j De koning en zijn hof
HET BEWIND VAN DE CAULLE
gezien in Ribauds satirieke lachspiegel
D
„Le Canard Enchainé" profiteert
van zijn politieke antipathieën
yrève de mes transports
m
E
DE KUNST VAN
HET LISPELEN
Erven van wijlen koning Victor
Emmanuel in het gelijk gesteld
Strijd om bezit van het
kasteel van Raeeonigi
O
ITALIAANSE STAAT CONTRA HUIS VAN SAVOYE
De wet is voor
allen gelijk
Hoogtepunt
Adelaarsvlucht
Pompidouze
Zwavelgeur
pagina
«f
ZATERDAG 23 MAART 1963
Als de redactie van „Le Canard Enchaïné"
aan een Voorzienigheid gelooft althans
voor politiek-satirieke weekbladen
maar ook dat is zeer twijfelachtig mag zij
deze bidden, dat zij generaal De Gaulle nog
lang in leven en aan het hoofd van de Franse
staatszaken houdt. De „Canard" die ferm re
publikeins is en zoals dat hier heet „la tripe
a gauche" heeft-{vrij vertaald: links is tot in
de ingewanden), is natuurlijk tegen de gene
raal en zijn regiem uit politieke overtuiging
maar uit zakelijk eigenbelang heeft het blad
alle reden om heel beslist vóór hem te zijn.
Een zo dankbaar objekt van allure voor he'
botvieren van zijn satirieke verve zou het niet
nog eens ter beschikking krijgen. En de wijze
waarop het deze historische buitenkans uit
buit, voorziet blijkbaar dermate in een gevoel
de Franse behoefte, dat het blad er zijn oplage
cijfer met tienduizenden door verhoogd heeft
gezien. Dank zij De Gaulle gaat het de „Ca
nard" naar den vleze als nooit tevoren.
De rechtbank van Turijn heeft
de erven van wijlen koning Victor
^mmanuel III in het gelijk ge
steld. Zij verklaarde, dat het
Kasteel van Raeeonigi met het bij-
oehorend landgoed en het grootste
deel der meubels, die thans in het
Quirinaal te Rome en in het Ko
ninklijk Paleis van Turijn staan,
behoren tot de nalatenschap van
de koning. Gevolgeljjk zal Italië
van dat alles 4|5 aan de erfge
namen moeten afstaan en hèt
rricg alleen het part van Umberto
II confisqueren, 1|5. 0*
Hiermede is dan een einde ge-
K.men aan de lange rechtsstrijd
tussen Italië en zijn voormalig
vorstenhuis. En omdat de Ita
liaanse Republiek een rechtsstaat
is, heeft zij (niet zonder een traan
te laten) zich moeten buigen voor
cie uitspraken van haar eigen zo
nen, de rechters.
fVan onze Parijse correspondent)
Het ls vooral de in 1960 geïntroduceerde wekelijkse
rubriek „La Cour" van Riband met de tekeningen
lm 8ac*>
La Saint©-Earope £nu
■fiiqua,
De plechtigheid te Reims: Het heilige, Roomse, apostolische en Frans-Duitse Europa is wel een Mis waard!..
van Moisan, die de „Canard" zijn huidige uitgebreide
populariteit heeft bezorgd. Gebundeld en in boekvorm
uitgegeven, na enige op dat doel afgestemde her
schrijving, werd begin 1962 de oogst van een eerste
Jaar van deze kroniekschrjjverfl nog eens afzonder
lijk onder de aandacht van het publiek gebracht. Het
vond gretig aftrek en werd, zoals toen in een hier
aan de uitgave gewijde beschouwing vermeld, een
best-seller. De onlangs verschenen tweede bundel is
dezelfde weg opgegaan. De eerste bundel werd in de
handel gebracht onder de titel „La Cour - Chronique
du Royaume". Deze tweede bundel prijkt met de titel
„Le Rol - Chronique de la Cour" en bestrijkt de perio
de van augustus 1961 tot en met augustus 1962.
