HET WOLVEN JONG Geen eten meer in het bos DE FLUIT MET ZES SMURFEN Uitvinder van slangenbrandspuit GEBREK AAN BEWIJS De volle trein naar zee Gestamp met voetengefluit en luid geschreeuw wêêÊMmmmmmZs^ Kritiek van H. Officie op Kardinaal Bea Schademeldingen nemen in aantal voortdurend toe •SRic L Grasburgers ZATERDAG 19 JANUARI 1963 PAGINA 13 DE NOORMAN door HENRY CECIL *rta,ald do°' E. D. KÜNZLI-BOISSEVAIN de£j het on mag de Sa'ata eve" oeoMMSLS. ££A/ FLO/r?! Na e'n r WAV/.V ALS HJ MAAQ MET OMJS'JKT! £A/ S/8E H/AT WVDTU terwijl alles zwart voor hem wordt, tuimelt hij slap omlaag. Onder het slaken van een schelle kreet probeert Egil het ook eens, maar een goed- gerichte vuistslag stelt hem buiten gevecht en ook hij belandt onder aan de trap, waar hij suizebollend blijft liggen. Als Egil de ogen opent en traag overeind gaat zitten, hoort hij een schorre stem, die vraagt: „Wat spook jij hier uit in de kerker? Probeer je ons een loer te draaien soms?" Twee, drie, potige piraten buigen zich argwanend over hem heen. Snel flitsen Egils ogen rond. Erwin en Skapti zijn verdwenen. ''^Unh kiL(iat ogpnh]ifre?ident'" zei een advocaat, die tot 1*2 «la Ik rtp ,!11®}3 gezegd had, „zou het u schik- otou l> voor j van Ambrose Low naar voren A waaraehtLrec:htszaa11 verlaat?" échter er, iS?« niet, meneer Kingsdown," zei zich terug in de raadskamer. Lunch hoofdstuk xv voor twaalf personen. V0o U mii rt t?,h otf? Van de even doorgeven?" zei de Wa^evaarHik Jfgen zijn linker tafelbuur, w tHdaeen verlegen on i6 van mlddelhare leeftijd. Urt fks Qns de drie rln» zichzelf gekeerd type en h„ ®n c,een woord pp van de rechtszitting nua- jJh«aido febeurde ^1^13Sell met zÜn mede-jury- snit voorman w "De sa,ata alstublieft," hekman 1 me u t» mÏ!er gebeurde er niets. T?°ben,ni wat luider "i^ten lastigvallen," zei de. il)krb«ar n® ®temarvane rimannetle no« steeds niets hian i'd v^as tot onrWo voorman langzamerhand haB et.1e n de Jurv/u»o e tafel, zei net vrouwe- tl4r rech?at: „Pa'rrw, 'nks van het ongevaarlijke *ffiï °hstevtR Wl n H°n' zoudt u de salata even hik dr^vaany'^n doorgeven?" dip® iurvnli' Pardon dook blijkbaar op uit Jhd Wendend. Ze' h, zich tot het vrouwe- «h^Wztln buurmin""1 u let8?" De voorman, nan. zt)n vraan >nu wakker was geworden, er Wen Lu-el rustig. Maar zijn buur- noütie van en keek nog steeds vol verwachting naar het vrouwelijke jurylid. Daar de voorman nu gezegd had wat hij wilde, zei ze niets. „Het spijt me erg," herhaalde het ongevaarlijke mannetje, terwijl h\j nog steeds zijn buurvrouw aan keek, „zei u iets?" Plotseling kwam er een vreselijke gedachte op bij de voorman. Met normale stemverheffing zei hij: ,,U bent toch hoop ik niet doof?" Het aangesproken jurylid reageerde totaal niet. De voorman raakte zijn schouder aan en zei met stemverheffing: ,,U bent toch hoop ik niet doof?" „Hè? Wat zegt u? Doof ja, wel een beetje." Er viel een dodelijke stilte in de kamer. Handen met mes of vork erin bleven ln de lucht zweven, monden bleven open of dicht. Beweging en kauwen werden tijdelijk gestaakt Na een ogenblik zei de voorman vrij luid, maar met een stem, die zijn ongerustheid niet kon verbergen: „Heeft u Iets ge hoord van wat er in de rechtszaal is besproken?" „O ja..." begon de man en de voorman en zijn medejuryleden begonnen al op