ZIEKE
MAN
„Madame la tnajore
„Gastvrouw" op drijvend
nachtasiel in de Seine
DES HEILS IN PARIJS
LEGER
ZORGT
VOOR DE ZWERVERS
L&i
L EO L U X
LEOLUX
*Naar huis Met een zoentje voor de
omdat er patates zijn
zaak met twee gezichten
H
„Ik kan echt niet
gemist worden"
-mm
Tweehonderd daklozenheus
niet allemaal „lieve jongens
rAiirr tomaten
vALKJCi KETCHUP
vraag
VOOR DE LEKKERSTE PATATES FRITES
m
C A LVÉ^IKANTERmËN
ROEREI-SNACK
WOENSDAG 13 FEBRUARI 1963
PAGINA
99
Als er één vrouw is in het
Leger des Heils die haar
legertitel eer aandoet, dan
is het wel de majoor, „Madame la
majore" zoals men haar noemt
die op het drijvend asiel op de
Seine in Parijs elke avond tussen
zeven en acht uur haar tweehon
derd gasten ontvangt. En wai
voor gasten! Daklozen, van wie
ze niets af weet dan dat ze geer
enkele andere toevlucht hebben
Zwervers, ontheemden, vluchte
lingen, gelukzoekers uit eer
vreemd land, ontslagenen uit df
gevangenis, die op de boot tijde
lijk een bed vinden en een begri.i
pende kordate vrouw die her
helpt de moed er in te houden
En die vertrouwen inboezenr
omdat zij degenen die zij onder
dak geeft vertrouwt en liet aan
durft als vrouw alleen met hen t(
huizen.
Overwicht
Durf
Geen nare dingen
WÊm
iililrf:.;
Neem een toQstje met een plak ham. Leg
hierop een laag koud roerei.
Gebruik per persoon 2 eieren vermengd met
1 eetlepel water en peper en zout naar smaak.
Gameer met tomaten ketchup uit de tube en
gehakt selderijgroen of bieslook.
ZITMEUBELEN
9
s
Bijzonder vermogen
ZITMEUBELEN
Vliegtuigen
Ti
Wie de stelregel heeft uitgevon
den, dat mannen kleinzerig
zijn, is onbekend, maar in
ieder geval vertonen de man-
a®n in onze eigen omgeving een heel
"•"here trek: ze schijnen niet te weten
poneer ze ziek zijn. Ze zitten met
rode neus en waterige ogen aan
"et ontbijt en beweren: „Mij man-
«eert niets! Ik voel me best."
®"el hun niet voor thuis te blijven,
~a,nt dan roepen ze toch verontwaar-
Sjffd: ,,Ik kan toch niet om niets
thuisblijven."
Iedere bewijsvoering, dat ze snip-
•erkouden zijn en met aan zekerheid
f'enzende waarschijnlijkheid griep
?ej>ben, ketst daarop af. Bovendien
»i u n z<> „veel te veel te doen om
f'ek te zijn". Ze verkeren blijkbaar
J" de veronderstelling dat andere
v"ensen, die ziek worden, dat altijd
f'st doen op een moment dat ze met
werk klaar zijn.
Jo de ijzige kou verlaten ze dus het
ril ui. "Doe Je das om. knoop je jas
r1 "tprevelt de huisvrouw boven
«an de trap. Met hetzelfde effect zou
Zr i.vergeet je zwempak niet!" kun-
"en zeggen. „In de auto is het
warm!" roept men haar bemoedi
gend
a ii toe-
Alleen wie wel eens op een winter-
uidfgen in een auto is gestapt, die de
nacht buiten heeft gestaan, be-
jPuPt, hoe laag men haar intelllgen-
aanslaat. Midden op de dag komt
j® man, die niet ziek was, rillend en
uuizelend van de griep de trap op
ïïjpmmelen. „Begrijp je dat nu?"
4?ePt hij verbaasd. „Ik mankeerde
niets."
Sou tempo en levensmoed zijn nu
J®"l»r zo ver gedaald, dat hij zich
overhalen om naar bed te gaan.
