Denk goed aan de Wereldmissiedag der kinderen op 22 mei ff Jongelui Wereld dit is jullie pagina! i I /^ISSIEDAG BEKIJK DEZE 4 PLAATJES EENS GOED Wat je verder moet doen: Wat je ermee kunt winnen! 35 prijzen een prachtige fiets leef 1 meel deeil mee| Zet je hart wijd open voor de kinderen van alle rassen over heel de wereld. Het zijn alle maal Gods kinderen. We bid den dat ze allemaal de Vader leren kennen. We leven mee met hun armoede en ziekte, waar ze zelf niets aan kunnen doen. Vanzelfsprekend delen we dan mee. We geven iets van onze rijkdom. Op school heb je het zakje van de Wereldmissie dag gekregen. Help dit jaar royaal mee om veel kinderen weer een beetje gelukkiger te maken. Bekijk dus goed de tekeningen A, B, C en D. Lees heel goed de verhaaltjes 1, 2, 3 en 4. Schrijf dan op een briefkaart welke teke ning bij welk verhaaltje hoort. Dus om een voorbeeld te noemen: A—2, B—1, C—4, D—3. Nu lees je goed. dit versje: A 2. B 1 C - 4 D '3 DOE MEE. DOE HEI VLUG WANT JE MOET VÓÓR 22 MEI JE OPLOSSING HEBBEN INGESTUURD! met als hoofdprijs In elk bisdom worden prachtige prijzen gegeven aan de win naars. Hier noemen we ze en je zult zien dat het de moeite waard is er je best voor te doen. En wie het allerbeste is, die krijgt voor zijn oplossing een NATIONALE HOOFDPRIJS. EEN JONGENS- OF MEISJ ESFIETS. En nu aan de slag. Wij wachten met spanning naar je brief kaart. Om alle misverstand te voorkomen, willen we nog even zeggen, dat je géén extra postzegels hoeft op te plakken. Je gift voor de Wereldmissiedag der Kinderen doe je in de envelop, die ie hebt gekregen, of nog zult krijgen! Veel succes! Het zijn echt kinderen zoals wij, in dat verre Zuid-Amerika. Ver? Welnee, als je nu in het vliegtuig stapt, kun je ze mor gen een hand geven. Je zou ze niet verstaan, want ze spreken Spaans. Dat run je aan hun namen al horen: Carlos, Juan, Enrico, Christobal. Maar ook a] verstond je ze niet, je zou het best met ze kunnen vinden. Ze lacnen en zingen: ze spelen en ravotten. Als je er een tijdje was, zou je zeker zeggen: „Wat een leuke, vriendelijke kinde ren!" En toch er is iets met ze. Neem maar welke jongen je wilt. Die met die grote goud vissenkom en z'n ondeugende ogen? Of die andere met z'n weckfles? Het doet er niet toe. Zullen we hem Juan noemen? Juan is vanmorgen opgestaan. Hij woont in een „huis", dat zijn vader gemaakt heeft van palen en blikken platen. In dat huis is geen licht, geen kraan, geen tafel en stoel. Er zijn een paar kisten waar je op kunt zitten. In een hoek ligt stro met lompen bedekt. Dat is het bed waar ze allemaal slapen. Juan doet zijn kleren aan: een ge lapte broek en een versleten shirt. Dat zijn z'n goeie kleren, want hij gaat naar school. En moeder wil dat haar kinderen netjes voor de dag komen. Als Juan straks uit school komt, doet hij die „mooie" kleren uit en trekt zijn daagse pak aan. Hoe dat eruit ziet, kun je nu wel raden. Juan gaat naar school, zondei te eten. Natuur lijk, want er is niets te eten. Wel neemt hij een pannetje of een fles mee, want straks wordt op school melk en brood uitge deeld. Een gedeelte daarvan eet en drinkt hijzelf op, de rest gaat mee naar huis. Daar krijgt hij ook zijn deel van het mid dageten. Moeder gaat elke dag voor enkele centavo's bonen kopen. Die worden gekookt en dat is het hele menu. Elke dag hetzelfde, zondag en door de week, het hele jaar door. Want wie zou vlees, aardappelen of groenten kunnen betalen? Als er maar enkele honderden of zelfs duizenden van deze Juans waren, was het al erg genoeg. Maar in heel Zuid- Amerika zijn het er miljoenen. Deze vrolijke en vriendelijke kinderen kunnen ook tijdens hun spel de honger niet verge ten. Je kunt het van hun ge zichten aflezen. Begrijp je nu, waarom ons mee delen zo hard nodig is? Razna moet erom lachen. Wat een domme vragen stelt de pas toor ook. Je Kunt wel merken dat hij niets van jagen weet. „Breng je vandaag een gri-gri voor ons mee?" heeft hij ge vraagd. Een gri-gri is een soort wilde geit, en die kun je niet doden met de pijlen die Razna in de hand houdt. Daarvoor kunnen de twee korte punten niet diep genoeg in zo'n groot dier doordringen. Bovendien is de droge tijd in India begonnen en dan trekken de gri-gri's zich heel ver terug in de jungle, waar ze nog water kunnen vinden. Een tijd geleden is de pater eens mee op jacht gegaan. Sa men met een groepje misdie naars, waarvan Razna er een is. Och, och, dat was me een vertoning. De jongens liepen op hun blote voeten volkomen ge ruisloos tussen de struiken door. 