Hij is van hetzelfde gehalte als de eerste bundel;
met onverminderd talent beoerent de auteur de kunst
van het imiteren der Franse goudeneeuwse memo
rieschrijvers en hij legt een onuitputtelijke vinding
rijkheid in het transponeren aan de dag. Zijn „vreem
de raampjes", „babbeldozen", „vliegende koetsen" en
„madame de Maintenant" zijn nu weliswaar vast
staande begrippen geworden, die niet meer het effect
van de overrompelende verrassing hebben, maar daar
staat tegenover dat de schrijver globaal genomen zijn
materie met misschien nog groter raffinement en
breedheid van golvende stijl behandelt, met meer ge
mak ook, wat hem soms verleidt tot enigszins al te
vlotte „ealembours", woordspelingen waartoe de Fran
se taal zich zo bij uitstek leent en waarin de Fransen
zich zo gaarne vermelen. (Pisani placé aux pis!).
Een zeer goede kennis van het Frans is overigens
wel vereist om de virtuoze speelsheid van deze merk-
waardige stijl behoorlijk te kunnen savoureren, zo-
Staking by mijn-vervoerswezen.
den, de Duitse verwatenheid overal de voorrang la
tend aan de Franse inbeelding".
Zeg tegen uw broeder, Monsieur Robert Kennedy, dat
Wij van deze grote vergezichten alleen houden, wanneer
zij Frans zijn.
als ook een behoorlijke heugenis aan de wederwaar
digheden van het Franse politieke leven in de be
streken periode nodig is voor het goed begrip van hun
hervertoning in deze drastisch werkende lachspiegel.
Er zijn Fransen, die er rond voor uitkomen, dat
zij alleen maar in staat zijn politiek en contemporaine
historie te nuttigen, wanneer zij haar opgediend krij-
fen volgens een toe bereidingswijze als in deze „hof-
ronieken". Lieden wellicht, die wel leren willen,
maar met vermaak.
Scharen wij ons, zij het met enig voorbehoud voor
wat het leren betreft enige ogenblikken onder hen.
en deiningverwekkende gebeurtenis, die nog heel
vers in het geheugen ligt, was op 22 januari
jl. de ondertekening te Parijs, van het Frans-
Duits verdrag. De gebeurtenis valt uiteraard
buiten het chronologisch bestek van deze tweede kro
niekenbundel, evenwel niet de voorgeschiedenis er
van. Het laatste hoofdstuk is er voor een groot deel
aan gewijd, en zie hier hoe onze chroniqueur haar
heeft gezien:
Het was de eerste juli 1902 en op die dag „ging Bar-
barije (d.w.z. Algerije) bij referendum heen uit het
koninkrijk en verliet het de onderhorigheid aan Frank
rijk".
Hij gaat dan verder als volgt:
„Op de tweede deed Konradijn vin Duitsland in
staatsie er zijn intrede, ontvangen met de grootste
eerbewijzen en de meest fantastische fanfares. Aldus
vervulden zich 's konings diepe plannen van schade
loosstelling. Hij had de Barbaresken uit zijn leenplich-
tigheid buitengesloten, maar om er des te zekerder
de keizerlijken in onder te brengen en, met hun steun,
alle naties van Europa. Hij wilde de hegemonie over
het Westen en de zaken leken hem nu rijp genoeg om
haar af te dwingen. Hij kon er nochtans niet aan den
ken zich, door zijn enkel gezag, zoveel prinsen en
volken onderdanig te maken, die er nog afkerig van
waren zich onder zijn lust te krommen. Hij had Kon
radijn nodig om zich door diens bemiddeling de weg
erheen te banen en niets leek hem geschikter voor
het verkrijgen van deze hulp dan de prins van
Bonn te begoochelen met het plan van een bedrieglijke
Europese dyarchie, waarin de Koning zou heersen als
meester en Konradijn in schijn op voet van gelijkheid
met hem, doch in werkelijkheid in een subalterne,
afhankelijke, volkomen onderworpen majesteit gehou-
kunst van het lispelen, geen enkele nuance meer van
de Duitse taal, die deze Leider niet kende.
