sociologisch doorgelichte kelner
at gebukt onder lage status
Buigend rondlopen
terwijl an
lekker eten
Claude Nougaro vindt zijn
eigen (Franse) stijl
MIK EN MAK'
OP DE PLAAT
RITA REYS ZINGT EN
COMES BACK?
Maria en Sarah
0
Corry Brokken
„The world of Tsai Chin"
MUZIEK
PATACHOU GAF HEM EEN KANS
ZATERDAG 16 FEBRUARI 1963
PAGINA 13
\J geen enxele restaurantbezoeker,
h( telgast of kroegloper '.n Nederland
y.c'eft de kelner meer een geheimzin-
s'echr te z^n' naar wiens ^dachten men
„Dip ^an raden. Sinds de verschijning van
ke]tlneT1 a's beroep", waarin dr. L. Mok de
bot if soc*°'°Sisch en psychologisch tot het
oef doorgelicht, heeft deze beroepsbe-
Wü naar 'ets gekregen van een „open boek".
sta Weten nu wat „dé kelner" zo die be-
2jjn denkt over zijn beroep, zijn status,
geiClgasten, zijn oberkelner, het bedienings-
boei f werk laat zich soms lezen als een
(i e ende roman, vooral daar waar de kelner
zijn n gemakkelijk prater") onverbloemd
ttief rnen'ngen geeft of waar de schrijver zelf
k°tnt Verrassende conclusies of uitspraken
99
voor
kinderen
Het meest komische liedje is zeker
„School in Cheltenham". Het meest ty
R I
Mok heeft zich benaald niet tevreden
°nne-n ?J.Jouter wetenschappelijke en theoretische
0f)k jj.p «ti heeft de studie grondig aangepakt en
JJhOr zpi?se'Öke en levendige indrukken opgedaan
perken een. 'aar lRng in het horecabedrijf te gaan
11hflerd» iZb" collega's gned te kunnen observeren;
1'Phtte^U kelners en serveersters heeft hii daarna
TOe bu„ geïnterviewd en bovendien heeft hij tal-
''isehi nlanhse en binnenlandse nublikaties (zeer
p„' geraadpleegd. Zi.in eerste Hor ca-werkkring
artiv^root hotel in Zuid-Frankrijk, zo blijkt uit
jtosrid 'Kel over zijn ..participatie", dat hij vooraf-
PUbjjc aan zijn boek in een vaktijdschrift heeft ge-
v?eRen Daar haalde hij zich al gauw het onse-
*11, 'van. de maitre d'hötel op de hals doordat
^eitiio- h« het noemt, ,,te veel observeerde en te
Participeerde." Ook in Nederland heeft de
"etn jJr jn diverse bedrijven gewerkt, waarbij het
„tnan "O.eilijk viel altijd maar ziln vermomming als
hdha 'n de horeca carrière wildr maken" te
'eh tpp °n' vooral. zo schrijft hij, na weken achter-
Per fingen alle voorschriften in twaalf a dertien uur
gewerkt te hebben. Het werd dan te ver-
San e"h het toneelspel te blijven spelen en het gaf
hgen ."Psychische verlichting" zijn ware bedoe-
hekend te maken.
ren e interviews van de kelners en serveersters wa-
bopi,Zeer uitvoerig, dat blijkt wel uit de in het
datl opgenomen vragenlijst, waarin niet minder
tv,verschillende onderwernen worden aanee-
r°erd yet-scli i lien do onderwerpen worden aange-
deN'e- a"PPn W1'de l^ok hij voorbeeld weten
bt
hiaap e.ZPn' wat N vond van het beloningssysteem,
wat j 8"een wue i
voo ae schoonvader van de ondervraagde kelner
Za» v, er°ep had. welk vak hij graag zijn kinderen
h,* «teze -
^at °°k °f hjj tevreden was over zijn vakbond,
dat 111811 'n zUn vrUe tUd deed en hoe hH dacht
2Un werk bij het publiek staat aangeschreven.
