HET WOLVEN JONG
Geen eten meer in het bos
DE
FLUIT MET ZES SMURFEN
Uitvinder van slangenbrandspuit
GEBREK
AAN BEWIJS
De volle trein
naar zee
Gestamp met voetengefluit
en luid geschreeuw
wêêÊMmmmmmZs^
Kritiek van
H. Officie op
Kardinaal Bea
Schademeldingen
nemen in aantal
voortdurend toe
•SRic
L
Grasburgers
ZATERDAG 19 JANUARI 1963
PAGINA 13
DE NOORMAN
door HENRY CECIL
*rta,ald do°' E. D. KÜNZLI-BOISSEVAIN
de£j het on mag de Sa'ata eve"
oeoMMSLS. ££A/ FLO/r?!
Na e'n
r
WAV/.V
ALS HJ
MAAQ
MET
OMJS'JKT!
£A/ S/8E
H/AT WVDTU
terwijl alles zwart voor hem wordt, tuimelt hij slap omlaag. Onder het
slaken van een schelle kreet probeert Egil het ook eens, maar een goed-
gerichte vuistslag stelt hem buiten gevecht en ook hij belandt onder
aan de trap, waar hij suizebollend blijft liggen. Als Egil de ogen opent
en traag overeind gaat zitten, hoort hij een schorre stem, die vraagt:
„Wat spook jij hier uit in de kerker? Probeer je ons een loer te draaien
soms?" Twee, drie, potige piraten buigen zich argwanend over hem
heen. Snel flitsen Egils ogen rond. Erwin en Skapti zijn verdwenen.
''^Unh
kiL(iat ogpnh]ifre?ident'" zei een advocaat, die tot
1*2 «la Ik rtp ,!11®}3 gezegd had, „zou het u schik-
otou l> voor j van Ambrose Low naar voren
A waaraehtLrec:htszaa11 verlaat?"
échter er, iS?« niet, meneer Kingsdown," zei
zich terug in de raadskamer.
Lunch
hoofdstuk xv
voor twaalf personen.
V0o U mii rt
t?,h otf? Van de even doorgeven?" zei de
Wa^evaarHik Jfgen zijn linker tafelbuur,
w tHdaeen verlegen on i6 van mlddelhare leeftijd.
Urt fks Qns de drie rln» zichzelf gekeerd type en
h„ ®n c,een woord pp van de rechtszitting nua-
jJh«aido febeurde ^1^13Sell met zÜn mede-jury-
snit voorman w "De sa,ata alstublieft,"
hekman 1 me u t» mÏ!er gebeurde er niets.
T?°ben,ni wat luider "i^ten lastigvallen," zei de.
il)krb«ar n® ®temarvane rimannetle no« steeds niets
hian i'd v^as tot onrWo voorman langzamerhand
haB et.1e n de Jurv/u»o e tafel, zei net vrouwe-
tl4r rech?at: „Pa'rrw, 'nks van het ongevaarlijke
*ffiï °hstevtR Wl n H°n' zoudt u de salata even
hik dr^vaany'^n doorgeven?"
dip® iurvnli' Pardon dook blijkbaar op uit
Jhd Wendend. Ze' h, zich tot het vrouwe-
«h^Wztln buurmin""1 u let8?" De voorman,
nan. zt)n vraan >nu wakker was geworden,
er Wen Lu-el rustig. Maar zijn buur-
noütie van en keek nog steeds
vol verwachting naar het vrouwelijke jurylid. Daar
de voorman nu gezegd had wat hij wilde, zei ze
niets.
„Het spijt me erg," herhaalde het ongevaarlijke
mannetje, terwijl h\j nog steeds zijn buurvrouw aan
keek, „zei u iets?"
Plotseling kwam er een vreselijke gedachte op bij
de voorman. Met normale stemverheffing zei hij:
,,U bent toch hoop ik niet doof?" Het aangesproken
jurylid reageerde totaal niet. De voorman raakte
zijn schouder aan en zei met stemverheffing: ,,U
bent toch hoop ik niet doof?"
„Hè? Wat zegt u? Doof ja, wel een beetje."
