TELKENS NIEUWE, BIJKANS ONVERMOEDE FLONKERINGEN
De fossiele bodemschat der AARDOLIE
levert DAGELIJKS drie
Kernreactor
contra de
misdaad
lllll
H
EN TOCH IS WAT TOT DUSVER
WERD BEREIKT, NIETS MEER
DAN EEN KI FIN
VOORSPEL
KERKELIJKE VOLKSZANG
Een nieuw lied
brengt kaf en horen
V'
O
O
M"
M
I
I
Reserve
Kostbaar
E
IH M I M
wv* vl
I,
's avonds een gigantische kermis
AS
- r7-'.
Raffinaderijen breiden zich doorgaans als een olie vlelc uit. Hier een blik op de glycerinefabriek vn
Pernis, een mastbos van stalen bomen.
"*L',
«1
u -&■ :v$m
an olie naar een nylonkous, van
olie naar het reukloze butaangas
in uw aansteker, van olie naar
de ballpoint waarmee ik deze
woorden neerschrijf, il n'y a qu'un pas.
In figuurlijke zin dan alleen, want voor
dat aan de vloeibare delfstof die olie
heet. het materiaal is onttrokken dat
geschikt is als grondstof voor kunstma
tig garen of voor verwerking in de rijk
geschakeerde plastic-industrie, hebben
vele ingewikkelde processen aan de
vorm van zo'n voorlopig eindprodukt
bijgedragen. Maar ai die technieken le
veren nauwelijks problemen meer op.
Fysicus en chemicus samen zijn der
mate diep in de weelderige wereld der
koolwaterstoffen doorgedrongen, dat in
feite het merendeel der gegevens al in
hun handen is gevallen. Het gaat er
nog slechts om het aantal combinaties
van de C- en de H-atomen uit te brei
den. of ze met andere stoffen te ver
binden. in principe een oneindig per
spectief, naar believen door de fantasie
op te vullen. Een moderne aardolieraf
finaderij als die van de Shell in Pernis,
overdag een woestijn van kille tech
niek, 's avonds door haar illuminatie
een gigantische, maar vrijwel gerucht
loze kermis, heeft nu een range van
bijna 1200 produkten, alle op de een
of andere manier veroverd op de drab-
b:ge vloeistof die miljoenen jaren gele
den ergens diep onder het aardopper
vlak aanzien kreeg uit de organische
resten van afgestorven plankton en an
der gedierte. Geheim na geheim, mo
gelijkheid na mogelijkheid heeft de pe
troleum aan wetenschappelijke vorsers
moeten uitleveren, nadat dentallen ja
ren lang alleen de lampolie of kero
sine als bruikbaar destillaat is be
schouwd. De rest. heel die kostelijke
voorraad aan onvermoede kansen, zo
wat negentig procent van het totaal ge
wonnen produkt uitmakend moest als
afval in brand worden gestoken.
et is wonderlijk te bedenken, dat
pas in onze eigen twintigste eeuw
ten volle profijt wordt getrokken
van een stof die de natuur zeven
tig tot honderd miljoen jaar eerder in
de ingewanden der aarde bereidde: fos
siele energie, gevormd onder onvoor
stelbaar hoge druk en overigens onder
omstandigheden waarbij de meest ver
metele verbeelding ons in de steek laat.
Wat Nederland betreft neemt men aan,
dat de oliehoudende lagen, zowel in
oost als in west, zich hebber ontwikkeld
gedurende het zogenaamde Onder-Krijt,
toen van heel ons land nog geen vier
kante meter boven water stak. Voorzo
ver Europa uit een vaste substantie be
stond. leefden daar de dinosauriërs,
er "te reptielen in tal van variaties.
Dat de atoomtechniek in dienst
gesteld kan worden van de
bestrijding van de misdaad,
zullen atoomgeleerden en re
actortechnici niet verwacht hebben.