Sr',Hst en warm drinken doen hun
en als de huisvrouw wat later
v,?t een kop thee binnenkomt, heeft
a .alweer meer te vertellen.
fcii'Ik moet nog naar kantoor," ver-
ni, ®rt hij. De huisvrouw doet haar
frs„ut, ze legt hem voor de zoveelste
jg®r uit, dat hij griep heeft. „Maar
ïr «Unt om een onnozele verkoudheid
iuch niet ln bed blijven liggen!" is de
"'agzln waartegen ze zich te ver-
h»iren heeft. Waarschijnlijk is het niet
*?®lemaal zün schuld. Deze generatie
jnannen is opgevoed tot sollicitant
"aar de managerziekte.
Enerzijds een crisis met daaropvol
gende oorlog heeft hun geleerd, dat
"®t geld niet altijd op straat ligt,
Anderzijds hadden hun ouders nog die
achterhaalde waardering voor het
i.dure materiaal", terwijl de werk-
*racht, die men immers zelf kon le-
veren, als goedkoop werd gezien. In
°nze jeugd spaarde niemand op
werkkracht. Dat was even gek als
rin .Ademhalen om zuurstof te spa
wn? et was de tijd, waarin men het
tlirt d „werkverschaffing" vond, de
Jvu. waarin men de machine nog
Uit ^sde' omdat hij de mens het brood
de mond scheen te zullen stoten.
W
w. waren blij als we werk konden
Wp.Sn. en compleet met einddiploma
hu we voor een maandloon, dat
We»"auwelt)ks als weekloon in over-
gmg genomen zou worden,
flenif op de achtergrond van ons
ge« n°g de herinnering aan vroe-
hien Z„n we 'n een tüd terecht geko-
die om arbeidskracht schreeuwt,
de toïnnen Seen hulp krijgen, niet in
in :abriek, niet op net kantoor, niet
w huis-
niefat 's er normaler dan dat wjj, die
leeLz°ais de jongere generatie ge
hand "ebben, wat de kracht van onze
hen -de capaciteit van onze herse-
Wr,rf,,eiSen'ijk waard zijn, teveel aan
In afstaan?
ai de huishouding gaat het immers
tle 1 zo- We krabben de boterpapier-
ha,. schoon of ons leven er van af-
a We heren de versleten boorden
verston 0verhemden, we stoppen en
re„ n:. we herstellen en repare-
'ni ,?Ün zelfs nog zuinig op nylon
*Uet i v. al hebben we dan wel
eindofP ade en schande geleerd, dat
In on-?08. laten ophalen van ladders
een lfje housen duurder uitkomt dan
rl nieuw paar.
Waf1 Seen pleidooi houden tegen
'iefd« moeder zo beeldend „de
"laan uVoor het materiaal" noemde,
°"s to, wordt natuurlijk wel tjjd om
een 1? ,realiseren dat economie niet
hui- j*®J®"schap is, die buiten ons
der n? wordt en waar we ver-
hebben8MnliÜIi niets mee te maken
econo"-- ,en hun ook zijn krachten
""isch 1 Sebruiken of onecono-
han m»?ri^U1.en en verkwisten, men
teren Sioed en overtuiging sollici-
sPanni?aar een toestand van over-
Daa'ns of erger.
hiaar t?a?' die niet ziek wil zijn,
Verleden naar bed moest, heeft het
®n de van de goedkope werkkracht
d.e over, °0r?ende concurrentie, van
Zich. Hii rcTe arheidsmarkt, nog bij
°l*'dat MjhJ onder schuldgevoelens,
Üphaonii zuinig is 0p wat de maat-
?®®st nnj.p ogenblik toch het
heel, S heeft: zijn arbeidspoten-
niet ongeduldig, stelt u
dat hii weer gerust. Zegt u hem
h't te vu5„ diK doet door de ziekte
>ar0D l?Fen: dat dit de manier is
?h de kina eigenlUh het best voor u
Steensch?neFen »erl zelfs voor de Se"
«F blee ri„F ï"g omdat hij, als hij
"stig doorloopt, wel eens echt
Hy k zou kunnen worden.
BJOlclfiF1 ,4ilah. Seen nietsnut,
dat, te1kPn ker u'tzieken. Zegt u hem
ÏÜrtSen, wantWHer"Vtot de vo|Sende
kf r'ni. dan heeft hij een ver-
''"S, ,ep" afspraak, een bespre-
Uruogpijii, an kan hij toch weer
V seiijk gemist worden".