Er viel een dodelijke stilte in de kamer. Handen
met mes of vork erin bleven ln de lucht zweven,
monden bleven open of dicht. Beweging en kauwen
werden tijdelijk gestaakt Na een ogenblik zei de
voorman vrij luid, maar met een stem, die zijn
ongerustheid niet kon verbergen: „Heeft u Iets ge
hoord van wat er in de rechtszaal is besproken?"
„O ja..." begon de man en de voorman en zijn
medejuryleden begonnen al op te ademen maar
te vroeg. „Een klein beetje, vervolgde het onge
vaarlijke mannetje. De ongerustheid keerde weer.
Iedereen had dezelfde gedachte. Hoe konden zjj na
drie dagen aan de rechter vertellen, dat een lid
van de jury slechts een klein gedeelte gehoord had
van het gesprokene? Er was met veel verbeeldings
kracht voor nodig om zich de reactie van de rechter
voor te stellen. „En," dacht de voorman, „ik ben
degene die het hem zal moeten vertellen. Dat gaat
eenvoudig niet."
„Maar om 's hemels wil," zei hij hardop, „waarom
heeft u niet gezegd, dat u slecht hoort?"
„Pardon?" vroeg het ongevaarlijke mannetje.
De voorman herhaalde zijn vraag met luider stem.
„Dat durfde ik niet." was het antwoord. „Ik ben
er nogal verlegen over, ziet u."
„En uw eed dan?" vroeg de man aan de overkant.
„Pardon?" zei het ongevaarlijke mannetje.
„Uw eed!" schreeuwde de man bijna. „U heeft
gezworen om naar recht en geweten uitspraak te
doen naar aanleiding van het bewijs. Hoe kunt u
dat, als u niets heeft gehoord?"
„Tja," zei het mannetje onzeker, „ik ben maar
alleen en ik dacht, als u allemaal dezelfde mening
was toegedaan, zou het niet veel kwaad kunnen
als ik het met u eens was en als u niet dezelfde
mening was toegedaan, zou het er niet op aan ko
men wat ik dacht, want ons besluit moet toch een
stemmig zijn? Ik heb wel iets van de getuigen
verklaringen gehoord. Het gaat over een moord,
is het niet?"
„Maar dit is ontzettend," zei de voorman. „Wat
moeten we doen?"
„Is het dan niet over een moord?" drong het on
gevaarlijke mannetje aan. „Ik dacht het zeker. En
bovendien weet ik dat het zo is, want ik heb het
in de krant gelezen."
„Nou, dat is tenminste iets," zei een jurylid. „Hij
heeft de krant gelezen."
„Wat zegt u?" vroeg het ongevaarlijke mannetje.
„U heeft de krant gelezen," schreeuwde het jurylid.
„Neen," zei het ongevaarlijke mannetje, „dat heb
ik niet. Ik dacht dat we dat niet mochten. Maar ik
zag een kop over een moord. Ik néem aan dat het
deze is. Ik was er vrijwel zeker van."
„Nou het enige wat er op zit, is dat we het hem
nu maar haarfijn vertellen, zei de voorman, „als
u het daarmee eens bent. Ik ben een boon als ik de
rechter ga vertellen, dat een van ons totaal niets
gehoord heeft. Hij zou ons levend villen. Bent u het
hier allemaal mee eens?"
Het voorstel werd met algemene stemmen aange
nomen.
„Hoort u eens," zei de voorman. „We gaan u pre
cies vertellen, wat er tijdens de rechtszitting be
sproken is."
„Dank u," zei het ongevaarlijke mannetje. „Het
spijt me, dat ik u zoveel last bezorg."
„Last!" zei de voorman. „Beseft u eigenlijk wel,
dat iemands leven op het spel staat?
„Wat zegt u?" zei het ongevaarlijke mannetje.
„De hemel geve mij geduld," zei de voorman.
„Hoort u eens allemaal. Ik kan hem niet het hele
verhaal toeschreeuwen. Ik stel voor, dat wij elk
onze beurt nemen. Als we eens elk een getuige
behandelden en als iemand klaar is, kunnen de
anderen er nog aan toevoegen wat hij vergeten
heeft. Wat vindt u daarvan?" Zij vonden dit het
beste plan onder de gegeven omstandigheden.