Toch is het zo. In de loop van dit
jaar zal waarschijnlijk voor de eerste
maal in Amerika bewijsmateriaal,
verkregen door een activeringsana
lyse in een kernreactor, gebruikt wor
den bij een terechtzitting. Volgens
het blad „Nucleonics Week" heeft
een deskundige van General Ato
mic dit verklaard. Kruitresten „aan
de handen van een verdachte in
criminele zaken zullen aan een „neu
tronenbombardement" worden on
derworpen om te bepalen of ze
afkomstig zijn van een hand, die „zeer
recent" een revolver heeft afgevuurd.
General Atomic heeft aangetoond,
dat gemakkelijk meetbare sporen an
timonium, die in bijna alle revolver
kogels voorkomt, achterblijven op
de rug van de hand waarmee wordt
geschoten. Vaak bljjuen ook sporen
barium achter. De sporen worden ge
durende een half tot een heel uur in
een TRIGA-reactor geactiveerd. Ra
diochemisch en met behulp van een
gamma-spectrometer wordt iedere
activiteit geïdentificeerd en een kwan
titatieve bepaling gegeven. In som
mige gevallen kan zo ook worden
nagegaan of er een revolver of een
geweer is gebruikt, van welk type
het kruit is en hoeveel maal is ge
vuurd. Het is ook mogelijk deze
„atoom"-bewijsvoering toe te passen
voor de analyse van bijvoorbeeld
bloedvlekken.
En waar olie wordt gevonden, moet
eens de zee hebben gestroomd, dat
staat in elk geval vast.
Sporen van deze bruine vloeistof, rij
ke erfenis uit een onbekend ver
leden, w-aren. vóór Drake in 1859;
de eerste georganiseerde boring
opzette in de buurt van Titusville, Penn
sylvania, overigens al lang voor het
begin van de jaartelling aangetroffen.
Van de Sumeriërs weten we bijvoor
beeld, dat zjj duizenden jaren vóór
Christus al bitumen toepasten als iso
latiemateriaal voor bouwwerken. Er
waren in het middenoosten namelijk
plaatsen, waar de olie door de bodem
tot aan de oppervlakte wist door te sij
pelen. Incidenteel wendde men de vloei
stof aan in de krijg, bijvoorbeeld in de
vorm van pek dat in brand gestoken
werd en naar de vijand geslingerd,
maar de volle betekenis van deze ener
giebron drong tot niemand door, kón
dat trouwens ook niet bij gebrek aan
toepassingsmogelijkheden. Toen een
eeuw geleden de olierush op gang
kwam, beschouwde men de petroleum
nog slechts als een welkom vervan
gingsmiddel van traan en plantaardige
olie voor verlichtingsdoeleinden, en wat
later prezen handige zakenlieden olie
aan als een door de natuur zelf bereid
patentgeneesmiddel: de Haarlemmerolie
bijvoorbeeld. De energie die petroleum
bevat, werd, inplaats van in licht, voor
het eerst in warmte omgezet toen de
verbrandingsmotor zijn entrée maakte,
en van dat ogenblik af kreeg men pas
oog voor alle flonkeringen van de schat
die men had opgegraven. Het bleek bo
vendien, dat deze rijkdom zich op vele
gebieden ter wereld liet delven, soms
op enkele honderden meters diep, soms
op vele duizenden meters. Er zijn vele
verschillen in kwaliteit, bij Shell Pernis
worden bijvoorbeeld wel 35 soorten ru
we olie aangevoerd, maar alle petro-
Een nieuw lied, een bundel nieu
we en eeuwigjonge Kerkliederen"
luidt de titel van een - verzame
ling van zesentachtig geestelijke
liederen in de volkstaal, uitgegeven on
der redactie van Ignace de Sutter bij
de uitgeverij Patmos in Antwerpen.
