ZIEKE MAN „Madame la tnajore „Gastvrouw" op drijvend nachtasiel in de Seine DES HEILS IN PARIJS LEGER ZORGT VOOR DE ZWERVERS L&i L EO L U X LEOLUX *Naar huis Met een zoentje voor de omdat er patates zijn zaak met twee gezichten H „Ik kan echt niet gemist worden" -mm Tweehonderd daklozenheus niet allemaal „lieve jongens rAiirr tomaten vALKJCi KETCHUP vraag VOOR DE LEKKERSTE PATATES FRITES m C A LVÉ^IKANTERmËN ROEREI-SNACK WOENSDAG 13 FEBRUARI 1963 PAGINA 99 Als er één vrouw is in het Leger des Heils die haar legertitel eer aandoet, dan is het wel de majoor, „Madame la majore" zoals men haar noemt die op het drijvend asiel op de Seine in Parijs elke avond tussen zeven en acht uur haar tweehon derd gasten ontvangt. En wai voor gasten! Daklozen, van wie ze niets af weet dan dat ze geer enkele andere toevlucht hebben Zwervers, ontheemden, vluchte lingen, gelukzoekers uit eer vreemd land, ontslagenen uit df gevangenis, die op de boot tijde lijk een bed vinden en een begri.i pende kordate vrouw die her helpt de moed er in te houden En die vertrouwen inboezenr omdat zij degenen die zij onder dak geeft vertrouwt en liet aan durft als vrouw alleen met hen t( huizen. Overwicht Durf Geen nare dingen WÊm iililrf:.; Neem een toQstje met een plak ham. Leg hierop een laag koud roerei. Gebruik per persoon 2 eieren vermengd met 1 eetlepel water en peper en zout naar smaak. Gameer met tomaten ketchup uit de tube en gehakt selderijgroen of bieslook. ZITMEUBELEN 9 s Bijzonder vermogen ZITMEUBELEN Vliegtuigen Ti Wie de stelregel heeft uitgevon den, dat mannen kleinzerig zijn, is onbekend, maar in ieder geval vertonen de man- a®n in onze eigen omgeving een heel "•"here trek: ze schijnen niet te weten poneer ze ziek zijn. Ze zitten met rode neus en waterige ogen aan "et ontbijt en beweren: „Mij man- «eert niets! Ik voel me best." ®"el hun niet voor thuis te blijven, ~a,nt dan roepen ze toch verontwaar- Sjffd: ,,Ik kan toch niet om niets thuisblijven." Iedere bewijsvoering, dat ze snip- •erkouden zijn en met aan zekerheid f'enzende waarschijnlijkheid griep ?ej>ben, ketst daarop af. Bovendien »i u n z<> „veel te veel te doen om f'ek te zijn". Ze verkeren blijkbaar J" de veronderstelling dat andere v"ensen, die ziek worden, dat altijd f'st doen op een moment dat ze met werk klaar zijn. Jo de ijzige kou verlaten ze dus het ril ui. "Doe Je das om. knoop je jas r1 "tprevelt de huisvrouw boven «an de trap. Met hetzelfde effect zou Zr i.vergeet je zwempak niet!" kun- "en zeggen. „In de auto is het warm!" roept men haar bemoedi gend a ii toe- Alleen wie wel eens op een winter- uidfgen in een auto is gestapt, die de nacht buiten heeft gestaan, be- jPuPt, hoe laag men haar intelllgen- aanslaat. Midden op de dag komt j® man, die niet ziek was, rillend en uuizelend van de griep de trap op ïïjpmmelen. „Begrijp je dat nu?" 4?ePt hij verbaasd. „Ik mankeerde niets." Sou tempo en levensmoed zijn nu J®"l»r zo ver gedaald, dat hij zich overhalen om naar bed te gaan. Sr',Hst en warm drinken doen hun en als de huisvrouw wat later v,?t een kop thee binnenkomt, heeft a .alweer meer te vertellen. fcii'Ik moet nog naar kantoor," ver- ni, ®rt hij. De huisvrouw doet haar frs„ut, ze legt hem voor de zoveelste jg®r uit, dat hij griep heeft. „Maar ïr «Unt om een onnozele verkoudheid iuch niet ln bed blijven liggen!" is de "'agzln waartegen ze zich te ver- h»iren heeft. Waarschijnlijk is het niet *?