Starfighter-invlieger
(de man die verschrikkelijke knallen veroorzaakt)
„De Hollander
blijft moeilijk
in buitenland"
„Een clown te zijn
als Charley Rivel"
Van jongs af heb
ik NIET tegen lawaai
gekund. Vreselijk!"
Fotograaf
beslissende
van het
moment
WrnÊmM
ZATERDAG 20 APRIL 1963
Stilte en rust
In de 18e en 19e eeuw vierde in
ons land de pantomime hoog
tij. Rondom 1800 leefde er
zelfs een Pierrot die tot ver bui
ten de grenzen beroemd was. Jan
van Well, heette deze grote, wat
introverte kunstenaar waarvan
iedereen sprak. Het is nu 1963
De pantomime staat in ons land
nog slechts bij een klein groepje
van geïnteresseerden in de be
langstelling.
„Mannetje"
Buurjongen van
Buziau
Liefste
wens
Metaaloppervlakte
onderzoek
Hij kijkt verwonderd op. Men
sen als Van Reyn kunnen nu een
maal niets gewoon doen. En dan
„brengt" hij het verhaal het in
trieste en tegelijk dol-komische
verhaal van zijn toernee met de
befaamde Ole Olsen. Een toernee
waar hij o.a. moest optreden voor
Amerikaanse militairen in Duits
land en Engeland. Rob van Reyn
vertelt het verhaal van het vol
ledige fiasco tot in (zeer beelden
de) details. Een uur later moeten
wij „onmachtig" afscheid nemen
'ën een taxi bestellen om nog iets
van een afspraak te redden.
8raBS9BHHHH9R
ANDREAS MOLL:
Andreas Moll weet dat ook. En h(j
heeft daar een enorme hekel aan.
„ut hel» nooit tegen lawaai gekund",
zegt hu- Van jongs af verlangde
ik al naar rust en stilte. Als ik
's avonds thuis zit en ik hoor de toe
stellen op Schiphol proefdraaien, dan
krijg ik het gewoon op mijn zenuwen.
Jk vind het verschrikkelijk. Ik heb in
Vinkeveen gewoond vlak by de ryks-
heg naar Utrecht. Ik kon niet tegen
Jot lawaai van die auto*». Ik ben ver-
"Uisd naar Amstelveen. Nu hoor ik
heer het proefdraaien en het hels ka"
paal van de straalmotoren. Waar zal
'k na mijn dagtaak eindelijk eens
Tst vinden? Gelukkig zijn mijn ldnde-
fen nogal kalm. Dat is nog één mee
valler."
Het is wonderlijk deze opmerkingen
J3 te tekenen uit de mond van iemand
„zelf" voor een groot deel verant-
v^prdelijk is voor ai dat lawaai. Maar
kei"iS waar: Andreas Moll kan er wer-
el0k niet tegen. „Daarom ga ik 's zo-
Op de drempel van de geluidsbarrière.
mers zo graag zeilen. Want op het
water is het echt rustig. Ik heb behoefte
aan stilte."
Het is een middelgrote, bijzonder
vnendelpke, rustige man die dit alle
maal zegt. In '51 is hij bij Fokker ge
komen als „assistent-leerling-adspirant-
invlieger" of zoiets, zoals hij zelf zegt.
Nu bekleedt hij een der belangrijkste
functies in het bedrijf: chef-invlieger van
alle typen vliegtuigen die men zich
maar denken kan, van Dakota tot
Friendship, Andreas - „jas" - Moll praat
rustig over zijn vak. Hij is er de man
niet naar om de dingen belangrijker te
doen schijnen dan z(j in werkelijkheid
zijn. Als hij zegt dat hij recordhouder
is met twaalf testvluchten van diverse
toestellen op één dag, dan kan men
dat zonder meer aannemen.
Over de knal is hij al meer aange
sproken. Hij gelooft dat „sonie booms"
in de supersonische luchtvaart nooit te
voorkomen zijn, hoewel men alles doet
om het geluid zoveel mogelijk te dem
pen. „De knallen worden veroorzaakt
door schokgolven", zegt hij. Deze schok
golven die het toestel achter zich aan
P. VAN SITTEREN
PVAN SITTEREN
De hela-hola-stemming is er wel
zo'n beetje uit. De ouwe taaie
die voortdurend zijn broek laat
waaien wordt nu eindelijk thuis-
gelaten. De doorsnee-Hollander is ge
wend geraakt aan het reizen in het
buitenland." Reisbureau-directeur P.
van Sitteren (55) meent dat er in ver
gelijking met een aantal jaren geleden
veel is gewonnen aan begrip en disci
plinebesef by de Nederlandse toerist.
