Kleurige, zwierige geschiedschrijving
Henri Bergson en de dwaling van r j
het offensief tot elke prijs99 jï|L lik y
„Mystique
d'Alsace"
Brug over de Sont tusseH
Zweden en Denemarken
VRIJDAG 22 FEBRUARI 1963
PAGINA^,
De mensheid leeft op het
ogenblik in een periode,
waarin de gevolgtrekkin
gen van na de Tweede Wereldoor
log alweer bezig zijn te verbleken.
Is het dan nu nog mogelijk be
langstelling te wekken voor de
Eerste? Kan men ons boeien met
de beschrijving van gebeurtenis
sen, waarover alle hoofdpersonen
ministers met bakkebaarden,
generaals met snorren, ambassa
deurs op bottines en admiraals
met bepluimde steken het hun
ne al gezegd hebben, en die zijn
vastgelegd in boeken, waarop het
stof van de decaden zich heeft
neergelegd? Ja, dat kan. Sterker
nog, het is al gebeurd. Een Ame
rikaanse, Barbara W. Tuchman,
heeft een relaas vervaardigd over
het ontstaan en het begin van de
Eerste Wereldoorlog. Zij vat haar
werk samen onder de titel
„August 1914" (Constable, Lon
den. Een Nederlandse vertaling is
onder de titel „De Kanonnen van
Augustus" verschenen bij H. J.
Paris te Amsterdam). En het is
een bewonderenswaardig boek ge
worden. Mevrouw Tuchmans
denkbeeld, een betrekkelijk klein
tydsbestek uit zijn historisch ver
band te lichten en dat afzonder
lijk onder de loupe te leggen, is
niet oorspronkelijk. Zij ziet zich
ook enkele malen gedwongen de
grenzen, die zij zelf heeft getrok
ken, te overschrijden. Zij moet
zich verontschuldigen voor het
feit, dat zij Oostenrijk-Hongarije,
Servië en de gebeurtenissen die
zich in dat deel van Europa af
speelden, heeft weggelaten. Maar
wat er overblijft, is zo spranke
lend van leven en zo vrij van rou
tine, dat er weer enige hoop daagt
voor degenen, die de geschied
schrijving het liefst zien als een
branche van de literatuur.
Barbara Tuchman laat augustus 1914 herleven
ueneraai üoecnomnnov en officieren van zijn stay.
Een enkel voorbeeld. By de verove
ring van België en Noord-Frankryk in
auguatui 1914 werd een voorname plaats
ingenomen door het plan-Von Schlief
fen. Niet alleen legt Barbara Tuchman
uit, wat dat plan precies inhield, xij
tekent ook, in een paar zinnen, een
beeld van de man, die het ontworpen
heeft. Zij onderscheidt twee soorten
Pruisische officieren; die met een stie-
renek en die met een wespetaille
Alfred graaf Von Schlieffen behoorde
tot de tweede categorie. Van 1891 tol
1908 was hy chef van de Duitse gene
rale staf. Hij droeg een monocle en was
koel en hooghartig in de omgang. En
zo bezeten was hy van zyn militaire
vak, dat hy eens. toen zijn adjudant
hem aan het eind van een nachtelijke
oefening te paard in Oost-Pruisen wees
op de schoonheid van de rivier de
Fregel, die lag te blinken in het licht
van de opgaande zon, een snelle blik
opzy wierp en antwoordde: „Een onbe-
langrijke hindernis". Zo wordt Von
Schlieffen van een naam in een boekje
tot een voor ons levende excentriek.
„August 1914" wemelt van dergelijke
korte typeringen. In de beschrijving
van de begrafenis van koning Eduard
VII van Engeland, waarmee het boek
begint, stuiten wij b.v. op koning Fer
dinand van Bulgarije, die, met een zij
den tulband op, in de cortège rijdt. Hij
ergerde zijn mede-souvereinen, schrijft
Barbara Tuchman, door zichzelf „Tsaar"
te noemen en doordat hij in zijn gar
derobe het complete galakostuum mee
voerde van een Byzantijns keizer. Hij
had het geval op de kop getikt bij een
firma in toneelkostuums en hij hield
het in reserve voor de dag, waarop hij
alle vroeger Byzantijnse gebieden on
der zijn scepter zou hebben herenigd.
