tijdens de midfagp£Lvoortgezet w Set,r.°«en om Rose Lee werden e „toen er een man naast me kwam zitten." „Was u alleen? „Gaat u verder." „Nou hl] beQ^onxifg®n me te praten en hij leek wel een nette man. Hu bestelde verscheidene drank jes voor me en stelde toen voor om een eindje te gaan wandelen. „Ik neem aan, dat u hem niet herkend had." „O neen, meneer. Hu leek een erge rustige man. Verfijnd, weet u wel „En wat gebeurde er toen? „Nou we gingen een eindje wandelen en hy stel de voor om het bos in te gaan en omdat hij me een keurige man leek, stemde ï'k toe. Dus liepen we het bos in. Nadat we een eindje gelopen hadden, zei hij dat hij moe was en stelde voor om te gaan zitten. Hij was een echte heer. Dus gingen we zitten." „Ja, juffrouw Lee, en wat gebeurde er toen?" „Nou plotseling hoorde ik een stem die wat zei. Het was donker en ik zag niemand." „Wat zei die stem?" „Voor zover ik mij kan herinneren, zei hu me om weg te lopen." „Was dat alles? Om weg te lopen? imgehuur en tijdens de^middagna?,voortgezet tot het zei! blaar haar na de lunch vonr au? belo£te> rieP Po" „M'ijmor hij dit deed zei hii- getuige charge. het i?nheer de president 3>' daoh?eisie Rose Lee. ik mr»tn Y°lgende getuige is haa ,en onder die van ,ecbter onder uw aan- te J slechts oproep, omrta -i, y brengen, dat ik betro,etluen niet omdat ik k» mu verplicht heb dit Dnfj^ aar acht." haar getuigenverklaring deli„ 'eld maakte geen h0„ baa?8' Hp was volkomen tegen deze mede- eet.vnr.rr.en gmg naa]. .O neen hij zei nog meer.' „Probeert u zich eens te herinneren wat hu precies het J?, eer de president-"'^ dacvh?eisie Rose Lee. ik Jn volgende getuige ii haa 1 en onder die van ,echter onder uw aan tg slechts nnrn.ide jury bren ppn dnt i 1, 'eirouv [gjjuffl. bashg. iiy Was volkomen leSen dez de r„ ministerie het m™fsl t?yreden' dat h pv6r8e, genbank en nadat zlf 51fPi ZU Png naar beanhaar naam, haar verschillen* Tee vragen Ove^^oord had, werd haar Jl adressen, etc. It ar onmoeting met Essex te vertellen aat iets te drinken in „be Kroon", zei ze, „Nou hij zei iets van dat ik uit was met Gilbert Essex en dat ik weg moest lopen." „Wat deed u toen?" „Ik wist eerst niet wat ik doen moest, maar toen zei de stem het nog eens. Dus ben ik opgestaan en weggehold. Maar ik wist niet of het waar was. Hij leek zo'n keurige man." „Zoudt u de stem herkennen, als u die weer hoor de?" „O dat geloof ik niet. Het was gewoon maar een stem." „Ja, maar stemmen zijn verschillend. Was het de stem van een man of een vrouw?" „O van een man." „Was het een ruwe stem?" „Dat zou ik echt niet weten, meneer. Het was ge woon maar een stem, een mannenstem." „Zowat een uur geleden werd u in een kamer ge bracht en hoorde u enige stemmen?" „Ja." „Die zoiets zeiden als de stem in het bos?" „Ja." „Waren sommige van die stemmen een beetje zoals de stem in het bos?" „Dat zou ik niet kunnen zeggen, meneer." „Terwijl u naar die stemmen zat te luisteren, dacht u toen dat er enkele bij waren, die wat leken op de stem die u op die betreffende avond hoorde?" „Niet precies, meneer, maar het is zo moeilijk te zeggen en het is alweer zo lang geleden, meneer." „Sinds u met die aardige meneer uit was, bedoelt u?" „Ja, meneer." „Goed, juffrouw Lee. Ik dank u. Neen, blijft u nog even zitten. Meneer Duffield wil u misschien nog wat vragen." „Een paar dingen maar," zei