HET WOLVEN JONG Alfredo DE fluit met zes smurfen Moord in de Moskee De lachende sneeuwman RUIMTEWERKER JULES YERNE I Ml Planten, die toezicht vereisen DE TOWER VAN EONDEN Uv» YaAAHÜ! Benoeming Overleden Onderscheiding ZATERDAG 2 FEBRUARI 1963 PAGINA 15 RIC DE NOORMAN De zeerovers, die ter bewaking by de schepen achtergebleven hebben er geen flauw benul van, wat hun boven het hoofd hangt. F®t er plotseling uit het woud een schorre krijgskreet klinkt. Ze krab ben verschrikt overeind en grijpen naar hun wapens, maar op het- «eifde ogenblik stormen Eric en Svein met een aantal krijgers van de erie kant en Ketill met een groep van de andere kant op hen in. De kerels verweren zich als razenden, maar het wordt hun al gauw duide lijk, dat ze tegen een overmacht vechten. Opeens klinkt er een schril fluitje. Als één man staken de piraten de strijd, en voor dat Eric en zijn mannen begrijpen wat er aan de hand is, hebben de zeerovers zich haastig op de schepen teruggetrokken. „Snel mannen," schreeuwt de Noorman, „laat ze niet met onze mooie schepen ontkomen." /"c\ Wh Al// ^oi/eo/deogn/etJ Ma»TIN mons - wv v** «1 i ©PIB uemmm MOCO Af IJK EENS, VffOOHVB BA&BABA TD/T 'S EEN TOVB&Fl.C'/TJ!! ACS' /Af ES OP SPEEC, BEG'A/NEN DE MENSEN TE DANSEN.' GOED KJ/fSMDAN ZUL JE C€NSZt£N/ 'KZSL JE EU DE AAA/tfLA- C.E"' Af/Af/A/ f MET DAT D/ND JE/Z- (/EEC tU Me NOOIT.' ON/HO NIJMEGEN, 2 febr. Tot genees heer-directeur van het ziekenhuis van de broeders van Sint Joannes de Deo te Utrecht Is benoemd de heer J. P. van Omme, zenuwarts. Dokter Van Om- mef ungeert reeds vanaf 1 november als wnd geneesheer-directeur. BAARN, 2 febr. Na een langdurig ziekbed is donderdagavond in het St. Antoniusziekenhuis te Utrecht overle den, prof. dr. F. C. Driessen, hoogle raar in de Slavische letterkunde aan die Gemeente Universiteit te Amster dam en oud-rector van het Baam Ly ceum. Prof. Driessen bereikte de leef tijd van 56 jaar. ZAANDAM, 2 febr. De heer M. C. Neven is bij zijn afscheid als gemeente ontvanger benoemd tot ridder in de Orde van Oranje-Nassau. DEN HAAG, 2 febr De koningin heeft de ere-medaille in zilver van de Huisorde van Oranje toegekend aan de heer L. Poutsma, schilder bij de intendance van het paleis Soestdijk. DEN HAAG, 2 febr. Bij kb is benoemd tot ridder in de orde van Oran- je-nassau H. Brouwer te Velsen, ma- rine-super-mdendent bij de Nederland- sche Stoomvaart Maatschappij Oce aan NV, Amsterdam. (Advertentie) Bewind-vermogens, vruchtgebruikkapitalen, privé bezlt, stichtingsbeleggingen, enz. zijn als planten, die voortdurend zorg en toezicht nodig hebben. De Kas-Associatie neemt deze verantwoordelijkheid van u over. Haar deskundigen geven U volstrekt onpartijdige adviezen en werken samen met Uw eventuele andere adviseurs. KAS-ASSOCIATIE N.V. VOLLEDIGE BANKSERVICE MET GOUDOMRANDE ZEKERHEID Spulstraat 172, Amsterdam BETALEN BEWAREN BEHEREN 3oor ft Het kan maar... buiten over de Welke ziin .i „.et!?chijnselen van verlamming, haar hét in me vergis, dat het alleen wustzjjn m*510 kwartier is ze ook geheel ^n^bo^868^ knikte, terwijl hij zich ki"wanneer i- ®chten had ze ,*fte vrouw onwel geworden? t? baar buia, we waren vanavond uitgegaan, h£? ln de tnvf ti °'jPasselijkheid en duizeligheid. Dat te ïaa„ ,beb haar aangeraden dadelijk naar g^akke en,„' ZoaIs u weet. heeft mijn vrouw heel arorr\ dacht ui ke °Pwinding is voor haar funest. ••Had ik... Êr rouw zic^ dan opgewonden?" VrJar na derlou?in tafel een meningsverschil geweest. liiilueh tot tt,, ti °,naangenaamheden waren de ge- n beid. wat nooit zo ernstig. Wat onpasse- ^at het 'gevaaUüPknis?