®lemaal zün schuld. Deze generatie jnannen is opgevoed tot sollicitant "aar de managerziekte. Enerzijds een crisis met daaropvol gende oorlog heeft hun geleerd, dat "®t geld niet altijd op straat ligt, Anderzijds hadden hun ouders nog die achterhaalde waardering voor het i.dure materiaal", terwijl de werk- *racht, die men immers zelf kon le- veren, als goedkoop werd gezien. In °nze jeugd spaarde niemand op werkkracht. Dat was even gek als rin .Ademhalen om zuurstof te spa wn? et was de tijd, waarin men het tlirt d „werkverschaffing" vond, de Jvu. waarin men de machine nog Uit ^sde' omdat hij de mens het brood de mond scheen te zullen stoten. W w. waren blij als we werk konden Wp.Sn. en compleet met einddiploma hu we voor een maandloon, dat We»"auwelt)ks als weekloon in over- gmg genomen zou worden, flenif op de achtergrond van ons ge« n°g de herinnering aan vroe- hien Z„n we 'n een tüd terecht geko- die om arbeidskracht schreeuwt, de toïnnen Seen hulp krijgen, niet in in :abriek, niet op net kantoor, niet w huis- niefat 's er normaler dan dat wjj, die leeLz°ais de jongere generatie ge hand "ebben, wat de kracht van onze hen -de capaciteit van onze herse- Wr,rf,,eiSen'ijk waard zijn, teveel aan In afstaan? ai de huishouding gaat het immers tle 1 zo- We krabben de boterpapier- ha,. schoon of ons leven er van af- a We heren de versleten boorden verston 0verhemden, we stoppen en re„ n:. we herstellen en repare- 'ni ,?Ün zelfs nog zuinig op nylon *Uet i v. al hebben we dan wel eindofP ade en schande geleerd, dat In on-?08. laten ophalen van ladders een lfje housen duurder uitkomt dan rl nieuw paar. Waf1 Seen pleidooi houden tegen 'iefd« moeder zo beeldend „de "laan uVoor het materiaal" noemde, °"s to, wordt natuurlijk wel tjjd om een 1? ,realiseren dat economie niet hui- j*®J®"schap is, die buiten ons der n? wordt en waar we ver- hebben8MnliÜIi niets mee te maken econo"-- ,en hun ook zijn krachten ""isch 1 Sebruiken of onecono- han m»?ri^U1.en en verkwisten, men teren Sioed en overtuiging sollici- sPanni?aar een toestand van over- Daa'ns of erger. hiaar t?a?' die niet ziek wil zijn, Verleden naar bed moest, heeft het ®n de van de goedkope werkkracht d.e over, °0r?ende concurrentie, van Zich. Hii rcTe arheidsmarkt, nog bij °l*'dat MjhJ onder schuldgevoelens, Üphaonii zuinig is 0p wat de maat- ?®®st nnj.p ogenblik toch het heel, S heeft: zijn arbeidspoten- niet ongeduldig, stelt u dat hii weer gerust. Zegt u hem h't te vu5„ diK doet door de ziekte >ar0D l?Fen: dat dit de manier is ?h de kina eigenlUh het best voor u Steensch?neFen »erl zelfs voor de Se" «F blee ri„F ï"g omdat hij, als hij "stig doorloopt, wel eens echt Hy k zou kunnen worden. BJOlclfiF1 ,4ilah. Seen nietsnut, dat, te1kPn ker u'tzieken. Zegt u hem ÏÜrtSen, wantWHer"Vtot de vo|Sende kf r'ni. dan heeft hij een ver- ''"S, ,ep" afspraak, een bespre- Uruogpijii, an kan hij toch weer V seiijk gemist worden". H.Sw. We hadden over haar gehoord en we zijn haar gaan bezoeken op een ijskoude zondag toen wfl langs een der bevroren zij-armen van de Seine voorbij liepen aan de vuurtjes die de clochards sto ken onder de bruggen waar ze bivak keren tussen karton en stro en met de onafscheidelijke fles wijn die ze van binnen warm houdt. Bq de Pont d'Aus- terlitz ligt een grote Rijnaak, waar