Een kleurrijke figuur was ook prins
Danilo van Montenegro, „een vriende
lijke, uiterst knappe jongeman met
voortreffelijke manieren", die meer dan
alleen de naam gemeen had met de
minnaar van het Vrolijke Weeuwtje.
Tot grote ontsteltenis van de Britse
functionarissen was hij de avond te
voren gearriveerd in gezelschap van
een „charmante jonge dame", die hij
voorstelde als een hofdame van zijn
echtgenote, naar Londen gekomen om
enkele inkopen te doen.
De vakkundige belangstelling wordt
beschreven, die keizer Wilhelm aan de
dag legde voor de manier, waarop
Eduard was opgebaard. Hij was diep
onder de indruk en nog jaren later was
hij in staat allerlei détails te vertellen
van deze scène tegen die „prachtige
middeleeuwse achtergrond".
Een enkel zinnetje, dat Lord Esher
na de begrafenis in zijn dagboek
schreef, geeft de betekenis aan van
dit openingshoofdstuk; „Nooit is er
zoveel tegelijk ontbonden. Alle oude
boeien, die de vaarroute van onze
levens hebben gemarkeerd, schijnen
te zijn weggeslagen".
Het uitbreken van de Eerste Wereld
oorlog was eigenlijk het vertraagde
einde van de negentiende eeuw.
Het probleem, waar Duitsland voor
stond, was, dat het, om Frankrijk snel
te kunnen verslaan, zoveel divisies no
dig had aan het westelijk front, dat
Oost-Pruisen, bakermat van het Jun-
kerdom en van de Hohenzollerns, vrij
viel onbeschermd bleef. Maar Frederik
de Grote had destijds zelf gezegd: „Het
is beter een provincie te verliezen dan
de strijdkrachten te versnipperen, waar
nee men tracht te overwinnen". En
niets, zo voegt Barbara Tuchman daar
aan toe, is zo verkwikkend voor de
militaire ziel als de uitspraak van een
grote, maar dode generaal.
Von Schlieffen liet zich inspireren
door een generaal, die nog veel langer
dood was, namelijk door Hannibal. De
dubbele omsingeling van Cannae zou
hij maar al te graag hebben toegepast
op Frankrijk. Maar aangezien hij te
weinig divisies bezat om beide vleugels
sterk genoeg te maken, koos hij voor de
rechtervleugel. Die moest krachtig ge
noeg worden om de Fransen tot voorbij
Rijssel te omsingelen. „Laat de laatste
man op de rechtervleugel met zijn
mouw langs het Kanaal vegen", zo
luidde zijn opdracht.
Dat hij daarbij de neutraliteit van
België zou moeten schenden, deerde
hem niet in het minst. Een ganse reeks
geschiedkundigen en wijsgeren had het
Duitse volk rijp gemaakt voor de arro
gantie: Fichte, Hegel, Nietzsohe en
Treitschke. Von Schlieffen was er bo
vendien van overtuigd, dat de Belgen
niet zouden vechten. Zij zouden het wel
bij een protest laten. En tenslotte: de
Belgische neutraliteit moest, hoe - dan
ook, toch geschonden worden. Als de
een het niet deed, dan de ander wel.
„Wie er het eerst binnenvalt, Brussel
bezet en een oorlogsschatting oplegt
van zo'n miljard francs, heeft een be
slissende voorsprong".
In het buitenland werd deze Duitse
zienswyze niet overal onderkend. Toen
Leopold II van de Keizer zelf vernam,
dat deze ieder land als zyn vijand zou
beschouwen, dat zich niet aan de zyde
van het Ryk schaarde, en dat hy zich
ten aanzien van België slechts zou la
ten leiden door „strategische overwe
gingen", was de Belgische vorst zo ont
hutst, dat hy op de terugweg naar het
Berlijnse station zyn helm achterste
voren op had.