Toch is de situatie nog niet ideaal. De
Hollander op vakantie-reds blijft een
uiterst lastig individu.
„Uit de reacties van buitenlandse
hotelhouders", aldus de heer Van Sit
teren, „is gebleken dat de Hollander ho
ge, te hoge eisen stelt aan de maal
tijden. Hij gaat op vakantie en wil het
beter hebben dan thuis. In feite komt
het er op neer dat hij het precies zo
wil hebben als bij moeder thuis, maar
dan nog net iets beter. Maar soms kan
dat werkelijk niet. In dergelijke geval
len kan hij zich dan wel eens „te bui
ten" gaan. Nederlanders zijn moeilijk.
Hoe goed men alles ook regelt, men
blijft vaak ontevreden. De doorsnee
toerist heeft geen belangstelling. Wij
kunnen hem overal heen brengen,
naar de mooiste plekjes, naar unieke
bezienswaardigheden; het ontgaat hem
allemaal."
Opvallend aan de Nederlandse toe
rist is zjjn verslaafdheid aan de__ eigen
keuken. Er zijn mensen die bij ons
voor de zesde of zevende maal boeken
voor een reisje Zuid-Limburg.
Waarom Zuid-Limburg? Natuurlijk,
de omgeving is er schitterend. Maar
er is een veel belangrijker reden:
Vanuit Zuid-Limburg is men in min
der dan geen tijd in België, Luxemburg,
Duitsland en Noord-Frankrijk. Men
kan daar fijne trips maken, maar het
grote voordeel is toch dat men 's avonds
weer in het Nederlandse hotel de eigen
pot krijgt voorgezet. „Zo zijn wij", zegt
de heer Van Sitteren.
Hij verwacht veel van het thans
aangebroken seizoen. Er is bij de
meeste mensen een tendens waar
te nemen om zich los te maken van
die nare winterstemming waarin zij
o zo lang hebben verkeerd. Eind ja
nuari toen wij nog midden in de
sneeuw en jjsellende zaten kwa
men bij ons reeds de eerste meldin
gen voor de Paastochten binnen.
Het aantal boekingen voor reizen in
binnen- en buitenland was dit jaar op
een bepaald tijdstip 50 percent hoger
dan dat van een jaar tevoren.
Ook dit jaar blijkt Italië weer veruit
favoriet bij de meeste toeristen. Voor
het overige blijven de goedkope reisjes
naar Brussel, de Eiffel, Parijs en het
Zwarte Woud nog altijd bijzonder ge
wild. Voor „die heerlijke Bollen" toont
het Nederlandse publiek steeds minder
belangstelling. Buitenlanders echter
ziet men er steeds meer.
Na de Duitsers gaan de Hollanders
(samen met de Belgen) het meest op
reis. Het is goed daaraan te denken als
wij de rijen auto's met de bekende wit
te nummerborden door de nauwe
Dorpsstraat van het lieve badplaatsje
zien trekken.
Duitsers, Belgen en Hollanders. Zij
zijn het meest travel-minded" in heel
Europa, zoals dat in VW-termen heet.
Volgens de heer Van Sitteren gaat de
Nederlander ook steeds meer gebruik
maken van het vliegtuig. Voor de tou-
ringcarbedrijven bestaat er echter
geen reden tot ongerustheid. Het per
centage vliegende toeristen is voorlo
pig no-g zeer klein.
B.
Alleen in het geval, dat er een beroemd
heid optreedt als een Marcel Marceau
is de vermoeide theaterbezoeker be
reid een avond onder te gaan m die
fascinerende wereld der stilte. Welis
waar begint hij na drie kwartier onrus
tig op zb'n stoel te draaien, maar hu
houdt het vol tot het einde. Dan staat
hjj op, roept bravo, en klapt zyn handen
rood. Hjj applaudisseert want het is
Marceau. En Marceau... Ja, Marceau...
Nederland heeft nu wederom de be
schikking over een groot pantomime
speler. Het is een wat verlegen, enigs
zins gehandicapte 34-jarige „jongeman"
die nu al jarenlang eenzaam aan de
top staat in deze wat verwaarloosde
en door ernstige cultuurheren nauwe
lijks „au serieux" genomen kunstvorm.