niets anders op geschilderd staat dan „Asyl flottant, Armée du Salut". Over dag ligt de boot er levenloos, de toe- gang van de lage kade naar de loop rug is afgesloten met een groene ijze ren deur. Op ons kloppen deed Ma dame la majore zelf open. Ze was met grote vriendelijkheid bereid tot een kort gesprek en vla het lange ruim waar de bedden boven elkaar aaneenstaan gerijd nam ze ons mee naar het voor onder, waar ze, afgeschut, haar eigen 'Ss; schien zijn enige bezit. Hij kent geen woord Frans, ze maakt hem duidelijk dat er een compatriot van hem hier komt met wie hij praten kan. Snel, ge decideerd, met een apart woord voor ieder, laat ze die hele grote familie van daklozen, havelozen, gestranden in de warmte binnen. Ze bewaart de stijl en ze geeft en helpt of het vanzelf spreekt. Nee, ze is niet overdreven vriendelijk tegen die niet erg gunstig uitziende slungel die met een sigaartje in zijn baardgezicht om een stuk brood durft te vragen maar ze is een veilige moeder als ze de Algerijn met een zwaar verbonden oog (terzijde zegt ze tegen me dat hij het enkele dagen ge leden na een arbeidsongeval heeft moeten laten wegnemen) vraagt of hij minder pijn heeft en of zijn patroon hem zegt waarom hU hem niet uitbe taald. Majoor Georgette Gogibus .dwingt respect af.... „hokje" heeft. Dat is haar woonruimte waar ze het hele jaar door huist: een bureau, een divanbed, wat foto's. Op het bureau lag een opengeslagen bijbel, ze was juist een spreekbeurt voor de godsdienstige zondagavondbijeenkomst aan het voorbereiden. „Mijn naam? Och wat doet het er toe. Ja, ik heb voor apothekeres ge studeerd en ik woonde in Parijs in net „Palais de la ïemme", een van de grootste tehuizen voor studerende en werkende vrouwen van het „Armée du Salut". Déar heb ik mijn roeping ge vonden, nu meer dan vijfentwintig jaar geleden. Van origine ben ik katholiek. Maar het is mij nu eenmaal zo gegaan. Ceci, e'est ma vocation." Eerst worden de formaliteiten afgehan- I van het Leger des Heils, controleert de deld. De helper (links) van de majoor I identiteitskaart. iMiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiimiiiiiiiiimiiiimmiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiii iïiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiimiïi De asielboot is aan het Leger des Heils cadeau gegeven zowat dertig jaar geleden door een gefortuneerde Franse vrouw die een groot verdriet te dragen kreeg. Al meer dan twaalf jaar is deze madame la majore er de kordate en helpende gastvrouw. W(j moeten er haar op aankijken Zy durft het aan, iedere avond op nieuw alleen te zijn met die havelo zen, ontwortelden, mismoedigen, op- standigen, losgesiagenen die leven aan de rand van de samenleving,van wie zij niets afweet behalve dat zij geen dak boven hun hoofd hebben en ieder een trieste levensgeschiedenis hebben. Ze komen uit de gevangenis, ze zyn aan de drank, werkschuw, ge vlucht. ze zyn ziek, levensmoe. Dik- wyis moet ze de ambulance bellen, die een doodzieke man meeneemt. Er zyn er by die in een Inrichting of in een tehuis zouden kunnen komen zegt ze, maar ze houden krampachtig vast aan hun „liberté". „Drie weken mogen ze hier slapen, ze krijgen soep en een stuk brood, ze kunnen hun kleren wassen en drogen, het is er altyd warm. 