^6stppK°k heeft in zijn studie bijzondere aandacht
hitig J1 ®an de heroepsbinding en de beroepsvoldoe-
?o\j Nan de kelner, twee begrippen waarvan men
kitigpphken dat zo parallel zouden lopen. Onderzoe-
8 hebben echter anders geleerd. Vrijwel alle
doen ^ken namelijk hun werk met veel plezier
KlnS" terwijl daarentegen hun „beroepsvoidoe-
ai' Wat een veel wijdere strekking heeft, over
hfVfedi slecht is: slechts 42 procent blijkt een
jheSr .Sendo beroepsvoldoening te hebben, onder
uiting komende in de wens dat de kinde-
r°ePsvniaander vak zullen kiezen. Deze geringe be
at" tot nin& is voor een groot deel terug te voe-
p 8etneBeen statuskwestie. De kelner vindt over het
ïï1 hij ~n hat het publiek zijn beroep laag waardeert
a s be, at daaronder zwaar gebukt. Dit is nauvve-
v"hzien aemdend orudat voor vrijwel iedereen het
Zit" erni at de buitenwacht voor zijn beroep heeft
f"h ber ent helang is. Men weet dat, wanneer men
Jpeft, tp°®P zegt tegen de agent die een bekeuring
®an«t n de nieuwe kennis op de receptie, tegen
a!ePUat »"nde schoonfamilie, men hiermee direct
V Van j wordt. De wederpartij meent hieraan
0n°r eni eerste gegevens in handen te hebben
i£rde v „houvast" en wellicht voor een (voor)-
de .orming over de ander. ,,Ik woon in een
°uurt maar de mensen daar zeggen: een
kelner hoort niet hier te wonen," zo klaagt een on
dervraagde. Een ander vertelt dat toen hij zijn kind
ging opgeven voor de kleuterschool, en 'dj zijn be
roep moest noemen, de juffrouw bedenkelijk keek
bij het horen van kelner". Bij de lagere school
fronste het schoolhoofd zijn voorhoofd en nu ziin
zoon de universiteit bezoekt heeft de kelner deze er
gernis opgelost door als beroep op te geven: „Ac
countant".
Bijna veertig procent van de kelners zou volgens
de onderzoekingen een ander vak kiezen wanneer
men opnieuw moest beginnen. Zij zijn het vooral die
de schaduwzijden zwaar laten negen. Zij ervaren de
essentie van hun beroep, de ontmoeting met de gas
ten. als een gevoel van slaafsheid en afhankelijk
heid. Een gevoel dat versterkt wordt wanneer gas
ten met de vingers knippen, in de handen klappen
of op het asbakje tikken om de aandacht van de
kelner te trekken. „Signalen van distantie" wor
den deze in het boek wel heel typerend genoemd.
Sommige kelners ondergaan hun beroep als een
martelaarschap. Een Verklaarde niet zonder drama
tiek: „Je loopt buigend rond en anderen zitten lek
ker te eten."
Ook zit veel kelners de vluchtigheid van het werk
dwars. „Iemand die iets maakt, zoals een meubel
maker, is beter af." De meeste kelners echter van
de meer dan tienduizend die er in Nederland zijn
ervaren hun werk, en met name het contact met
de gasten, als iets positiefs. Veel kelners vinden het
een sport mensen te „schatten": ,,Ik heb alle men
sen en mensentypes in mijn zak," zegt een oudere
hotelportier. Vele kelners vinden zich trouwens „een
groot psycholoog". Velen voelen zich „in het volle
leven, een avonturier". Sommige kelners proberen
een persoonlijk tintje te geven aan het contact met
de gast (het woord „klant" is in verschillende ho
recabedrijven verboden). De kelner probeert dan als
het ware met de gast mee te eten en te drinken. „De
gast laten eten en drinken waar je zelf trek in hebt,
dat is de kunst." De kelner heeft behoefte „iemand"
te zijn. Praten met de gast is een rechtvaardiging van
zijn aanwezigheid en wanneer het gesprek iets die
per gaat is dat het bewijs dat hij meetelt. Om dit
te bereiken kan de kelner soms zelfs opdringerig
worden. In het gesprek voelt de kelner zich in zijn
element, daarin voelt hij zich een meester, mits het
oppervlakkig blijft en in de gevoelssfeer.