te ademen maar te vroeg. „Een klein beetje, vervolgde het onge vaarlijke mannetje. De ongerustheid keerde weer. Iedereen had dezelfde gedachte. Hoe konden zjj na drie dagen aan de rechter vertellen, dat een lid van de jury slechts een klein gedeelte gehoord had van het gesprokene? Er was met veel verbeeldings kracht voor nodig om zich de reactie van de rechter voor te stellen. „En," dacht de voorman, „ik ben degene die het hem zal moeten vertellen. Dat gaat eenvoudig niet." „Maar om 's hemels wil," zei hij hardop, „waarom heeft u niet gezegd, dat u slecht hoort?" „Pardon?" vroeg het ongevaarlijke mannetje. De voorman herhaalde zijn vraag met luider stem. „Dat durfde ik niet." was het antwoord. „Ik ben er nogal verlegen over, ziet u." „En uw eed dan?" vroeg de man aan de overkant. „Pardon?" zei het ongevaarlijke mannetje. „Uw eed!" schreeuwde de man bijna. „U heeft gezworen om naar recht en geweten uitspraak te doen naar aanleiding van het bewijs. Hoe kunt u dat, als u niets heeft gehoord?" „Tja," zei het mannetje onzeker, „ik ben maar alleen en ik dacht, als u allemaal dezelfde mening was toegedaan, zou het niet veel kwaad kunnen als ik het met u eens was en als u niet dezelfde mening was toegedaan, zou het er niet op aan ko men wat ik dacht, want ons besluit moet toch een stemmig zijn? Ik heb wel iets van de getuigen verklaringen gehoord. Het gaat over een moord, is het niet?" „Maar dit is ontzettend," zei de voorman. „Wat moeten we doen?" „Is het dan niet over een moord?" drong het on gevaarlijke mannetje aan. „Ik dacht het zeker. En bovendien weet ik dat het zo is, want ik heb het in de krant gelezen." „Nou, dat is tenminste iets," zei een jurylid. „Hij heeft de krant gelezen." „Wat zegt u?" vroeg het ongevaarlijke mannetje. „U heeft de krant gelezen," schreeuwde het jurylid. „Neen," zei het ongevaarlijke mannetje, „dat heb ik niet. Ik dacht dat we dat niet mochten. Maar ik zag een kop over een moord. Ik néem aan dat het deze is. Ik was er vrijwel zeker van." „Nou het enige wat er op zit, is dat we het hem nu maar haarfijn vertellen, zei de voorman, „als u het daarmee eens bent. Ik ben een boon als ik de rechter ga vertellen, dat een van ons totaal niets gehoord heeft. Hij zou ons levend villen. Bent u het hier allemaal mee eens?" Het voorstel werd met algemene stemmen aange nomen. „Hoort u eens," zei de voorman. „We gaan u pre cies vertellen, wat er tijdens de rechtszitting be sproken is." „Dank u," zei het ongevaarlijke mannetje. „Het spijt me, dat ik u zoveel last bezorg." „Last!" zei de voorman. „Beseft u eigenlijk wel, dat iemands leven op het spel staat? „Wat zegt u?" zei het ongevaarlijke mannetje. „De hemel geve mij geduld," zei de voorman. „Hoort u eens allemaal. Ik kan hem niet het hele verhaal toeschreeuwen. Ik stel voor, dat wij elk onze beurt nemen. Als we eens elk een getuige behandelden en als iemand klaar is, kunnen de anderen er nog aan toevoegen wat hij vergeten heeft. Wat vindt u daarvan?" Zij vonden dit het beste plan onder de gegeven omstandigheden. „Dan moeten wij maar vlug afeten en aan de slag gaan." zei de voorman. „Wil iemand ook de salata?" vroeg het ongevaar lijke mannetje. Zodra zij met eten klaar waren, begonnen zij de getuigenverklaringen zo goed zjj konden te herhalen maar het bleek