Rob van Reyn heeft onlangs op het we
reld-pantomimefestival in Berlijn, waar
aan achttien groepen en een groot aan
tal gerenommeerde solisten hebben deel
genomen, de eerste prijs behaald. Rob
van Reyn heeft in Boekarest in één pro
gramma gestaan met Marceau (die hij
erg bewondert), hjj heeft in Zweden,
Zwitserland, Duitsland, Engeland en
zelfs in Frankrijk gastvoorstellingen ge
geven die hem allemaal voortreffelijke
kritieken opleverden. Door de echtge
noot van Patachou Arnold Lesser heeft
hij opnieuw een aanbieding gekregen
voor een reis door Amerika. De on
langs overleden befaamde impresario
Ole Olsen nodigde hem uit voor een
wereldtoemee en enkele vooraanstaan
de Franse critici wezen hem aan als
de mogelijke opvolger van „hun" Mar
ceau.
Maar in ons land is Rob van Reyn
voor velen het „wel grappige man
netje" gebleven. Ondanks een groot
aantal voorstellingen, tv-programma's
en lezingen is hij de grote, mis
schien wel de grootste parodistische
pantomimespeler ter wereld ergens
blijven „hangen". Hijzelf en zijn kunst
worden in ons land niet helemaal voor
„vol" aangezien. Hoe dat komt?
Rob van Reyn is de laatste die daar
op een antwoord kan geven. Wellicht
dat zijn Harlekinade van 14 dagen ge
leden voor de VPRO-televisie, waarin
hij liefst vijf rollen tegelijkertijd sped-
de, er toe heeft bijgedragen dat men
hem nu met andere ogen is gaan be
kijken. Misschien dat men na het suc
cesvolle optreden in Berlijn („voor het
eerst kreeg ik voor deze trip na eigen
verzoek een subsidie") Rob van
Reyn gaat beschouwen als een groot
artiest, als een waardige opvolger van
de in 1883 gestorven Jan van Well, als
een mime die Marceau wellicht uit
gezonderd zijn gelijke niet heeft
Het is mogelijk...
Rob van Reyn ontvangt ons in zijn
ruime, lichte woning aan de Amster
damse Prins Hendrikkade. In het zon
overgoten vertrek staat ergens in een
hoekje een levensgrote paardekop, die
hij gemaakt heeft voor de tv-uitzending
van veertien dagen geleden.
Rob van Reyn heeft zijn levensver
haal gauw verteld. „Als leerling op de
Pieter de Hoochsdhool in Amsterdam had
ik de pest aan een leraar die mij steeds
treiterde. Ik moet daar nog vaak aan
denken. Ik was blij toen ik op de kunst
nijverheidschool kwam. Het is een hele
fijne tijd geweest. Ik zat in de beeld-
houwklas. Na de kunstnijverheidschool
heb ik lessen in ballet en acrobatiek
genomen. Ik wilde bij bet toneel, maar
omdat ik wat moeilijk sprak ging ik
mij toeleggen op de pantomime.
Vanwaar die belangstelling, vraagt u?
Ik weet het niet. Misschien deed ik
het om mijzelf te bewijzen, misschien
kwam het ook door het contact dat ik
als 14-jarige jongen had met mijn buur:
man. Die buurman heette Buziau. Wij
woonden toen korte tijd in Rijswijk. In
'56 gaf ik mijn eerste voorstellingen in
het Leidsepleintheater. In datzelfde jaar
richtte ik samen met Jan Bronk de
Nederlandse Pantomimestichting op.
Maar het was moeilijk om aan de
kost te komen. Ik deed van alles. Ik
gaf les aan de kunstnijverheidschool,
hield vrjj dwaze lezingen op verzoek,
gaf „avondjes" in den lande en startte
in '60 met het programma Maccus in
het studenten-theater „Hypokriterion".
Veel voorstellingen gaf ik ook in het
buitenland. Ik voelde dat in de panto
mime met name in de humoristische
pantomime mijn kansen lagen."
En dan hjj staart doelloos naar
een draadje van zijn nog te houwen
tv-ontvanger, vervolgt hij plotseling
heel ernstig „toch geloof ik dat ik
er nog niet ben. Ik moet nog iets
doen, misschien iets anders dan de
pantomime. Ik weet het niet. Weet
u wat ik het liefste zou willen zijn?"
Even is het stil. „Eigenlijk zou ik
zo dolgraag clown, willen zijn. Een
clown is een fenomeen. In de clown
zijn alle facetten van het theater ver
enigd. Maar of ik dat ooit bereik?
Een clown dat is zoiets...". Hij
maakt een onduidelijk gebaar met de
hand.
De grootste clown is naar mijn ge
voel Charley Rivel". Hjj staat op en
laat een foto van Rivel zien. „Dat is
hem", zegt hij trots alsof hij een portret
van een van zijn kinderen laat zien.