De kelner vindt het prettig „hoge" gasten te
bedienen. Zij vinden dan dat zij zelf ook in aan
zien stijgen wat, in het sociologisch jargon, een
„afgeleide statusverhoging" heet. Men bedient ook
om andere reden liever een jonkheer dan de ge
wone man, want, zo verklaart een kelner, „hoe
lager de gasten, des te meer wij als vuil worden
fezien." Wanneer de kelner zich inderdaad door
e houding van zijn gast vernederd voelt, dan is
het hem een goede gedachte, dat het „ogenblik
van de revanche", zoals het eens door een kelner
genoemd is, niet ver af is: de afrekening. Meestal
voelt de kelner zich dan huizenhoog boven de gast
uitstijgen, die duidelijk in verwarring is en onze
ker zjjn geld te voorschijn haalt: hij weet niet
welke juiste geldelijke tegenprestatie hij moet ge
ven voor de verleende diensten, anders gezegd:
hij aarzelt of hij boven het bedieningsgeld nog
fooi zal geven en hoeveel. Deze onzekerheid tracht
hjj te maskeren, zo zegt dr. Mok, ook al weet
hij dat de kelner hem „door" heeft.
Deze fooi, sinds 1951 officieel verdwenen en ver
vangen door het bedieningsgeld, maar opgevolgd
door de „overtip", is een zeer gevoelige zaak. Te
weinig of geen fooi wekt de wrevel van de kelner,
te veel wordt dankbaar aanvaard, maar wekt de
minachting van de kelner („Hij weet niet hoe het
hoort"). Niet alleen de kelner anno 1963 voelt zich
tijdelijk meester van de situatie op het ogenblik van
de betaling. In 1899 schreef een kelner ai in zijn
vakblad: „Wh krijgen geen rooden duit uit liefde,
maar wat wij krijgen, krijgen wjj uit vrees. Hoe
banger de gast is, des te meer geeft hij."
In het Horecabedrijf wordt veel gesproken over
het systeem van het bedieningsgeld. Nog steeds
immers krijgt de kelner officieel van zijn baas
slechts èén (1) gulden per week. De rest moet
van de bedieningsgeldcn en eventuele „overtip" ko
men. Soms verdient hij zijn eigen bedieningsgeld,
soms gaat het eerst in een gemeenschappelijke
pot, de „tronk" (letterlijk: offerblok of armenpot)
en wordt het later verdeeld. Uit onderzoekingen
van dr. Mok is gebleken dat verreweg de meeste kel
ners liever een vaste beloning zouden hebben. De
tegenstanders hiervan vinden dat het „avontuur
lijke" dan uit het vak zou verdwijnen en dat men
z\jn zelfstandigheid zou prijs geven. Veel kelners
beschouwen hun „wijk" als een soort eigen zaakje.
Anderzijds is er veel bitterheid over het huidige
beloningssysteem. „Je bent een gegalonneerde be
delaar zo wist een kelner het te zeggen.
Interessnnte aspecten worden in het boek ook ge
opend over de arbeidsverhoudingen binnen het be
drijf. Er wordt gesproken over de voortdurende
Mih
strijd tussen „zwart en wit", de kelners die de
gast het bestelde zo spoedig mogelijk wil voorzet
ten, en (le koks, die hun tijd nodig hebben een
goed stuk af te leveren Onderzoekingen hebben
uitgewezen dat rechtstreeks contact tussen „zwart
en wit" beter vermeden kan worden. Bestellingen
kunnen dan ook het best de keuken schriftelijk be
reiken.
