TELKENS NIEUWE, BIJKANS ONVERMOEDE FLONKERINGEN De fossiele bodemschat der AARDOLIE levert DAGELIJKS drie Kernreactor contra de misdaad lllll H EN TOCH IS WAT TOT DUSVER WERD BEREIKT, NIETS MEER DAN EEN KI FIN VOORSPEL KERKELIJKE VOLKSZANG Een nieuw lied brengt kaf en horen V' O O M" M I I Reserve Kostbaar E IH M I M wv* vl I, 's avonds een gigantische kermis AS - r7-'. Raffinaderijen breiden zich doorgaans als een olie vlelc uit. Hier een blik op de glycerinefabriek vn Pernis, een mastbos van stalen bomen. "*L', «1 u -&■ :v$m an olie naar een nylonkous, van olie naar het reukloze butaangas in uw aansteker, van olie naar de ballpoint waarmee ik deze woorden neerschrijf, il n'y a qu'un pas. In figuurlijke zin dan alleen, want voor dat aan de vloeibare delfstof die olie heet. het materiaal is onttrokken dat geschikt is als grondstof voor kunstma tig garen of voor verwerking in de rijk geschakeerde plastic-industrie, hebben vele ingewikkelde processen aan de vorm van zo'n voorlopig eindprodukt bijgedragen. Maar ai die technieken le veren nauwelijks problemen meer op. Fysicus en chemicus samen zijn der mate diep in de weelderige wereld der koolwaterstoffen doorgedrongen, dat in feite het merendeel der gegevens al in hun handen is gevallen. Het gaat er nog slechts om het aantal combinaties van de C- en de H-atomen uit te brei den. of ze met andere stoffen te ver binden. in principe een oneindig per spectief, naar believen door de fantasie op te vullen. Een moderne aardolieraf finaderij als die van de Shell in Pernis, overdag een woestijn van kille tech niek, 's avonds door haar illuminatie een gigantische, maar vrijwel gerucht loze kermis, heeft nu een range van bijna 1200 produkten, alle op de een of andere manier veroverd op de drab- b:ge vloeistof die miljoenen jaren gele den ergens diep onder het aardopper vlak aanzien kreeg uit de organische resten van afgestorven plankton en an der gedierte. Geheim na geheim, mo gelijkheid na mogelijkheid heeft de pe troleum aan wetenschappelijke vorsers moeten uitleveren, nadat dentallen ja ren lang alleen de lampolie of kero sine als bruikbaar destillaat is be schouwd. De rest. heel die kostelijke voorraad aan onvermoede kansen, zo wat negentig procent van het totaal ge wonnen produkt uitmakend moest als afval in brand worden gestoken. et is wonderlijk te bedenken, dat pas in onze eigen twintigste eeuw ten volle profijt wordt getrokken van een stof die de natuur zeven tig tot honderd miljoen jaar eerder in de ingewanden der aarde bereidde: fos siele energie, gevormd onder onvoor stelbaar hoge druk en overigens onder omstandigheden waarbij de meest ver metele verbeelding ons in de steek laat. Wat Nederland betreft neemt men aan, dat de oliehoudende lagen, zowel in oost als in west, zich hebber ontwikkeld gedurende het zogenaamde Onder-Krijt, toen van heel ons land nog geen vier kante meter boven water stak. Voorzo ver Europa uit een vaste substantie be stond. leefden daar de dinosauriërs, er "te reptielen in tal van variaties. Dat de atoomtechniek in dienst gesteld kan worden van de bestrijding van de misdaad, zullen atoomgeleerden en re actortechnici niet verwacht hebben. Toch is het zo. In de loop van dit jaar zal waarschijnlijk voor de eerste maal in Amerika bewijsmateriaal, verkregen door een activeringsana lyse in een kernreactor, gebruikt wor den bij een terechtzitting. Volgens het blad „Nucleonics Week" heeft een deskundige van General Ato mic dit verklaard. Kruitresten „aan de handen van een verdachte in criminele zaken zullen aan een „neu tronenbombardement" worden on derworpen om te bepalen of ze afkomstig zijn van een hand, die „zeer recent" een revolver heeft afgevuurd. General Atomic heeft aangetoond, dat gemakkelijk meetbare sporen an timonium, die in bijna alle revolver kogels voorkomt, achterblijven