^dbr
landse
TIJD OM OOGST TE GAAN BINNENHALEN
„Ik ben een van de
mensen, die weinig
begrepen worden"
„WAAROM MEN MIJ KOOPT,
IK ZOU HET NIET WETEN"
Om nooit te vergeten...
ItRTIH
MARTINI
Jaren t.v. kijken, nu film zien
SPOT SPIEGEL
\fr ~>~J
i
OVER
'S sluitingen
J. C. Schuller
f "-ssjiói
«ii
PPtSI
IBB
ZATERDAG 2 MAART 1963
PAGINA 5,
nma
ff S, c
87,88;.
vVtUrgische weekkalender
Dat grote lichaam van hem
strekt hU uit op een kleine,
gele canapé. De plichtple
gingen zijn achter de rug. Wij
zien elkaar welwillend aan tot hij
het woord vat. „Ik ben moeilijk
te interviewen. Ten eerste heb
ik het interview zelf vaak in het
belachelijke getrokken. Ten twee
de ben ik een onduidelijk mens.
Mijn vader en moeder hebben mij
zo ontworpen dat ik zeer veel
kanten heb. Ik ben niet te etiket
teren. Wat vindt u ervan? Ben ik
te etiketteren?"
Deze zaterdag wordt Godfried
Bomans vijftig jaar. Het zal
menigeen verbazen: Al vijftig...?
Ik weet niet goed of het pijnlijk
is erover te beginnen, maar dat
blijkt al gauw niet zo te zijn. Hij
zegt ouder worden prettig te vin
den. „Wat dit betreft sta ik aan
de kant van Seneca die daar een
prachtig stuk over heeft geschre
ven. Waarom het zó stellen dat de
jood steeds nader komt, nee, de
zaligheid komt naderbij. Dat weet
ik wel: zo denken de mensen er
tegenwoordig niet meer over.
Vroeger zeiden ze van een oude
man dat hij er bijna was. Nu is
het iemand die er bijna geweest
is. Oude mensen die eenzaam
achterblijven? Een stuk leven
kwijtraken? Ja, met vrouwen is
dat vaak zo. Vrouwen leven ver
keerd. Als de kinderen uit huis
zijn gegaan, zitten de vrouwen
voor Piet Snot. Maar ze moeten,
net als de eekhoorns hier in het
bos, tijdig beginnen met wat voor
zichzelf te verzamelen. Anders
doen ze verkeerd. Ze hebben hun
kinderen tot bloei gebracht, maar
zijn niet zelf gaan bloeien."
lixii
r;
4
IÉ»»»-! -
'ffll
it |j
1 MARTINI Iets bijzonders bij elke gelegenheid!
Een stukje schrijven doet hij
met enorm plezier. Het kost
hem niettemin veel moeite.
Hij begrijpt niet waarom mensen
hem zo graag lezen. Zijn omnibus
130.000 exemplaren, Noten Kra
ken 80.000 exemplaren, ga maar
door. Dat hij succes heeft, ver
heugt hem zeer. Hij zou doodgaan
als hy schreef zonder te worden
gelezen. „Men zou dan wel een
heel groot man moeten zijn. Van
Gogh was zo'n grote. Maar ik
weet niet waarom ik tot Neder
lands meest gelezen schrijvers
behoor. Dat moet u echt van mij
aannemen. Wie ben ik? Ik pro
beer dat vaak te ontdekken. Maar
ik zie slechts een blinde vlek. Ik
staar in mijn „ik" en ik zie niets.
Ook als schrijver ben ik niet van
een etiket te voorzien. Ik beweeg
mij in alle hokjes: droom, roman
tiek, humor, satire, mystiek, waar
ik helemaal bezeten van ben. Ik
heb zojuist weer een boek van
Theresa van Avila gelezen."
Het gesprek wordt weer red
deloos chaotisch. Om iets
van „de onduidelijke mens"
te zien, moet ik een soort Japans
doolhof door. Een wanhopig kar
wei? Hij oppert: „Ik geloof dat ik
een van de mensen ben die het
minst begrepen wordt." Overziet
hij zichzelf wel enigszins? Ja, hoe
moet je dat zeggen. Het is als met
een boeket bloemen. Dan bloeit
de ene, dan de andere. Heeft hU
goede vrienden, die hem kennen?
Dat wel. „Vriendschap", zo zegt
hij, „dat is het betreden van het
kasteel niet over de muur, maar
door de bressen. Vriendschap heb
ben, is eikaars zwakheden ken
nen, en dat van elkaar weten. Je
hoeft dat niet uit te spreken.