Veel wordt ook gezegd over wat de kelner vindt
van zhn directe chef. de oberkelner. Het is wel
duidelijk: de kelner mag hem niet en hij heeft
weinig respect voor hem. Zjjn aversie tegen dit
hoofd van de „verticale brigade" komt voorname
lijk voort uit de omstandigheid dat de ober mee
deelt uit de pot van het bedieningsgeld. De kelner
vindt het onverteerbaar dat zijn chef niet door de
atroon, maar door hemzelf wordt betaald. Daar
omt nog bij, dat hij weinig dunk heeft van de
ober en dat hij vihdt dat de ober weinig bij
draagt tot verlichting van het werk. „Hij staat mooi
weer te spelen, terwill jij je rot werkt", zegt een
kelner. De kelner ziet zhn chef als niet noodzake
lijk en als een economisch gevaar. Hij heeft er
dan ook meestal een hekel aan de ober te moeten
bedienen, wat gebeurt nadat de gasten zijn vertrok
ken, Als privilege mag de ober dan nog vaak eten
in dezelfde ruimte als waar de gasten de lunch
of het diner gebruiken. Dr. Mok zelf is tot de
conclusie gekomen, dat een „zaalchef", die door
de patroon wordt betaald, de hiërarchische verhou
dingen zeer ten goede zou komen.
Dr. Mok pleit overigens in zijn boek voor meer
veranderingen in de Horeca, die volgens hem no
dig zijn wil deze bedrijfstak z(jn belangrijke taak
in het maatschappelijk leven blijven vervullen.
En men kan bepaald niet zeggen dat hjj licht
vaardig oordeelt. Niets liet hh ononderzocht en
niet alleen wilde hjj een sociologische les, maar
zelfs ook een anatomische les uit zijn studie trek
ken. Waarom informeerde hij anders bij iedere
kelner zo belangstellend naar mogelijke klachten
■vver lever en (plat)voeten?
P. VAN DER EIJK
Er zijn een aantal
namen in de wereld
van het Franse
chanson, waarmee
de liefhebber zo vertrouwd is geraakt,
dat hjj de nieuwe er bijna door over
het hoofd zou zien.
De hoofdelijkheid gebiedt ons, hoe
dan ook, Patachou's nieuwe Philips 45
toerenplaatje (Medium 432.745 BE)
eerst te noemen voordat wij de aan
dacht vestigen op het chanson van
Claude Nougaro, die een nieuwe chan
son-stijl op een stevige jazz-basis Iaat
horen. Patachou Is onveranderlijk, zif
heeft haar stijl gevonden. Dat blijkt op
nieuw In chansons als „Le train pour
Venise", een ballade-achtig liedje, met
een beetje weemoed en een tikkeltje
„l'amour" gezongen. De liefde komt
emotioneler om de hoek kijken in „Ca
je te le dois", een chanson dat tot haar
beste van de laatste tijd behoort. Pata
chou is een begrip! Niettemin geeft zij
kennelijk jongere talenten een kans.
Ze heeft het goed gezien en gehoord
by de jonge zanger Claude Nougaro.
die van haar twee jaar lang de gele
genheid kreeg podiumervaring op te
doen in haar kleine cabaret.
Deze dynamische Parilzenaar van ne
gentwintig jaar stamt uit een muzikale
familie. Zjjn vader was bariton aan de
opera. Zijn zoon, opgegroeid in de sfeer
van het Bei Canto, had echter hele
maal geen zin de klassieke traditie van
zrjn muzikale familie voort te zetten.
Claude Nougaro is korte tijd journalist
geweest, maar hij wilde zich toch op
een andere manier uiten. Hij kwam er
achter dat de muziek hem dieper in
liet. bloed zat dan hij aanvankelijk
meende en hij begon chansons te schrij
ven. Dit deed hij lange tijd voor Phi
lippe Clay, Colette Renard en Marcel
Amont. Nougaro zette de volgende stap
d(X>r zelf te gaan zingen. Jaren zocht
hjj naar een eigen stijlbij Patachou
kreeg hij de kans de reacties van het
publiek op zijn chansons te toetsen.