Alles was gereed voor zijn oversteken van de Rijn
en voor zijn grote adelaarsvlucht. Want de koning
wilde het keizerrijk, hij wilde het hartstochtelijk, hp
wilde de wapens van Karei de Grote weer oprichten
en weer aanknopen bij het gelukkig bewind van de
grote keizer van het Westen, teneinde de meedogen
loze uitspraak van Balzac in diens geschrift over
Cathérine de Medicis te doorkruisen en teniet te
doen: „Met uitzondering van Karei de Grote, zijn alle
koningen van Frankrijk met de naam Karei op ellen
dige wijze aan hun einde gekomen".
Met dit forse salvo eindigt weliswaar deze tweede
satyrieke kroniekenbundel, maar wij willen er onzer
zijds nog geen afscheid van nemen.
diens vijanden aanviel, met de uiterste onbeschaamd
heid en de uiterste woestheid. Dan werd de kluizenaar
duivel. Hij danste rond zijn slachtoffers een helse
sabbat... Deze godvruchtige rook naar de zwavel zelfs
als hij de engel uithing".
(Het is pikant om tegenover dit satyriek-bewonde-
rend portret door Ribaud te stellen, wat Mauriac over
zichzelf opmerkte, toen hij heel onlangs de -gast was
aan een lunch van de buitenlandse persvereniging al
hier. Hij vond het heerlijk, dat hij zijn letterkundige
loopbaan kon voltooien als journalist. Anders, zo ver
klaarde hij, zou hij thans uitgerangeerd zijn. En, er
aan herinnerend, dat hij de academieën vaak verge
leken had met dépots, waar men de onbruikbaar ge
worden locomotieven opborg, vergeleek hij zichzelf
met „een zeer oude locomotief, die echter nog wel
wagons trok". „En van tijd tot tijd overkomt het me,
dat ik iemand verpletter".)
e bundel is gelardeerd met nog tal van andere
aldus min of meer uitvoerig geschetste of
geëtste karakterportretten van op de voor
grond getreden personages. Een goede plaats
heeft daarin natuurlijk dat van eerste minister
Pompidou.
Maar eerst is er het relaas van het heengaan van
diens voorganger, Michel Debré, en hoe tot diens ver
bijsterende misrekening de Koning inderdaad besloot
van deze, zijn getrouwe dienaar, afscheid te nemen.
Episode, die in de kroniek aldus haar afsluiting vindt:
„De Koning zond hem een korte brief van dankbe
tuiging, met wartaal die er bovenop dreef en daar
over heen nog een schuim van lichte spot".
Zijn opvolger en overwinnaar, de „markies van
Pompidou van Montbidouf", wordt dan o.m. beschre
ven als volgt: „een welgeschapen man, zij het middel
matig van stuk, rond van gelaat, ongedwongen van
voorkomen en houding; zijn mensen kennend, zich
beleefd voordoend tegenover iedereen, maar met on
derscheiding en juiste maat. Zijn manier van spreken
is langzaam en vettig, wat hij te berde brengt over
vloedig en in algemene termen, met niets erin wat
hem kon demaskeren, want hij was diep verstolen van
aard, heimelijk en zelfs achterbaks, in staat tot het
aanbrengen van dwaalsporen met de uiterste behen
digheid. Bedreven in zyn beleid, minder gelukkig in
zijn redevoeringen, zeer gesteld op de grote wereld
en haar genoegens, los van alle doctrines, maar vaar
dig om zich te laten binnenglijden in de omgang, de
familiariteit en de intimiteit der machtigen en om
hun vertrouweling te worden, had hij zijn fortuin hoog
weten op te voeren door zijn begaafdheid in de
Monsieur Couve, het ogenblik lijkt ons passend voor «A
bestudering van de zelfbeschikking in Frans Wall0,]
en, misschien zelfs, van de aansluiting bij plebisciet °a
de Kroon van de staat Louisiana.
menselijke omgang en zijn vindingrijke geest, hoe^
hij van nature slordig was, traag en zonder werij
Hjke ijver in de arbeid. Zeer uitgerust met Laul'
Grieks en alle soorten van auteurs, was monsieur
Pompidou vergevorderd in de Schone Letteren en^(
hij zelfs leraar van de rhetorica geweest; hij had
zich spoedig uit teruggetrokken om zich in het Bah*
wezen te werpen en zich in dienst te stellen va
de heren Rothschild".