Vroeger dacht ik dat eerlijkheid
het mooiste was. Daar ben ik
helemaal van af. Ik maak niet zo
gauw meer ruzie. Maar evenzeer
als vrienden, moet je ook een
paar vijanden hebben. Dat is ver
kwikkend."
■Mr
«■gig»!
NADRUK VERBODEN
Ie zondag v. d. Vasten;
^'*na rs~- Cred°! Pref v. d. vasten
Ze HiP®,,1® week v. d. vasten; eigen
Sn*' Pref Castmirus; 3e Feta. H Lu-
T,r'Cht rn n fasten —paars—
3« »eh 9,ronmïen2e geb. H, Albrl-
tn dé T Casimirua).
v. d.
vasten: eigen
ijsdag d. vasten —paars—
br»; 2e neh u week v. d. vasten: eigen
tan?' v ri H. Perpetua en Tellcltas;
Ml.?rda« in Hst?n -Paars-
Heb d£ lT^ie.k. vl_d.>va,t*n;..?1?!"
Keh u n,LweeK v- a va*len; eigen
Thomas; pref v d. vasten
,v>b 1 Ijrvr In de vasten: eigen Mis;
^U„el<n -r.aarïinnes de Deo; pref v' d
'n de vasten; eigen Mis;
01di^n -pa«r^f"CB R°mana; pref v. d
Ml?4*!?' ,ae zondag v. d. Vasten;
"«rs—5' Credo; pref. v, d. vasten
Godfried Bomans
JUM—yi'lllWWi '■«'Wl KWKM—KEriMM—WW
vandaag vijftig:
hü ze verre van het wereldje dat voor
hem zo opdringerig vol publiciteit zit.
Ik vraag of h(j veel speelt met zyn
dochtertje. Hij knikt ja. „Het overheer
sende gevoel dat ik heb als ik haar
bezig zie, is dat van respect. Het is in
drukwekkend wat kleine kinderen alle
maal aankunnen. De energie, dat kijken
met die grote ogen, alles willen zien en
le.un, en die primaire verbazing. Dat
kun je alleen als je heel klein bent
en daarna sterft het langzaam af. Als
je ouder wordt, ga je de dingen etiket
ten.. Ze verliezen hun mysterie. Een
boom wordt een boom, en is geen woest
ding meer met allerlei wilde uitsteek
sels en kleine groten lapjes. Alleen de
kunstenaar bewaart iets van de kinder
lijke verwondering. Ik verbaas mü de
hele dag."
Hü gaat recht zitten, diept een püp
op en wijst naar zün voeten. „Dat heb
ik vaak Kjjk, daar zitten twee benen.
En die horen bü mü- Ik denk. Er rom-
r dan iets in die bovenkamer. Wat
doe ik? Wat gebeurt er allemaal? En
al die vliegende bollen in het heeal,
wat is dat? Dat is eigenlijk een krank
zinnige toestand."
Het gesprek krijT iets fladderigs al?
aangeschoten vogels. Er is een heel
Lichte spanning in de atmosfeer. Hü
geeft zich moeite om te achterhalen
wear ik heen wil. Maar ik wil nergens
heen. Ik zit goed, in een aangename
kamer met veel meubels, wanden vol
boeken en overal rommelige paperas
sen, uitbundige en ingetogen schilde
rden en een betoverende doorkük op het
besneeuwde bos. Hü woont er als een
prins in de Bloemendaalse stilte. Nor
maal gesproken is zün huls niet te vin
den „Er z;1n wel mensen met een pakje
brood op stap gegaan naar mün huis.
Zü zijn nooit aangekomen."
Maar de postbesteller, die op dal
moment aanbelt, weet de weg. Hij
brengt dertig brieven per dag. Deze
keer zitten er kindertekeningen bü. Bo
mans heeft onlangs weer een paar kin
derboekjes geschreven die de hele kleu
terwereld doorgaan. Ze hebben een dub
bele bodem, voor vader en moeder en
de kleuterjuffrouw. Aan het eind van dit
jaar (als alles volgens de afspraken
verloopt) komen er 24 nieuwe sprookjes
van Bomans uit. Met een dubbele bo
dem, wederom. Er zi*n er nu acht ge
reed, en hü heeft zich nogal drastisch
gebonden om het werk af te maken.
„Want anders komt er misschien niets
van. Mensen als wü hebben geen haas,
geen prikklok. Er is gzen tucht. Ik kan
lekker gaan liggen, als ik zin heb,"
En hü gaat weer even liggen.