„Dan moeten wij maar vlug afeten en aan de slag
gaan." zei de voorman.
„Wil iemand ook de salata?" vroeg het ongevaar
lijke mannetje.
Zodra zij met eten klaar waren, begonnen zij de
getuigenverklaringen zo goed zjj konden te herhalen
maar het bleek al spoedig, dat zH niet voldoende
tijd zouden hebben om klaar te komen, voor zij
teruggeroepen zouden worden ln de rechtszaal.
(Wordt vervolgd)
Verdrietig piepend zaten de vogels
van het Krakebos bijeen Ze wa
ren koud en ze hadden honger.
Ze waren moe van het heen en
weer vliegen en van het pikker in de
harde grond, waarbij ze tóch geen eten
hadden kunnen vinden. Wat moeten we
doen? zeiden ze tegen elkaai. Als we
hier blijven zitten zullen we bevriezen.
Maar als we rond gaan vliegen zullen
we evengoed doodgaan, wan' ei is nie
mand die ons eten w'l geven Nee, er
was niemand. In het Krakebos woon
den geen mensen. Behalve dan de hout
hakker met Robbert, zijn kleine jon
gen. Maar de houthakker had het, voor
al in deze tijd, hee1 druk met bomen
omhakken. Hij had geen tijd om aan de
vogels te denken. En Robbert had ook
geen tijd, want hij speelde met zijn
slee. Drie winters had die slee in de
schuur gestaan, omdat het niet had ge
sneeuwd. Maar nu Robbert eindelijk
zijn slee wél gebruiken kon, was hii er
7.6 druk mee in de weer, dat hij alles
vergat. Ook de vogels van het Krake
bos, die hem juist nu zo heel hard nodig
hadden. Lachend suisde Robbert op zijn
slee de heuvel af. De vogels van het
Krakebos keken hem piepend na. Al
wéér geen broodkruimels, deze morgen,
zeic" n ze. Alweer geen vetbolletje aan
de boom voor zijn huis Alwéér hele
maal niets voor onze arme lege maag
jes.
Laten we met ons allen wegvliegen
uit het koude Krakebos, stelde een gro
te wintervogel voor. Laten we met ons
allen naar het warme zuiden gaan,
waar de zon schijnt. En waar de grond
zacht genoeg is, om er zaadjes en
graantjes en wormpjes uit te pikken.
Maar we kunnen met onze zwakke
vleugels zover niet komen, zei een
kleine mus. We zouden van vermoeid
heid niet verder kunnen en dat zou nóg
erger zijn. Nee, ook de meeste andere
vogels durfden dg verre reis naar de
warme landen niet aan. Om zo'n tocht
te kunnen maken, moet je heel sterke
en geoefende vleugels hebben. En dat
hadden zij niet. Ze waren alleen ge
wend om een tochtje door het Krake
bos te maken. Of hoogstens een uit
stapje naar de stad. Maar verder wa
ren ze nooit van huis geweest
Hadden we maar een slee, zoals die
kleine jongen daar, zei een slimme
kraai, En dat bracht de vogels op een
idee. Laten we vannacht de slee van
Robbert weghalen, zeiden ze En laten
we daarmee naar een warm land gaan.
Is het eigenlijk wel netjes om iets
weg te halen? vroeg het winterkoninkje
nog. Maar de andere vogels riepen al
lemaal, dat Robbert het er zelf naar
gemaakt had. En dat zijn vader wel
een nieuwe slee voor hem zou timme
ren. Toen zei het winterkoninkje maar
niets meer. Hij geeuwde enke' wat. Van
de kou en van de honger. Die nacht
maakten de sterkste vogels het touw,
waarmee de slee aan de boom was vast
gebonden los en daar begon de tocht.
Tjokvol zat de slee van Robbert die nu
een vogelslee geworden was. Mannetje
naast mannetje, vrouwtje naast vrouw
tje, zaten ze. Het was wel lekker warm,
zo dicht bij elkaar. Vooral degenen die
in het midden zaten, hadden het goed.