H.Sw.
We hadden over haar gehoord en we
zijn haar gaan bezoeken op een ijskoude
zondag toen wfl langs een der bevroren
zij-armen van de Seine voorbij liepen
aan de vuurtjes die de clochards sto
ken onder de bruggen waar ze bivak
keren tussen karton en stro en met de
onafscheidelijke fles wijn die ze van
binnen warm houdt. Bq de Pont d'Aus-
terlitz ligt een grote Rijnaak, waar
niets anders op geschilderd staat dan
„Asyl flottant, Armée du Salut". Over
dag ligt de boot er levenloos, de toe-
gang van de lage kade naar de loop
rug is afgesloten met een groene ijze
ren deur. Op ons kloppen deed Ma
dame la majore zelf open. Ze was met
grote vriendelijkheid bereid tot een kort
gesprek en vla het lange ruim waar
de bedden boven elkaar aaneenstaan
gerijd nam ze ons mee naar het voor
onder, waar ze, afgeschut, haar eigen
'Ss;
schien zijn enige bezit. Hij kent geen
woord Frans, ze maakt hem duidelijk
dat er een compatriot van hem hier
komt met wie hij praten kan. Snel, ge
decideerd, met een apart woord voor
ieder, laat ze die hele grote familie
van daklozen, havelozen, gestranden
in de warmte binnen. Ze bewaart de
stijl en ze geeft en helpt of het vanzelf
spreekt. Nee, ze is niet overdreven
vriendelijk tegen die niet erg gunstig
uitziende slungel die met een sigaartje
in zijn baardgezicht om een stuk brood
durft te vragen maar ze is een veilige
moeder als ze de Algerijn met een
zwaar verbonden oog (terzijde zegt ze
tegen me dat hij het enkele dagen ge
leden na een arbeidsongeval heeft
moeten laten wegnemen) vraagt of hij
minder pijn heeft en of zijn patroon
hem zegt waarom hU hem niet uitbe
taald.
Majoor Georgette Gogibus
.dwingt respect af....
„hokje" heeft. Dat is haar woonruimte
waar ze het hele jaar door huist: een
bureau, een divanbed, wat foto's. Op
het bureau lag een opengeslagen bijbel,
ze was juist een spreekbeurt voor de
godsdienstige zondagavondbijeenkomst
aan het voorbereiden.
„Mijn naam? Och wat doet het er
toe. Ja, ik heb voor apothekeres ge
studeerd en ik woonde in Parijs in net
„Palais de la ïemme", een van de
grootste tehuizen voor studerende en
werkende vrouwen van het „Armée du
Salut". Déar heb ik mijn roeping ge
vonden, nu meer dan vijfentwintig jaar
geleden. Van origine ben ik katholiek.
Maar het is mij nu eenmaal zo gegaan.
Ceci, e'est ma vocation."
Eerst worden de formaliteiten afgehan- I van het Leger des Heils, controleert de
deld. De helper (links) van de majoor I identiteitskaart.
iMiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiimiiiiiiiiimiiiimmiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii
iïiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiïi
De asielboot is aan het Leger des
Heils cadeau gegeven zowat dertig jaar
geleden door een gefortuneerde Franse
vrouw die een groot verdriet te dragen
kreeg. Al meer dan twaalf jaar is deze
madame la majore er de kordate en
helpende gastvrouw.
W(j moeten er haar op aankijken
Zy durft het aan, iedere avond op
nieuw alleen te zijn met die havelo
zen, ontwortelden, mismoedigen, op-
standigen, losgesiagenen die leven
aan de rand van de samenleving,van
wie zij niets afweet behalve dat zij
geen dak boven hun hoofd hebben en
ieder een trieste levensgeschiedenis
hebben. Ze komen uit de gevangenis,
ze zyn aan de drank, werkschuw, ge
vlucht. ze zyn ziek, levensmoe. Dik-
wyis moet ze de ambulance bellen,
die een doodzieke man meeneemt. Er
zyn er by die in een Inrichting of in
een tehuis zouden kunnen komen zegt
ze, maar ze houden krampachtig vast
aan hun „liberté".