HÜ zegt nog nooit een boek van zich
zelf te hebben gelzen. Het is, zegt hü.
alsof je een slang bent die weer in die
huid moet kruipen die je eerder hebt
afgeworpen. Dat gaat toch niet?" Er
komt een Vlaamse school-uitgave van
..Erik" voor de dag, Achter elk hoofd-
stul- staan vragen. Wat hêeft de schrij
ver met dit en dat bedoeld. ,,Ik zou het
warempel niet weten, maar die onder
wijzers zullen het toch we) weten, denk
je niet?"
Vindt hü het naar beroemd te zün?
„Nou naar? Nee hoor. Ik woid nooit
bekeurd. Da's heel leuk. Je ziet ze hun
boekje te voorechün halen. Ja draait
i 3? yhï J,',
Zün echtgenote en zün kleine dochter-
„,,e Eva zün niet thuis. Ze staan op een
foto op de boekenplank. Verder houdt
(Advertentie)
j" v
'1 li:
i:| jiyjj
ij,;:T ..lp f.
I"'
i i
IndliilliHiw
öOLAi®-
*ny
We sieren ons met een fleurig humeur. We vieren de avond
met een vrolijk gesprek, met een feestelijke dronk. Met
Martini Vermouth. Gekoeld? Met soda? "On the rocks"?
Toost een keer, graag nog eens weer. Op het goede leven.
Op de goede smaak. Op zon-zuivere Martini. Proost.
ROSSO. BIANCO EN EXTRA ORV l/l flM f I.M 1/1 Rn f I JS
het raampje open, en dan loopt het alle
maal plotseling groed af. De goede
man neemt hartelijk afscheid van je.
En dan is het mü alleen al dit jaar
drie keer overkomen dat ik in een res
taurant zat te eten en de eigenaar op
mü toekwam om mü de maaltijd aan
te bieden, Hü en zün vrouw hadden dan
zo genoten van een televisieuitzending
of van een boekje, dat ze graag hun
dankbaarheid willen tonen. Nee, het is
niet vervelend. Wil in de trein, vaak,
als de passagiers je aangapen en zo."
Het draait weer uit op het etiketteren.
Hü erkent allerlei pose van Bomans
Als Haarlemmer, als Dickens-fan (of
schoon hij een hartstochtelük bewonde-
i tar en groot kenner is van de Vic-
toriër), als de hi fi-fahtast voor radio
en Een busseltje eigenschappen van
zichzelf somt hü op: oppervlakkig,.con
templatief, serieus, nonchalant, kortom
„een onduidelük mens". Het etiket
„schrüver"e wat vindt hü daarvan?
Daar gaat hü mee akkoord en hü schudt
een definitie van een schrüver uit zijn
mouw als een pareltje waarvan echt of
namaak moeilik is te ontdekken. Schrij
ver zün: de verwondering dat je twee
benen en twee armen hebt. Ik zeg: met
al dat verwonderen, kom je niet aan
level toe. Is een schrüver dan toeschou
wer, iemand langs de lijnen die niet
mag meedoen? Maar neen, de heer Bo
mans weet van zichzelf zeer gauw ge-
impressioneerd en ontroerd te zijn, on-
middeüük betrokken in de belevenis.
Maar het schrüven komt daarna. „Als
ik met vrienden met rooie koppen een
debat heb over God of geloof of liefde,
dar moet je horen hoe ik meedoe. Maar
dan moet ik niet direct naar boven
stormen om het te schrüven. Dat wordt
niets." Hü gelooft niet in het bestaan
van schrijvers die zó intens leven, dat
ze voor schrüven geen tüd meer heb
ben. „Op een gegeven moment ga je
toch schrüven. U weet van Goethe, die
hexameters schreef op de naakte rug
van zün geliefde. Zo ver zou ik niet
v'Hen gaan. Ik zou haar eerst zich
laten kleden."
Het schrüven heeft hem danig te pak
ken. Heel vlug. alsof ik net niet mag ho
ren zegt hü: „Ik heb nog niets gemaakt.
Ik moet nog beginnen.'' En dan: ,,Vüf-
tig, dat is een mooie leeftüd om wat
te beginnen. Al die jaren heb ik als
een druk haasje geleefd. Ik heb veel
mensen ontmoet, bü pastoors geslapen,
rondgekeken. Maar het is Ujo om de
oogst binnen te halen. Ik houd nu op
met lezingen en met verschillende pro
gramma's. Ik ga eens küken of ik er
iets van onthouden heb. Het grote bouw
werk de roman, dat maak je niet als
je twintig of dertig bent. dan maak
je hoogstens lyriek, of je doet aan zelf
bespiegelingen over je armzalige ik.