™aar verder niets' Gelooft ten infectieltWoftT,einJi? va2 S» ze^en- Het '«kt mÖ xPad? GpoI tL ?r' dat mevrouw geen klach- hei'Neen, koortsNiets dat..." beh-^aal in nZl V?r huU15 gingan. voelde ze zich \ve ?lve dan ow Ï!ad totaal geen klachten, <W u?nen toch ^??2cSpuker in haar schoen. Maar t li' moeilijk aannemen, dat die iets met ^^"mPsneir|nnrt»aai2sch2en?" viel dokter Vrees- l?i gendeei Tuf re(1e' "Ik ben er8 ba"g. dat die alles mee te maken heeft." PftigmgMaar ik heb nooit gehoord dergelijke symptomen bij bloedvergiftiging, dokter," zei professor De Pauw verbaaasd. „Natuurlijk ik ben maar een leek, maar..." „Die symptomen hangen er geheel van af waar door het bloed is vergiftigd. Septicaemia kan allerlei vormen vertonen." „Maar, m'n hemel, wat kan er nu aan zo'n spijker hebben gezeten? We hebben toch allemaal wel eens een spijker in een schoen gehad en het overleefd? Ik kan me niet voorstellen, dat een simpele spijker zo'n uitwerking zou hebben. Zou het niet eerder toch psycho-somatisch zijn? Die symptomen, bedoel ik?" „Dat gezwollen been ook?" vroeg de dokter scep tisch. „Neen, dat been natuurlijk niet. Maar die verlam mingsverschijnselen en die bewusteloosheid." „Het is natuurlijk mogelijk mevrouws delicate zenuwen in aanmerking genomen. Maar het zou me toch sterk verwonderen. Hoewel een zo virulente vergiftiging door een spijker, zelfs door een roestige spijker, me ook heel vreemd lijkt. Wilt u zo vriende lijk zijn mij die schoen te geven? Ik wou mevrouw nu dadelijk laten opnemen. En het zou een diagnose en daardoor natuurlijk de behandeling vergemakke lijken, als we wisten waar we met die spijker nu precies aan toe zijn. En mag ik nu even gebruik maken van uw telefoon?" Een kwartier later kwam de ambulance. De Pauw reed mee, wachtte ln het ziekenhuis op de uitslag van het onderzoek. „We hebben moeten amputeren," kwam dokter Vreeswijk hem na een tijd, die hem eindeloos scheen, vertellen. Het viel De Pauw op, dat hij niet vrolijk keek en zijn verdere vragen zoveel mogelijk ontweek. ,,Ik zou nu maar naar huis gaan, professor," maakte hij dan bruusk aan alle gevraag een einde. „Morgenvroeg kunt u opbellen of de patiënte al in staat is bezoek te ontvangen. Mocht het onverhoopt nodig zijn, dan wordt u natuurlijk gewaarschuwd. U moet de moed er maar in houden, uw vrouw is in goede handen. En de operatie is uitstekend gelukt." Met die woorden loodste hij professor De Pauw met zachte drang de deur uit. Thuis vond hij Welmoet en Leo met doodsbleke gezichten op hem wachten. „Luuk heeft wel vier maal opgebeld. Hij is erg onder de indruk." Met zijn zorgelijk in diepe rimpels van getrokken voorhoofd en de aanhankelijke blik in zijn donkere ogen leek Leo meer dan ooit op een trouwe, lompe hond. „Moet hadj Ibrahim niet worden gewaarschuwd," vroeg hij na een tijdje. „Misschien wil tante hem zien." „Dat heeft de tijd," meende De Pauw afwerend. „Voorlopig mag ze helemaal geen bezoek hebben." „U deed beter wat te gaan slapen, oom," zei Wel moet. „Ais er opgebeld mocht worden, hoor ik het wel. U weet, hoe licht ik slaap. En ik maak mijn bed op hier in de studeerkamer. Op de couch. Die is werkelijk heel