„Eén ding heb ik wel: improvisatieta
lent. Als clown moet je goed kunnen
improviseren. Tijdens het nummer „de
pianist" gebruik ik muziek van een
bandrecorder. Laat nou in Berlijn de
band stuk zijn. Tien minuten lang heb
ik maar gek gedaan. Ik heb een poot
van de pianostoel afgebroken en ben
daarop maar gaan spelen. Na afloop
van de voorstelling heb ik het nummer
nogmaals gebracht zoals het eigenlijk
moest. Het publiek had aanvankelijk
niets gemerkt
Tijdens een voorstelling in Beiievue
was ik weer een „mannetje". Plotseling
stijgt er een onbedaarlijk gelach op in
de zaal. Ik kijk niet begrijpend om me
heen, naar de grond en zie een poes,
die mij kopjes geeft. Kijk, dat zijn din
gen waarop je als je niet kunt impro
viseren af kunt gaan. Ik heb het
diertje met één vinger de deur gewe
zen en waarachtig poes stond op en ver
liet traag het toneel. Iedereen dacht dat
dit intermezzo bij het nummer hoorde.
Tijdens een andere voorstelling trok er
onverwacht een fanfarekorps voorbij.
Ik ging naar het raam, keek even naar
buiten en beeldde vervolgens alle leden
van het fanfarekorps uit. Het was eer,
enorm lachsucces."
„Toekomstplannen?" „Niet direct'
zegt Rob van Reyn. „Ik ga voor de
VPRO-televisie nog een moderne Har
lekinade brengen waarin Ik vijf heden
daagse typen uitbeeld. Verder ga ik toer
nees maken door Griekenland, Duitsland
en Amerika. Ik heb in de V.S. contact
met o.a. Ed Sullivan. Ik verwacht er
veel van. Voor het overige zien we wel...
Laatst ben ik nog opgetreden in het
Muiderslot voor professoren die een con
gres voor metaaloppervlakte-onderzoek
bijwoonden. Ik heb daar een speciaal
nummer op gemaakt. In Wageningen
heb ik een voorstelling gegeven voor
professoren die voor een landbouwkun
dig congres bijeen waren. Ik kon daar
iets gemakkelijker werken", zegt Van
Reyn laconiek
H\j vraagt of wij koffie willen. Even
later serveert hij één kopje voor de
fotograaf en één kopje voor ons. We be
ginnen tegelijk te lachen.
FRANS BOELEN.
sleept worden kegelvormig in alle rich
tingen verspreid, waarbij het vliegtuig
zich in de top van de kegel bevindt. Op
plaatsen waar de golven de grond raken
wordt dit gehoord als een knal, soms
twee snel opeenvolgende knallen. De in
tensiteit van de knal, alsmede de plaats
waar men de knallen kan horen, zjjn
niet van tevoren vast te stellen. „Veel
hangt af van de hoogte waarop het vlieg
tuig zich bevindt. Ook de temperatuur
heeft er invloed op. Het kan best ge
beuren dat inwoners van Amsterdam
de knal horen als ik boven IJmuiden
vlieg. Dat blijft volkomen willekeurig.
We hebben wel een vaste baan voor onze
testvluchten. Die loopt voor het grootste
deel over de kustlijn van Hoek van Hol
land naar Den Helder en terug. Een
andere, betere, efficiëntere baan is er
niet".
De knal. Andreas Moll zegt: „Ik hoor
hem niet. Ik kijk alleen maar. Ik pro
beer alles met het toestel. Dat is mijn
taak. Toch blijft het na twee jaar Star-
fighter-invliegen ook voor mij een vreem
de zaak. Je kijkt naar beneden en ziet
Hoek van Holland, je probeert even wat
met een van de instrumenten en als
je dan weer eens naar beneden kijkt
bemerk je dat je in Den Helder zit
en direct moet draaien. Ik geloof dat
je daar nooit aam went."
Gevaren? Hij kijkt voor zich uit en
haalt de schouders op. Och, er zal wel
ergens een gevaar in zitten. Maar dat
gevaar loop je in een auto ook. Hoe
zijn vrouw er tegenover staat? Ik leer
de haar kennen toen ik al invlieger
was. Zij weet niet beter.
B.