Maar voor de roman moet je geleefd
hebben, cn gezift. Steinbeck; ik hen een
van de weinige mensen die vinden dat
John Steinbeck de Nobel-prüs heeft ver
diend Die man heeft wat te vertellen
East of Eden. nou, kpk eens aan. dan
moet je toch geleefd hebben eer je zoiets
kunt vertellen Tolstoi. Schrijvers zün
vertellers. Ik lees steeds minder die zo
genaamde belletrie. Ik mis er ruimte in.
Het is allemaal een inpolderen van ziele-
roorselen en woordkunst. Ik geloof dat
het de miserabele erfenis van de Tach
tigers is De Tachtigers waren een diep
tepunt in enze litteratuur, allemaal nar:
cisme en woordkunst. En dat kan mii
niets meer schelen. Ik wil een goed
verhaal. Roald Dahl, ken je dat? Dat
zün verhalen. Daar is iets gaande. Een
sc" rüver moet weg zün uit zün verhaal,
maar hjj moet wel de persoon zün die
het allemaal schrüft."
Dus misschien straks een roman van
Bomans? Hü weert af. Een geladen
schrüver mag niet vertellen wat hü
gaat doen. Maar natuuriük is de roman
wel iets waarnaar een auteur kan ver
langen. Hü laat zelf de naam Carmig-
gei vallen. „In de kleine vorm zou je
het aller hoogste kunnen bereiken. En
volg n mü is dat ene boekje Kroeg
lopen, van Carmiggelt, meer waard
dan 99 percent van de romans die er
de laatste tien jaar hier verschenen
zün. Hü is een grootmeester van de
miniaturen. Maar boven de kleine vorm
staat het grote bouwwerk. Het is dan
wél zo dat ik liever niets schrüf dan
een slechte roman."
En dan vraagt hü weer ol het dót
is. wat ik horen wil. Hü zegt dat hü de
merkwaardige drang heeft om zich met
een ander te identificeren. Toen ik in
zijn kamer was verschenen, had hü
zich in mün plaats gevoeld. „In een
debat heb ik dat zó sterk dat ik de
ander word, dan ben ik geneigd die
mü tegensprekende ander gelük te ge
ven. Als ik op straat een oude man zie
lopen met een stok, dan ben ik ineens
die man. Dat gaat de hele dag door.
In een gezelschap voel ik precies waai
de spannigen liggen. Die vrouw heeft
iets met die man, dat weet ik meteen.
Dat komt door mün onophoudelüke iden
tificatie met anderen. Ik ben er 's avonds
doodmoe van."
Dat is een mooie aanleg voor een
toneelspeler, antwoord ik.
„Stellig," zegt hü, „ik zou een voor
treffelijk acteur zün. Maar schrüven
vindt ik leuker."
Hü bluft niet. Ongetwüfeld is hü een
vcortreffelü'k acteur. Bovendien laat hü
het tussen neus en lippen merken als
hy aangeeft waarom hü het Engelse
toneel veel beter vindt dan het Neder
landse. „Als ik hier zie toneelspelen,
denk is meestal: vüfde klas van de
toneelschool, nog lang niet aan het eind
examen toe. Nee, niet allemaal, dat is
waar. Guus Hermus, die is kolossaal."
En dan wil hü van mü weten of Ko
van Dük en Paul Steenbergen ook goed
zün. Die heeft hü nooit gezien, tenmin
ste: niet dat hü weet.
Wü staan later buitenshuls. Hü toont
het begin van een garage, dat hü zelf
ineen getimmerd heeft. De timmerman
had er een minachtende blik voor. De
dakplanken buigen door. Verderop staat
een prieel, ook voor een deel creatie-
Bomans. ,,Kük, dat stuk grond heb ik
er pas bü gekocht. Het loopt van d!e
kant van de berg tot de andere kant.
Mooi, vind Je niet. Het is een fün ge
voel om een groot huis te bezitten, met
een stuk grond, echt bezitten."
En als hü mü in zün autotje naar
het station rijdt, gunt hü mü weer een
ander vergezicht op een mysterieus ro
kende Fouji Yama. „Ik ben katholiek.
Dat zit in mün bloed. Ik zou wei eens
in een land willen wonen met alleen
maar geloofsgenoten. Wat zou je voe
len. Zou je er met zün alien iets van
maken?
Nee, niet Italië, dat is allemaal slab-
berdewatsch. Ierland misaehien. Hier zie
ik het niet goed meer. Het is voor mü
net een holle boom. Die kerken hier,
duizend kubike meter dooie ruimte mid
den in de stad en een bordje erop: zon
dag dienst van 9 tot 10. Verder leeg en
gesloten. Waarom wordt er in die ker
ken niet ge'eefd?"