al spoedig, dat zH niet voldoende tijd zouden hebben om klaar te komen, voor zij teruggeroepen zouden worden ln de rechtszaal. (Wordt vervolgd) Verdrietig piepend zaten de vogels van het Krakebos bijeen Ze wa ren koud en ze hadden honger. Ze waren moe van het heen en weer vliegen en van het pikker in de harde grond, waarbij ze tóch geen eten hadden kunnen vinden. Wat moeten we doen? zeiden ze tegen elkaai. Als we hier blijven zitten zullen we bevriezen. Maar als we rond gaan vliegen zullen we evengoed doodgaan, wan' ei is nie mand die ons eten w'l geven Nee, er was niemand. In het Krakebos woon den geen mensen. Behalve dan de hout hakker met Robbert, zijn kleine jon gen. Maar de houthakker had het, voor al in deze tijd, hee1 druk met bomen omhakken. Hij had geen tijd om aan de vogels te denken. En Robbert had ook geen tijd, want hij speelde met zijn slee. Drie winters had die slee in de schuur gestaan, omdat het niet had ge sneeuwd. Maar nu Robbert eindelijk zijn slee wél gebruiken kon, was hii er 7.6 druk mee in de weer, dat hij alles vergat. Ook de vogels van het Krake bos, die hem juist nu zo heel hard nodig hadden. Lachend suisde Robbert op zijn slee de heuvel af. De vogels van het Krakebos keken hem piepend na. Al wéér geen broodkruimels, deze morgen, zeic" n ze. Alweer geen vetbolletje aan de boom voor zijn huis Alwéér hele maal niets voor onze arme lege maag jes. Laten we met ons allen wegvliegen uit het koude Krakebos, stelde een gro te wintervogel voor. Laten we met ons allen naar het warme zuiden gaan, waar de zon schijnt. En waar de grond zacht genoeg is, om er zaadjes en graantjes en wormpjes uit te pikken. Maar we kunnen met onze zwakke vleugels zover niet komen, zei een kleine mus. We zouden van vermoeid heid niet verder kunnen en dat zou nóg erger zijn. Nee, ook de meeste andere vogels durfden dg verre reis naar de warme landen niet aan. Om zo'n tocht te kunnen maken, moet je heel sterke en geoefende vleugels hebben. En dat hadden zij niet. Ze waren alleen ge wend om een tochtje door het Krake bos te maken. Of hoogstens een uit stapje naar de stad. Maar verder wa ren ze nooit van huis geweest Hadden we maar een slee, zoals die kleine jongen daar, zei een slimme kraai, En dat bracht de vogels op een idee. Laten we vannacht de slee van Robbert weghalen, zeiden ze En laten we daarmee naar een warm land gaan. Is het eigenlijk wel netjes om iets weg te halen? vroeg het winterkoninkje nog. Maar de andere vogels riepen al lemaal, dat Robbert het er zelf naar gemaakt had. En dat zijn vader wel een nieuwe slee voor hem zou timme ren. Toen zei het winterkoninkje maar niets meer. Hij geeuwde enke' wat. Van de kou en van de honger. Die nacht maakten de sterkste vogels het touw, waarmee de slee aan de boom was vast gebonden los en daar begon de tocht. Tjokvol zat de slee van Robbert die nu een vogelslee geworden was. Mannetje naast mannetje, vrouwtje naast vrouw tje, zaten ze. Het was wel lekker warm, zo dicht bij elkaar. Vooral degenen die in het midden zaten, hadden het goed. Maar die aan de buitenkant van de slee terecht gekomen waren, hadden nog last van de kou en bovendien moesten ze oppassen, dat ze niet van de slee zouden tuimelen. Daarom besloten de vogels, dat ze nu en dan van plaatsje zouden verwisselen. De