's Morgens om zes uur voor ze weggaan krygen ze een kop koffie. Wie me daarby helpt? Er zyn altyd mannen by die karweitjes voor me doen en dat een tyd biyven doen. Ze helpen ook 's ochtends oprui men, want u hoeft niet te -ragen hoe het er 's ochtends uitziet De trouw en de toewijding van die helpers is ontroerend. Ze geven zich met meer dan honderd procent aan het hun opgedragen werk. Alsof ze willen goedmaken dat ze af en toe stomdron ken zyn en dan een paar dagen niets doen of er een tyd helemaal uitbreken. Nee, er gebeuren nooit nare dingen, geen vechtpartijen of erger, en ze ste len niet van elkaar. Ik schryf dat toe aan de geest waarin dit werk gedaan wordt." Die „evangelische invloed" dringt zich overigens helemaal niet op. In het midden van het ruim boven de banken en tafels waar ze hun brood en soep eten, hangt een groot schild met „La paix soit avee vous". Dat is alles. Maar er gaat inderdaad een wonderbaar- ïyke vreedzaamheid van uit. De vreed zaamheid die ook en vooral van héér uitgaat, door haar rustige maar sterke blik achter de groene brilleglazen (we hebben later gehoord dat ze byna blind is geweest). De rustige zekerheid van haar wezen, geen gebaar, geen woord te veel maar daarachter een niet te mis- Een boom van een jonge clochard staat voor haar, een ruig, verwilderd stuk mens. Hy probeert het telkens opnieuw, maar er z«n er die een bed of een plaats op de grond die ze geeft als alle bedden bezet zyn, veel drin gender nodig hebben. Ze kent hem. „Maar monsieur", zegt ze effen, u bent al zo dikwyis hier geweest en ik heb u toch al gezegd, dat u niet zó vuil hier moet binnen komen." Ze wyst op zyn handen, die in geen jaren gewassen ïyken, de gaten in zyn smerige broek. Met een snel kordaat gebaar trekt ze ineens zyn vieze jas open: „En wat heeft u daar?" Een volle fles wön puilt uit de zak. „Het is verboden dat weet u." Als een betrapte schooljongen moet hjj het afleggen tegen haar krachtig overwicht. „Nee, ik bewaar de fles niet tot morgenochtend, u kent ons reglement. U kunt niet le zen, zegt u? U bent al zo dikwyis hier geweest, u weet beter. U kunt een slaapplaats krijgen maar dan gaat uw fles de Seine in". Ze staat op en schuift de grendel van het luik, dat op het water uitkijkt. „Wat Zr 'ZZZZ-'*r>: r (Advertentie) U MAAKT ER MÉÉR VAN METCALVÉ wilt u?" „Ma bouteille" zegt hy. „Dan geen bed". Doodkalm neemt ze de kaart van de volgende, een man met een intelligen- Picassokop. HH heeft een actetas onder zy'n arm. „Wat is uw beroep?" Hy is tekenaar, en heeft zich zyn voe ten doodmoe gelopen om werk. Ze legt zyn kaart op een apart stapeltje: „Ik zal straks met u praten, gaat u nu maar soep eten." De clochard met zyn fles is "biyven staan. „U moet gaan" zegt ze en als hy geen aanstalten maakt, staat ze op, neemt hem heel rustig by de schou ders en vraagt vriendelijk aan de wachtenden: „Veuillez laisser passer monsieur". En dan duwt ze hem de deur uit. Ze gaat weer zitten en geeft een aspirine aan een man met een rugzak die zegt dat hy griep heeft. Ze is waariyk groot, ze is dwingend, ze is prachtig. Je voelt dat al die kerels een aureool van respect om haar heen hebben gezet. Ze vraagt, ze bemoedigt, ze ver bindt, ze geeft geuten aan een Ita liaan die een knoop aan zyn jas wil zetten, ze geeft gauw een dubbele portie brood aan een doodvermoeide bleke stakkerd. Ze lacht biy met de Spanjaard die stralend zegt, dat hy naar zyn land mag teruggaan. Als alle bedden vergeven