Sfeer en rust uit een voorbije tijd „Woelewippie" Mei Tormé en Quincy Jones winst in jazz-discotheek Ray Charles Carlo Twist JACQUES BREL ZINGT IN HET NEDERLANDS O The birth of a band Het begon met wijn en eindigde met koffie Vaders en hun dochters MUZIEK voor kinderen ZATERDAG 2 FEBRUARI 1963 Sfeer en kalmte in „de Poort". r is weer een bodega gesneuveld, het rf oude, eerbiedwaardige Oporto aan het Amsterdamse Damrak. En dat is dan onderhand echt een van de allerlaatsten. ™ant de zestiger jaren kennen geen par don met die wonderlijke, schemerdonkere gelegenheden, waar men op zijn gemak de koffie savoureert, aan de grote centrale 'afel met kranten en tijdschriften of ergens in oen van die intieme nissen op brede stoe- lerk die er als het ware voor gemaakt zijn om lang en genoegelijk in te zitten. Maar dit zijn de dagen van flitsende kopjes kof- f'e, in volle vlucht voor je neer geplant en s°epel draaiende stoelen, die je er als het *0are voortdurend aan herinneren dat heel de opzet van zo'n hypermoderne onderne- ?hing in staal en chroom is afgestemd op dat vlugge „klaar en wie volgt". Ook in det belegen spoor van de Bodega Oporto dfeedt zo'n „haast-je-rep-je-onderneming." d>e n.v. Albert Heijn kent het klappen van de zweep. Na het succes vooraan in de Kui perstraat zal zij ook hier op de brede doofdstedelijke entree de snelle snackbar 8oed lanceren. Bodega's zijn van oorsprong ten nauwste herbonden aan de wijnen. Hoofdzakelijk de portwijnen, naar het heet. Het was dè ge- egenheid waar men in alle rust en kalmte e<m de verheven, donkere port kon nippen, de verschillende soorten op hun waarde kon toetsen. De man die de wijnen aanprees teas doorgaans een geboren verteller. Hij sprak met plechtige stem over de grote ge heimen van het Dourodal. De Alto Douro, toaar de wijnbouwers barrevoets in de drui len dansten, arm in arm in de dikke brei. Alle enge visioenen van vieze en misvorm de voeten wimpelde hij luchtig weg. Geen TPersmachine, hoe vernuftig ook geconstru- eerd, kon de menselijke voet vervangen. De Hét klimaat voor een zakelijk gesprek. De jacht op Oporto's leestafelstoelen. voet was en bleef het enige „instrument" dat de druif kon vermorzelen, zonder te vens de belangrijke bittere pitjes fijn te drukken. En wie daar nog geen vrede mee had, deelde hij mee dat alle voeten eerst goed, geïnspecteerd werden. De port werd er gekeurd, grondig en se cuur en in de passende sfeer van de halfdon kere bodega, de grote glimmende wijnvaten als tafeltjes m,et de banken er om heen. De bedoeling was dat bij de ontdekking van de meest geliefde soort tot de aankoop van één of meerdere flessen werd overgegaan. Zo bleef de opzet van de oude bodega, die zich tenslotte niet alleen tot de portwijn beperk te, maar meer wijnen in de verkoop betrok. In alle grote plaatsen heeft men ze gekend. De port bleef er de favoriet, maar de „madei ra", zeer populair bij onze grootvaders, ont wikkelde zich als een geduchte concurrent. Het karakter wijzigde zich tegen de dertiger jaren. De vaten verdwenen. Ér kwamen ta feltjes voor in de plaats en gemakkelijke stoelen van goed eiken en solide leer. Op de tafeltjes kwamen kleedjes en de grote va ten, waaruit de wijnen werden getapt, ver dwenen. Maar de herinnering hield men vast door op verschillende plaatsen in het interieur kleine siertonnetjes aan te bren gen en in de kelder altijd over een paar goe de zuidwijnen te beschikken. De bodega's kregen een exclusief karaktereen sfeer van rust en intimiteit, die zich uitstekend leende voor het voeren van zakelijke gesprekken, het lange tijd vertoeven aan de leestafel. De koffie werd er nu het meest belangrijke ob ject en de eigenaars zorgden er voor dat deze in naam en faam het hoogste niveau bereikte. Zo heeft de koffie in Oporto altijd een beste naam gehad op het Amster damse Damrak. De 63-jarige eigenaar J. A. Tichelaar heeft ons als het geheim daarvan verklapt dat hij, tot het laatst toe, het hoog