grootste en sterkste vogels van het Krakebos trok ken de slee aan het touw vooruit. Maar als ze omlaag gingen van een heuvel of helling, zochten ze gauw ook nog een plekje op de vogelslee en dan suisden ze mee in vollè vaart. We zul len vast gauw in het zuiden zijn op die manier, zelden ze. We gaan zo snel. Voelen jullie de zon al? vroeg er een. Och mallerd, riep een ander Het is naci.t en de maan schijnt. Maar mor gen, dan zullen we de zon misschien wel voelen. Ik hoop 't, ik hoop 't, rie pen ze allemaal. Maar toen het mor gen geworden was, was de wereld om hen heen nog altijd wit en de vogels aan de buitenkant van de slee zeiden bibberend, dat de wind hier nog kouder blies dan in het Krakebos. Zullen we teruggaan? vroeg het winterkoninkje bezorgd. Maar de kraai riep: nee, we suizen nu juist zo lekker omlaag langs dit weggetje. Ik ben zo benieuwd waar we uit zullen komen. Ze kwamen uit in het dorp, waar de kinderen juist op weg naar school wa ren. Kijk, een vogelslee! riepen ze. Een slee vol met vogels. Die komen zeker uit het bos, omdat ze honger hebben. Ze holden naar huis en haalden brood en bakjes water. Vetbollen en pinda's aan een draad. En ze riepen: hier, hier, eet en drink maar, arme vogels, zoveel je wilt. Wat waren de vogels van het Krake bos verrast door al die lieve kinderen. Laten we hier maar blijven besloten ..e. We hoeven niet eens naar het war me zuiden te gaan. En terwijl de slee leeg op het dorpsplein achterbleef, zoch ten zi) een plaatsje in de dakgoten on der het riet of onder de pannen, waar ze zolang konden wonen. Maar Robbert had die morgen dade lijk wat gemist, toen hij naar buiten ging. Niet alleen zijn slee, als je dat soms denken mocht. Nee, hij miste nóg iets. Verbaasd keek hfl om zich heen. Wat was het stil. Waar was zijn slee febleven? En waar... waar was dat an- ere? Robbert moest eventjes naden ken, voor hij het wist. Hij miste de vo gels. Anders hoorde hij ze piepen, over al in het rond. En nu was alles doodstil en alleen de takken van de bomen kraakten. Hola, waar zijn jullie?, Hep Robbert en hij ging gauw naar binnen on> brood en water te halen. Hij kruimelde het brood in de sneeuw, maar er kwam alleen een gulzige muis op af. De vogeltjes waren weg. Net als de slee. Robbert begreep het niet In de sneeuw zag hij het spoor van de slee. Zó was die weggegleden. Robbert liep het na. Heel hard. Nieuwsgierig, een beetje bang en een beetje boos, want iemand moest die slee toch hebben weggenomen. Zo kwam Robbert in het dorp en vond zijn slee terug. Hij greep het touw en wilde hem wegtrekken. Maar de kinderen zeiden: blijf af van die slee. Die moet hier blijven ja? zei Robbert. Het is mijn slee, als je dót maar weet. Op je neus, het is do vogelslee, rie pen de dorpskinderen. Meteen kwamen van alle kanten de vogels aangevlogen. Ze kwetterden en piepten en Robbert zag dadelijk dat het de vogels uit het Krakebos waren. Rob bert schaamde zich. Ik heb jullie ver geten. Dat kwam door de sneeuw en de slee, zei hij. Kom alsjeblieft weer mee naar het bos. He* is er zo akelig stil zonder jullie. De vogels keken eens naar de dorps kinderen en piepten vragend: wat vin den jullie ervan? Nou ja, zeiden de dorpskinderen, als jullie het zelf graag willen... Tja, natuurlijk wilden de vogels graag naar het