op de rug van de hand waarmee wordt geschoten. Vaak bljjuen ook sporen barium achter. De sporen worden ge durende een half tot een heel uur in een TRIGA-reactor geactiveerd. Ra diochemisch en met behulp van een gamma-spectrometer wordt iedere activiteit geïdentificeerd en een kwan titatieve bepaling gegeven. In som mige gevallen kan zo ook worden nagegaan of er een revolver of een geweer is gebruikt, van welk type het kruit is en hoeveel maal is ge vuurd. Het is ook mogelijk deze „atoom"-bewijsvoering toe te passen voor de analyse van bijvoorbeeld bloedvlekken. En waar olie wordt gevonden, moet eens de zee hebben gestroomd, dat staat in elk geval vast. Sporen van deze bruine vloeistof, rij ke erfenis uit een onbekend ver leden, w-aren. vóór Drake in 1859; de eerste georganiseerde boring opzette in de buurt van Titusville, Penn sylvania, overigens al lang voor het begin van de jaartelling aangetroffen. Van de Sumeriërs weten we bijvoor beeld, dat zjj duizenden jaren vóór Christus al bitumen toepasten als iso latiemateriaal voor bouwwerken. Er waren in het middenoosten namelijk plaatsen, waar de olie door de bodem tot aan de oppervlakte wist door te sij pelen. Incidenteel wendde men de vloei stof aan in de krijg, bijvoorbeeld in de vorm van pek dat in brand gestoken werd en naar de vijand geslingerd, maar de volle betekenis van deze ener giebron drong tot niemand door, kón dat trouwens ook niet bij gebrek aan toepassingsmogelijkheden. Toen een eeuw geleden de olierush op gang kwam, beschouwde men de petroleum nog slechts als een welkom vervan gingsmiddel van traan en plantaardige olie voor verlichtingsdoeleinden, en wat later prezen handige zakenlieden olie aan als een door de natuur zelf bereid patentgeneesmiddel: de Haarlemmerolie bijvoorbeeld. De energie die petroleum bevat, werd, inplaats van in licht, voor het eerst in warmte omgezet toen de verbrandingsmotor zijn entrée maakte, en van dat ogenblik af kreeg men pas oog voor alle flonkeringen van de schat die men had opgegraven. Het bleek bo vendien, dat deze rijkdom zich op vele gebieden ter wereld liet delven, soms op enkele honderden meters diep, soms op vele duizenden meters. Er zijn vele verschillen in kwaliteit, bij Shell Pernis worden bijvoorbeeld wel 35 soorten ru we olie aangevoerd, maar alle petro- Een nieuw lied, een bundel nieu we en eeuwigjonge Kerkliederen" luidt de titel van een - verzame ling van zesentachtig geestelijke liederen in de volkstaal, uitgegeven on der redactie van Ignace de Sutter bij de uitgeverij Patmos in Antwerpen. Het boekje is ontstaan naar aanlei ding van de bewust herlevende bijbels liturgische vroomheid en de steeds gro ter wordende mogelijkheid tot bidden en zingen in de landstaal. Vandaar dat veel psalmvertalingen getoonzet zijn door hedendaagse componisten uit katholieke en christelijke, Belgische en Nederlandse kerkmuziekkringen; ten dele zijn volkse verwerkingen van Gre goriaanse melodieën aangewend of zes tiende- en zeventiende- eeuwse liedboe ken geraadpleegd aangaande de oor spronkelijke zangwijzen. Er is hier dus voor de zoveelste maal sprake van een noodoplossing, een hinken op verschil lende gedachten. V n systematische inhoud naar de indeling van het kerkelijk jaar-met aan- sluitend een rubriek voor de christe lijke dag. lofgezangen, de sacramenten, gedachtenis der doden, verhoogt de practische bruikbaarheid van dit boek je, dat bedoeld is voor bepaalde paro- ch. i egemeenschappen gemeenschaps- mis, sacramentenviering, lofplechtig- heden, bjjbelwaken, bidstonden enz.), kloostergemeenten, scholen, jeugdgroe pen en zelfs gezinnen, ,,die een vol waardig liturgisch bidden tot grondslag van hun vroomheidsbeleven hebben ge? steld". Er is bij de uitgever eveneens een geluidsband beschikbaar, waarop oonatv.en van een twintigtal liederen uit deze