Maar die aan de buitenkant van de slee
terecht gekomen waren, hadden nog
last van de kou en bovendien moesten
ze oppassen, dat ze niet van de slee
zouden tuimelen. Daarom besloten de
vogels, dat ze nu en dan van plaatsje
zouden verwisselen. De grootste en
sterkste vogels van het Krakebos trok
ken de slee aan het touw vooruit. Maar
als ze omlaag gingen van een heuvel
of helling, zochten ze gauw ook nog
een plekje op de vogelslee en dan
suisden ze mee in vollè vaart. We zul
len vast gauw in het zuiden zijn op die
manier, zelden ze. We gaan zo snel.
Voelen jullie de zon al? vroeg er een.
Och mallerd, riep een ander Het is
naci.t en de maan schijnt. Maar mor
gen, dan zullen we de zon misschien
wel voelen. Ik hoop 't, ik hoop 't, rie
pen ze allemaal. Maar toen het mor
gen geworden was, was de wereld om
hen heen nog altijd wit en de vogels
aan de buitenkant van de slee zeiden
bibberend, dat de wind hier nog kouder
blies dan in het Krakebos. Zullen we
teruggaan? vroeg het winterkoninkje
bezorgd. Maar de kraai riep: nee, we
suizen nu juist zo lekker omlaag langs
dit weggetje. Ik ben zo benieuwd waar
we uit zullen komen.
Ze kwamen uit in het dorp, waar de
kinderen juist op weg naar school wa
ren. Kijk, een vogelslee! riepen ze. Een
slee vol met vogels. Die komen zeker
uit het bos, omdat ze honger hebben.
Ze holden naar huis en haalden brood
en bakjes water. Vetbollen en pinda's
aan een draad. En ze riepen: hier, hier,
eet en drink maar, arme vogels, zoveel
je wilt.
Wat waren de vogels van het Krake
bos verrast door al die lieve kinderen.
Laten we hier maar blijven besloten
..e. We hoeven niet eens naar het war
me zuiden te gaan. En terwijl de slee
leeg op het dorpsplein achterbleef, zoch
ten zi) een plaatsje in de dakgoten on
der het riet of onder de pannen, waar
ze zolang konden wonen.
Maar Robbert had die morgen dade
lijk wat gemist, toen hij naar buiten
ging. Niet alleen zijn slee, als je dat
soms denken mocht. Nee, hij miste nóg
iets. Verbaasd keek hfl om zich heen.
Wat was het stil. Waar was zijn slee
febleven? En waar... waar was dat an-
ere? Robbert moest eventjes naden
ken, voor hij het wist. Hij miste de vo
gels. Anders hoorde hij ze piepen, over
al in het rond. En nu was alles doodstil
en alleen de takken van de bomen
kraakten.
Hola, waar zijn jullie?, Hep Robbert
en hij ging gauw naar binnen on> brood
en water te halen. Hij kruimelde het
brood in de sneeuw, maar er kwam
alleen een gulzige muis op af. De
vogeltjes waren weg. Net als de
slee. Robbert begreep het niet In de
sneeuw zag hij het spoor van de slee.
Zó was die weggegleden. Robbert liep
het na. Heel hard. Nieuwsgierig, een
beetje bang en een beetje boos, want
iemand moest die slee toch hebben
weggenomen. Zo kwam Robbert in het
dorp en vond zijn slee terug. Hij greep
het touw en wilde hem wegtrekken.
Maar de kinderen zeiden: blijf af van
die slee. Die moet hier blijven
ja? zei Robbert. Het is mijn slee,
als je dót maar weet.
Op je neus, het is do vogelslee, rie
pen de dorpskinderen.
Meteen kwamen van alle kanten de
vogels aangevlogen. Ze kwetterden en
piepten en Robbert zag dadelijk dat het
de vogels uit het Krakebos waren. Rob
bert schaamde zich. Ik heb jullie ver
geten. Dat kwam door de sneeuw en
de slee, zei hij. Kom alsjeblieft weer
mee naar het bos. He* is er zo akelig
stil zonder jullie.