confortabel. Dan ben ik vlak bij de telefoon." „Ja maar..." „Nu geen ja maar alstublieft. U kimt er tante niet mee helpen, ook al blijft u de hele nacht op. En Leo evenmin. Gaan jullie nu toch naar bed." „Maar hoe moet dat dan morgen," protesteerde Leo zwakjes. „Je moet toch om negen uur op school zijn." „Wat zou dat? Ik ben heus niet van plan de hele nacht wakker te liggen. Zo gauw als de telefoon gaat, b e n ik wakker. Dat word ik al door het minste ge luid. Er kan geen muis door de kamer trippelen of ik hoor het." „Maar ik zie werkelijk niet in, waarom wij rustig naar ons bed zouden gaan en jou..." „Omdat jullie wakker zouden moeten blijven, want als jullie eenmaal slaapt, kan men een kanon bij jullie oor afschieten zonder dat je er wakker van wordt." „Ik geloof, dat Welmoet gelijk heeft, Leo," zei professor De Pauw moe. „Wij beiden doen het ver standigst maar naar bed te gaan en te vertrouwen op de lichte slaap van Welmoet hier. Het is erg lief van je, meiske." Welmoet kleurde en mompelde iets onverstaan baars. De volgende morgen om half vijf ging de telefoon. Toen professor De Pauw in het ziekenhuis aankwam, was zijn vrouw even te voren gestorven zonder tot bewustzijn te zijn gekomen. De zuster, die hem haar overlijden meedeelde, was nerveus. Hij voelde een vage verwondering daarover. Men verwachtte toch niet van een verpleegster, dat het overlijden van een patiënte haar uit haar even wicht zou brengen. Zij zag zoveel sterven om zich heen. (Wordt vervolgd). SR8R3 Si&ÏK.v.' Midden op het Lindenpleintje had den de kinderen een knots van een sneeuwman gemaakt. Het was niet' alleen een grote sneeuwman, maar hij was ook erg mooi. Ze hadden hem een hoed op zijn hoofd gegeven. Een echte herenhoed en nog niet een zo'n erge oude. Pikzwar te steenkooloogjes had hij gekregen. Een neus ook, al kon je goed zien, dat het niets anders dan een grote wortel was. Ze hadden hem een bezem in zijn arm geschoven. Zelfs de knopen van zijn overjas hadden ze niet vergeten. De sneeuwman kon tevreden zijn. En dat was hij ook. Méér dan tevreden was hij, zoals hij daar op het Linden- pleintje stond en de lachende kinderen in het rond zag dansen. Maar tegenover hem was de grote winkelruit van me neer Rozijn, de kruidenier. En opeens bemerkte de sneeuwman, dat hij zich zelf daarin spiegelen kon. Hij zag zich staan tussen de springende kinderen en hij schrok. Nee, niet omdat hij er niet mooi genoeg uit zag. Daar viel niets op aan te merken. Maar hij schrok omdat hij zo'n streng gezicht had. Zijn mond was een dun, recht streepje. Daar hadden de kinderen een luciferhoutje in geduwd. Waarom lach ik niet, zoals de kinderen? dacht de sneeuwman. Hij probeerde het, maar het lukte niet. Zijn wangen wanen stijfbevroren. Zijn mond was strak en recht. De sneeuw man wilde lachen, maar hij kon het niet. Verschrikt bleef de sneeuwman voor zich uit staren. In de winkelruit van kruidenier Rozijn. Wat een strenge sneeuwman ben ik, dacht hij. En dat nog wel trussen al die lachende kinde ren! Het werd later en later. De kinderen van het Lindenpleintje gingen naar huis. Het werd donker. Het werd stil. En eindelijk werd het nacht. Niemand liep er nog over straat. Iedereen was thuis. Behalve dan de sneeuwman, die het jammer vond dat hij niet lachen kon. En behalve nóg iemand. Een klei ne kabouter met. een pelsjasje aan. Hij stond op een sleetje, dat vooruit ge