Cartier-Bresson
Jonge seminaristen in de omgeving van
Burgos, Spanje", staat er onder de
foto. De opname is in 1953 gemaakt
door Henri Cartier-Bresson, de be
roemde 54-jarige Franse fotograaf van
wie men in het Stedelijk Museum te Am
sterdam tot 5 mei a.s. een kleine, doch
indrukwekkende expositie kan gaan be
zichtigen. Deze foto is een van de 69
meesterwerken die men in het Stedelijk
Museum kan bewonderen. Als er iemand
zou bestaan die de fotografie tot een
officieel erkende kunstvorm zou kunnen
verheffen, dan is het wel deze briljante
Fransman, wiens werk door vakgenoten
over de hele wereld als leidinggevend,
als „onnavolgbaar" wordt beschouwd.
Henri Cartier-Bresson blijft in al zijn
foto's de artiest, de meest menselijke-
mens die men zich maar kan voorstellen.
Gebruikmakend van zijn ongelooflijke
techniek (opvallend is de wijze waarop
Cartier-Bresson diagonalen in zijn com
positienorm verwerkt) weet hij op de
meest eenvoudige, directe manier, op het
„beslissende moment" feiten, situaties en
(vooral) personen vast te leggen die de
kijker schokken, ontroeren of een be
vrijdend, heel blij gevoel geven. Henri
Cartier-Bresson is een boeiende verteller
in foto's, vertederend door een ingehou
den poëzie, en bovenal warm door het
eeuwig menselijke dat in al zijn foto's
naar voren treedt. In 1947 richtte Car-
tier-Bresson de beroemde Magnum foto
groep op met David Seymour, Robert
Capa en George Rodger. De Magnum-
groep heeft sinds die dag veel van zich
doen spreken. Maar steeds was het die
ene, in het leven wat moeilijke figuur,
waarvoor de mensen kwamen: Henri
Cartier-Bresson. Wie op deze expositie
kijkt naar een foto als „Biddende mos
lemvrouwen bij het aanbreken van de
dag" (Kashmir 1948), wie het uitdagende
jongensgezichtje ziet in „Parijs '44", de
uitgestalde burgerlijkheid in „picknick
aan de Marne", de gesluierde mystiek
in „middernachtmis in Scanno", de el
lende in vele van zijn Chinese en Rus
sische foto's, de poëtische humor in
„Paul Claudel passeert een lijkwagen"
en de menselijke bewogenheid in „Va
derdag in Iowa" zal beseffen waarom.
F.B.
Rob van Reyn:
De vrouw van Andreas Moll heeft
de laatste tijd nogal eens „woor
den" met de buren. „Is dat jouw
man die dagelijks in de lucht zul-
z verschrikkelijke knallen veroor
zaakt"? vraagt men haar. De vrouw van
^dreas Moli knikt dan bevestigend.
is mijn man, ja", antwoordt ze
zfhf*rst on maakt het stereotype,
machteloze gebaar met de armen.
Andreas Moll is 37 jaar en woont in
■ynstelveen. Hij heeft twee kinderen en
bijzonder geduldige en verdraagza
me vrouw. Sinds 1951 is hij invlieger
Fokker. De laatste jaren is hij werk-
7**01 als chef-invlieger. Met zes assis-
Pmten houdt hij zich nu al twee jaar
met het testen van de alom „ge
vreesde" Starfighter, de machine die
met snelheden van 2300 km per uur
tweemaal de snelheid van het geluid)
no°r het luchtruim suist. Men zou An-
vreas Moll de man van de knallen noe-
fhen. Hij en zijn medevliegers doen de
mwoners vooral in de randstad Holland
"^gelijks enkele seconden verstijven van
•chrik door hun supersonische knallen,
me in geluidssterkte variëren van het
exploderen van een gasfabriek tot het
Stigend plofje van een bejaarde brom-
netsmotor. Zij zijn het die ons soms
koude rillingen bezorgen als zjj plotse-
m\g zomaar uit het niets met hun ma
chine overscheren, en daarbij in enke
le seconden een oorverdovend verscheu
rend lawaai produceren. Zij zijn het die
gedurende korte tijd de aandacht van
hele stad, een hele provincie, op
gevestigd krijgen door hun „so
me booms", die voor velen steeds weer
reminiscenties aan de oorlog oproepen.
Nederland staat aan het begin van
«et tijdperk der supersonische lucht
vaart. In de toekomst zullen wij nog
veel meer knallen horen, afkomstig van
roestellen die vele malen sneller dan
net geluid zullen viiegen. Hoewel er van
a'les wordt gedaan om het lawaai van
en ,aVerL> het lawaai van het starten,
«ti-Jltii- w9ai van het proefdraaien van
aantel gtuigen tegen te gaan zal het
nemen n&re geluiden straks nog toer