Duffield, terwijl hij opstond. „Herinnert u zich toen u zat te luisteren naar de stemmen tijdens de lunchpauze, dat u een stem hoor de, die stem B genoemd werd?" „Ik herinner mij niets meer van een letter B, me neer." „Nou vergeet die letters dan maar. Herinnert u zich deze meneer, die hier voor mij zit, die naar u toe kwam met een andere meneer en die u vroeg, of dat de stem was?" „Ze kwamen telkens, meneer." „Juist. En vertelde u hen elke keer of u dacht dat het de stem was of leek op de stem of helemaal niet leek op de stem?" „Ja, meneer." „Dn herinnert u zich één of tweemaal gezegd te hebben: ,Dat was hem niet, of tenminste dat geloof ik met'?" „Ja, meneer." „Toen u dat zei,, was dat toen uw eerlijke over tuiging? Dat het niet de betrefende stem was?" „Ja, meneer." ,,Dank u." De eerste getuige de volgende dag was kolonel Bram. Hij zei ongeveer hetzelfde als bij het vooron- derzoek. In het begin van het kruisverhoor opperde Duffield, dat de woorden: ,Daar zal ik gelegenheid voor geven nooit gezegd waren. „Het is gek dat u dat zegt," zei de kolonel. „Waarom is het gek?" (Wordt vervolgd) PWWX---:-s* eneer Benniebang had op zijn verjaardag een mooie, nieuwe hoed gekregen. Hü zette hem dadelijk op, toen hij naar kantoor ging. Met die hoed was meneer Bennie bang opeens veel knapper en deftiger. Zou je dat nu wel doen, man? vroeg zijn vrouw. Het is een erg dure hoed en het is niet zo'n mooi weer. Hoor de wind eens razen! Jaja, vrouwtje, lachte meneer Benniebang. De wind niag ra zen zo hard hij wil. Mijn hoed krugt hy niet. Weet je het zeker? vroeg me vrouw. Helemaal zeker, knikte meneer en toen stapte hij de deur uit. Mevrouw keek hem nog na. Wat een knappe man heb ik toch, dacht ze nog. En ze was blij, dat ze zo'n mooie, dure hoed voor hem had gekocht. Maar die blijdschap zou nog wel overgaan, luister maar. Niet alleen meneer en mevrouw Ben niebang vonden de nieuwe hoed erg mooi, maar ook de wind. Hij kwam juist de hoek om suizen en hij dacht: nu heb ik al wollen mutsen, ruiten petten, bolhoeden, hoeden met veren en alpino petjes de lucht ingeblazen, maar dat betekent allemaal niks, als je die hoed daar eens bekijkt. Tjongejonge, wat een mooie. Wat zou het heerlijk zijn om daarmee eens aan de haal te gaan. Meteen nam hij een aanloop en stormde op meneer Benniebang toe. Maar die voelde het aankomen, hij greep naar zijn hoed en hield die met twee handen stevig vast. Ha, hij moest er om lachen. De wind zou zijn hoed niet af kunnen blazen hoor! Hij liet hem niet meer los. Daar stapte hij door de straten. Met allebei zijn handen om de rand van zijn hoed geklemd. Ik ben een slim en voor zichtig man, dacht hij nog en hij voelde zich heel tevreden over zichzelf. Maar die tevredenheid zou nog wel overgaan. Luister maar verder. De wind had nu eenmaal in zjjn bolle hoofd gezet, dat hij die mooie hoed mee in de lucht zou nemen. Wat denkt zo'n meneertje wei, zei hij loeiend. Denkt hij soms mij, de sterke wind, te slim af te zijn. Dat hij maar uitkijkt! Meteen stormde hij er weer op los. Oef, wat een geruk was dat aan de nieuwe hoed van meneer Benniebang. Hij moest hem werkelijk heel stevig beethouden. Flip, deed de rand. Flip-flap, flip! Maar meneer Benniebang liet niet los. En tóch zal ik krijgen, raasde de wind. Hij rukte, trok, hij schudde aan de hoed. Hij duwde er onder tegen aan, uit alle