„Drie weken mogen ze hier slapen,
ze krijgen soep en een stuk brood, ze
kunnen hun kleren wassen en drogen,
het is er altyd warm. 's Morgens om
zes uur voor ze weggaan krygen ze een
kop koffie. Wie me daarby helpt? Er
zyn altyd mannen by die karweitjes
voor me doen en dat een tyd biyven
doen. Ze helpen ook 's ochtends oprui
men, want u hoeft niet te -ragen hoe
het er 's ochtends uitziet
De trouw en de toewijding van die
helpers is ontroerend. Ze geven zich
met meer dan honderd procent aan het
hun opgedragen werk. Alsof ze willen
goedmaken dat ze af en toe stomdron
ken zyn en dan een paar dagen niets
doen of er een tyd helemaal uitbreken.
Nee, er gebeuren nooit nare dingen,
geen vechtpartijen of erger, en ze ste
len niet van elkaar. Ik schryf dat toe
aan de geest waarin dit werk gedaan
wordt." Die „evangelische invloed"
dringt zich overigens helemaal niet op.
In het midden van het ruim boven de
banken en tafels waar ze hun brood en
soep eten, hangt een groot schild met
„La paix soit avee vous". Dat is alles.
Maar er gaat inderdaad een wonderbaar-
ïyke vreedzaamheid van uit. De vreed
zaamheid die ook en vooral van héér
uitgaat, door haar rustige maar sterke
blik achter de groene brilleglazen (we
hebben later gehoord dat ze byna blind
is geweest). De rustige zekerheid van
haar wezen, geen gebaar, geen woord te
veel maar daarachter een niet te mis-
Een boom van een jonge clochard
staat voor haar, een ruig, verwilderd
stuk mens. Hy probeert het telkens
opnieuw, maar er z«n er die een bed
of een plaats op de grond die ze geeft
als alle bedden bezet zyn, veel drin
gender nodig hebben. Ze kent hem.
„Maar monsieur", zegt ze effen, u
bent al zo dikwyis hier geweest en
ik heb u toch al gezegd, dat u niet
zó vuil hier moet binnen komen."
Ze wyst op zyn handen, die in geen
jaren gewassen ïyken, de gaten in
zyn smerige broek. Met een snel
kordaat gebaar trekt ze ineens zyn
vieze jas open: „En wat heeft u
daar?" Een volle fles wön puilt uit
de zak. „Het is verboden dat weet
u." Als een betrapte schooljongen
moet hjj het afleggen tegen haar
krachtig overwicht. „Nee, ik bewaar
de fles niet tot morgenochtend, u
kent ons reglement. U kunt niet le
zen, zegt u? U bent al zo dikwyis
hier geweest, u weet beter. U kunt
een slaapplaats krijgen maar dan
gaat uw fles de Seine in". Ze staat
op en schuift de grendel van het
luik, dat op het water uitkijkt. „Wat
Zr 'ZZZZ-'*r>:
r
(Advertentie)
U MAAKT
ER MÉÉR VAN
METCALVÉ
wilt u?" „Ma bouteille" zegt hy.
„Dan geen bed".
Doodkalm neemt ze de kaart van de
volgende, een man met een intelligen-
Picassokop. HH heeft een actetas
onder zy'n arm. „Wat is uw beroep?"
Hy is tekenaar, en heeft zich zyn voe
ten doodmoe gelopen om werk. Ze
legt zyn kaart op een apart stapeltje:
„Ik zal straks met u praten, gaat u
nu maar soep eten."
De clochard met zyn fles is "biyven
staan. „U moet gaan" zegt ze en als
hy geen aanstalten maakt, staat ze op,
neemt hem heel rustig by de schou
ders en vraagt vriendelijk aan de
wachtenden: „Veuillez laisser passer
monsieur". En dan duwt ze hem de
deur uit. Ze gaat weer zitten en geeft
een aspirine aan een man met een
rugzak die zegt dat hy griep heeft. Ze
is waariyk groot, ze is dwingend, ze
is prachtig. Je voelt dat al die kerels
een aureool van respect om haar heen
hebben gezet.