Er yolgt dan de korte vermelding, hoe Pomp'®®,
's konings voornaamste particuliere raadsman w,er?n
nadat hij in 1944 bij hem geïntroduceerd was. En t°
hij in 1958 een eerste maal de heren Rothschild v®1
liet om directeur te worden van het kabinet des
nings, zou zijn vrouw het pikante woord hebben
sproken: „De markies is door de Bank slechts aan A
Koning geleend". Waarbij de kroniekschrijver v°~:t
eigen rekening verzucht: „Helaas! men heeft n°°
geweten tegen welke rente".
Een
en ander hoogtepunt erin is volgens velen het
portret werkelijk „haut en couleurs", maar
is het nog voldoende fair? dat Ribaud tekent
van De Gaulle's onvermoeibare literaire pala
dijn, de beroemde, velen onzer lezers welbekende
Francois Mauriac. „Hij was, aldus de satyricus, de
schrijver des konings. In de Schone Letteren waar
van Malrot (Malraux) de grote tovenaar was, was
hij een soort zwarte paus. Teruggetrokken in de reli
gie achtte hij zich dood voor de wereld, maar, in waar
heid, hij hield met een genotvol daarin sterven niet
op. Zij het met het vertoon van de asceet, hij miste
niet een souper, niet een theater, niet een eerbewijs.
Nog minder verdroeg hij, dat men hem tekort deed
op het stuk der beuzelingen van mondaine ijdelheid".
Verderop heet het: „Gedurende zes dagen was het
Duitse feest aan het Hof zoveel als het bloemrijke
contrapunt van het barbareske feest te Algiers".
En tenslotte kwam het tot „de legendarische apo
theose van Reims, die haar hemelse hoogtepunt zou
bereiken onder de gewelven van de Kathedraal. Niets
was goddelijker, niets ook was waardiger om zich vast
te hechten in de gedachtenis der volken dan deze kro
ningsmis, gezongen voor de twee vorsten. Maar niets
ook vormde een groter contrast dan de houding waar
mee Konradijn, en het air waarmee de Koning haar
hoorden". Volgens de chroniqueur nl. was de prins
van Bonn een en al gebed en kniebuigingen waar dat
hoorde, rouwmoedig gebogen hoofd, terwijl het bij de
Koning allemaal verstrooiing was en jubilatie om het
En de chroniqueur verhaalt, hoe Mauriac eens, toen
een gazettenschrijver van de Figaro niet overvloedig
genoeg geweest was met losprijzing van een van zijn
stukken, tegen de man uitvoer in dezer voege: „Weet
wel, jongeman, dat, zo ik al een voet in het graf
heb, ik er helemaal niet van houd, dat men mij trapt
op de andere".
Evenwel: „daarnevens niemand, die met een zo
voortdurende trefzekerheid van uitdrukking een zo
natuurlijk bevallig en welgekleed Frans schreef, zo
soepel, zo plooibaar, zo betoverend, zo ruisend, zo
naar binnen gekeerd, zo ijl van weemoed menigmaal,
zo vaak ook borstelig van sterke woorden. Niemand,
die knapper de zachtste muzieken deed afwisselen
met de hardste streken. Dit proza wist te strelen, maar
die pen wist te villen. Dan harp, dan harpij, was
Mauriac in de uiterste verafgoding en de uiterste
vervoering als een godzalige met visioenen, wanneer
hij sprak over de Koning; maar ook, wanneer hij
1
De kroniekschrijver gewaagt ook nog van fij
indertijd door monsieur de Pompidou aan het R
van Rome gevoerde onderhandeling over zaken VA
geld van gemeenschappelijk belang voor de hef®
Rothschild en de Pauselijke staat. „Bij wijlen jL
voorganger van Joannes XXIH zou hij toen zo in e
smaak zijn gevallen, dat hij er de bijnaam nw
verwierf van Pompidouze".
De hofkronieken van Ribaud zijn natuurlijk
onuitputtelijke bron van vermakelijke aneco
ten al dan niet „historisch" van „b,at
mots" en zelfs van „onthullingen" of van w»
daar althans voor kon doorgaan op net moment va
eerste publikatie.