Von Schlieffen was een stoutmoedig
gokker, maar hij stierf in 1913, op tach
tigjarige leeftijd. Zijn opvolger, de
zwaarmoedige generaal Von Moltke,
was van mening, dat men de stout
moedigheid ook kon overdrijven. De
nieuwe stafchef werd geteisterd door
een zwakke gezondheid die nog werd
verergerd door zijngewoonte regel
matig van zijn paard te vallen. Boven
dien leed hij onder de herinnering aan
zijn grote oom, de held van 1870. Toen
de Keizer hem over zijn benoeming
polste, informeerde hij neerslachtig, of
Zijne Majesteit soms verwachtte twee
maal de hoofdprijs te winnen in de
zelfde loterij. De uitdrukking van diep
verdriet, die voortdurend op zijn ge
laat rustte, bracht de Keizer ertoe hem
„der traurige Julius" te noemen, of
schoon 's mans voornaam Helmuth was.
Deze jongere Von Moltke nu versterkte
de Duitse linkervleugel, ten koste van
de rechtervleugel.
Een van de grootste verdiensten van
het boek van Barbara Tuchman
is, dat zij als het ware de inten
siteit voelbaar maakt van het
patriotisme en nationalisme, die de
landen van Europa destijds bezielden
(en sommige grijsaards, wier karakter
destijds is gevormd, wellicht nog steeds).
De annexatie van Elzas-Lotharingen
door de Duitsers in 1871 sneed door de
Franse ziel. De herinnering aan Sedan
rustte als een zwarte schaduw op het
nationale geweten. „N'en parlez jamais:
pensez-y toujours". zei Gambetta. On
danks alle twisten en tegenstellingen
in het Franse leger was er één ding,
dat alle elementen bijeen hield: de
„mystique d'Alsace". Aller ogen waren
gericht op de blauwe lijn van de
Vogezen.
Een infanteriekapitein bekende in
1912, dat hij regelmatig de mannen
van zijn compagnie in kleine groep
jes heimelijk door de donkere cfenne-
wouden leidde naar de heuveltoppen,
vanwaar zij konden neerkijken op
Colmar. „Als wij van deze clan
destiene expedities terugkeerden, wa
ren we als verstikt en sprakeloos van
emotie".
In hun nuchtere momenten wisten de
Fransen, dat zij fysiek zwakker waren
dan de gehate Duitsers. Zij waren ge
ringer in aantal en hun geboortecijfer
lag lager. Daarom hadden zij een wapen
nodig, dat Duitsland miste. Dat wapen
was „de idee met een zwaard", of, zoals
Bergson het noemde (thans nog een
van de geliefde auteurs van president
De Gaulle), het „élan vital", de alles-
overwinnende wil.
De Fransen wilden maar al te graag
geloven, dat de menselijke geest uit
eindelijk niet hoeft te buigen voor de
gepredestineerde krachten der evolutie,
waarvan Schopenhauer en Hegel had
den gezegd dat zy onweerstaanbaar
waren. In strategische termen vertaald
werd het „élan vital" de doctrine van
het offensief tot elke prijs, „L'offensif
a outrance".
Deze doctrine drong door in alle ran
gen van het Franse officierskorps en
zij kreeg een duidelijk moreel tintje.
Ieder, die zich bekommerde om de eisen
van de verdediging, werd een défaitist
Duitse cavalerie-officieren in Brussel.
Generaal Jofjre (midden) met links generaal de Castelnau (bijgenaamd „Le
capucin Botté".) en generaal Pau.
geheten. Toen de minister van oorlog,
Messimy, het waagde te veronderstel
len, dat het misschien verstandiger zou
zijn het Franse leger geheel en al te
kleden in grijs-blauw of grijs-groen,
staken er stormen van protest op. Oud
minister Étienne maakte zich tot tolk
van de natie: „De rode broek afschaf
fen? Nooitl Le pantalon rouge, c'est la
France".
De uitvoering van hun offensieve
strategie vertrouwden de Fransen toe
aan generaal Joseph Jacques-Césaire
Joffre, een voormalig genie-comman
dant. Het was een brede, buikige man
in een slobberig uniform. Zijn vlezig
gezicht was voorzien van een dikke,
Bijna witte snor en van bypassende
borstelige wenkbrauwen. Hij had een
gladde, jeugdige huid, kalme, blauwe
ogen en een schrandere, rustige blik.