macht. Meneer Benniebang werd moe in zijn armen, maar toch hield hij vol. De wind kreeg zijn hoedje niet. „Hoera", roept Moe Eekhoorn, „Straks vieren we feest. Want Opa is jarig; h(j is toch zo aardig, Ik vind hem een lief en gezellig oud beest". Dan pakt ze haar staartje, en roets, met een vaartje borstelt ze gauw alle kindertjes af Eén proest er en wiebelt „O moeder, het kriebelt!" „Stil stouterdje, stil hoor. Je wilt toch geen straf?" Dan springen en rennen ze hoep langs de dennen, naar 't plekje waar opa hun vriend'lijk verwacht. Hij schudt haastig pootjes en deelt kleine nootjes. Hij ipt en hij springt en hij wiebelt en lacht. Hij stoeit met de kleintjes en maakt dolle geintjes. Ze rennen en draaien en lachen zich slap. „Hé, opa!" roept moesje, „Lief oud robbedoesje, rust nu maar eens uit en neem weer eens een hap. Dan eten ze taartjes. Hun pluimige staartjes gaan waaiend en wuivend vol vreugd op en neer. „Ha", zingen de kindjes. „We zijn dikke vrindjes. Bedankt, lieve opa. We komen gauw weer!" VERA WITTE Zo, zei de wind en hij draaide drie k-fc,. in het rond. Zo, krijg ik jouw hoedje niet. Dat zullen wij dan wel eens zien. Als jij jouw hoed niet los wilt la ten, dan ga jij ook maar mee de hoogte in. Maar krijgen zal ik hem. En toen gebeurde het dat de wind zo'n harde, woeste aanloop nam, dat hij meneer Benniebang de lucht in blies. Omhoog, met nieuwe hoed en al. Help! riep meneer Benniebang. Nee, dat is de bedoeling niet. Help! Help! Maar hij ging hoger en hoger. Hele maal boven de daken vloog hij. Met twee handen hield hij zijn nieuwe hoed nog vast. Maar hij keek wel verschrikt en rondom zijn neus was hij erg wit geworden. De mensen in de straat ston den plotseling allemaal verbaasd om hoog te kijken. Daar vloog een meneer door de lucht. Een meneer met een hoedje op. Zoiets hadden zij nog nooit sen door de straat gehold. Ze wezen naar boven en riepen: daar vliegt hij, daar gaat hij, kijk, kijk! Nieuwsgierig kwam mevrouw Benniebang naar bui ten gelopen. Ze keek naar boven en zag haar man door de lucht vliegen. Met zijn nieuwe hoed nog op, dat wel. Ooo, riep mevrouw Benniebang huilend, het is mijn man die daar gaat. Verschrik kelijk, wat zal er met hem gebeuren. Hij is nog wel jarig. Gunst mevrouw, wat sneu, zeiden alle mensen. Wie weet waar uw man terecht gaat komen! Hoe durft de wind! schreeuwde mevrouw Benniebang. Nou! knikten de mensen. Maar ze zeiden erachter: hij zal de hoed van uw man wel erg mooi gevon den hebben. Daar zal het wel door ge komen zijn. De wind had ondertussen heel wat te stellen met meneer Benniebang. Men sen in de lucht blazen was gelukkig geen dagelijks werk voor hem. Boe, wat een vrachtje, dacht hij. Hoe raak ik het weer kwijt? Ik wou dat ik er nooit aan begonnen was. Toen zag de wind de kerktoren met het haantje er op. Waar een haantje zit, kan ook een meneertje zitten, dacht de wind en hij blijs meneer Benniebang precies boven op het gouden torenhaantje. Toen maakte hij dat hij wegkwam, de wind. H\j wilde die mooie, nieuwe hoed, die hij maar niet had kunnen krijgen, nooit meer zien. Bleek en bibberig zat me neer Benniebang op de kerktoren en nog altnd durfde hij zijn hoed niet los te laten. Hoe kom ik ooit weer thuis, dacht hij. O, o, en het is nog wel mijn verjaar dag. Dan kookt mijn vrouw altijd zo'n heerlijk toetje. En nou zit ik hier! Maar