bundel, inbegrepen het volle dig verloop van een zangstonde waar bij een lied methodisch wordt aange leerd. Of al deze liederen, waaronder zich het kaf van ouderwets aandoende teksten en monotone, conservatieve melodieën bevindt naast het koren van werkelijk geslaagde woord- en muziek- trouvailles, zullen aanslaan bij de ge lovigen? Of zij werkelijk in een behoefte voorzien en aansluiten bij de alom geconstateerde drang naar liturgische vormhernieuwing, staat nog te bezien. Niemand schijnt dit beter te beseffen dan de samensteller zelf: hoewel hij het overgrote deel van deze liederschat in kerk en klas aan de praktijk ge toetst en bruikbaar bevonden heeft, be sluit hij zijn inleiding met de negatieve wens dat: ..Een nieuw lied" door de veelvul dige praktijk zo vlug mogelijk over bodig mag worden en bovendien snel verouderen: of liever achterhaald worden door diegenen die een beter begaanbare weg hebben gevonden om de Heer God te doen prijzen door een waarlijk „mondig gewor den gemeente"! Het moge zo zijn. M. A.-Vr Bij Spectrum-Utrecht verschenen: In de Prisma-serie: Prisma belastinggids, door A. G. F. Lindeijer (no. 817) In de serie Aula-pockets: )e gezondheid van het kind, door Richard W B. Ellis (no. 108) Met foto's geïllustreerd. De wereld van morgen, door Martin Kojc (no. 72) Volgens de flaptekst: „een voor ieder verstaanbaar antwoord op de levens vragen die onze tijd ons stelt". ieum wordt nu voor praktisch honderd procent benut. ergeleken met de wereldproduktie, die vorig jaar de 1200 miljoen ton overschreed, is het kwantum olie dat aan de Nederlandse bodem wordt onttrokken, maar van bescheiden betekenis. Niettemin wordt met onze eigen winning, die in 1962 ruim 2,3 mil joen ton bedroeg, bijna éénkwart van de nationale behoefte aan olie gedekt, en dat is heel wat meer dan vermoed werd in 1944 toen de eerste Drentse put bij Schoonebeek in produktie kwam. Sindsdien is ongeveer 18 miljoen ton olie aan de oppervlakte gebracht, met inbegrip van de winplaatsen in Zuid- Holland. De produktiecjjfers van oost en west liggen momenteel ongeveer op hetzelfde niveau, maar sommige velden in westelijk Nederland verwateren sterk, zoals dat in Rijswijk, en aange zien het niet te verwachten is dat het aantal producerende putten in dit ge bied, thans ruim honderd in getal, nog aanmerkelijk zal worden uitgebreid, zit Zuid-Holland wel ongeveer aan zijn. maximale capaciteit.Deexplora-tieborin- gen van het booreiland „Triton" in de Noordzee hebben wel belangrijke gege vens omtrent de bodemstructuur aan het licht gebracht, maar zijn tot nog toe niet bekroond met olievondsten. Niettemin is de hoop op successen on verflauwd gebleven, en vermoedelijk zal het booreiland dit jaar opnieuw ergens voor de kust het „anker" uitgooien. In het Schoonebeekse veld past men al enkele jaren de zogenaamde secon- Benzine en... belasting p iedere liter benzine die de auto mobilist aan de pomp in zijn tank laat spuiten, betaalt hij ongeveer een kwartje aan de fiscus, dus meer dan de helft van het totaal ver schuldigde bedrag. Om precies te zijn: 51,9 procent van de benzineprijs moet worden afgedragen aan de Staat onder het motto „bijzonder invoerrecht". In hoogte valt deze belasting te vergelij ken met de accijns op gedistilleerd, want ook de vaderlandse borrel gaat gebukt onder een fiscale druk die on geveer do helft van de prijs uitmaakt. Beziet men de elders gepubliceerde cijfers omtrent de omzet van benzine, dan is het duidelijk dat voor de schat kist het bijzonder invoerrecht op benzi ne een belangrijke bron van inkomsten betekent. In 1061 kon de minister van financiën het forse bedrag van 150 mil joen gulden in zijn inkomstenstaat bij schrijven en 1962 zal ongeveer eenzelf de som opleveren. Het vorig jaar wierp bovendien nog een extra voordeel af van 74 miljoen gulden als resultaat