bos terug. Bosvogels zijn nu eenmaal geen dorpsvogels. Ze zouden zich daar nooit helemaal hebben thuis- gevoeld. Daarom zochten ze vlug alle maal een plaatsje op de slee. Deze keer hoefde geen van de vogels de slee te trekken, wart nu deed Robbert het. De kinderen uit het dorp wuifden Robbert en de vogels vrolijk na, toen die over de witte landweg verdwenen. Dat de vogels die winter geen honger meer zouden lijden, dat was duidelijk. Vogels, die je zelf op je slee naar het Vroeger werden degenen, die het bur gerrecht van Breda hadden gekregen, maar zich er slechts af en toe ophielden, „grasburgers" genoemd. Om hun spreektaal te bespotten ze konden met de h niet goed overweg zei men: 'n ondje in 'n okske op 'n andje vol ooi ap, zee 't ondje, hen hop was et ooi. bos terug trekt, die geef je wat ze nodig hebben. De vogelslee is nu weer een gewone kleine-jongens-slee geworden De vo gels van het Krakebos kijken hem kwetterend na, als hjj de heuvel af- suist. Koud hebben ze het nog wel, dat is waar. Maar als je iedere dag ge noeg te eten krijgt, dan kun je tegen een stootje, zeggen ze in het Krakebos. En als ze het dóór niet weten, dan weet ik het ook niet meer. LEA SMULDERS Daar Haat de lange trein naar ze». Wel duizend mensen willen mee. Ze duwen en ze dringen, ze draaien en ze wringen. „Vooruit maar", roept de conducteur, „nou geen getreuzel en gezeur!" Och, och, daar ploft Vrouw Foekje zwaar hijgend in een hoekje. Ze heeft haar hondje op de arm. O foei, o foei, wat is het warm! De mensen staan en hangen naar ruimte te verlangen. En iedereen zucht: „O, o, o!" en „Moet dat nou" en „Moet dat zo?" ,,'t Is veel te vol hier mensen". De kleine kind'ren drenzen. Dan roept de flinke conducteur: ,Nou geen gejammer en gezeur. De handen uit de mouwen en even, éven sjouwen: De koffers wat op zij gezet, de kina'ren in 't bagagenet. Nu even verder lopen. De raampjes mogen open. En al wie zit neemt met plezier op elke knie een passagier. Zo komt er ruimte mensen. Wat heb je nog te wensen? Nu lachen hoor, en geen gezeur We rijden!" roept de conducteur. Fuuuuüuuüuuüuut. Maar 't hondje van Vrouw Foekje doet gauw tets stouts in 't hoekje. VERA WITTE $9 sta ierwijl Skapti met een gemene grijns langzaam op hen toeloopt, Zelfn Ze even a^s aan de grond genageld van schrik. Ongewapend als ze zijn, kunnen ze weinig tegen Skapti, die bovendien op de trap in gp Ve(;1 gunstiger positie staat, beginnen. Maar om het zo maar op te s yen in het gezicht van de vrijheid, dat is niets voor Erwin. Zijn eren spannen zich en met een geweldige sprong poogt hij Skapti van de w te sleuren- Razendsnel stoot Skapti met zijn schild naar voren, Noorse prins voelt een geweldige klap tegen zijn voorhoofd en zien rijden, dat men een paar eeuwen geleden uitsluitend met emmers water een brand trachtte te blussen. Door die gebrekkige blusmiddelen werden dik wijls de mooiste huizen vernield. Bo vendien werd dit nog in de hand gewerkt, doordat de huizen uit de 15e en 16e eeuw van hout waren gebouwd en meestal met een rieten of strooien dak waren gedekt. Brak er een brand uit, dan werden buren of mensen uit de omtrek in twee gelederen opgesteld van de waterkant af (meestal een gracht) tot het bran dende huis. De ene rij gaf de gevulde wateremmers door aan de mensen op een