Het boekje is ontstaan naar aanlei
ding van de bewust herlevende bijbels
liturgische vroomheid en de steeds gro
ter wordende mogelijkheid tot bidden
en zingen in de landstaal. Vandaar
dat veel psalmvertalingen getoonzet
zijn door hedendaagse componisten uit
katholieke en christelijke, Belgische en
Nederlandse kerkmuziekkringen; ten
dele zijn volkse verwerkingen van Gre
goriaanse melodieën aangewend of zes
tiende- en zeventiende- eeuwse liedboe
ken geraadpleegd aangaande de oor
spronkelijke zangwijzen. Er is hier dus
voor de zoveelste maal sprake van een
noodoplossing, een hinken op verschil
lende gedachten.
V n systematische inhoud naar de
indeling van het kerkelijk jaar-met aan-
sluitend een rubriek voor de christe
lijke dag. lofgezangen, de sacramenten,
gedachtenis der doden, verhoogt de
practische bruikbaarheid van dit boek
je, dat bedoeld is voor bepaalde paro-
ch. i egemeenschappen gemeenschaps-
mis, sacramentenviering, lofplechtig-
heden, bjjbelwaken, bidstonden enz.),
kloostergemeenten, scholen, jeugdgroe
pen en zelfs gezinnen, ,,die een vol
waardig liturgisch bidden tot grondslag
van hun vroomheidsbeleven hebben ge?
steld". Er is bij de uitgever eveneens
een geluidsband beschikbaar, waarop
oonatv.en van een twintigtal liederen
uit deze bundel, inbegrepen het volle
dig verloop van een zangstonde waar
bij een lied methodisch wordt aange
leerd. Of al deze liederen, waaronder
zich het kaf van ouderwets aandoende
teksten en monotone, conservatieve
melodieën bevindt naast het koren van
werkelijk geslaagde woord- en muziek-
trouvailles, zullen aanslaan bij de ge
lovigen? Of zij werkelijk in een behoefte
voorzien en aansluiten bij de alom
geconstateerde drang naar liturgische
vormhernieuwing, staat nog te bezien.
Niemand schijnt dit beter te beseffen
dan de samensteller zelf: hoewel hij
het overgrote deel van deze liederschat
in kerk en klas aan de praktijk ge
toetst en bruikbaar bevonden heeft, be
sluit hij zijn inleiding met de negatieve
wens dat:
..Een nieuw lied" door de veelvul
dige praktijk zo vlug mogelijk over
bodig mag worden en bovendien snel
verouderen: of liever achterhaald
worden door diegenen die een beter
begaanbare weg hebben gevonden
om de Heer God te doen prijzen
door een waarlijk „mondig gewor
den gemeente"! Het moge zo zijn.
M. A.-Vr
Bij Spectrum-Utrecht verschenen:
In de Prisma-serie:
Prisma belastinggids, door A. G. F.
Lindeijer (no. 817)
In de serie Aula-pockets:
)e gezondheid van het kind, door
Richard W B. Ellis (no. 108)
Met foto's geïllustreerd.
De wereld van morgen, door Martin
Kojc (no. 72)
Volgens de flaptekst: „een voor ieder
verstaanbaar antwoord op de levens
vragen die onze tijd ons stelt".
ieum wordt nu voor praktisch honderd
procent benut.
ergeleken met de wereldproduktie,
die vorig jaar de 1200 miljoen ton
overschreed, is het kwantum olie
dat aan de Nederlandse bodem
wordt onttrokken, maar van bescheiden
betekenis. Niettemin wordt met onze
eigen winning, die in 1962 ruim 2,3 mil
joen ton bedroeg, bijna éénkwart van
de nationale behoefte aan olie gedekt,
en dat is heel wat meer dan vermoed
werd in 1944 toen de eerste Drentse put
bij Schoonebeek in produktie kwam.