Twee voorbeelden tot besluit, die beide afkomf
;ti i
tef-
De Nieuwjaarswensen: „Merci, heren.Maar wat doet
het jaar ertoe, als men de eeuw bezit
zijn van het in de kronieken rijkelijk ontgonnen
rein van de staatsonveiligheid en de permanente t°^
stand van onzekerheid en alarm.
Tegen de vijftiende augustus 1961 deed in Parijs aDL
het gerucht de ronde dat de partij van Salan w"
plan was om, onder begunstiging van de op die
gebruikelijke „universele leegte", zich met open geW?L
meester te maken van de staat. „Men voorzag z',s
van alle soorten veiligheidsmaatregelen, men plaats t
spionnen in alle openbare en partikuliere oorden, wa'.
er was er niet één van wiens trouw jegens de KoWL
men zeker was en het was heel wijs om zich op
hoede te houden voor wie dan ook". Werd niet
volgende vermakelijke bondige gedachtenwisseling vjt,
een generaal met een ander van zijn graad ron
verteld?
Wat, mijnheer, denkt gij van het tijdsgewric11''
Hetzelfde, mijnheer, als gij.
Mijnheer, dan arresteer ik U. j
En in een andere kroniek, die het verhaal
van het militaire défilé op 14 juli 1962 leest mL
de volgende mededeling: „Zo sterk was de vrees vo1
aanslagen en verraad, dat men de geschuttorens
de vechtwagens grendelde en vastzette, zodat, wanti®
zij aan de Koning voorbijreden, hun kanon niet
hem kon worden gericht om bout portant" op 11
te vuren."
Wie later de exacte en objektief rechtdoende
schiedenis van Frankrjjks gaullistische tijdperk j
leren kennen, zal ongetwijfeld zijn toevlucht moe'
nemen tot andere bronnen. Maar het lijkt niet J0.'
vermetele veronderstelling, dat de „hofkronie»e -
van Ribaud met de illustraties van Moisan nog
als een door dit tijdperk achtergelaten monument
het literair-satyrieke genre zullen blijven gelden.
Le Roi Chronique de la Cour Tekst van
Ribaud, tekeningen van Moisan Bij Julliard
Parijs 221 pagina's, prijs n.f. 13,50.
tot aan het Agnus Dei; God moest het voor voldoende
beloning houden, dat de Koning deze luitspelen en
dit Te Deum met zijn tegenwoordigheid vereerde. Kon
radijn volgde de Mis, de koning bestuurde haar".
En in de namiddag van die achtste juli „verliet
Konradijn het koninkrijk door de lucht, geheel ver
voerd van de schittering en de zwier van 's konings
ontvangst, de oren nog tuitend van het welluidend
gemurmel van zijn komplimenten. De Koning had hem
in zijq netten".
Augustus brak aan en aan het Hof wachtte men,
om zelf heen te kunnen gaan uit Parijs, het
ogenblik af waarop de Koning zich zou terug
trekken in zijn gebruikelijke overpeinzingen van
Colombey.
„Het werd ruchtbaar, zo vervolgt dan de kroniek,
dat deze overpeinzingen dit jaar van lange duur zou
den zijn, meer dan diep, en zeer in beslag genomen
door een geheimzinnig werk, waarvan het geheim
weldra doorgrond werd. De koning moest in septem
ber het tegenbezoek afleggen bi) Konradijn en hij
wilde, dat deze reis tot opgetogenheid zou strekken
van Duitsland en tot verbazing van het heelal. Hij
ging naar Colombey als een groot kapitein, die de
plannen opstelt voor zijn „campagne de Germanie".
Maar zijn generale-staf plannen bestonden slechts uit
handleidingen voor de grammatica en zijn generaals
uit leermeesters.
Niets onweerstaanbaarder, dacht de koning, om
de Duitsers, een goedgelovig en gemakkelijk te
boeien volk, in te palmen dan hen een weinig toe te
spreken in het Duits. En de Koning bracht gedu
rende de maand augustus zijn dagen door rr>et het
opfrissen van zijn kennis in deze taal... Toen men
september zag aanbreken, was er, daargelaten de
Michel Debré komt de Koning zijn eigen hoofd aanbieden.
T-:'WW
9 mei 1946 deed Victor Emmanuel
III afstand van de troon ten behoeve
van zijn zoon Umberto, de Meikoning.