ladder, die tegen het huis stond. Zij stortten dan het water over de vlammen. (Ook alleen als het zo kon gebeuren, want was het een felle brand, dan hielp er niets aanOok door het snelle doorgeven van de emmers met water van de een naar de ander ge raakte de emmers op de duur voor een deel leeg door het morsen en men kon ten slotte op het dak slechts een scheut je water in de vuurpoel werpen! Men gebruikte ook brandhaken, waarmee de muren werden omgetrokken, als er ver der toch niets meer te bereiken viel. J an van der Heyden wist na vele proefnemingen een spuit te vervaardi gen, die zes personen gemakkelijk kon den hanteren. De spuit gaf binnen enkele ogenblikken een (voor die tijd) straal water, die gemakkelijk naat alle delen van een brandend huis was te brengen. Dat was de eerste slangen- brandspuit Jan van der Heyden heeft veel suc ces gehad met zpn uitvinding. Later werd vanzelfsprekend de brandspuit steeds verbeterd. De uitvinder was ook een bekwaam tekenaar en kunstschilder. Vooral stadsgezichten heeft hij geschilderd. Brandblussers uit de oude tijd in acti«. 17 jan. (KNP) Het Ro- eiijiï*® dagblad II Tempo meldt ln zijn Krnt® van heden, dat in het Vatleaan tea. «ritiek heerst '<-n aanzien van de l*t '„die kardinaal Bea 8.J.. hoofd van hoyj ecretariaat voor de Eenheid, ge- «I tijdens de agape van zon- VoJ J-l. In Rome. De kritiek zon zich *1d arnelijk richten tegen de bewe- V|5' dat de mensen niet de gehele waar- SeM k,1nnen bevatten, maar slechts een ff;, Van de waarheid. Het blad voegt Offj.l toe dat in kringen van het H. tie u e erop wordt gewezen, ..dat de Kerk da!ll.0edster is vai de waarheid en dat hpjji^bi de katholieken de volle waar- tVaa-Pei'tten en niet slechts een deel der arheld". ju ?.ar aanleiding van deze publicatie Teir,P° verneemt het KNP uit <lat 8eh, die kardinaal Bea na staan. ?Pel f' duidelijk een vergissing in het hot ta..Kardinaal Bea heeft slechts over eie j-hdividuele besef, over de individu- ."Vop^phis der waarheid gesproken, niet ho,, de Kerk. En wat deze individuele d'Uirt der waarheid betreft, staan wij Wpl. vooraan met de klacht dat er ■Wj' godsdienstige onwetendheid blijs Aldus een reactie uil kringen «i0„'Ordinaal Bea. II Tempo weet ten- foj, nog te melden, dat kardinaal Bea *1. omniet alleen van de zijde van hel •loof1 cie bekritiseerd wordt maar ook •,0y, niedesta.nders, met name door de V°0r i isten" in het Secretariaat ^elMi!® Eenheid. Dezen zouden hem na- «ïu 'r willen verwijten, dat hij te veel kardinaal Ottaviani in de gemeng- jnissie had toegegeven vooral in- de betekenis van de btjbelvorsing. Hf;dk van chinees woe ontketent enorme rel V^LIJN' 19 3an- (UPI) De toe- gedelegeerde «ji Van de Chinese ty**t Oostduitse partijcongres in er'Ün, Woe Hsian-tsjoean, heeft ea een geweldige opschudding hj|( r7aakt. Zijn rede werd herhaalde- kcflJ^derbroUen door voetengestamp, Ven br en foel-geroep, zodat het Ism-011 beni loms onmogelijk werd k*!, De interrupties begonnen -°e. be' voorstel van premier voor een „wapenstil- de Ideologische strijd tussen aDd Ru,'and vierkant van de q Wees. kabaal begon opnieuw toen Woe verklaarde, dat China door zal gaan met de bestrijding van de „moderne revisionisten". En de zaal, gevuld met 5000 communisten, trilde op haar grondvesten toen Woe Joego slavië