bejaarde koffiekousje in ere heeft gehouden. „Koffie met 'n zieltje meneer, daar kan de beste machine niet tegen op". Het wonder lijke van Oporto is dan ook dat het echt niet door kwijnende armoede de vergetel heid wordt ingedrukt. De zaak bereikt nog altijd een behoorlijke omzet, al haalt die dan niet het niveau van een snackbar op volle toeren. Van de beurs trekt Oporto tot het laatst toe zijn vaste klanten en op een plaats aan de leestafel wordt zelfs gejaagd. Want het betreft hier een leestafel met de allure van een front-loge, in plaats van de rechte hoge stoelen, hier heerlijk zittende fau teuils, waarin het nieuws van de dag nog spannender lijkt en de uitwerking van een kort verhaal meer tot zijn recht schijnt te komen, in heel die bedaarde sfeer, de drie hoekige stoelen met hun ronde leuningen en leeuwenkopjes, de zware leestafel, de prach tige schouw, de lambrizering, de glas-in- lood-ramen, de zwarte pilaren en de fraaie betimmeringen, het alles gehuld in een ze kere beslotenheid, een duidelijke distinctie. Zo langzamerhand zijn de echte bodega's wel aan de vingers van één hand te tellen. Rotterdam is na de sluiting van de bodega in plan C zijn laatste kwijtgeraakt, Den Haag heeft nog Continental aan De Korte Poten, het stamhuis waar mr. Elias mijmert over zijn praet-varia's en misschien dat het geheimzinnige „House of Lords" nog even de bodega-sfeer benadert. Amsterdam is. na het verlies van Oporto en Continental terug gevallen op de bodega als een onderdeel van Die Port van C.leve". De heer Kappelle, de directeur, verzekerde ons dat zijn bodega nog kerngezond is. Maar, zo voegde hij er aan toe, met tal van injecties uit de centrale hotel- en restaurantkeuken. De kleine, fijne hapjes, de snacks zo gezegd, spelen een be langrijke rol in dit succes. Zij vallen nu eenmaal onder de eisen van deze tijd. Men kan er aan de „Canapé exquis" smullen van het „toastje Pompadour", 't „sneetje Royal" en de „snack Singapore", kleine culnaire op- kikkertjes uit de verzameling champignons, uitjes, ham, kippelever, ananas, room- en kerrysauce etc. „De Poort" met zijn plechtige tegeltaferelen met zijn geur van goede sigaren en pittige koffie is het laatste bodega-bolwerk in de hoofdstad, althans in de sfeer zoals wij er tot voor kort nog verschillende kenden. Want Amsterdam zou Amsterdam niet zijn, als het niet ook nog een bodega in de echte oude versie had; de hoge ruimte met vaten en de bankjes er om heen voor het wijn proeven en daarna bestellen per fles. „Ogni- beni" in de Reguliersdwarsstraat, na meer dan tachtig jaar nog immer in goede wel stand. De wijnen zijn er voornamelijk Ita liaans, maar zoals wij hier te horen kregen, is het ook nooit een uitgemaakte zaak ge weest dat de oude bodega's uitsluitend met Portugese wijnen werkten. Wij zijn er in deze dagen van het schrij nende bodega-leed weer eens binnengestapt, hebben met lichte wroeging plaats genomen in het Venetiaanse nisje, onder de rijke stenen druiventrosjes. We nipten er aan de marsala, heel even de geur van Sicilië en een vleugje Middellandse Zee. Maar hij viel niet lekker, want we hadden in Tuschinski net het woeste Kozakkendrama van Taras Bulba gezien. Dus maakten we de wat on behoorlijke sprong naar de zoetere Tokayer, de onstuimige slok van de puszta die meer paste bij onze lichtelijk opgewonden stem ming. Tokayer in het Venetiaanse nisje. Taras Bulba in zijn solidariteit met de Hon gaarse pusztarijders zou het niet genomen hebben. Hij zou ons volgens de harde wet van de steppen hebben afgestraft. Maar zijn scherpe zwaard reikte nu eenmaal niet ver der dan het witte doek van Tuschinski en dat was een even geruststellende als opwin dende gedachte, tijdens dit late uur in de warme beslotenheid van 's lands enige bode ga, die door de jaren heen zichzelf is ge bleven. HAYE THOMAS dergelijk heterogeen gezelschap op vallend gedisciplineerd gemusiceerd. Het drumwerk van Ellingtons slagwer ker Sam Woodvard