Ze vraagt, ze bemoedigt, ze ver
bindt, ze geeft geuten aan een Ita
liaan die een knoop aan zyn jas wil
zetten, ze geeft gauw een dubbele
portie brood aan een doodvermoeide
bleke stakkerd. Ze lacht biy met de
Spanjaard die stralend zegt, dat hy
naar zyn land mag teruggaan. Als
alle bedden vergeven zyn, alle soep
bonnen op, de zak brood leeg, als ze
de laatste ligplaats op de grond
heeft gegeven aan een jonge neger
die by haar kwam met een briefje
van de pastoor of „Madame la rpa-
jore" hem even zou willen helpen,
is er beneden in het ruim waar het
vol geroezemoes is een sfeer bijna
van gezelligheid gegroeid. Het is
warm het is veilig, ze hebben een
bed. Dat bed is, in de immense, vö-
andige, yskoude stad hun enige ze
kerheid, hun houvast. Dat stukje
goedheid is ieders deel. Ze zyn hier
tenminste enkele uren beschermd
tegen de hardheid van het leven, ze
eten soep, ze roken, ze zyn verbon
den in de broederschap van het
thuisloos zyn.
Ze zijn ook verbonden in hun ver
ering voor Madame la majore, voor
wie ze wel eens iets meebrengen, een
vondst uit een vuilnisbak Madame la
majore, die in de lange optocht van
misère, ellende, ontheemd zUn, zonder
werk, zonder geld, gevlucht ziek, ge
wond, moedeloos zyn of levensmoe,
voor hen klaarstaat. Met een vrede in
het hart die ze misschien niet begrq-
pen, maar wel voelen als een weldaad.
Ze heeft ons een gedicht laten lezen
dat een van de gestranden voor haar
gemaakt heeft. Vol taalfouten maar
een aangrijpende uitdrukking van het
„heil" dat hij hier gevonden had. Als
je de Seinekade weer opklautert be
grijp je niet waarom je het zelf zo
goed mag hebben. A. Bgl.
(Advertentie)
Overdag een onopvallende boot aan de Seine kade.
(Advertentie)
<0
moeder die er zo'n knappe slag van heeft om elke dag
iets lekkers te maken.En vandaag is het iets bijzonders...
omdat patates van ieder maal zo iets feestelijks kunnen
maken: Knappende, gouden patates frites, gaaf en lekker
gebakken. Met het ideale frituurvet. Delfritel
M
S
ook voor
IDEAAL FRITUURVET
nbrnd/n!
kennen warm hart. Er zyn van die
mensen die hun limeriyke zekerheid zó
naar buiten uitstralen dat ze vanzelf
vertrouwen wekken en moreel over
wicht hebben.
Nee, het Is meer dan moreel over
wicht. „Was u niet bang madame, toen
u de eerste keer alleen hier in uw kleine
vooronder moest slapen met de boot
vol totaal onbekenden die allemaal ln
de ellende zitten?" „Ja," zegt ze: „J'a-
vais peur. Maar ik dacht aan het vers
uit psalm vier: „In vrede kan ik my
te ruste begeven en aanstonds insla
pen, want Gij alleen, O Heer, doet my
veilig wonen."
Er wordt geklopt. Een van de helpers
zegt. dat er vier mannen buiten staan,
die graag met de „majore" willen pra
ten. Daarvoor is ze ook meestal de nele
dag beschikbaar. Ze wil ze verder hel
pen, een adres geven om werk te zoe
ken wqzen op een inrichting, een in
stelling die ze kan opnemen of ver
der helpen. Een „assistante sociale"
van het Leger des Heils zoekt moeilijke
gevallen voor haar uit: waarom krygt
die Algeryn na zijn arbeidsongeval geen
uitkering van zyn baas; waarom is die
Joegoslaaf die de taal niet kent, plotse
ling ontslagen?
„Het spyt me, zegt ze, „de mensen
hebben me nu nodig," maar komt u er
bij morgenavond tussen half zeven en
acht uur als ze hier binnenstromen.
Dus hebben we ons de volgende na
middag van het ene uiterste van luxe:
een modeshow in een Pa rij se mondaine
omgeving, gehaast (na van uiterlqk ver
wisseld te hebben) naar het andere
uiterste van niet-bezit niet eens een
eigen bed aan die kcude Seinekade.