zyn, alle soep bonnen op, de zak brood leeg, als ze de laatste ligplaats op de grond heeft gegeven aan een jonge neger die by haar kwam met een briefje van de pastoor of „Madame la rpa- jore" hem even zou willen helpen, is er beneden in het ruim waar het vol geroezemoes is een sfeer bijna van gezelligheid gegroeid. Het is warm het is veilig, ze hebben een bed. Dat bed is, in de immense, vö- andige, yskoude stad hun enige ze kerheid, hun houvast. Dat stukje goedheid is ieders deel. Ze zyn hier tenminste enkele uren beschermd tegen de hardheid van het leven, ze eten soep, ze roken, ze zyn verbon den in de broederschap van het thuisloos zyn. Ze zijn ook verbonden in hun ver ering voor Madame la majore, voor wie ze wel eens iets meebrengen, een vondst uit een vuilnisbak Madame la majore, die in de lange optocht van misère, ellende, ontheemd zUn, zonder werk, zonder geld, gevlucht ziek, ge wond, moedeloos zyn of levensmoe, voor hen klaarstaat. Met een vrede in het hart die ze misschien niet begrq- pen, maar wel voelen als een weldaad. Ze heeft ons een gedicht laten lezen dat een van de gestranden voor haar gemaakt heeft. Vol taalfouten maar een aangrijpende uitdrukking van het „heil" dat hij hier gevonden had. Als je de Seinekade weer opklautert be grijp je niet waarom je het zelf zo goed mag hebben. A. Bgl. (Advertentie) Overdag een onopvallende boot aan de Seine kade. (Advertentie) <0 moeder die er zo'n knappe slag van heeft om elke dag iets lekkers te maken.En vandaag is het iets bijzonders... omdat patates van ieder maal zo iets feestelijks kunnen maken: Knappende, gouden patates frites, gaaf en lekker gebakken. Met het ideale frituurvet. Delfritel M S ook voor IDEAAL FRITUURVET nbrnd/n! kennen warm hart. Er zyn van die mensen die hun limeriyke zekerheid zó naar buiten uitstralen dat ze vanzelf vertrouwen wekken en moreel over wicht hebben. Nee, het Is meer dan moreel over wicht. „Was u niet bang madame, toen u de eerste keer alleen hier in uw kleine vooronder moest slapen met de boot vol totaal onbekenden die allemaal ln de ellende zitten?" „Ja," zegt ze: „J'a- vais peur. Maar ik dacht aan het vers uit psalm vier: „In vrede kan ik my te ruste begeven en aanstonds insla pen, want Gij alleen, O Heer, doet my veilig wonen." Er wordt geklopt. Een van de helpers zegt. dat er vier mannen buiten staan, die graag met de „majore" willen pra ten. Daarvoor is ze ook meestal de nele dag beschikbaar. Ze wil ze verder hel pen, een adres geven om werk te zoe ken wqzen op een inrichting, een in stelling die ze kan opnemen of ver der helpen. Een „assistante sociale" van het Leger des Heils zoekt moeilijke gevallen voor haar uit: waarom krygt die Algeryn na zijn arbeidsongeval geen uitkering van zyn baas; waarom is die Joegoslaaf die de taal niet kent, plotse ling ontslagen? „Het spyt me, zegt ze, „de mensen hebben me nu nodig," maar komt u er bij morgenavond tussen half zeven en acht uur als ze hier binnenstromen. Dus hebben we ons de volgende na middag van het ene uiterste van luxe: een modeshow in een Pa rij se mondaine omgeving, gehaast (na van uiterlqk ver wisseld te hebben) naar het andere uiterste van niet-bezit niet eens een eigen bed aan die kcude Seinekade. Er staan al groepjes mannen te wach ten, met een tas, een koffer, een rug zak, of zomaar een groot pak waarin hun hebben en houwen. De boot