De vogels keken eens naar de dorps
kinderen en piepten vragend: wat vin
den jullie ervan? Nou ja, zeiden de
dorpskinderen, als jullie het zelf graag
willen...
Tja, natuurlijk wilden de vogels graag
naar het bos terug. Bosvogels zijn nu
eenmaal geen dorpsvogels. Ze zouden
zich daar nooit helemaal hebben thuis-
gevoeld. Daarom zochten ze vlug alle
maal een plaatsje op de slee. Deze keer
hoefde geen van de vogels de slee te
trekken, wart nu deed Robbert het.
De kinderen uit het dorp wuifden
Robbert en de vogels vrolijk na, toen
die over de witte landweg verdwenen.
Dat de vogels die winter geen honger
meer zouden lijden, dat was duidelijk.
Vogels, die je zelf op je slee naar het
Vroeger werden degenen, die het bur
gerrecht van Breda hadden gekregen,
maar zich er slechts af en toe ophielden,
„grasburgers" genoemd.
Om hun spreektaal te bespotten
ze konden met de h niet goed overweg
zei men:
'n ondje in 'n okske op 'n andje vol
ooi
ap, zee 't ondje, hen hop was et ooi.
bos terug trekt, die geef je wat ze nodig
hebben.
De vogelslee is nu weer een gewone
kleine-jongens-slee geworden De vo
gels van het Krakebos kijken hem
kwetterend na, als hjj de heuvel af-
suist. Koud hebben ze het nog wel,
dat is waar. Maar als je iedere dag ge
noeg te eten krijgt, dan kun je tegen
een stootje, zeggen ze in het Krakebos.
En als ze het dóór niet weten, dan
weet ik het ook niet meer.
LEA SMULDERS
Daar Haat de lange trein naar ze».
Wel duizend mensen willen mee.
Ze duwen en ze dringen,
ze draaien en ze wringen.
„Vooruit maar", roept de conducteur,
„nou geen getreuzel en gezeur!"
Och, och, daar ploft Vrouw Foekje
zwaar hijgend in een hoekje.
Ze heeft haar hondje op de arm.
O foei, o foei, wat is het warm!
De mensen staan en hangen
naar ruimte te verlangen.
En iedereen zucht: „O, o, o!"
en „Moet dat nou" en „Moet dat zo?"
,,'t Is veel te vol hier mensen".
De kleine kind'ren drenzen.
Dan roept de flinke conducteur:
,Nou geen gejammer en gezeur.
De handen uit de mouwen
en even, éven sjouwen:
De koffers wat op zij gezet,
de kina'ren in 't bagagenet.
Nu even verder lopen.
De raampjes mogen open.
En al wie zit neemt met plezier
op elke knie een passagier.
Zo komt er ruimte mensen.
Wat heb je nog te wensen?
Nu lachen hoor, en geen gezeur
We rijden!" roept de conducteur.
Fuuuuüuuüuuüuut.
Maar 't hondje van Vrouw Foekje
doet gauw tets stouts in 't hoekje.
VERA WITTE
$9
sta ierwijl Skapti met een gemene grijns langzaam op hen toeloopt,
Zelfn Ze even a^s aan de grond genageld van schrik. Ongewapend als ze
zijn, kunnen ze weinig tegen Skapti, die bovendien op de trap in
gp Ve(;1 gunstiger positie staat, beginnen. Maar om het zo maar op te
s yen in het gezicht van de vrijheid, dat is niets voor Erwin. Zijn
eren spannen zich en met een geweldige sprong poogt hij Skapti van
de w te sleuren- Razendsnel stoot Skapti met zijn schild naar voren,
Noorse prins voelt een geweldige klap tegen zijn voorhoofd en
zien rijden, dat men een paar eeuwen
geleden uitsluitend met emmers water
een brand trachtte te blussen. Door die
gebrekkige blusmiddelen werden dik
wijls de mooiste huizen vernield. Bo
vendien werd dit nog in de hand
gewerkt, doordat de huizen uit de 15e
en 16e eeuw van hout waren gebouwd
en meestal met een rieten of strooien
dak waren gedekt.