i.s helaas niet altijd even bescheiden. Maar dat is een schoon heidsfoutje, waar men bij een derge lijke muzikale gebeurtenis niet lam* stil mag blijven staan. en muzikale surprise van de eerste orde is de nieuwe op Londen-Atlantic (HA-K 8021) ver- schenen LP van een 1:7* meest onderschatte jazz-voca- «lecK? Van het ogenblik: Mei Tormé. Bij zioiTi? een handjevol intimi is zijn mu- },p k bekend. Maar bij dit kleine groepje Tormé zich dan ook een enorme zioi/i? een handjevol intimi is zijn mu- j,. jS hekend. Maar bij dit kleine groepje f-jfS Tormé zich m verworven. ''.'hi nieuwste plaat „Mei Tormé at the (3. Hill" js er Waar men onge- ta-eft vJ- naar hljjft luisteren. Het be llier een live-recording met pu bliek uit de Bed Hill Inn te Pennsauken, New Yersey. Tormé wordt op de plaat begeleid door het onopvallend, doch bij zonder gaaf musicerend trio van de pianist Jimmy Wisner. Hij brengt een aantal classics als ,,1'm beginning tot see the light", Cole Porters „Love for sale" en „It's de- lovely". In een drietal nummers bege leidt Tormé zichzelf aan de piano. Én ook dan valt zijn uitzonderlijke talent op. Tormé improviseert beter, muzikaler en indrukwekkender dan ooit. Zijn speel se, swingende vertolkingen dwingen tot een welhaast ademloos luisteren. Zijn „scat-vocals' zijn niet leeg; zfl missen c1hes Brei (rechts) neemt met Ernst van Altena noa eens de moeilijke tekstpassages door. ook de veel voorkomende muzikale zin loosheid. De klanken hebben wel dege lijk hun betekenis. Luisterend naar deze verrukkelijke plaat, waar het ene hoog tepunt door het andere wordt gevolgd, wordt men als het ware meegesleept in een muzikale roes. Tormé's zang is uit bundig, feestelijk soms; dan weer be schouwend en ingetogen, maar altijd nieuw, scheppend, verrassend. De mooi ste ballad: „When de world was young"; het mooiste swing-nummer: „Love for sale". Een plaat die verstokte Sinatra- bewonderaars toch eens aan het denken moet zetten. All-time hits by the genius" is de ondertitel van de nieuwe LP door Ray Charles, die „London" on langs op de markt heeft gebracht (HA-K 8023). Voor het talent van Ray Charles die echter ondanks zijn mu zikale veelzijdigheid niets van een genie heeft hebben wij de grootste bewon dering. Charles heeft in het verleden uitstekende opnamen gemaakt. Maai de teener-wereld en de rhythm- en blues-jongens hebben zich van hem meester gemaakt. Als zanger heeft hij zich in deze groep met zijn „shouts", zijn soms dierlijk gebrul in korte tijd ongelooflijk populair gemaakt. Voor de jazz-liefhebber is Charles daarom nau welijks meer te genieten. Zijn nieuwste plaat „The Ray Charles story No 1" is er niet één om erg warm voor te lopen. In een aantal nummers als Sil vers „Dóodlin" heeft hij gelegenheid zijn pianistische kwaliteiten weer eens te demonstreren. Een ware verademing bij al zijn commerciële wanprodukten waarvan deze piaat ook weel enkele duidelijke voorbeelden geeft. De tweede kant van de plaat bevat enkele acceptabeler nummers. Maar ook hier is niets te bespeuren van het „genie" dat Ray Charles volgens de platenheren is. Hoewel de opnamen da leren van 1953 tot 1956 uit Charles' betere periode dus krijgt men eigen- oelewippie" heet het plaatje (411- 669 NE. Phi lips, 45 toeren) waarvan vooral de hoes met bijbeho rende teksten bij zonder aardig Is uitgevoerd en waar op het kinderkoor „De Schellebelien" onder leiding van Paula van Alphen een achttal liedjes uitvoert met medewerking van een or kest onder leiding van Harry Rannink. Het zijn alle aclit „verkeersliedjes". Ze hebben een duidelijke pedagogische be doeling en het ligt dan ook wel voor de hand, dat muzikale inspiratie en uitvoe ring van zoveel opvoedkundige herha ling wel iets te lijden hebben. Toch zijn het wel frisse liedjes, die monter wor den gezongen en die misschien wie weet? hier of daar het klassikaal verkeersonderwijs gezellig kunnen be ïnvloeden. Sinds kleine Willeke pro beerde in de