is vol op verlicht, by het binnengaan ontvangt de warmte je, de helpers hebben de verwarming goed opgestookt. Als de groenyzeren deuren voor de zwervers opengaan zit de majoor in grqze schortjas in de kleine ont vangstruimte waar wat banken staan voor de ouden en vermoeiden, aan een houten tafeltje met verbandtrom- mel, aspirine en een hoopje soepbon nen naast zich. Een van haar assis- ten, een hardhorige oude heer met puntbaardje houdt de nameniyst bij. Met zes tegelijk komen ze langs de smalle loopbrug naar binnen en zo snel mogelqk werkt ze de opname af. Wat is dat voor een bijzonder vermo gen dat deze vrouw heeft om ai die passanten allemaal te kennen? Ze ge ven haar hun asielkaart waarop een entwintig vakjes drie weken mogen ze hier slapen ze kruist een vakje aan en als aan een oude bekende vraagt ze: „En, hoe ging het van daag, heeft u werk gevonden?" Te gen een ander: „Attendez, je vais vous changer de place". Ze heeft ge zien dat het bovenste bed voor hem bezwaariyk was. Ze heeft gezien dat het bovenste bed voor hem bezwaariyk is. Een jonge Al gerijn die voor het eerst komt houdt een bebloede zakdoek om een gewonde vinger. „Ik heb geen bed meer voor u vandaag, zegt ze, maar u kunt als u wilt op de grond slapen; als u uw vinger even wilt wassen zal ik hem verbinden. Ze heeft intussen de papieren al In gezien van de Joegoslaaf die zy by zich draagt in een oude krant, mls- METZ TOONT U DE VOUEDICE COLLECTIE NIEUWE BINNENWEG 164-168-170-172 NIEUWE BINNENWEG l-NIEUWE BINNENWEG 22 EEN EEUW PANDER; Een huiskamer zoals Pander die in 1875 voor Miebetje en Pieter inrichtte. et lqkt een sterk verhaal, maar de directie van het bedrijf ver zekert, dat het waar is. Wan neer Pander opruiming houdt, moeten de verkochte stukken snel de deur uit en daar komen dan wel eens andere bestelauto's aan te pas dan die van de eigen zaak. Niet zelden krügt men dan (in Den Haag) klachten van kopers, die er een aanmerking op ma ken, dat de meubelen niet thuis be zorgd zqn in eer wagen van de firma zelf. Een auto van Pander voor de deur biykt een geliefd status-symbool te zyn De naam van dit bedryf wekt echter niet alleen gedachten van „pryzig" en „degelijk"; voor velen is ze ook geas socieerd met het beeld van de zoge naamd klassieke woninginrichting. In feite heeft de zaak echter twee gezich ten: ze verkoopt niet alleen „klassie ke" en „tydloze" meubelen, doch ook z-er veel modem meubilair. By de op komst van de nieuwe binnenhuiskunst in de jaren '30 heeft Pander gewerkt met binnenhuisarchitecten als Wouda, Bromberg en Semey. Thans presenteert het huis werk van vele moderne ont werpers: Mies v. d. Rohe, Bertoya, Flo rence Knoil, Saarinen, Ame Jacobson, Finn Juhl. Fritz Hansen, Hans Wegner, Pierre Paulin en Kho Liang Ie. Het bedrijf van Pander viert deze maand zyn eeuwfeest. Op 1 februari 1863 werd door de negentienjarige Hen drik Pander de grondslag gelegd. Hen drik was de zoon van een koopman- schipper Klaas Pander uit Blokzyi, die, biezen matten, in die streek gevlochten door vissers, met zün zeilschuit „De Vrouw Geertje" naar Holland bracht. In het midden van de vorige eeuw ves tigde hy zich in Den Haag. Zijn zoon, die in 1863 te Gouda een eigen zaak in tapijten en matten was begonnen, bracht dit bedrijfje over naar het pand van zqn vader toen deze een rustend leven ging leiden. De handel ontwikkelde zich