Philips is nu met een 33 toerenplaat
van hem uitgekomen, waarop Nougaro
met Michel Legrand en diens ensemble
acht van zjjn liedjes zingt. Zo kan men
luisteren naar zjjn inmiddels door de
televisie bekend geworden „Le Cinema",
de droom van een fantasierijk en ver
liefd man, die fantaseert dat hjj de re
gisseur is van een film waarin zjjn ge
liefde optreedt. Hij kan oo'- een beetje
bitter zijn zoals in „Une petit fille",
het verhaal over een jong paar, dat
alles verloren heeft, misschien ook het
belangrijkste: de liefde. Michel Le
grand, bekend jazzpianist, schreef de
muziek bij de meeste chansons. De
eigen stijl zoals die blijkt uit „Le rouge
et le noir" en „Le paradis" is vooral
te karakteriseren door het „basement"
van een haast ongedwongen ritmische
groep met daar boven het vrije mee
slepende van de merkwaardig licht-
warme stem van Nougaro. (Philips B
76 559 R). Hoe heel anders is dan het
optreden van Alain Nancey, de Frans
man, die nu zijn eerste platen in de
Duitse taal liet opnemen (Amadeo
AVRS 21252 en 21242). Nancey heeft
als kind gezongen bij de „Petits chan
teurs k la Croix" en studeerde later
viool aan het Conservatoire de Paris.
In rustige foxtrot-maat zingt hij nu in
het Duits: „Chérie, wie war es mit
einem Bummel" of „Au revoir, komm
bald wieder", en ook „Ich lieb' die Bül
cher der Sagan". Duits met een Frans
accent. Alain Nancey is wei bij de tijd.
CLAUDE NOUGARO
iiiiitiillliilliilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiliiltiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiik
Tegen het Phl-
Iipsplaatje, waar
van de hoes ver
sierd is met de
snuiten van Mik
(Donald Jones) en
Mak (Ger Smit)
moeten wij ernstig
waarschuwen. Als
het uw kinderen in
handen valt, dreigt uw gezin en uw
pick-up een ramp. Dan is het Mik van
's morgens vroeg tot 's avonds laat en
dat is zelfs voor het optreden van twee
beroemde kinder-TV-sterren te veel.
Wees dus voorzichtig. Sluit de platen-
koffer af, maar trakteer ze wel af en
toe op het ,,Miik-Mak"-lied waaraan
ook Magda Janssens en de Schellebellen
onder leiding van Paula van Alphen
meewerken. Het is een sympathiek stel
en misschien wordt u zelf ook wel ver
tederd als ze het even charmante als
onzinnige „Lang leve alle oma's" zingen.
HHH
r|
ERita Reys wordt
steeds commer
pjpgWjn^gg^J elerRita Reys
rfiBW heeft de „klasse"
enkele jaren gele-
H| den verloren.De
met goede jazzmu
ziek van eigen bodem karig bedeelde
Hollander heeft al gauw zijn oordeel
klaar Het is daarom zo plezierig dat
Philips op 12 oktober 1961 in de Singer
Concertzaal te Laren N.H. een opname
maakte van een concert dat het trio
Pim Jacobs gaf met medewerking van
de befaamde slagwerker Kenny Clarke,
wiens naam voor de jazz-liefhebbers
niet nader geïntroduceerd behoeft te
worden. Rita Reys bracht tijdens dit
concert (dat op Philips 433 139 PE is
uitgekomen) enkele heerlijke stukken
uit> het moderne jazz-idioom ten ge
hore. Eén daarvan was de weemoedige,
door tenor-saxofonist Benny Golson ge
componeerde ballade „1 remember Clif
ford", een muzikaal „in memoriam" voor
de op jonge leeftijd tengevolge van
een auto-ongeluk overleden trompet
tist Clifford Brown. Of het door de aan
wezigheid van een zo groot musicus als
Kenny Clarke komt, of wellicht door ten
bijzondere gedisponeerdheid weten wij
niet, maar Rita zingt dit ontroerende
werk fantastisch. Zij zingt dit lied als
in haar beste jaren: geladen, geïnspi
reerd, bewogen. Haar improvisaties zijn
sober, en verrassend. Verrassend mooi
vooral. Het blijft een feit dat Rita met
name in de langzame, gedragen stukken
op haar best is. We geloven niets te veel
te zeggen als wij beweren dat Rita in
„1 remember Clifford" een triomfante
lijke come-back heeft gemaakt. De
combo van Pim Jacobs met een zich
„inhoudende" Kenny Clarke is eveneens
uitstekend op dreef. Van het vaak wat
vlakke spel van pianist-leider Pim Ja
cobs is gelukkig niets te merken. In
„Can't we be friends" musiceren Rit a's
side-men zelfs bijzonder geïnspireerd.