Er staan al groepjes mannen te wach
ten, met een tas, een koffer, een rug
zak, of zomaar een groot pak waarin
hun hebben en houwen. De boot is vol
op verlicht, by het binnengaan ontvangt
de warmte je, de helpers hebben de
verwarming goed opgestookt.
Als de groenyzeren deuren voor de
zwervers opengaan zit de majoor in
grqze schortjas in de kleine ont
vangstruimte waar wat banken staan
voor de ouden en vermoeiden, aan
een houten tafeltje met verbandtrom-
mel, aspirine en een hoopje soepbon
nen naast zich. Een van haar assis-
ten, een hardhorige oude heer met
puntbaardje houdt de nameniyst bij.
Met zes tegelijk komen ze langs de
smalle loopbrug naar binnen en zo
snel mogelqk werkt ze de opname af.
Wat is dat voor een bijzonder vermo
gen dat deze vrouw heeft om ai die
passanten allemaal te kennen? Ze ge
ven haar hun asielkaart waarop een
entwintig vakjes drie weken mogen
ze hier slapen ze kruist een vakje
aan en als aan een oude bekende
vraagt ze: „En, hoe ging het van
daag, heeft u werk gevonden?" Te
gen een ander: „Attendez, je vais
vous changer de place". Ze heeft ge
zien dat het bovenste bed voor hem
bezwaariyk was.
Ze heeft gezien dat het bovenste bed
voor hem bezwaariyk is. Een jonge Al
gerijn die voor het eerst komt houdt
een bebloede zakdoek om een gewonde
vinger. „Ik heb geen bed meer voor u
vandaag, zegt ze, maar u kunt als u
wilt op de grond slapen; als u
uw vinger even wilt wassen zal ik hem
verbinden.
Ze heeft intussen de papieren al In
gezien van de Joegoslaaf die zy by
zich draagt in een oude krant, mls-
METZ TOONT U DE VOUEDICE COLLECTIE
NIEUWE BINNENWEG 164-168-170-172 NIEUWE BINNENWEG l-NIEUWE BINNENWEG 22
EEN EEUW PANDER;
Een huiskamer zoals Pander die in 1875 voor Miebetje en Pieter inrichtte.
et lqkt een sterk verhaal, maar
de directie van het bedrijf ver
zekert, dat het waar is. Wan
neer Pander opruiming houdt,
moeten de verkochte stukken snel de
deur uit en daar komen dan wel eens
andere bestelauto's aan te pas dan die
van de eigen zaak. Niet zelden krügt
men dan (in Den Haag) klachten van
kopers, die er een aanmerking op ma
ken, dat de meubelen niet thuis be
zorgd zqn in eer wagen van de firma
zelf. Een auto van Pander voor de deur
biykt een geliefd status-symbool te
zyn
De naam van dit bedryf wekt echter
niet alleen gedachten van „pryzig" en
„degelijk"; voor velen is ze ook geas
socieerd met het beeld van de zoge
naamd klassieke woninginrichting. In
feite heeft de zaak echter twee gezich
ten: ze verkoopt niet alleen „klassie
ke" en „tydloze" meubelen, doch ook
z-er veel modem meubilair. By de op
komst van de nieuwe binnenhuiskunst
in de jaren '30 heeft Pander gewerkt
met binnenhuisarchitecten als Wouda,
Bromberg en Semey. Thans presenteert
het huis werk van vele moderne ont
werpers: Mies v. d. Rohe, Bertoya, Flo
rence Knoil, Saarinen, Ame Jacobson,
Finn Juhl. Fritz Hansen, Hans Wegner,
Pierre Paulin en Kho Liang Ie.
Het bedrijf van Pander viert deze
maand zyn eeuwfeest. Op 1 februari
1863 werd door de negentienjarige Hen
drik Pander de grondslag gelegd. Hen
drik was de zoon van een koopman-
schipper Klaas Pander uit Blokzyi, die,
biezen matten, in die streek gevlochten
door vissers, met zün zeilschuit „De
Vrouw Geertje" naar Holland bracht.
In het midden van de vorige eeuw ves
tigde hy zich in Den Haag. Zijn zoon,
die in 1863 te Gouda een eigen zaak
in tapijten en matten was begonnen,
bracht dit bedrijfje over naar het pand
van zqn vader toen deze een rustend
leven ging leiden.