Sindsdien is ongeveer 18 miljoen ton
olie aan de oppervlakte gebracht, met
inbegrip van de winplaatsen in Zuid-
Holland. De produktiecjjfers van oost
en west liggen momenteel ongeveer op
hetzelfde niveau, maar sommige velden
in westelijk Nederland verwateren
sterk, zoals dat in Rijswijk, en aange
zien het niet te verwachten is dat het
aantal producerende putten in dit ge
bied, thans ruim honderd in getal, nog
aanmerkelijk zal worden uitgebreid, zit
Zuid-Holland wel ongeveer aan zijn.
maximale capaciteit.Deexplora-tieborin-
gen van het booreiland „Triton" in de
Noordzee hebben wel belangrijke gege
vens omtrent de bodemstructuur aan
het licht gebracht, maar zijn tot nog
toe niet bekroond met olievondsten.
Niettemin is de hoop op successen on
verflauwd gebleven, en vermoedelijk zal
het booreiland dit jaar opnieuw ergens
voor de kust het „anker" uitgooien.
In het Schoonebeekse veld past men
al enkele jaren de zogenaamde secon-
Benzine en...
belasting
p iedere liter benzine die de auto
mobilist aan de pomp in zijn tank
laat spuiten, betaalt hij ongeveer
een kwartje aan de fiscus, dus
meer dan de helft van het totaal ver
schuldigde bedrag. Om precies te zijn:
51,9 procent van de benzineprijs moet
worden afgedragen aan de Staat onder
het motto „bijzonder invoerrecht". In
hoogte valt deze belasting te vergelij
ken met de accijns op gedistilleerd,
want ook de vaderlandse borrel gaat
gebukt onder een fiscale druk die on
geveer do helft van de prijs uitmaakt.
Beziet men de elders gepubliceerde
cijfers omtrent de omzet van benzine,
dan is het duidelijk dat voor de schat
kist het bijzonder invoerrecht op benzi
ne een belangrijke bron van inkomsten
betekent. In 1061 kon de minister van
financiën het forse bedrag van 150 mil
joen gulden in zijn inkomstenstaat bij
schrijven en 1962 zal ongeveer eenzelf
de som opleveren. Het vorig jaar wierp
bovendien nog een extra voordeel af
van 74 miljoen gulden als resultaat van
het dat jaar van kracht geworden bij
zonder invoerrecht op minerale oliën
zoals gas-, stook- en dieselolie. De ta
rieven zijn gedifferentieerd als volgt:
petroleum 1,40 per hectoliter, gasolie
1,10 per hl en 0,70 per 100 kg voor
stookolie, smeerolie en andere soorten.
Op olie voor huishoudelijk gebruik, zo
als verlichting en huisbrand, drukt dit
speciale recht niet.
In bijna alle landen ter wereld is
benzine een dankbare prooi van de
fiscus. De rechten die op dit produkt
worden geheven, zijn te beschouwen als
de royalties ten bate van de regeringen
wier grondgebied geen aardolie bevat.
En aangezien de heffing op aardolie-
produkten een zeer lukratiei bedrijf is
gebleken, hoeft niemand te verwachten
dat enige regering ooit van dit histori
sche recht afstand zal doen, integen
deel, zij zal er op uit zijn de mogelijk
heden nog wat verder te benutten. In
ons eigen land hebben we dit gezien in
1961, toen de tijdelijke verhoging van
het bijzondere invoerrecht (van 16,65
tot 24,25 per hectoliter), die eigenlijk
per 1 januari zou vervallen, voorgoed
werd bestendigd, samen met nog en
kele andere als tijdelijk bedoelde indi
recte belastingen. Dat was toen de prijs
die ons land diende te betalen voor de
verlaging van de loon- en inkomsten
belasting. De Staat zou namelijk anders
een bedrag van niet minder dan 825
miljoen gulden per jaar hebben moeten
derven in plaats van de 500 miljoen die
de verlichte druk op loon en inkomen
haar nu moest kosten.