van het dat jaar van kracht geworden bij zonder invoerrecht op minerale oliën zoals gas-, stook- en dieselolie. De ta rieven zijn gedifferentieerd als volgt: petroleum 1,40 per hectoliter, gasolie 1,10 per hl en 0,70 per 100 kg voor stookolie, smeerolie en andere soorten. Op olie voor huishoudelijk gebruik, zo als verlichting en huisbrand, drukt dit speciale recht niet. In bijna alle landen ter wereld is benzine een dankbare prooi van de fiscus. De rechten die op dit produkt worden geheven, zijn te beschouwen als de royalties ten bate van de regeringen wier grondgebied geen aardolie bevat. En aangezien de heffing op aardolie- produkten een zeer lukratiei bedrijf is gebleken, hoeft niemand te verwachten dat enige regering ooit van dit histori sche recht afstand zal doen, integen deel, zij zal er op uit zijn de mogelijk heden nog wat verder te benutten. In ons eigen land hebben we dit gezien in 1961, toen de tijdelijke verhoging van het bijzondere invoerrecht (van 16,65 tot 24,25 per hectoliter), die eigenlijk per 1 januari zou vervallen, voorgoed werd bestendigd, samen met nog en kele andere als tijdelijk bedoelde indi recte belastingen. Dat was toen de prijs die ons land diende te betalen voor de verlaging van de loon- en inkomsten belasting. De Staat zou namelijk anders een bedrag van niet minder dan 825 miljoen gulden per jaar hebben moeten derven in plaats van de 500 miljoen die de verlichte druk op loon en inkomen haar nu moest kosten. Na de oorlog is het bijzonder invoer recht op benzine, dat toen 39,3 procent bedroeg, voor het eerst verhoogd op 19 mei 1950, en wel tot 47,2 pet. De prijs per liter steeg toen van 28 cent tot 35,3 cent. Sindsdien heeft zich nog een zeer voorzichtige prijsverhoging voort gezet over een aantal jaren, zodat vóór de tweede drastische fiscale ingreep van januari 1957 de benzineprijs was opgelopen tot een kleine veertig cent. Sinds januari 1957 schommelt de prijs tussen 46 en 47 cent, althans voor de gewone benzine, altijd nog lager dan in de meeste andere landen in Europa. Ter vergelijking: België 57 cent, Frank rijk 71, Italië 58, Spanje en Duitsland 54 cent. Alleen Zwitserland ligt op ons voor met een prijs van ongeveer 40 cent per liter. In 1957 is, tegelijk met de verhoogde belasting op benzine, de motorrijtuigenbelasting voor automo bielen, die dieselolie en LPG als brand stof gebruiken, verhoogd van 150 tot 220 procent. daire winningsmethode toe, hetgeen wil zeggen, dat met warm water de dun- vloeibaarheid van de daar sterk paraf- fineuze olie wordt opgevoerd teneinde de winning te vergemakkelijken. Een onmiskenbaar teken van het naderende einde, al kan de produktie, ten koste van verhoogde inspanningen, nog vele jaren lang op peil blijven. De olietrein, zoals die meermalen per etmaal de rit van Drente naar Rotterdam aflegt, blijft voorlopig nog een vertrouwd beeld. liewinning is een enorm kostbaar bedrijf, niet zozeer door de win ning zelf. maar vooral door de voorbereidingen. Iedere explora tieboring geeft slechts 10 a 12 procent kans op succes, en als men dan weet dat met zo'n proef al gauw een miljoen gulden gemoeid is, wordt het duidelijk welk een kapitaal de ruim 1200 pene traties in de Nederlandse bodem heb ben verslonden. De diepste boring is destijds geschied in Dwingelo, waar de boorbeitel bijna 4 kilometer de grond in drong. Resultaat: 200 liter olie, let terlijk een druppel op de gloeiende plaat. Doorgaans blijft 50 tot 70 pro cent van de olie buiten bereik van de menselijke techniek. Wanneer dus al het oliehoudende gesteente ter wereld zal zijn uitgeput, betekent zulks, dat we ruim de helft noodgedwongen achter hebben gelaten bij gehrelc aan de tech nische middelen om het onderste uit de oliekan te halen. aar ondanks dit „verlies" de on mogelijkheid om de verdere aard olievoorraad aan te