Brak er een brand uit, dan werden
buren of mensen uit de omtrek in twee
gelederen opgesteld van de waterkant
af (meestal een gracht) tot het bran
dende huis. De ene rij gaf de gevulde
wateremmers door aan de mensen op
een ladder, die tegen het huis stond.
Zij stortten dan het water over de
vlammen. (Ook alleen als het zo kon
gebeuren, want was het een felle brand,
dan hielp er niets aanOok door het
snelle doorgeven van de emmers met
water van de een naar de ander ge
raakte de emmers op de duur voor een
deel leeg door het morsen en men kon
ten slotte op het dak slechts een scheut
je water in de vuurpoel werpen! Men
gebruikte ook brandhaken, waarmee de
muren werden omgetrokken, als er ver
der toch niets meer te bereiken viel.
J an van der Heyden wist na vele
proefnemingen een spuit te vervaardi
gen, die zes personen gemakkelijk kon
den hanteren. De spuit gaf binnen
enkele ogenblikken een (voor die tijd)
straal water, die gemakkelijk naat
alle delen van een brandend huis was
te brengen. Dat was de eerste slangen-
brandspuit
Jan van der Heyden heeft veel suc
ces gehad met zpn uitvinding. Later
werd vanzelfsprekend de brandspuit
steeds verbeterd.
De uitvinder was ook een bekwaam
tekenaar en kunstschilder. Vooral
stadsgezichten heeft hij geschilderd.
Brandblussers uit de oude tijd in acti«.
17 jan. (KNP) Het Ro-
eiijiï*® dagblad II Tempo meldt ln zijn
Krnt® van heden, dat in het Vatleaan
tea. «ritiek heerst '<-n aanzien van de
l*t '„die kardinaal Bea 8.J.. hoofd van
hoyj ecretariaat voor de Eenheid, ge-
«I tijdens de agape van zon-
VoJ J-l. In Rome. De kritiek zon zich
*1d arnelijk richten tegen de bewe-
V|5' dat de mensen niet de gehele waar-
SeM k,1nnen bevatten, maar slechts een
ff;, Van de waarheid. Het blad voegt
Offj.l toe dat in kringen van het H.
tie u e erop wordt gewezen, ..dat de Kerk
da!ll.0edster is vai de waarheid en dat
hpjji^bi de katholieken de volle waar-
tVaa-Pei'tten en niet slechts een deel der
arheld".
ju ?.ar aanleiding van deze publicatie
Teir,P° verneemt het KNP uit
<lat 8eh, die kardinaal Bea na staan.
?Pel f' duidelijk een vergissing in het
hot ta..Kardinaal Bea heeft slechts over
eie j-hdividuele besef, over de individu-
."Vop^phis der waarheid gesproken, niet
ho,, de Kerk. En wat deze individuele
d'Uirt der waarheid betreft, staan wij
Wpl. vooraan met de klacht dat er
■Wj' godsdienstige onwetendheid
blijs Aldus een reactie uil kringen
«i0„'Ordinaal Bea. II Tempo weet ten-
foj, nog te melden, dat kardinaal Bea
*1. omniet alleen van de zijde van hel
•loof1 cie bekritiseerd wordt maar ook
•,0y, niedesta.nders, met name door de
V°0r i isten" in het Secretariaat
^elMi!® Eenheid. Dezen zouden hem na-
«ïu 'r willen verwijten, dat hij te veel
kardinaal Ottaviani in de gemeng-
jnissie had toegegeven vooral in-
de betekenis van de btjbelvorsing.
Hf;dk van chinees woe
ontketent enorme rel
V^LIJN' 19 3an- (UPI) De toe-
gedelegeerde
«ji Van de Chinese
ty**t Oostduitse partijcongres in
er'Ün, Woe Hsian-tsjoean, heeft
ea een geweldige opschudding
hj|( r7aakt. Zijn rede werd herhaalde-
kcflJ^derbroUen door voetengestamp,
Ven br en foel-geroep, zodat het
Ism-011 beni loms onmogelijk werd
k*!, De interrupties begonnen
-°e. be' voorstel van premier
voor een „wapenstil-
de Ideologische strijd tussen
aDd Ru,'and vierkant van de
q Wees.
kabaal begon opnieuw toen
Woe verklaarde, dat China door zal
gaan met de bestrijding van de
„moderne revisionisten". En de zaal,
gevuld met 5000 communisten, trilde
op haar grondvesten toen Woe Joego
slavië en de „kliek van Tito" begon
aan te vallen.