Want bij het volksreferendum van 2
Wijlen koning Victor Emmanuel van
Italië.
juni daarop spraken 12,7 miljoen stem
mers zich uit voor de republiek en
10,7 miljoen voor de monarchie. Um
berto II verliet toen Italië, het Huis
van Savoye was gevallen. Er kwamen een
Grondwetgevende Vergadering en een
voorlopig staatshoofd. 22 december 1947
nam deze vergadering in haar kwali
teit van volksvertegenwoordiging de
nieuwe constitutie aan, die op de 27e door
de president werd ondertekend en ge
publiceerd om met ingang van 1 janua
ri 1948 vein kracht te worden.
In de overgangsbepalingen leest men
onder paragraaf XIII, dat de goe
deren, voor zover zij zich op het
nationale grondgebied bevinden, van
de ex-koningen van het Huis van Sa
voye, van hun echtgenoten en van hun
mannelijke nakomelingen door de Staat
geconfisqueerd zijn. Koning Victor Em
manuel III had een zoon en vier doch-
ters. Precies tussen de afkondiging van
de nieuwe grondwet en de inwerking
treding daarvan stierf hij in Alexan-
drië. Egypte het was on 28 december
1947. Op 1 januari 1948 was de si-
tuatie dus zo, dat de Italiaanse bezit
tingen van Victor Emmanuel voor een-
vijfde aan Umberto waren toegevallen
en voor viervijfde aan zijn vier doch
ters of hun erven: gravin Jolanda Cal-
vi di Bergolo, ex-koningin Johanna van
Bulgarije, prinses Maria van Bourbon,
a geboren prinsessen van Savoye
en aan de twee zonen van de tragisch
in een Duits concentratiekamp omgeko
men prinses Mafalda von Hessen-Sa-
voy -. De staat kon daarom slechts de
hand op een vijfde van de Italiaanse
goederen, paleizen, kastelen en domei
nen der Savoyen leggen, een zeer aan
zienlijke en helemaal onvoorziene scha-
depost. Natuurlijk probeerde Italië er
onderuit te komen en de Savoyen moes
ten dan ook vijftien jaar procederen-
Maar de Republiek kreeg geen gelijk'
I de eerste ronde wonnen de Savoyen
voor de rechtbank in Rome, het Ho»
van Appel en tenslotte voor het Hof van
Cassatie en daarmee was de princi
piële uitspraak gedaan. Andere proces*
sen werden om onderdelen gevoerd. He»
kasteel van Raeeonigi en al die mdoie
tafels, stoelen, schilderijen, kandela
bers, lichtkronen, gobelins, waar presi"
dens Segni in het Quirinaal tegenaan
kijkt, alle mooie spullen uit het Turijn-
paleis zijn dus voor vier-vijfde maar
geleend!
ver het kasteel deed de rechtbank
van Turijn dus thans een uit
spraak. De erven eisten het bezi);
althans vier-vijfde van het bez'j
op. Koning Victor Emmanuel had he»
indertijd aan de toenmalige kroonprins
Umberto geschonken bij gelegenheid
van zijn huwelijk met Marie-José van
België. Krachtens het Statutum Albfy
tinum gingen voor de koning als zoda
nig sommige bepalingen van het burger*
lijk wetboek niet op. Zo mocht hij een
van zijn wettige erfgenamen bevoorde
len boven (en dus ten koste van) de an
deren.
Toen Victor Emmanuel en spoed'®
uaarop zijn Huis niet meer tot de
voorrechten hoorden, verviel de re4®,,
om een uitzonderingstoestand te 'at
bestaan. Met andere woorden: het
teel van Raeeonigi en het landgoed keei
den terug tot het bezit van de eX*>L
ning, dat is later tot het erfgoed.
rechtbank in Turiin kon zich met dez
ooie
rechtbank in Turijn kon zich met
stellingen verenigen en mét de rn'-.
meubels uit het Quirinaal ziet de R
publiek zich weer een domein ontn
men.
Door naar zonen, die immers dag®,
ïiiks in het rechtshuis lezen: la
eguale per tutti, de wet is voor *}Lr
gelijk. J. SCHIPHOR»1