trokken werd door een witte muis. Hij kwam met een vaartje het Lindenplein op gereden. De kabouter blies in zijn handen. Hjj had het koud. En hij droomde er al van om thuis te zijn, in het kabouter- bos, waar een lekker houtvuur zou branden en waar hij zich beha gelijk warmen kon. Kun je niet wat harder lopen paard! riep hij tegen de muis. (Je weet misschien wel. dat kabouters In Amerika tollen nu regelmatig ruim tevaarders in het rond. op aarde wel te verstaan en met een schroevendraaier of sleutel in de hand geklemd. Helemaal echte ruimtevaarders zijn het dan ook niet, maar ze hebben wel het daarbij passende pak aan en wat zij doen heeft ook alles met een toekomstig verblijf in de ruimte te maken. In een nagebootste toestand van gewichtloosheid hangen zij „tussen hemel en aarde" in een sim pel apparaat kleine (proef)werkjes te verrichten, werkjes die voor de astro nauten nog heel wat voeten „in de aarde" blijken te hebben. Want wanneer een gewichtloos persoon bijvoorbeeld een bout probeert vast te zetten, dan draait niet de bout, maar hij. En zoiets vergt oefening, èn verder onderzoek, op aarde. Daarom kwam men in Amerika tot de bouw van een apparaat, dat de mens in omstandigheden brengt, die zo dicht mogelijk een gewichtloosheid van lange perioden benadert. Het heet „ruimte werker" (werker in de ruimte) en is te vinden in het centrum voor ruimtetech niek van General Electric U.S.A. „Ruimtewerker" bestaat uit een ge raamte van buizen ter grootte van een mens, waaraan ronddraaiende klampen met kogellagers zijn bevestigd. Het ge hele toestel wordt nauwelijks een centi meter van de grond „drijvende" gehou den met behulp van luchtkussens en is op een uiterst nauwkeurige manier uit gebalanceerd. Resultaat van dit alles is, dat een mens die op en tussen de buizen wordt „verpakt" maar de geringste beweging hoeft te maken en hij draait. En nog meer: hij tuimelt, tolt, rolt. van links naar rechts, van achteren naar voren, kortom iedere keer wanneer hij een be paalde kracht aanwendt en een daarbij behorende beweging maakt, gaat zijn lichaam een tegenovergestelde richting uit. Het oude Engelse Koninklijk Paleis en vesting is de Tower of London". Deze statig afgemeten titel duidt op tri omfen en "tragedies van bijna 900 jaar uit de Engelse .geschiedenis. In de zo mer, als na het ondergaan van de zon de schijnwerpers de muren verlich ten, ga je in gedachten terug door de eeuwen en hoort wederom het kletteren van de wapenrusting der ruiters en het snuiven van paarden die uitrijden over do ophaalbrug het staal, zilver, goud en purper der herauten zijn de voor boden, die de komst van de koning aan kondigen op weg naar de Kroning of het geroffel van de grote trom als een gevangene naar de executieplaats op de heuvel wordt geleid. Op korte afstand hiervandaan stroomt het water van de Theems, waar oce aanstomers langs de kaden liggen. Bij belangrijke gebeurtenissen ligt hiet hel jacht van de koningin, de „Brittannia" voor anker en het verleden doemt weer op als we ons een jonge prinses her inneren, een vroegere Elizabeth, aar zeiend bij het aan land stappen bij ,,de Tower" het voorspel tot gevangen neming, dat haar, eenmaal aan hef bewind, de Tower als residentie deed afkeuren. Er waren nog zoveel andere personen, die de vrijheid vaarwel moes ten zeggen bij het betreden van de To wer! De kroonjuwelen worden hier sinds