Premier Khroesjtsjev was bij dit
alles niet aanwezig. Hij bezocht een
Oostduitse fabriek voor elektronica
en televisietoestellen. Woensdag had
Khroesjtsjev het Chinese voorstel om
een bijeenkomst van alle communisti
sche partijen te houden ter bijlegging
van het ideologische geschil zonder
meer van de hand gewezen. In zijn
rede van gisteren herhaalde Woe
niettemin dit voorstel.
De Chinees werd tenslotte door de
voorzitter van de bijeenkomst Paul
Werner tot de orde geroepen. Werner
onderbrak de rede door het luiden van
een bel. Vervolgens bestempelde hij
Woe's rede als „ontoelaatbaar en pro
vocerend". Hij verklaarde niet te kun
nen toestaan dat broederpartijen en
gasten op het congres werden aange
vallen
De Oostduitse partijleider, Walter
Ulbricht, kwam gisteravond voor de
tweede maal aan het woord. Hjj
drong aan op rechtstreekse besprekin
gen tussen Oost- en West-Duitsland ter
oplossing van het Duitse en Berlijnse
vraagstuk. Terwijl Khroesjtsjev goed
keurend knikkend achter hem stond,
sprak Ulbricht de hoop uit dat tenslotte
toch een Duits vredesverdrag zal wor
den gesloten en dat het Berlijnse vraag
stuk ééns uit de wereld zal worden ge
holpen.
Diegenen ln het Westen, die op ge
schillen tijdens dit congres hadden ge
rekend, werden teleurgesteld, aldus de
Oostduitse partijleider. „Zij hebben
zelf genoeg geschillen in de E.E.G. en
behoeven zich geen zorgen te maken
over onze problemen."
Toen Ulbricht sprak was Woe niet in
de zaal aanwezig. Hij verliet de bijeen
komst zodra hij zijn rede had uitgespro
ken. Enkele gedelegeerden noemden de
opschudding tijdens de rede van de
Chinees „fantastisch". Zij verklaar
den nog op geen enkel partijcongres
zulke scènes te hebben meegemaakt en
noemden Woe's uitlatingen een „open
lijke uitdaging aan Khroesjtsjev".
DEN HAAG, 19 jan. De schade
verzekeraars zitter. in de laatste veer
tien dagen letterlijk in een blikken
boel. Uit een kleine enquête bij de zes
grote schadeverzekeraars in ons
land bleek, dat van 4 januari af het
aantal schademeldingen met sprongen
is gestegen, namelijk van 25 tot 40
procent. Dit betekent niet, dat het be
drag aan uitkeringen in gelijke mate
behoeft te stijgen. Want de meeste
schadebedragen gaan de duizend gul
den niet te boven. Ondanks sneeuw en
gladheid Is het aantal zeer ernstige
ongelukken kennelijk niet groter ge
worden.
Daarbij komt de kennelijke gewen
ning van automobilisten aan de glad
heid. Men ging inhalen, harder rijden,
doorslippen in bochten, kortom bruus
ker rijden. Bij de meeste schade-aan
giften wordt dan ook meestal „slip
pen" als oorzaak opgegeven. Gelukkig
bleven de gevolgen van botsingen door
gaans beperkt tot „blikschade".
Drie dingen bijeen: op de voorgrond de brandspuitboot „Jan van der Heyden"
uit Amsterdam. In de bovenhoek zie je de ouderwetse slangenspuit en aan de
andere zijde het portret van Jan van der Heyden.
Deze week ls het 290 Jaar geleden,
dat voor het eerst bvj een brand te Am
sterdam de slangenbrandspuit werd ge
bruikt, welke Jan van der Heyden
heeft uitgevonden.
Wt) denken er nooit bi) na, als wij
de meestal rood geschilderde en blin
kende brandweerauto's door de stad
Ouderwetse brandspuit uit de tijd van Jan van der Heyden.