en de „kliek van Tito" begon aan te vallen. Premier Khroesjtsjev was bij dit alles niet aanwezig. Hij bezocht een Oostduitse fabriek voor elektronica en televisietoestellen. Woensdag had Khroesjtsjev het Chinese voorstel om een bijeenkomst van alle communisti sche partijen te houden ter bijlegging van het ideologische geschil zonder meer van de hand gewezen. In zijn rede van gisteren herhaalde Woe niettemin dit voorstel. De Chinees werd tenslotte door de voorzitter van de bijeenkomst Paul Werner tot de orde geroepen. Werner onderbrak de rede door het luiden van een bel. Vervolgens bestempelde hij Woe's rede als „ontoelaatbaar en pro vocerend". Hij verklaarde niet te kun nen toestaan dat broederpartijen en gasten op het congres werden aange vallen De Oostduitse partijleider, Walter Ulbricht, kwam gisteravond voor de tweede maal aan het woord. Hjj drong aan op rechtstreekse besprekin gen tussen Oost- en West-Duitsland ter oplossing van het Duitse en Berlijnse vraagstuk. Terwijl Khroesjtsjev goed keurend knikkend achter hem stond, sprak Ulbricht de hoop uit dat tenslotte toch een Duits vredesverdrag zal wor den gesloten en dat het Berlijnse vraag stuk ééns uit de wereld zal worden ge holpen. Diegenen ln het Westen, die op ge schillen tijdens dit congres hadden ge rekend, werden teleurgesteld, aldus de Oostduitse partijleider. „Zij hebben zelf genoeg geschillen in de E.E.G. en behoeven zich geen zorgen te maken over onze problemen." Toen Ulbricht sprak was Woe niet in de zaal aanwezig. Hij verliet de bijeen komst zodra hij zijn rede had uitgespro ken. Enkele gedelegeerden noemden de opschudding tijdens de rede van de Chinees „fantastisch". Zij verklaar den nog op geen enkel partijcongres zulke scènes te hebben meegemaakt en noemden Woe's uitlatingen een „open lijke uitdaging aan Khroesjtsjev". DEN HAAG, 19 jan. De schade verzekeraars zitter. in de laatste veer tien dagen letterlijk in een blikken boel. Uit een kleine enquête bij de zes grote schadeverzekeraars in ons land bleek, dat van 4 januari af het aantal schademeldingen met sprongen is gestegen, namelijk van 25 tot 40 procent. Dit betekent niet, dat het be drag aan uitkeringen in gelijke mate behoeft te stijgen. Want de meeste schadebedragen gaan de duizend gul den niet te boven. Ondanks sneeuw en gladheid Is het aantal zeer ernstige ongelukken kennelijk niet groter ge worden. Daarbij komt de kennelijke gewen ning van automobilisten aan de glad heid. Men ging inhalen, harder rijden, doorslippen in bochten, kortom bruus ker rijden. Bij de meeste schade-aan giften wordt dan ook meestal „slip pen" als oorzaak opgegeven. Gelukkig bleven de gevolgen van botsingen door gaans beperkt tot „blikschade". Drie dingen bijeen: op de voorgrond de brandspuitboot „Jan van der Heyden" uit Amsterdam. In de bovenhoek zie je de ouderwetse slangenspuit en aan de andere zijde het portret van Jan van der Heyden. Deze week ls het 290 Jaar geleden, dat voor het eerst bvj een brand te Am sterdam de slangenbrandspuit werd ge bruikt, welke Jan van der Heyden heeft uitgevonden. Wt) denken er nooit bi) na, als wij de meestal rood geschilderde en blin kende brandweerauto's door de stad Ouderwetse brandspuit uit de tijd van Jan van der Heyden.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 13