Joffre deed denken aan het Kerstman
netje; het leek, alsof hij welwillend
heid uitstraalde en naïveteit, twee
eigenschappen echter, die hij in hoge
mate miste.
Een belangrijke rol bij de organisatie
van de Brits-Franse samenwerking werd
gespeeld door brigade-generaal Henry
Wilson, een lange benige man, met een
flinke scheut Iers bloed in de aderen
en een gezicht, waarvan hij zelf meen
de, dat net veel leek op dat van een
paard. Hij bepleitte zijn zaak bij de
Britse minister van oorlog, Richard
Haldane.
Deze laatste was een advocaat met
een passie voor Duitse wijsbegeerte.
Toen de militairen in de Defensieraad
hem eens vroegen, wat voor leger hij
nastreefde, antwoordde hij: „Een Hege
liaans leger". Zelf schreef hij later:
„Toen stokte de conversatie enigszins"
Bij deze Haldane nu introduceerde
Wilson de Franse generaal Foch. Eens
vroeg Wilson aan Foch: „Wat is de
kleinste Britse militaire eenheid, die
voor jullie van enig praktisch nut is?"
Als een flits kwam het antwoord: „Eén
enkele Britse soldaat, en we zullen er
voor zorgen, dat hij sneuvelt".
De Fransen kregen méér. Zij kregen
de B.E.F., het Britse Expeditieleger, dat
werd gecommandeerd door een cava-
lerie-generaal, de stevige, gedrongen
Sir John French, wiens faam voorname
lijk hierop berustte, dat hij tijdens de
Boerenoorlog in een romantische galop
Kimberley had ontzet.
Zyn „goede vriend", Sir Douglas
Haig, die stond te dringen om zyn com
mando over te nemen, wist dadelijk,
dat French niet de juiste man was om
de B.E.F. naar de overwinning te lei
den. Hy kreeg gelijk, maar de oorzaken
lagen zeker evenzeer bü het gebrek
aan voorbereidingen in het Britse kamp
als aan de ontegensprekelyke tekort
komingen in het karakter van French.
De andere bondgenoot van de Fran
sen was Rusland. Een Britse militaire
attaché, die een Russisch garnizoen bij
de Afghaanse grens bezocht, stelde vol
ontzetting vast, dat hu „geen enkele
tennisbaan" kon vinden. Dat was dus
om te beginnen, al niet zo mooi. Maar
de „Russische stoomwals" vertoonde
nog andere gebreken Het officiers
korps was sterk verouderd, het tsaris
tische regime steunde vooral op de ge
heime politie en „de hyper-Bourbons
de Baltische baronnen van Duitsen
bloede en de andere reactionairen, die
de bolwerken van de autocratie beman
den", verkozen eigenlijk de Kaiser bo
ven de binnenlandse hervorming.
Over dat alles heen lag die bijzon
dere Russische kwaliteit, die een
Brits diplomaat deed opmerken, dat
iedereen in Rusland een tikje gek
was „een kwaliteit, die „le charme
slav" heette, half nonchalance, half
ondoeltreffendheid, een soort „fin de
siècle"-gebrek aan fut, dat als een
yie nevel hing boven de stad aan de
Neva, die de wereld kende als Sint
Petersburg en waarvan zy niet wist,
dat het de Kersentuin was".
Het hele apparaat werd vry goed ge
personifieerd door de minister van oor
log, generaal Soechomlinov, die er prat
op ging, dat hij de laatste vijfentwintig
jaar geen militair handboek meer had
ingezien en van wie de minister van
buitenlandse zaken Sazonov getuigde:
„Het was erg moeilijk hem aan het
werk te krijgen, het was nagenoeg on-
mogelyk hem ertoe te brengen de waar
heid te vertellen". Hy bracht de rege
ring onkosten iri rekening, die hy nim
mer had gemaakt, en de vriend, die
hem hielp de echtscheiding te verkry-
gen van de vrouw die hij wenste te
trouwen, bleek later de chef te zijn
van de Oostenrykse spionagedienst in
Rusland.