boren, zal, naar algemene verwachting, de produktie van petroleum in de we reld nog aanzienlijk toenemen. Nu is er weliswaar een overproduktie, zoals er ook een overschot is aan tankschip- ruimte nog altijd vertegenwoordigen de uit de vaart genomen schepen een draagvermogen van 3 miljoen ton —r maar de vraag blijft toch stijgen, zeker tot aan het einde van deze eeuw. Olie en gas leveren thans ongeveer de helft van de benodigde wereldenergie. Sinds het einde van de oorlog is de produktie van ruwe aardolie ongeveer verdub beld; ze heeft nu het immense getal van 3 miljoen ton per dag bereikt. In de olie-industrie drukt men het resul taat graag uit in barrels, de verpak king waarin vroeger alle transport ge schiedde, en dan komt men op een ge tal van twintig miljoen barrels, een kwantum waarvoor over heel de wereld ongeveer een investering van 400 mil jard gulden is gemaakt. Toch gunnen de olie-producenten zich de rust niet om op adem te komen. Want wat verwach ten zjj van de toekomst? „Alles wat tot nu toe bereikt is, vormt niet meer dan een voorspel van wat vóór ons ligt," staat te lezen in het jaarverslag 1961 van de N.V. Kon. Ned. Petroleum Maat schappij. De komende vijftien jaar moet deproduktie het dubbele van het hui dige peil hebben berëikt en een investe ring van nog eens 800 miljard gulden zal daartoe nodig zijn. Hoe belangrijk aardolie als energieleverancier is moge blijken uit dit ene cijfer: ongeveer 75 pet. van alle transportmiddelen ter we reld wordt er door voortbewogen. aar hoe staat het met de reser ves van dit fossiele, maar voor het leven zo essentiële materi aal? Hierover bestaat een glo bale schatting, waarbij gebruik is ge maakt van de eenheid ,,Q", equivalent aan ongeveer 36 miljard ton steenkool. In deze norm uitgedrukt bevat de aard korst ongeveer 10 Q winbare gewone aardolie en nog eens 40 Q in leisteen en teerzanden. Deze cijfers krijgen meer reliëf wanneer men weet, dat het jaar lijks verbruik aan energie over de hele wereld geraamd wordt op 0,1 Q. Het zijn getallen, die het optimisme van de captains of oil-industry uit een oogpunt van ontginningsmogelijkheden in elk ge val rechtvaardigen. HANS STEVENS 0,,,,... ,1' .'Uw»» 'ss - Yan moeilijkheden in de kolen- sector, was tot voor kort geen sprake. De afzet van de kolen van de Limburgse mijnen, waar circa 50.000 arbeidskrachten (26.000 ondergronders en 23.000 bo- vengronders) werkzaam zijn, verliep vlot, temeer omdat de Nederlandse kolenproduktie van 12 miljoen ton niet toereikend is om de eigen be hoefte aan kolen (15,5 miljoen ton) te dekken. De toenemende concurrentie van olie deed een soort angstpsychose ontstaan in de kolenproducerende landen. In de zes landen van de E.G.K.S. moesten niet minder dan 100 mijnen worden gesloten; het aan tal mijnwerkers daalde met 200.000. Harde klappen vielen in Duitsland, waar 100.000 mijnwerkers ander werk moesten zoeken, alsook in België, waar het aantal mijnwerkers tot d« helft moest worden teruggebracht. De Limburgse mijnen konden deze moeilijkheden behoorlijk opvangen (er werden geen mijnen gesloten en geen mijnwerkers ontslagen), maat ook hier nam de animo vooral van de jongere generatie sterk af om nog in de mijnindustrie te gaan werken. Zo sterk zelfs, dat de mijnen thans kampen met een tekort aan arbei ders voor de bezetting van de onder grondse pijlers van circa 5000 man. Dit leidde tot een gevoelige produc tieverlaging en hier en daar ook de vaste kosten zijn immers gelijk gebleven tot ernstige verliezen in de kolensector. Bepalend voor de daling van de animo voor de mijnarbeid is de onzekerheid over de positie van de kolen in het toekomstige energieverbruik. Een onzekerheid, welke tengevolge van de aardgas vondsten nog aanzienlijk is toegeno men. Optimisten stellen wel. dat de tijd van de kolen nog lang niet voor bij is, maar