Na de oorlog is het bijzonder invoer
recht op benzine, dat toen 39,3 procent
bedroeg, voor het eerst verhoogd op 19
mei 1950, en wel tot 47,2 pet. De prijs
per liter steeg toen van 28 cent tot
35,3 cent. Sindsdien heeft zich nog een
zeer voorzichtige prijsverhoging voort
gezet over een aantal jaren, zodat vóór
de tweede drastische fiscale ingreep
van januari 1957 de benzineprijs was
opgelopen tot een kleine veertig cent.
Sinds januari 1957 schommelt de prijs
tussen 46 en 47 cent, althans voor de
gewone benzine, altijd nog lager dan in
de meeste andere landen in Europa.
Ter vergelijking: België 57 cent, Frank
rijk 71, Italië 58, Spanje en Duitsland
54 cent. Alleen Zwitserland ligt op ons
voor met een prijs van ongeveer 40
cent per liter. In 1957 is, tegelijk met
de verhoogde belasting op benzine, de
motorrijtuigenbelasting voor automo
bielen, die dieselolie en LPG als brand
stof gebruiken, verhoogd van 150 tot
220 procent.
daire winningsmethode toe, hetgeen wil
zeggen, dat met warm water de dun-
vloeibaarheid van de daar sterk paraf-
fineuze olie wordt opgevoerd teneinde
de winning te vergemakkelijken. Een
onmiskenbaar teken van het naderende
einde, al kan de produktie, ten koste
van verhoogde inspanningen, nog vele
jaren lang op peil blijven. De olietrein,
zoals die meermalen per etmaal de rit
van Drente naar Rotterdam aflegt, blijft
voorlopig nog een vertrouwd beeld.
liewinning is een enorm kostbaar
bedrijf, niet zozeer door de win
ning zelf. maar vooral door de
voorbereidingen. Iedere explora
tieboring geeft slechts 10 a 12 procent
kans op succes, en als men dan weet
dat met zo'n proef al gauw een miljoen
gulden gemoeid is, wordt het duidelijk
welk een kapitaal de ruim 1200 pene
traties in de Nederlandse bodem heb
ben verslonden. De diepste boring is
destijds geschied in Dwingelo, waar de
boorbeitel bijna 4 kilometer de grond
in drong. Resultaat: 200 liter olie, let
terlijk een druppel op de gloeiende
plaat. Doorgaans blijft 50 tot 70 pro
cent van de olie buiten bereik van de
menselijke techniek. Wanneer dus al het
oliehoudende gesteente ter wereld zal
zijn uitgeput, betekent zulks, dat we
ruim de helft noodgedwongen achter
hebben gelaten bij gehrelc aan de tech
nische middelen om het onderste uit de
oliekan te halen.
aar ondanks dit „verlies" de on
mogelijkheid om de verdere
aard olievoorraad aan te boren,
zal, naar algemene verwachting,
de produktie van petroleum in de we
reld nog aanzienlijk toenemen. Nu is
er weliswaar een overproduktie, zoals
er ook een overschot is aan tankschip-
ruimte nog altijd vertegenwoordigen
de uit de vaart genomen schepen een
draagvermogen van 3 miljoen ton —r
maar de vraag blijft toch stijgen, zeker
tot aan het einde van deze eeuw. Olie
en gas leveren thans ongeveer de helft
van de benodigde wereldenergie. Sinds
het einde van de oorlog is de produktie
van ruwe aardolie ongeveer verdub
beld; ze heeft nu het immense getal
van 3 miljoen ton per dag bereikt. In
de olie-industrie drukt men het resul
taat graag uit in barrels, de verpak
king waarin vroeger alle transport ge
schiedde, en dan komt men op een ge
tal van twintig miljoen barrels, een
kwantum waarvoor over heel de wereld
ongeveer een investering van 400 mil
jard gulden is gemaakt. Toch gunnen
de olie-producenten zich de rust niet om
op adem te komen. Want wat verwach
ten zjj van de toekomst? „Alles wat tot
nu toe bereikt is, vormt niet meer dan
een voorspel van wat vóór ons ligt,"
staat te lezen in het jaarverslag 1961
van de N.V. Kon. Ned. Petroleum Maat
schappij. De komende vijftien jaar moet
deproduktie het dubbele van het hui
dige peil hebben berëikt en een investe
ring van nog eens 800 miljard gulden
zal daartoe nodig zijn. Hoe belangrijk
aardolie als energieleverancier is moge
blijken uit dit ene cijfer: ongeveer 75
pet. van alle transportmiddelen ter we
reld wordt er door voortbewogen.