voetsporen van haar vader Wil ly een eigen zang carrière op te bou wen, heeft zij de naam Alberti nooit als een last gevoeld. Integendeel, het was wat je noemt een uitstekende „krui wagen". Steeds vaker verschijnen er dan ook plaatjes waarin zij met haar vader een duo vormt of mag vormen. „Sei Rimasta Sola" (Philips 45-toeren 318 54 PF) bewijst dat haar stem niet zo heel veel verschilt van die van haar vader. Het zou een dubbel-opname van een van beiden kunnen zijn. De twe# pnelodietjes zijn rustig en gedragen. Het nummer op de achterkant, „O'Marena- riello", zou een moderne versie kunnen ziin van een vissersliedje uit vroeger jaren. Hebben wij in ons land Willy Al berti en zijn zingende dochter Wiileke; in de States heeft men Frank Sinatra en zijn dochter Nancv (met het lachende gezicht, in derdaad). Mag Frankie „the voice" over een aanmerkelijk betere stem en een aanmerkelijk hoger banKsaldo Op schikken dan onze Willy Alberti, aan de andere kant mag vader Wil!> trot ser zijn op het stemmetje van zijn doch ter. Is het verschil in niveau tussen beide vaders groot, de vocale kwalitei- ten van de twee dochters lopen minder uiteen. Wat ons betreft wint Willeke het var. haar Amerikaanse „zusje". De twee liedjes die Nancy Sinatra op „Re prise" (RR 27.028 B) heeft opgenomen („Think of me" en „Tonight you be long to me") zijn ook in ons land graag gehoorde refreintjes die men tij dens een gedachtenloos cijfer- of hand werkje) nog wel eens wil neuriën. Pre tentieloze liedjes dus, en pretentieloos door het mooie meisje Sinatra uitge voerd. In het tweede nummertje ..To night" heeft men in de opname-studio het echo-register weer eens openge draaid. Het effect hoewel verre van origineel is in dit geval niet onaardig. NANCY SINATRA Donald „Dinky" Jones, de grap pige buitelende bekken-trekker uit Annie Schmidts beroemde „Pension Hommeles" heeft twee van zijn succes-nummers op een singletje vastgelegd. Het eerste „Ik zou je in een doosje willen doen" is een teer liedje over een verliefde jongeman die met zijn nieuw geluk eigenlijk geen raad weet. De tekst van Annie Schmidt wordt door het heerlijke Amerikaanse accent van Adèle Bloemendaals echtgenoot heel innemend. Op de achterkant bezingt „Dinky" een zoekende Don Juan die na iedere „verovering" weer een te kortkoming bij het meisje ontdekt. De jongen gaat er tenslotte „aan kapot". Aan dit plaatje echter zal men aller minst „kapot" gaan. De melodietjes kunnen u by moei lijkheden en tegenslagen een hee! stuk in de richting van een goed hu meur brengen. Eigenlijk is het 45-toerenplaatje me „Pulecenella twist" en „Pinne" (Decca, FM 264 492) van Carlo een flirt met de lichte muze. Thuis in Italië volgt de zestienjarige zanglessen op het Conservatorium van Parma; nu, met zijn oom, een orkest leider, enige tijd op bezoek ir Neder land, waagt hij zich aan de „twist". Hoe hem de aria's afgaan is ons onbe kend, maar in de bovengenoemde teen agernummers bewijst zijn stem reeds enige scholing. Hij zingt op het plaatje even spontaan en ongedwongen als bü zijn optreden in de Rudi Carrell-show voor de televisie. En., het is op zijn melodietjes best twisten! Mei Tormé tijdens een concert te New YorK. lijk nergens een indruk van de werke lijke capaciteiten van deze blinde jazz musicus. Dat is jammer, want vele pu risten zouden dan wellicht weer iets van de bewondering op kunnen bren gen die zij zo'n acht a negen jaar ge leden voor deze zelfde Ray Charles be zaten. Deze eerste overzichtsplaat van Charles heeft weer eens bewezen dat een jazz-musicus nog andere gevaren kunnen bedreigen, dan honger, onbe grip. en doping alleen.... De nog jonge arrangeur, pianist, orkestleider Quincy Jones is ook in ons land geen onbekende. Men kent hem niet alleen van de „Free and easy" vertolkingen, maar ook van de talrijke opnamen waar hij als orkestleider, of als arrangeur maar meestal in beide functies heeft meegewerkt. „The Birth of a Band" (Mercury- 125 055 