daar kwam loeiend de brand weerauto aangereden. De allerhoogste ladder werd uitgezet en twee brand weermannen met helmen op kwamen omhoog geklauterd om meneer Bennie bang van de toren te halen. Laat die hoed maar los, meneer, zei den ze. De wind is verdwenen. Hè, hè daar zult u wel blij om zjjn. Nou, 6i meneer Benniebang blij was. Zekei toe: hij weer veilig en wel op de gron< stond. Daar was zijn vrouw ook al Man, riep ze, wat verschrikkelijk! Had ik je maar niet zo'n mooie, dure hoed gegeven. Had ik hem maar niet opge zet met dat stormweer, zuchtte meneer Benniebang. En had ik maar niet zo op je gemopperd, fluisterde mevrouw. Je krijgt vandaag een heerlijk toetje, man. Het allerheerlijkste wat je ooit gehad hebt. Kom maar gauw mee naar huis. Je kunt na al die schrik toch niet gaan werken op je kantoor. Kom, kom, zei meneer Benniebang. Het is alweer over. Ik ga wel naar kantoor. Dan ga ik het toetje klaarmaken, beloofde me vrouw. En haastig stapten ze samen weg. Maar de mooie hoed bleef voort aan als het stormde aan de kapstok hangen. In nóg zo'n luchtreis had me neer Benniebang geen zin. LEA SMULDERS Portret van een reuze-schildpad. Landschildpadden mogen zich in een zekere populariteit verheugen. Jaarlijks worden er duizenden in Nederland ge kocht. Vele mensen echter weten met hoe zij zo'n landschildpad moeten ver zorgen. Dit blijkt wel uit. de vele vragen, welke het Dierenpark Wassenaar jaar lijks hierover gesteld worden. Over het houden van landschildpadden deelt het het volgende mede: Voor je een land schildpad koopt moet je wel op een paar dingen letten. Kijk bijvoorbeeld eens naar zijn ogen, die mogen nooit gesloten zijn (behalve 's nachts wanneer hij slaapt) of vochtig. Verder moet hij reageren wanneer je hem oppakt, bij voorbeeld door het intrekken van zijn kop. Verder moet het pantser hard aan voelen. Goed, je hebt dus een schildpad, de vraag is nu waar moet ik hem houden? Wanneer je in het bezit van een tuin bent komt dit heel mooi uit, want dan kan je schildpad hierin wonen, let er wel even op dat de tuin goed afgesloten is en dat deurtjes goed gesloten wor den want anders mis je op een dag beslist je schildpad. De zon moet na tuurlijk wel in de tuin schijnen maar eveneens moet de schildpad tijdens de hete middaguren beschutting kunnen zoeken onder een paar struiken of zo. Het verdient aanbeveling om op zo'n beschutte plaats een kist te zetten waar in je een kleine opening hebt gemaakt zodat de schildpad er in kan kruipen wanneer hij daar zin in heeft. Op de bodem van deze kist leg je wat stro of hooi, of strooi wat turf molm, dit moet je natuurlijk wel gere geld verversen. Na verloop van tijd zul je zien, dat je schildpad tegen de avond dez< kist zal opzoeken om er de nacht in door te brengen. De zomermaanden kun je je schildpad gerust dag en nacht buiten laten, alleen wanneer het lange tijd geregend heeft, verdient het aanbeveling om de schildpad een tijdje binnen te houden, want vocht is iets dat ze niet zo goed kunnen verdragen. Dit wil dus echter niet zeggen dat een enkel buitje kwaad kan, integendeel, het is zelfs heel goed om de schildpad eens per week een tauw bad te geven, ver geet echter niet de schildpad na dit bad af te drogen want anders loopt hij kans kou te vatten. Heb je geen tuin dan kun je de schildpad ook op een afgesloten balcon laten lopen, mits