aar hoe staat het met de reser
ves van dit fossiele, maar voor
het leven zo essentiële materi
aal? Hierover bestaat een glo
bale schatting, waarbij gebruik is ge
maakt van de eenheid ,,Q", equivalent
aan ongeveer 36 miljard ton steenkool.
In deze norm uitgedrukt bevat de aard
korst ongeveer 10 Q winbare gewone
aardolie en nog eens 40 Q in leisteen
en teerzanden. Deze cijfers krijgen meer
reliëf wanneer men weet, dat het jaar
lijks verbruik aan energie over de hele
wereld geraamd wordt op 0,1 Q. Het
zijn getallen, die het optimisme van de
captains of oil-industry uit een oogpunt
van ontginningsmogelijkheden in elk ge
val rechtvaardigen.
HANS STEVENS
0,,,,... ,1' .'Uw»»
'ss -
Yan moeilijkheden in de kolen-
sector, was tot voor kort geen
sprake. De afzet van de kolen
van de Limburgse mijnen,
waar circa 50.000 arbeidskrachten
(26.000 ondergronders en 23.000 bo-
vengronders) werkzaam zijn, verliep
vlot, temeer omdat de Nederlandse
kolenproduktie van 12 miljoen ton
niet toereikend is om de eigen be
hoefte aan kolen (15,5 miljoen ton)
te dekken.
De toenemende concurrentie van
olie deed een soort angstpsychose
ontstaan in de kolenproducerende
landen. In de zes landen van de
E.G.K.S. moesten niet minder dan
100 mijnen worden gesloten; het aan
tal mijnwerkers daalde met 200.000.
Harde klappen vielen in Duitsland,
waar 100.000 mijnwerkers ander werk
moesten zoeken, alsook in België,
waar het aantal mijnwerkers tot d«
helft moest worden teruggebracht.
De Limburgse mijnen konden deze
moeilijkheden behoorlijk opvangen
(er werden geen mijnen gesloten en
geen mijnwerkers ontslagen), maat
ook hier nam de animo vooral van
de jongere generatie sterk af om nog
in de mijnindustrie te gaan werken.
Zo sterk zelfs, dat de mijnen thans
kampen met een tekort aan arbei
ders voor de bezetting van de onder
grondse pijlers van circa 5000 man.
Dit leidde tot een gevoelige produc
tieverlaging en hier en daar ook
de vaste kosten zijn immers gelijk
gebleven tot ernstige verliezen in
de kolensector.
Bepalend voor de daling van de
animo voor de mijnarbeid is de
onzekerheid over de positie van
de kolen in het toekomstige
energieverbruik. Een onzekerheid,
welke tengevolge van de aardgas
vondsten nog aanzienlijk is toegeno
men. Optimisten stellen wel. dat de
tijd van de kolen nog lang niet voor
bij is, maar in hun betoog schuilen
tal van ongewisheden.
Zo bijvoorbeeld wijzen zij erop, dat
nog 2/3 gedeelte van de energiebe
hoefte in de wereld gedekt wordt
door kolen (1900 miljoen ton) en
bruinkool (uitgedrukt in steenkool
equivalenten 200 miljoen ton) en
slechts gedeelte door olie (uit
gedrukt in steenkoolequivalenten plm.
1200 miljoen ton).
Voorts, dat de oliereserves maar
voor 40 jaar en de technisch ontgin-
bare steenkolenvoorraden minstens
voor 400 jaar toereikend zijn, alsook
dat het voorkomen van olie (in het
verre oosten en in Amerika) bij po
litieke moeilijkheden nare gevolgen
zal hebben voor de energievoorzie
ning ift Europa, wanneer dit wereld
deel zijn betrouwbare energiebron!
kolen, zou verwaarlozen.