MCL) is de titel van de LP waarmee deze in menig opzicht briljante musicus velen aan zich ver plicht. De opname is al van een oudere datum, maar de muziek is fris en ori gineel gebleven. De band van Quincy Jones is zonder twijfel een „droom- band". De beste musici uit de orkesten van Count Basie, Duke Ellington, Gill Evans en Woody Herman spelen er in. Naast de geheel eigen klankkleur van de band, kan men genieten van knappe ehorussen door o.a. Harry Edison en Clark Terry, Frans Wess en Phil Woods, Zoot Sins en Joe Newman. Het is geen verstandelijke, overgear- rangeerde muziek die u te horen krjjgt. Quincy Jones werkt altijd zoals hij het zelf onder woorden brengt „met hoofd en hart". „Ik probeer alle gevoe lens, stemmingen en gedachten in één stuk te verenigen. Je moet in de mu ziek de waarheid over jezelf vertellen. Jazz is altijd geweest: een man die de waarheid over zichzelf vertelt." Van deze overtuiging geeft Quincy Jones op deze plaat telkens weer blijk. Beproefde, maar daarom niet minder mooie num mers als ..Whisper not", „Along came Betty", „Moanin" en „I remember Clif ford" krijgen een fonkelnieuwe, stralen de uitvoering. Er wordt van de eerste tot de laatste maat bijzonder geïnspireerd en wat een groot compliment mag heten in een ver enkele we ken zal in Ne derland een Barclay gram mofoonplaat op de markt komen, waarop de Franse chan sonnier Jacques Brei vier van zijn eigen chansons zingt, in de Nederlandse vertaling van Ernst van Altena. Brei is daarmee de eerste Franse zanger van het lichte lied, die daadwerkelijk moeite doet dichter bij het Nederlandse publiek te komen. Eigenlijk is, zoals bekend veronder steld mag worden, Brei een Belg. Van vaderszijde is hij een Vlaming en daar door bij machte liet Nederlands te ver staan én te begrijpen. Zijn spreekvaar digheid in onze taal is echter gering omdat hij zijn gehele schoolopleiding in het Frans heeft ontvangen en er ook in zijn Brusselse omgeving altijd Frans werd gesproken. Ruim een jaar geleden deed Jacques Brei met „Ma rieke" en „Laat me niet alleen" (Ne me quitte pas) een eerste poging tot het zingen van zijn eigen chansons in het Nederlands. Het sloeg aan, eerst aar zelend, daarna met veel succes. Het initiatief tot een dergelijke reeks werd toendertijd door Brei zelf genomen. Nu is hij zo goed als zeker van het slagen der volgende series. Zelf onderhield hij een nauw contact met Ernst van Altena, de vertaler, die samen met hem schaaf de aan de teksten totdat deze niet alleen helemaal gelijkwaardig waren aan het origineel, maar bovendien uitspreek- baar voor zijn Frans getrainde tong. Het opnemen van deze nieuwe Neder landse plaat is voor Brei heel wat in spannender geworden. Hij stond er na melijk op dat deze plaat een duidelijke doorsnee zou bevatten van zijn huidige repertoire Men koos vier liedjes, die daaraan beantwoorden. Het zijn: La Plat Pays, Rosa, Les Bourgeois en Les Paumés du petit matin. De eerste is een breed gepenseelde ballade over het land achter dijk en duin; Rosa roept herinneringen op aan de saaie latijnse lessen, alleen ivist Brei er een tango van te maken, die in het Frans befaamd is; De Burgerij (Les Bourgeois) is een studentikoos liedje waarin de pret- makende burgerij op de hak wordt genomen en tenslotte in de Nuttelozen van de nacht (Les Paumés du petit matin) observeert hij, bijna genadeloos een bepaald genre nachtbrakers. Bij de opnamen werd Brei terzijde gestaan door een groot orkest onder leiding van zijn eigen (Franse) arran geur/dirigent Francois Rauber en door zijn vaste begeleiders Jean Corti en Gerard Jouannest. De tekstregie was in handen van de vertaler Ernst van Al tena. Ondanks zijn overbezet programma hoopt Jacques Brei binnen enkele maan den in aansluiting op zijn eerste EP- plaat een tweede met. chansons in het Nederlands op te nemen. (Dureco, Dis- ques Barclay). De BODEGA is dood, leve de SNACKBAR!

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 11