in hun betoog schuilen tal van ongewisheden. Zo bijvoorbeeld wijzen zij erop, dat nog 2/3 gedeelte van de energiebe hoefte in de wereld gedekt wordt door kolen (1900 miljoen ton) en bruinkool (uitgedrukt in steenkool equivalenten 200 miljoen ton) en slechts gedeelte door olie (uit gedrukt in steenkoolequivalenten plm. 1200 miljoen ton). Voorts, dat de oliereserves maar voor 40 jaar en de technisch ontgin- bare steenkolenvoorraden minstens voor 400 jaar toereikend zijn, alsook dat het voorkomen van olie (in het verre oosten en in Amerika) bij po litieke moeilijkheden nare gevolgen zal hebben voor de energievoorzie ning ift Europa, wanneer dit wereld deel zijn betrouwbare energiebron! kolen, zou verwaarlozen. De minder optimistisch gestemde!» voeren hier evenwel tegen aan, dat wel alle kolenvoorraden, maar nog lang niet alle oliereserves bekend zijn. Vijf en twintig jaar geleden, zo zeggen zjj, werd het uitgesloten ge acht, dat in ons land olie zou worden aangetroffen, maar inmiddels weten wij wel beter. Daar komt nog bij, dat de winningsmethoden zover ver beterd zijn, dat niet langer 30 pet, maar 50 pet olie uit de olievelden kan worden gewonnen, alsmede dat ook de olie onder de zeebodem kan worden afgetapt. Wat de toekomst van de Nederlandse kolen betreft voeren zij aan, dat de opgegeven aardgasvoorraden in werkelijkheid veel groter zullen zijn; dat een ko- lenvoorraad van 3 miljard ton, vol doende voor 250 jaar, weinig hou vast biedt, aangezien technisch ont- ginbaar nog niet betekent, dat deze kolenhoeveelheid ook economisch ontginbaar is. In dit verband wijzen zij op de ge* beurtenissen rond staatsmijn Beatrix. Tenslotte tonen zij zich ook bezorgd over de ontwikkelingen in de E.G.K- S., waar grote kolenproducenten, al le verdragsbepalingen ten spijt, de kolenprijzen „kunstmatig" laag hou den door overheidssubsidies. In Duits land circa 10 per ton; in België 8 per ton en in Frankrijk zelfs 13. Van deze situatie ondervinden de Ne derlandse mijnen veel hinder. Hui» concurrentiekracht wordt hierdoor im mers sterk aangetast. De genoemde E.G.K.S.-partners zullen, nog altijd volgens de pessimistische toekomst verwachtingen, er niet voor terug schrikken om terwille van de sociale rust onder hun duizenden mijnwer kers (in Duitsland alleen al werke» circa 500.000 personen in de mijnin dustrie) de geproduceerde kolen te gen afbraakprijzen o.a. ook op de Ne derlandse markt af te zetten. n dat geval zou het zuiver econo misch gezien voor ons land niet langer verantwoord zijn, de kolenbehoefte te dekken met du re Limburgse kolen en dan zou het wel eens kunnen gebeuren, dat de best geoutilleerde mijnen van Europe het eerst gesloten moeten worden- Daarbij gaan „de zwartkijkers" nog uit van een voorraad Nederland® aardgas, aan de winning waarvan slechts enkele honderden personen te ~as komen tegenover duizenden ar- eiders, die nodig zijn bij het delven van kolen, welke ruim voldoend® is om minstens 75 jaar lang de huito' ge produktie van de Limburgse mVl' neu te evenaren. Overigens zien ook zij nog wel cnl' ge lichtpunten voor de Limburgs® mijnindustrie, tenminste wanneer °P korte termijn verschillende maatrege len worden getroffen. Allereerst den ken zij aan overheidsmaatregelen de vorm van steunverlening bij het op vangen van de hoge sociale lasten voor het mijnpersoneel en het garan deren van een bepaalde kolena»® door bijvoorbeeld alle openbare eje® triciteitscentrales kolen te doen afiw men. Vervolgens aan verdergaand mechanisatie van de koolwinninjv alsmede aan concentratie van mU11 beurijven. Met deze laatste visie kunnen de optimisten instemmen, want ook zijl. van mening, dat bepaalde regelen nodig zijn om „de trots va Limburg": de imposante mijnind" trie ook in de toekomst te behoud®' GOR bertraN^'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 8