HENK SUèR
Advertentie)
Rustig oud met OLVEH pensioen.
De heer J. C. Schuller, die
per 1 mei mr. D. Bijden-
dijk opvolgt als voorzitter
van de centrale commissie
voor de keuring van films, is
„televisiemoe". Zeven jaar heeft
hij bij de televisiekijkdienst van
het ministerie van O. K. en W.
gezeten om aan de minister rap
port uit te brengen over de ver
toonde tv.-programma's. De heer
Schuller nu nog hoofd van de
onderafdeling film van de af
deling Kunst deed dat bij toer
beurt met collega's. In het be
gin was dat verplicht kijken
niet onplezierig, maar op de
duur is het hem een blok aan
het been geworden. „Ik ben blij
dat het nu afgelopen is," zegt
hij niet zonder genoegen. Het
televisietoestel, dat hij voor de
kijkdienst van het rijk in bruik
leen heeft, gaat de deur uit. En
als het apparaat eenmaal weg
is zal het nog wel even duren,
voordat er in huize Schuller
een ander voor in de plaats komt.
Daarop wijst het antwoord op
de vraag of hij dan een nieuw
toestel koopt. „Dat moet ik nog eens ernstig overwegen.' Uit dit alles zou
men geneigd zijn af te leiden dat de heer Schuller met televisie niet veel
op heeft. Dat is bepaald niet het geval. Hij ziet de waarde van de televisie
wel degelijk in. „Denk eens aan oude mensen en zieken." Hü ontveinst ook
niet dat de televisie een verruiming is voor de mens en als medium nog
grote kansen heeft. Anderzijds meent hij, dat de televisie pas een zegen
kan zijn als men met mate kijkt. Er blijft anders geen tijd over voor
andere zaken. Dat heeft de heer Schuller zelf al te goed ervaren. Na zeven
jaren televisiekijkdienst oet hij zeggen: „Ik heb het gevoel dat ik de
laatste jaren veel te weinig gelezen heb." En voor wie zou lezen meer
betekenen dan voor iemand als de heer Schuller met zijn grote belangstelling
voor literatuur. Aanvankelijk secretaris was hü later voorzitter van het
Verbond van Christelijks Letterkundige Kringen.
De levensgeschiedenis van de heer Schuller is merkwaardig. Geboren
23 november 1905 als zoon van een dominee, werd hij na zijn studietijd
ambtenaar op het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Maar met de
technische „affaire" op dat ministerie voelde hij zich niet erg happy, vooral
ook omdat hij een grote interesse had voor culturele $aken. Na de oorlog
greep hij zijn kans. Hij solliciteerde naar een vacature op de afdeling film
van het ministerie van O. K. en W. En dat terwijl hy van film vrijwel niets
af wist. Als kleuter was hij met zijn vader mee naar Den Haag gekomen.
Maar dat hield niet in dat hij vaak bioscopen bezocht. „Als domineeszoon
in een grote stad ging je tweemaal per jaar naar de film. Niet dat mijn
vader bezwaar had tegen film, hij was ruim genoeg."
Van zijn overgang van het ministerie van Verkeer en Waterstaat naar
dat van O. K. en W. heeft de nieuwe voorzitter van de rijksfilmkeurings
commissie nooit spijt gehad. Vaak bezocht hy filmfestivals in liet buiten
land. Een van de aardigste kanten van het werk in zijn huidige junctie
vond hü de contacten met de cineasten.
De heer Schuller is van plan straks zijn bezoeken aan buitenlands*
festivals niet te verwaarlozen. Hij gelooft dat het de taak van een voorzitter
van de commissie voor de filmkeuring is, dat hij weet wat er komen kan en
dat hij zich oriënteert op de markt. Voor het overige heeft hij zich stellig
voorgenomen de wijze opvatting van zijn voorganger over te nemen om
het oordeel van de leden van de commissie voor de filmkeuring in zijn
waarde te laten. Verder is hij ervan overtuigd, in zijn nieuwe functie, van
mr. Bijdendijk waardevolle adviezen te krijgen „Ik ben blij dat hij in de
buurt blijft Tot slot van het gesprek legt de heer Schuller er nog eens
de nadruk op, dat de rijksfilmkeuring geen geschiktheidskeuring is. De
ouders zijn en blijven verantwoordelijk Daarover beslaan vaak misver
standen. De ouders moeten zelf beoordelen of hun kind wel of niet naar
een bepaalde film kan gaan ook al heeft de rijksfilmkeuringscommissie er
bijvoorbeeld het predikaat „alle leeftijden" aan gegeven.