dit natuurlijk weer door de zon beschenen wordt, let er echter ook hier weer op dat de schildpad zich tijdens de hete middaguren op een beschut plekje kan terugtrekken, bijvoorbeeld in zo'n hier boven genoemde kist. Natuurlijk is het ook mogelijk om een schildpad in huis te houden, al is het niet zo ideaal als buiten, in huis kunnen ze niet zo genieten van het, voor de schildpad zo belangrijke zonnetje. Als je hem los in een vertrek wilt laten lopen let er dan wel op dat het niet over de grond tocht, schildpadden kunnen een hoop hebben maar tocht niet. Laat je de schildpad echter liever niet los door een vertrek lopen, dan is een leeg aquarium een goed verblijf. Op de bo dem van het aquarium strooi je wat zand of turfmolm (wat ook weer gere geld ververst moet worden), zet er lie ver geen planten in, die worden toch opgegeten of omver gelopen. Het is wel zaak om dit aquarium op een zon nig plekje te zetten. In de herfst wordt de activiteit van de landschildpadden aanmerkelijk min der. Als de winter nadert dan houden zowel de Griekse als de Moorse land schildpad een wintersla p. Je kan de schildpad de winter door laten bren gen in een kist, welke je vult met een mengsel van droog mos en droge bla deren. Je plaatst deze kist in een vorstvrija kelder, een temperatuur van 8-10 gr. C. is bijzonder goed. Het is natuurlijk moeilijk te zeggen wanneer je de schild pad in de „winterslaapkist" moet zet- en, dit hangt helemaal van het weer en de temperatuur af, maar zodra het echt guur begint te worden is het raad zaam de schildpad naar zijn winter kwartier te brengen. Voor je hem in de kist zet moet je de schildpad eerst een lauw warm bad geven opdat de darm zich ledigt. Tijdens de winterslaap behoef je de schildpad uiteraard niet te voeren. Het is beslist niet nodig om de schildpad te laten „winterslapen", je kunt hem ook de winter door laten brengen in een ver warmd vertrek en dan moet je hem na tuurlijk wei regelmatig voeren. Nu zijn wij gelijk gekomen bij een bijzonder be langrijk onderdeel bij het houden van landschildpadden, namelijk het voedsel. Wat eet nu eigenlijk een landschild pad? Dit is echt wei meer dan alleen maar „een blaadje sla". Vóór alles moet je zo gevarieerd mogelijk voeren. Je eet ook niet graag alle dagen bruine bonen, zo is het ook met een landschild pad. Daar komt nog bij, dat hun smaak erg wisselvallig is. Wat ze de ene week graag eten, weigeren ze de volgende week hardnekkig. Maak je dus niet on gerust wanneer je landschildpad plot seling geen appel meer eet want dan heeft hij kennelijk genoeg van appel, geef hem dan eens een banaan en je zult zien dat hij weer begint te eten. Je kunt landschildpadden het volgende voeren: sla, andijvie, paardebloemen- en bladeren, klaver, spinasie, banaan, appel, peer, pruim, kers, gekookte rijst, gekookte mais, gehakt runderhart- en lever, meelwormen, regenwormen, slakken, dadels, vijgen, rozijnen etc. Je ziet, dat je afwisselend genoeg kunt voeren. Nog enige opmerkingen, was de bladgroenten voor je ze voert en droog de groenten daarna, dit voorkomt een darmstoornis. Als je bovengenoemde wenken in acht neemt kun je jaren plezier van je schildpad hebben, want schildpad den kunnen zeer oud worden. Er zijn Griekse landschildpadden bekend die meer dan 102 jaar zjjn geworden!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 15