'Door hun donkere huid waren ze vrijwel onzichtbaar in het schaduwrijke bos. De pater probeerde ook zo zachtjes mo gelijk te lopen, maar voor de jongens leek het wel of een oli fant zich krakend een weg baande door het woud. Razna wees de pater op spo ren van allerlei dieren. Deze knikte wel, maar zag eigenlijk niet veel bijzonders. Hoe ver der ze de jungle introkken, hoe voorzichtiger de jongens wer den. Ze naderden nu de drink plaats van de grotere dieren. De plantengroei was hier, in deze vochtige grond nog dich ter. De jongens zorgden ervoor dat ze steeds tegen de wind in liepen. Anders zouden de die ren de lucht van mensen rui ken en op de vlucht slaan. Razna gaf de pater een teken dat hij op de grond moest gaan zitten. Dat was de blanke heel welkom. Tevereden ging hij zitten uitrusten. Hij stak zijn hand al in zijn zak om een pijpje te stoppen, maar Razna duwde die hand vlug weg. Ver beeld je een pijp roken op jacht! De pater keek tussen de bladeren door of hij iets kon ontdekken, maar alles wat hij zag was een open plek met een glinsterende waterpoel. Opeens zag hij hoe een paar wilde gei ten behoedzaam uit de struiken kwamen en naar het water liepen. Een prachtige bok keek waakzaam rond. Heel voorzich tig kwam de pater een beetje overeind om beter te zien. Maar owee, zijn benen waren een beetje stijf en. Opeens ver loor hij zijn evenwicht en tui melde om, midden tussen de struiken met een gekraak of er een boom geveld werd. Je begrijpt dat de geiten maak ten dat ze wegkwamen. De pa ter vona het vreselijk jammer en probeerde zijn mannen uit te leggen dat het „per ongeluk" kwam. Ja, ja, ze begrepen het wel en waren niet boos. Maar een gri-gri kregen ze niet meer te pakken. Ook in Japan moet je naar school. Sadako heeft zelfs huis werk opgekregen. „Ga naar de tempel en teken hem na, zo goed als je kunt", heeft de juf frouw gezegd. „De mooiste te kening wordt ingelijst". Als Sadako bij de tempel komt zijn andere meisjes uit haar klas al druk bezig. Ze lachen en hebben plezier. Ze vinden het huiswerk niet moeilijk en ook niet vervelend. Ze tekenen heel hun papier vol en kleuren het met alle krijtjes uit de doos. Sadako gaat op de grond zitten en legt het tekenpapier voor zich neer. „Wat is de tempel groot en wat ben ik klein" denkt Sadako. „Hoe krijg ik dat grote gebouw op mijn papier?" Ze durft haast niet te beginnen. Het papier is zo mooi wit en de tempel zo groot en heilig. „Ik durf die tempel niet tekenen. Dat kan ik niet" zegt ze zacht en zucht diep. Ze begint hele maal onderaan in een hoekje. Ze tekent een klein meisje ge hurkt op de grond voor een tekenpapier. „Dat ben ik" schrijft ze er met rode letters onder. Dan gaat Sadako al de mensen tekenen die ze ziet op het plein voor de tempel. Dat is fijn. Ze tekent met allerlei kleuren. Het wordt heel mooi en fleurig. Sadako kleurt grote en kleine mensen en ook een hond met een kwispelstaart! Het hele papier komt vol met mensen van het plein. Er is geen plekje wit meer over. Er is geen plaats meer voor de tempel. Sadako moet stilletjes lachen. Ze weet wel raad. Met blauwe letters schrijft ze onderaan: Dit zijn de mensen op het tempelplein. En helemaal bovenaan krab belt ze metgele letters: Hier begint de tempel maar het pa pier is op, dus kan ik hem niet meer tekenen! Tevreden zoekt Sadako haar spullen bij elkaar en gaat naar huis Vroeger hoefden ze