gunstig, vooral toen de zaak werd overgeplaatst naar de Wagenstraat in Den Haag, waar in de loop der jaren verscheidene uitbreidingen volgden. Pander ging gor- dynen, dekens, linoleum (op een oude tekening ziet men hoe op het plaveisel in de open lucht linoleum werd uitge sneden dat kon toen nog op de straat!) en tenslotte ook meubelen ver kopen. In 1887 werd een eigen meubel fabriek opgericht. In datzelfde jaar werd het van 1885 daterende filiaal te Amsterdam overgeplaatst van de Re- guliersbreestraat naar het toenmalige hotel „De Keizerskroon" in de Kalver- straat. Pander had inmiddels een naam van betekenis gekregen. Koning Willem III bracht meermalen een bezoek aan de zaak: na hem zyn koningin Wilhelmina, prinses Juliana en prinses Beatrix ge volgd. In 1889 werd de handelsven nootschap onder firma H. Pander en Zonen opgericht. In 1915 werd begon nen met een filiaal in Rotterdam. Een interessante episode in de ge schiedenis van het bedrijf vormen de i'aren 1924-1934, toen men zich bezig leeft gehouden met het bouwen van sportvliegtuigen. De ervaring in fijn- houtbewerking bleek hiervoor een goe de grondslag te zyn. In 1933 werd naar de plannen van constructeur T. E. Slot een snel meer-motorig postvliegtuig ge bouwd: de „Postjager". Menigeen zal zich npg de namen herinneren van de piloten van de eerste snelpostvlucht naar Indië: Geyssendorffer en Asjes. Het toestel vond in 1934 op noodlottige wqze te Allahabad zqn einde tydens de fameuze Melbourne-race. Na dit onge luk heeft de N.V. haar vliegtuigfabri- cage stop gezet. In diezelfde tqd is het bedryf zich gaan toeleggen op de inrichting van schepen. In de lqst van schepen, waar Pander aan gewerkt heeft, treft men vele klinkende namen aan: Springfon tein, Simon Bolivar, Bloemfontein, Oranje, Johan van Óldenbameveldt, Statendam, Nieuw Amsterdam, Rotter dam, Willem Ruys, enz. Nog veel langer is de reeks van openbare gebouwen, banken en kan toren, hotels, theaters en winkels, die geheel of gedeeltelijk door Pander zyn ingericht. Met enkele namen kan een idee gegeven worden van de plaats, die het bedrqf op dit gebied inneemt: Paleis Coestdijk, Vredespaleis, Eer ste en Tweede Kamer, stadhuizen in Rotterdam en Den Haag, Hoge Ve- luwe, Amsterdamse, Rotterdamse en Nederlandse Bank, B.P.M., K.L.M., R.A.I., Van Nolle, Unilever, Peek en Cloppenburg, V en D., Gerzon, Jaar beurs, de la Paix, Formosa, Palacs, Treslong, Carlton, Terminus, Krasna- Eolsky, Doelen, Polen, Hilton, Rem- randt, City en De Witte. Men ont> moet Pander op wel zeer vele plaat sen. In 1952 werd een filiaal in Eindhoven geopend, in 1959 kreeg Rotterdam een modern pand aan de Coolsingel. Er kwam een nieuwe meubelfabriek ta Leidschendam en er vond een gedeel- telqke fusie plaats met het Mesker- concern. De direotie, die het Nederland se publiek als zeer kritisch bq zyn wo ninginrichting beschouwt, wil alle stro mingen en mogelqkheden van de meu- belibranche onder haar dak blqven vere nigen. Zq streeft er ook naar een inte rieur te bieden „voor elke beurs". Tot troost van degenen, die door dit stre ven het status-symbool van de be stelauto-met de goede, oude naam voor hun huisdeur bedreigd zien, zy vermeld, dat men niet ontkent, dat er bq een deel van het publiek toch wel een zekere drempelvrees bestaat om bq Pander binnen te gaan.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 9