De minder optimistisch gestemde!»
voeren hier evenwel tegen aan, dat
wel alle kolenvoorraden, maar nog
lang niet alle oliereserves bekend
zijn. Vijf en twintig jaar geleden, zo
zeggen zjj, werd het uitgesloten ge
acht, dat in ons land olie zou worden
aangetroffen, maar inmiddels weten
wij wel beter. Daar komt nog bij,
dat de winningsmethoden zover ver
beterd zijn, dat niet langer 30 pet,
maar 50 pet olie uit de olievelden
kan worden gewonnen, alsmede dat
ook de olie onder de zeebodem kan
worden afgetapt. Wat de toekomst
van de Nederlandse kolen betreft
voeren zij aan, dat de opgegeven
aardgasvoorraden in werkelijkheid
veel groter zullen zijn; dat een ko-
lenvoorraad van 3 miljard ton, vol
doende voor 250 jaar, weinig hou
vast biedt, aangezien technisch ont-
ginbaar nog niet betekent, dat deze
kolenhoeveelheid ook economisch
ontginbaar is.
In dit verband wijzen zij op de ge*
beurtenissen rond staatsmijn Beatrix.
Tenslotte tonen zij zich ook bezorgd
over de ontwikkelingen in de E.G.K-
S., waar grote kolenproducenten, al
le verdragsbepalingen ten spijt, de
kolenprijzen „kunstmatig" laag hou
den door overheidssubsidies. In Duits
land circa 10 per ton; in België 8
per ton en in Frankrijk zelfs 13.
Van deze situatie ondervinden de Ne
derlandse mijnen veel hinder. Hui»
concurrentiekracht wordt hierdoor im
mers sterk aangetast. De genoemde
E.G.K.S.-partners zullen, nog altijd
volgens de pessimistische toekomst
verwachtingen, er niet voor terug
schrikken om terwille van de sociale
rust onder hun duizenden mijnwer
kers (in Duitsland alleen al werke»
circa 500.000 personen in de mijnin
dustrie) de geproduceerde kolen te
gen afbraakprijzen o.a. ook op de Ne
derlandse markt af te zetten.
n dat geval zou het zuiver econo
misch gezien voor ons land niet
langer verantwoord zijn, de
kolenbehoefte te dekken met du
re Limburgse kolen en dan zou het
wel eens kunnen gebeuren, dat de
best geoutilleerde mijnen van Europe
het eerst gesloten moeten worden-
Daarbij gaan „de zwartkijkers" nog
uit van een voorraad Nederland®
aardgas, aan de winning waarvan
slechts enkele honderden personen te
~as komen tegenover duizenden ar-
eiders, die nodig zijn bij het delven
van kolen, welke ruim voldoend®
is om minstens 75 jaar lang de huito'
ge produktie van de Limburgse mVl'
neu te evenaren.
Overigens zien ook zij nog wel cnl'
ge lichtpunten voor de Limburgs®
mijnindustrie, tenminste wanneer °P
korte termijn verschillende maatrege
len worden getroffen. Allereerst den
ken zij aan overheidsmaatregelen
de vorm van steunverlening bij het op
vangen van de hoge sociale lasten
voor het mijnpersoneel en het garan
deren van een bepaalde kolena»®
door bijvoorbeeld alle openbare eje®
triciteitscentrales kolen te doen afiw
men. Vervolgens aan verdergaand
mechanisatie van de koolwinninjv
alsmede aan concentratie van mU11
beurijven.
Met deze laatste visie kunnen
de optimisten instemmen, want ook
zijl. van mening, dat bepaalde
regelen nodig zijn om „de trots va
Limburg": de imposante mijnind"
trie ook in de toekomst te behoud®'
GOR bertraN^'