niet naar school, de kinderen van dit Afrikaanse dorp. Er was niet eens 'n school. En als er geen is, hoef je er natuurlijk ook niet naar toe te gaan. Je denkt mis schien: ik zou best in een dorp zonder school willén wonen. Dan kon ik fijn de hele dag blijven spelen. Maar pas op: dat zou niet goed zijn. Dat weten de mensen van Afrika ook. Daarom worden er steeds meer scholen gebouwd. Zie je die twee kleine kinders daar in de bank zitten. Ze gaan vandaag leren dat een en een twee is. Ze zullen het gaan tel len op hun kleine, zwarte vin gers. Nu moeten ze er nog om lachen. Het is ook zo vreemd in zo'n echte schoolbank! Maar ze weten nog niet, dat er nog veel meer te leren zal zijn, als ze goed hun best doen. Later zal dat jongetje misschien wel dok ter worden. Of onderwijzer. Of, en Jat zou mooi zijn, priester! En dat kleine meisje mag mis schien wel vooi verpleegster gaan studeren. Of voor school juffrouw. Het is in ieder geval te hopen, dat ze heel knap zul len worden. Dan zullen ze veel kunnen doen voor de mensen van hun eigen land. Daar zijn nog zoveel priesters, dokters, schooljuffrouwen en verpleeg sters nodig! Het is warm in Afrika. Het valt niet mee om de hele dag stil te moeten zitten in de klas. De meester zegt: een en een is twee. Maar de kleine jongen gluurt eventjes naar buiten. Daar staat een palmboom, waar hij zo lekker in kan klimmen. En het meisje droomt van het snoertje rode kralen, dat ze thuis in een doosje heeft. De meester ziet het wel. Hij be grijpt best dat leren moeilijk is. Maar toch zegt hij: opletten kin ders. Jullie moeten heel goed luisteren en niet dromen of naar buiten kijken. Later, als jullie groot zijn, moeten jullie helpen om ons land rijker en gelukkiger te maken. Maar eerst moeten jullie nog een heleboel leren. Dan gaan ze met hun tweetjes weer rechtop zitten en doen hun best om heel goed op te letten. En als je vraagt: hoeveel is één en één? Dan zeggen alle kin ders: twee! Ook deze twee in het verre Afrika! (Advertentie) Leef mee-dee ül m Inderdaad: jullie pagina! Een feestelijke pagina, compleet met een aantrekkelijke wedstrijd. Je leest er over jongens en meisjes „ergens" op onze wereld, die jullie steeds beter leren kennen. Als je die vier verhaaltjes gelezen hebt, zoek dan welk plaatje bij elk van de verhalen hoort. Dat is niet moeilijk. Probeer ook een mooie vierde regel bij het rijmpje te maken. Lees maar eens goed hier onder. hoe je het allemaal moet doen en. veel succes! Coals je intussen hebt gehoord, is woensdag 22 mei JULLIE dag HIet is de jaarlijkse dag, dat alle jongens en meisjes meer dan tnders denken aan de negenhonderd miljoen (900.000.000!) kin deren overal op de wereld. Ze willen allemaal blij ravotten en spelen zoals jullie, maar.meer dan de helft (500.000.000) heeft nü jullie hulp nodig om straks blije en gezonde mensen te zijn Op 22 mei DE WERELDMISSIEDAG DER KINDEREN is onze grote slagzin: LEEF MEE DEEL MEE! 7 Dit is een voorbeeld en dus beslist niet goed, want de echte oplossing moeten jullie zelf vinden. Als je het moeilijk vindt, vraag dan of een ouder broertje of zusje, of dat vader en moeder je helpt bij het invullen van de briefkaart. Samen leven, samen delen, Ook al zijn we met zovelen. Hinders hier en kinders daar. Allen houden van elkaar. Leef mee, deel mee, Zeg je ja of zeg je nee? Ik weet zeker: jnist vandaag De laatste regel staat er niet. Die mag je zelf invullen. Zelf dus een regel maken, die rijmt op het woord „van daag". Die regel schrijf je onder je oplossing op de briefkaart. Daaronder schrijf je hoe oud je bent. Op de adreszijde vul je duidelijk je naam, adres en woonplaats in. En dan stuur ie je briefkaart naar het adres van het bisdom, waarin je woont. Thut; en op school weten ze dat wel Of ben je zelf al zo knap? Goed uit kijken, hier zijn de adressen: voor het hisdom: Breda: Diocesaan Missiebureau, Post bus 75 BREDA Roermond: Diocesaan Missiebureau Postbus 150 ROERMOND afz Bei Jansen