de middeleeuwen in veilige bewaring gehouden. Een korte klim langs de smalle wenteltrap brengt je naar een van de verbazingwekkendste beziens waardigheden ter wereld. Een schitte ring van licht en kleur breekt door de sombere grijze stenen van de trap, wan neer de duizenden juwelen, gezet in zil ver, goud en platina, in zicht komen. Het is een aanblik die zijn weerga niet vindt door zijn schokkende en grootse schi. lering. Hier in een zeer kleine ruimte liggen rijen en rijen juwelen, niet geprijsd, de wezenlijke waarde doet niets ter zake want ze zijn gezet in kronen, scepters en rijksappels, die zelf een geheel vormen met de geschiedenis i van het land. De grootste geslepen dia mant ter wereld, de 530 krt Grote Stei van Afrika, bevindt zich in een van de scepters. De Tower wordt streng bewaakt door een garnizoen soldaten, bekend onder de bijnaam „Beefeaters". Bij statie plechtigheden dragen deze hun uniform van rood en goud, dat in 1485 ontworpen werd en dat sinds 1552 wordt gedragen. „paard" zeggen tegen muizen.) Ik ben zo moe, piepte de muis klagend. En ik heb zo'n honger. Ik heb de hele dag nog niets te eten gehad. De ka bouter schudde het hoofd. Ik kan het ook niet helpen. Alle knolletjes zitten diep in de hard bevroren grond. We kunnen er niet bij komen. En ik kan niet meer trekken! piepte de muis en stil stond de slee. Kun je echt niet meer, paard? vroeg de kabouter. Geen stap, zei de muis beslist en hij liet zich languit in de sneeuw vallen. Vlak-bij de sneeuwman. De kabouter keek omhoog. Hier staan we nou, zei hij tegen de sneeuwman. Voor jou is het niet erg, want hij hóórt hier. Maar ik hoor thuis in het kabouterbos. En mij'n paard wil niet meer lopen. Zo hebben we allemaal onze zorgen, zei de sneeuwman. Ik wil wel, maar ik kan niet. De kabouter hield verbaasd zijn kopje schuin. Wil jij lopen? vroeg hij. Een lopende sneeuwman, daar heb ik nog nooit van gehoord. Welnee, ik wil lachen, legde de sneeuwman uit. Kun je me dat niet even leren? De kabouter krabde nadenkend onder zijn bontmuts. Als ik toveren kon, was het een kleinigheid, knikte hij. Maar ik kan niet toveren. Stel je voor! Dan zou ik hier niet met een hongerig paard in de sneeuw zijn blijven steken. Dan to verde ik allereerst een stevig maal. Arm dier! Ik hoor het in zijn buikje rammelen. Tja, zuchtte de sneeuwman, ik heb ook geen eten bij me. Maar ginds, in de kruidenierswinkel van me neer Rozijn is genoeg. Daar zou je misschien wel wat weg kunnen halen. De kabouter trok een rimpel in zijn voorhoofd. Wat denk je wel? riep hij. Kabouters halen nooit iets weg. Ten minste: fatsoenlijke, zoals ik. De sneeuwman keek beschaamd op zijn neus. Hij begreep dat hij iets onfat soenlijks gezegd had. Maar juist door dat hij op zijn neus keek. bedacht hij iets beters. Mijn neus! riep hij uit. Kijk eens, 'n wortel. Lust jouw paard dat soms? Nou en of. piepte de muis die meteen overeind sprong. Die lust het paard van Sinterklaas nog wel. Waar is die wortel? Maar de kabouter zei verschrikt: Hoor eens, dat is prachtig aangeboden, maar dat gaat toch niet? Wie laat er nu zijn neus opeten? Ik, zei de sneeuwman rustig. Ik kan dan wel niet lachen, maar ik ben toch heel vriendelijk, zoals je ziet. De muis stond al te trappelen van ongeduld. Zo gauw de kabouter de teugels had losgemaakt, rende hij langs het lijf van de sneeuwman omhoog en in een wipje zat hij