Als dan de oorlog uitbreekt, als de
grote massa in Duitsland op slag
wordt bekeerd van Marx tot
Mars, als in Parijs het rouw-
floers wordt verwyderd van het beeld
van de stad Straatsburg, als Churchill
snuift en stampt gelyk een krijgsros.
De Kaiser en zijn „traurige Ju lius", alias generaal Von Moltke.
dat de slag ruikt, als Cambon dan niet
temin nog vreest, dat de Engelsen
Frankrijk In de steek zullen laten, dan
leeft Barbara Tuchman haar passie voor
kleine penportretten geheel en al uit.
Neem de Duitse vrijgezel Von Below,
die ambassadeur was in Brussel en die
voortdurend zyn sigarettenpijpje van
jade hanteerde. Neem Sir Edward Grey,
die de oorlogsverklaring moest verde
digen in het Britse Lagerhuis, „zonder
de brille van Burke, of de kracht van
Pitt, zonder Cannings meesterschap of
Palmerstons zwierige brutaliteit, zonder
de rethoriek van Gladstone of de gees
tigheid van Disraeli". Toen Sir Edward
die avond met een vriend in Whitehall
by het raam stond te kijken naar het
ontsteken van de straatverlichting, zei
hij: „Overal in Europa gaan nu de lam
pen uit; wij zullen het niet meer mee
maken, dat zij weer aangaan".
Wij zien de Duitse cavalerie optrek
ken „met glinsterende metalen borst
platen", wij horen Bethmann zijn his
torische „Fetzen Papier"-zin uitspreken,
wij zien Russische soldaten met sneeuw
op hun laarzen, wij horen het „Hochl"
voor de Duitse keizer en het geratel
van de machinegeweren, die, net als
de Vlaamse melkkarretjes, door honden
over de kasseien worden voortgetrok
ken.
Mevrouw Tuchman laat zien, hoe de
Russische „stoomwals" op de weg uit
eenvalt, „alsof hy met spelden aan el
kaar had gehangen".
Zy merkt ook op, dat de Duitsers
Leuven niet In brand zetten als repre
saille voor zogenaamde Belgische over
tredingen, maar als een afschrikwek
kend voorbeeld, als een waarschuwing
aan alle vyanden van Duitsland. Net als
de executie van Belgische priesters in
Luik was het een „oefening in vrees
wekkendheid, volgens de theorie van
keizer Caligula: „Oderlnt, dum metuant"
Ze mogen ons haten, zolang ze maar
bang voor ons zyn".
In de slotfase van haar boek laat Bar
bara Tuchman ons zien, hoe het Duitse
offensief in Noord-Frankryk zyn vaart
verliest. Dat gebeurt ondanks de pani
sche schrik van French en ondanks het
feit, dat er aan geallieerde kant aan
vankelijk alleen maar improvisatie kan
worden gesteld in de plaats van de
weerlegde theorie van het „offensif
outrance". Een fraai tafereel is weer
generaal Gallieni, die de 600 Paryse
taxi's inspecteert, waarmee duizenden
Franse soldaten naar bedreigde front
gedeelten zijn vervoerd: „Eh bien, voilé
au moins. qui n'est pas banal"
Barbara Tuchman
De blaam voor het stagneren van
de Duitse aanval rust gedeeltelyk op
generaal Alexander von Kluck, een
vreemde, donkere, woest-uitziende
man, die in de oorlog van 1870 ge
wond was geraakt en die, op vijftig
jarige leeftijd versierd met het adel
lijke „von", het commando voerde
over het Eerste Leger, dat de Fransen
de genadeslag moest toebrengen. Ten
dele uit persoonlijke trots en ambitie,
ten dele ook, omdat hy de Fransen
reeds verslagen waande, besloot hy
de laatste man op zyn rechtervleugel
niet met zyn mouw langs het KanaaJ
te laten vegen, maar langs Parys.
„August 1914" eindigt vlak voor de
Slag aan de Marne, het krygsgebeuren,
dat op het nippertje verhinderde, dat
Duitsland de Eerste Wereldoorlog won.