Hoofdsrrsst 7 Plaafsngani IRIEf KAART ..Diocesaan .Missie bureau... ^.Postbus ..P'aahsnaam Schrijf hier je versrege/fje. Leeftijd .../'aar Haarlem: Diocesaan Missiebureau Postbus 94 HEEMSTEDE Rotterdam: Diocesaan Missiebureau Postbus 5078 SCHEVENINGEN Utrecht: Diocesaan Missiebureau Postbus 10 HUIS TER HEIDE Den Bosch: Diocesaan Missiebureau Ruwenbergstraat 26 ST. MICHIELSGESTEL Groningen: Diocesaan Missiebureau R.K. Pastorie WIJTGAARD (F.) een step, een paar rolschaatsen, een jeugdvoetbal of pop, een schooltas, een verkeersspel Kinderen zoals wij T t'. '•'J,* Dat leer je maar niet! ze De tekening van Sadako 1+1 2 Ook in het verre Afrika ER ZIJN GEEN DUINEN BIJ... EN.. Vul maar in! Je weet het toch wel? Of moet ik het voorzeggen? Er hoort te staan: Westka- pelle en Petten. Zo'n ge wone examenvraag moet je natuurlijk vlot kunnen beantwoorden. Je hebt dat in de vijfde, misschien al in de vier de klas geleerd. En als je een goed examen wilt doen, moet je dit soort kennen. Hoe komt toch die ex amenvraag op deze bladzijde van de krant verzeild? Dat zit zo. Laatst hadden we het in mijn (zesde) klas óver de missie. Ik vertelde de jongens over de grote nood in de wereld. Als voorbeeld gat ik een verhaal van een reisver slag van iemand die een reis door India maakte. Die vertelde over de el lende die hij gezien had in de grote steden. Dik wijls had hij gezien, dat daar grote mensen, maar ook kinderen, op straat liggen te sterven, letter lijk van de honger. Het was beslist geen prettig verhaal. De klas luis terde heel stil en je kon voelen dat ze onder de indruk waren. Toen ging er opeens een vin ger de lucht in. „Ja wat is er, Piet?" „Meneer, als je dat nou toch weet, dan kan je toch eigenlijk niet meer blij zijn!" „Hoe bedoel je dat. Piet?" „Nou gewoon. Als die mensen daar zo onge lukkig zijn, kunnen wij toch niet zomaar lol ma ken. Dat is niet eerlijk." Nou, daar zaten we dan met de hele klas. Dat kon je wel merken, want het Bleef een hele tijd stil. „Wel, wat denken jullie, ervan?" probeerde ik hen uit hun tent te lok ken. Daar ging al een vinger omhoog. „Die mensen wonen ver weg, en dan denk je er niet de hele tijd aan. En dan vergeet je 't weer." Sommige hoofden knik ten. Ja, zo ging het nu eenmaal. „Ja maar dat is toch geen oplossing," zei ik. „Je kunt toch niet zeg gen: we vergeten het wel weer. Net of we al leen maar aan onszelf hoeven te denken." Toen ging achteraan in de klas met een ruk de vinger van Theo de hoogte in. „Meneer het is toch niet waar, wat Piet zei. We kunnen wél echt blij zijn, als we proberen die mensen te helpen. Als je maar wat voor ze doet Theo stotterde er van. „Ja het is wel een beetje moeilijk. Theo heeft ge lijk, hij heeft iets gezegd wat heel belangrijk is. Maar Piet heeft toch ook wel gelijk, vind ik. Het is er zo'n beetje mee als met een toelatings examen. De meeste van jullie krijgen daar in deze tijd mee te maken. Je moet op examen en dat is beslist niet pret tig. Je moet veel leren, je hebt minder tijd om te spelen, en je hebt bovendien nog kans dat alles mislukt. Maar als het examen geweest is, en je bent geslaagd, heerlijk is dat, dan valt alle zorg van je af. Zo iets is het met ons leven ook. Helemaal blij en zonder zorg zijn we hier op aarde niet. Dat heeft Piet ons duidelijk ge maakt. We zullen pas helemaal blij zijn, als we ons „diploma" krij gen in de hemel. Maar dikwijls zullen we toch heel Blij zijn, omdat we anderen gelukkig kun nen maken. Neem nu B.v. jullie Wereldmissie dag: miljoenen kinderen geven iets voor nog veel meer miljoenen kinderen die te weinig heBBen. De wereldmissiedag is een feestdag. Maar op die dag géven we niet alleen wat, we Bidden ook. En dat Betekent: We vragen God de men sen te helpen, die wij niet kunnen helpen. Zou de Vader van alle men sen zo'n gebed niet ver horen? We weten wel beter. En dat is iets, wat ons toch wel héél erg blij maakt.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 18