te smullen van de heerlijke, oranje wortelneus. Lieve, goede sneeuwman, zuchtte de kabouter. En opeens schoot hem wat te binnen. Nou zal ik jou óók laten lachen! riep hij. Met handen en voeten begon hij ook tegen de sneeuwman op te klimmen. Het duurde bij hem wel iets langer dan bij de muis, vóór hy eindelijk boven was. Toen wipte hij met zijn wijsvinger het luciferhoutje uit het gezicht van de sneeuwman. Met haas tige handjes begon hij daarna de sneeuw weg te krabbelen, zodat de sneeuwman een rond mondje kreeg. Maar dat was nog niet genoeg. De ka bouter krabde en duwde net. zolang, totdat het een wijd-open, lachende mond geworden was. Toen pas hield hij op. Ben je zover? vroeg hij aan de muis. Jawel baas, piepte die. Ik kan er weer tegen. Zullen we meteen maar weer verder gaan? Ze namen afscheid van de sneeuw man en vertrokken dadelijk naar het kabouterbos. Bij het licht van de maan kon de sneeuwman zich in de winkel ruit van meneer Rozijn bekijken. Ja, hij lachte. Hij was helemaal niet streng meer. Zo heb ik altijd willen zijn, dacht de sneeuwman tevreden. Mijn neus is wel een stuk kleiner geworden, dat is waar. Maar gelukkig dat de muis ten minste nog een klein stukje heeft over gelaten. Met een klein neusje kom je als sneeuwman ook wel de winter door! Zo kwam het, dat de kinderen van het Lindenpleintje de volgende morgen een lachende sneeuwman vonden. Ze waren wèl verrast. Zou hij morgen nóg lachen? vroegen ze aan elkaar. En dat deed de sneeuwman. Hij bleef lachen, zolang hij op het Lin denpleintje stond. En als hij, toen het dooien ging, niet was gesmolten, dan lachte hij nu nog! LEA SMULDERS even (in een vliegende schotel) met de aarde in aanraking zijn gekomen. En in „Het monsterkanon van staalstad" beschreef hij een soort raket of atoom kanon. Veie andere ideeën heeft Jules Veme in zijn boeken behandeld, welke wij thans gewoon vinden, zoals de werking van helicopters en televisie bijvoorbeeld. Hij leefde in een tijd van grote uitvin dingen en was zelf technisch onderlegd, maag ging in zijn boeken verder dan zijn tijd. Hij gaf dus toen een blik in de toekomst. In het jaar 1905 is Jules Verft? te Amiens in Frankrijk overleden, maar z\jn geest leeft voort, om het zo eens uit te drukken, zelfs in deze moderne tijd, die hij een eeuw geleden al heeft voorzien Illustratie uit het boek „De reis naar de maan" door Jules Verne. 8 februari is het 135 jaar geleden dat de bekende Franse schrijver van fantastische verhalen voor de jeugd (en ouderen), Jules Verne, werd geboren. Ongetwijfeld hebben jullie wel eens over hem gehoord en velen hebben som mige boeken van Jules Verne zeker ge lezen zoals: De reis om de wereld in tachtig dagen; Vijf weken in een lucht ballon; De reis naar de maan; Twintig duizend mijlen onder zee en andere. Het merkwaardige is dat vele van zijn fantasieën zijn verwezenlijkt, of voor uit voering vatbaar, denk maar aan de te genwoordige plannen voor een reis reis naar de maan. En wisten jullie dat hij al ongeveer honderd jaar gele den geschreven heeft over vliegende schotels? Natuurlijk heeft hij deze naam niet gebruikt maar hij behandelde in zijn boek „Hector Salvador" een reis van bewoners op een komeet, die slecht JULES VERNE nortrettekening Zoals men zich thans een landing op cie maan voorstelt (een jan) poppetjes uitgebeeld).

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 15