De theorieën, waarmee Duitsers en ge-
Generaal Alexander von Kluc
dS^4
allieerden de oorlog waren inée*,et'
zouden die slag nog enige tyd °gji*
leven. Henri Bergson, die de
van het „élan vital" had ontwik*: je
wist heel zeker, dat de Slag ar„atiCe
Marne was gewonnen door J
d'Arc. En al was het Schlieffeb'^e1
dan mislukt, de Duitsers bleven ef
bezit van grote delen van Belg' te>'
Noord-Frankrijk. Zoals Clémenceau ef.
kens en telkens in zyn krant sC ;0U'
„Messieurs, les Allemands sont toiH
a Noyon".
Zelfs na 426 bladzijden is het eed u
teurstelling, als Barbara Tuchmg.' l£
pen blykt te hebben neergele8a/[jti>'
hoop van ganser harte, dat zij
school maakt. .jl
H. J. NEÜW"
(Van een correspondent)
STOCKHOLM Zweden en Dene
marken zullen In 1975 met elkaar zijn
verbonden door een gecombineerde
spoorweg- en autobrug van Heisingor
in Denemarken over de Soni die
hier het smalst Is naar Halsing borg
lr. Zweden. Dit is althans voorgesteld
door de zogenaamde „Sontbrug-conimis-
sie", een Deens-Zweedse groep deskun
digen, die het project van een vaste
verbinding tussen de twee landen in
opdracht van de beide regeringen heeft
bestudeerd. De totale kosten van de
brug Helslngör-Hëlsingborg worden
momenteel geschat op ruim 500 mil
joen gulden. Met inbegrip van het voor
beeldende werk rekent men op een
bouwtyd van minstens tien jaar.
De hoogte van de brug word: 55 me
ter. Aangezien de Sont op sommige
plaatsen ongeveer 40 metei diep is,
zullen een aantal peilers dus een lengte
moeten krijgen van 100 meter De brug
krygt twee vlakken; het bovenste voor
het auto-verkeer en he' onaersie vooi
de treinen De totale lengte wordt 5,4
kilometer, terwyi de grootste overspan
ning 315 metei lang zal worden.
De Sontbrug-commissie heeft haar
rapport ingediend bij de Deense en
Zweedse regeringen met hei dringen
de verzoek zo spoedig mogelijk een
beslissing in deze kwestie te nemen.
e verkeerssituatie in het gebied van
de Sont is reeds tamelijk precair.
Per jaar worden enkele miljoenen
auto's vervoerd door de ponten. Over
ankele jaren zal het personenver
voer minstens zyn verdubbeld, terwijl
voor het goederenvervoer zelfs een
styging wordt verwacht van 400 pro
cent, Dit toenemende verkeer zal
steeds grotere investerings- bedrtjfs-
m onderhoudskosten gaan eisen van
het pontenverkeer n een definitieve
investering in een brugpro.ject zou
zeker op de duur vee' economischer
worden, aldus de Sontbrug-commissie.
In het rapport wordt ook gesugge-
leerd, dat de enorrre investerin tefjf/ji
500 miljoen gulden op de duur "^gff
verdiend" kan worder door r>e' to^i\e
van bruggelden, die even hooü 0i
moeten worden als de bedrag rs _,j
thans door voetgangers, wiëfru pe'9iV
automobilisten moeten worden „grU*
voor de ponten. Ook tussen
gen en Malmö zai volgens de fcvV,orfl?l
sie een brugverbinding moeten c[ t
gebouwd, maar een dergelijk Pj%r 'ej>
niet alleen bijna tweemaal zo jpBrJ
den, maar ook pas veel 'B pzien„ief
worden verwezeniykt, ma. %:\s nf
technische bezwaren. De Som no°
namelijk veel breder dan In ,efl
den bij Helsingör-Halsingborg-
Over het algemeen is men 'n _reJhe[i
tamelijk enthousiast voor - 1
waarvan de kosten door de 1 penerje1''
gedeeld zouden worden In u, |l®vef
ken daarentegen ziet men cji
dat eerst een brug tot stand K De t/V
de Grote Belt Daar hebben o jsdA,
ook een veel groter belang B"je r
een goede verbinding over