De handel ontwikkelde zich gunstig,
vooral toen de zaak werd overgeplaatst
naar de Wagenstraat in Den Haag,
waar in de loop der jaren verscheidene
uitbreidingen volgden. Pander ging gor-
dynen, dekens, linoleum (op een oude
tekening ziet men hoe op het plaveisel in
de open lucht linoleum werd uitge
sneden dat kon toen nog op de
straat!) en tenslotte ook meubelen ver
kopen. In 1887 werd een eigen meubel
fabriek opgericht. In datzelfde jaar
werd het van 1885 daterende filiaal te
Amsterdam overgeplaatst van de Re-
guliersbreestraat naar het toenmalige
hotel „De Keizerskroon" in de Kalver-
straat.
Pander had inmiddels een naam van
betekenis gekregen. Koning Willem III
bracht meermalen een bezoek aan de
zaak: na hem zyn koningin Wilhelmina,
prinses Juliana en prinses Beatrix ge
volgd. In 1889 werd de handelsven
nootschap onder firma H. Pander en
Zonen opgericht. In 1915 werd begon
nen met een filiaal in Rotterdam.
Een interessante episode in de ge
schiedenis van het bedrijf vormen de
i'aren 1924-1934, toen men zich bezig
leeft gehouden met het bouwen van
sportvliegtuigen. De ervaring in fijn-
houtbewerking bleek hiervoor een goe
de grondslag te zyn. In 1933 werd naar
de plannen van constructeur T. E. Slot
een snel meer-motorig postvliegtuig ge
bouwd: de „Postjager". Menigeen zal
zich npg de namen herinneren van de
piloten van de eerste snelpostvlucht
naar Indië: Geyssendorffer en Asjes.
Het toestel vond in 1934 op noodlottige
wqze te Allahabad zqn einde tydens de
fameuze Melbourne-race. Na dit onge
luk heeft de N.V. haar vliegtuigfabri-
cage stop gezet.
In diezelfde tqd is het bedryf zich
gaan toeleggen op de inrichting van
schepen. In de lqst van schepen, waar
Pander aan gewerkt heeft, treft men
vele klinkende namen aan: Springfon
tein, Simon Bolivar, Bloemfontein,
Oranje, Johan van Óldenbameveldt,
Statendam, Nieuw Amsterdam, Rotter
dam, Willem Ruys, enz.
Nog veel langer is de reeks van
openbare gebouwen, banken en kan
toren, hotels, theaters en winkels, die
geheel of gedeeltelijk door Pander zyn
ingericht. Met enkele namen kan een
idee gegeven worden van de plaats,
die het bedrqf op dit gebied inneemt:
Paleis Coestdijk, Vredespaleis, Eer
ste en Tweede Kamer, stadhuizen in
Rotterdam en Den Haag, Hoge Ve-
luwe, Amsterdamse, Rotterdamse en
Nederlandse Bank, B.P.M., K.L.M.,
R.A.I., Van Nolle, Unilever, Peek en
Cloppenburg, V en D., Gerzon, Jaar
beurs, de la Paix, Formosa, Palacs,
Treslong, Carlton, Terminus, Krasna-
Eolsky, Doelen, Polen, Hilton, Rem-
randt, City en De Witte. Men ont>
moet Pander op wel zeer vele plaat
sen.
In 1952 werd een filiaal in Eindhoven
geopend, in 1959 kreeg Rotterdam een
modern pand aan de Coolsingel. Er
kwam een nieuwe meubelfabriek ta
Leidschendam en er vond een gedeel-
telqke fusie plaats met het Mesker-
concern. De direotie, die het Nederland
se publiek als zeer kritisch bq zyn wo
ninginrichting beschouwt, wil alle stro
mingen en mogelqkheden van de meu-
belibranche onder haar dak blqven vere
nigen. Zq streeft er ook naar een inte
rieur te bieden „voor elke beurs". Tot
troost van degenen, die door dit stre
ven het status-symbool van de be
stelauto-met de goede, oude naam
voor hun huisdeur bedreigd zien, zy
vermeld, dat men niet ontkent, dat er
bq een deel van het publiek toch wel
een zekere drempelvrees bestaat om
bq Pander binnen te gaan.