p „Roulette" (RL 21. 1 58- single)
zingt Sarah Vaughan een tweetal
buitengewoon mooie songs. Het
eerste „Maria" uit de West
Side Story interpreteert z(j op haar
eigen, wat speelse manier. Haar im
ponerend stern-bereik etaleert zjj voor
al in „You're mine you", de bekendé
classic van Heyman en Green Een or
kest onder leiding van Quincy Jones
begeleidt haar voortreffelijk. Nog altijd
bewijst Sarah Vaughan samen met Ella
Fitzgerald tot de grootste jazzzange
ressen ter wereld te behoren.
eiiiiniiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiii
Na de opname van
„The Ding Dong
Song" is het Chine
se sterretje Tsai
Chin in de wereld
der lichte muze geen
onbekende meer.
Haar nieuwste LP
„The world of Tsai
Chin" (DECCA LK 4501) is een ple
zierige verrassing geworden. Tsai Chin
is de dochter van een groot Chinees
acteur. Zij heeft in het Londense Bat-
tersea het vak geleerd. Haar uitspraak
van het Engels is perfect en haar muzi
kale voordracht innemend en boeiend in
vrijwel elk nummer van deze hartver-
overende plaat. De manier waarop zij
overbekende refreintjes als „Buttons
and botes" en I'd 've baked a cake"
toch nog acceptabel weet te maken,
blijft een prestatie van formaat. Maar er
zijn toch nog andere, heel wat aardiger
liedjes. In haar moedertaal zingt Tsai
Chin „Woa Yaw Nee", een ontroerend
melodietje, door het orkest van Harry
Robinson van een stemmige begeleiding
voorzien. Vooral in dit liedje bewijst zij
naar grote klasse.
perende versje: „Butterfly", een ge
dichtje dat precies vijftig seconden duurt,
en handelt over een meisje dat niet
meer weet of zij een vlinder is die van
een meisje droomt, of een meisje dat
van een vlinder droomt. De stem van
Tsai Chin straalt eenvoud en helderheid,
warmte en charme uit. Het is een heer
lijke plaat geworden, die wat ons be
treft vijf sterren waard is.
Het succes bij het „tiener-publiek"
heeft „The Shadows", de vaste bege
leiders van de Engelse zanger Cliff
Richard, geen windeieren gelegd. Met
de fel ritmische muziek van hun elek
trische gitaren veroverden zij de pla-
tenmarkt. Zjj gaven hun nummers een
zo sterk intrigrerend accent, dat vele
jeugdige muzikanten zich ertoe aange
trokken voelden. Ook een Haagse com
bo zoekt sinds het vorig jaar zjjn weg
in dit genre. Toch willen wij het niet
direct imitatie noemen wat Willy en
His Giants (Gido. Nicky en Walter) op
de plaat „Ajoen, Ajoen" (Artone Dr
25.163) hebben vastgelegd. Op voor- en
achterkant („Huckleberry Beat") Jagen
zij wel op dezelfde effecten als The
Shadows, maar er is moeite voor ge
daan een eigen styi te vinden.
Een orkest onder leiding van Bert
Paige begeleidt Corry Brokken bj|
haar nieuwe uitstapje van d«
show- naar de platen wereld. Het
is een doordacht uitstapje geworden
Haar stem heeft aan persoonHjkhei/.
gewonnen en dat blijkt het duidelijkst
in de vertolking van Aznavours „Mijn
ideaal" en „Fiesta Brasiliana Zvj
laat zich geen ogenblik verdringen door
de schetterende muziek; daarvoor be
zit haar stem een te groot volume.
Dat zij daarbij niet de grenzen te bui
ten gaat en de verleiding weerstaat een
ongevoelige „crooner" te worden,
dankt zij ongetwijfeld aan haar scho
ling in de revue. Het is een evenwich
tig EP-tje geworden, in alle opzichten.
De puntige Nederlandse tekst van
de titelsong „Mijn ideaal" (Philips 433
153 PE) draagt daar in niet geringe
mate toe by. Uit de toon valt slechts
„Het telegram", maar het tweede num
mer op de achterkant „Bt) deze tango
wordt alles donker" telt daarentegen
weer volkomen mee.