HET RAADSEL EGIL
Alfredo
GREENHORN
karl may
DE FLUIT MET ZES SMURFEN
Joost en de vliegende schotel
E
OISTERWIJK 750 JAAR
BOODSCHAPPER
VAN DE NACHT
4&
M
ffi
Volksstemming in
Irian niet nodig
Rechtstreeks aardgas
aan industrie leveren
Geb
ruik
drank
van sterke
gestegen
Dr. De Kort over
steun onkerkelijken
Edelmoedi gheid
tegenover
oorlo gsmisdadi ger s?
ZATERDAG 11 MEI 1963
PAGINA 19
2RIC DE NOORMAN
Realia
Schrijven aan minister
U?ndmL
VERDAM, io
Een'gedistilleerd
J%?n® lOC!nt te ,?ien
ABDOELGAN1:
Examenopgave
gymnasiasten:
Liturgische weekkalender
door
JOHN
BINGHAM
j. Plotselinge beweging achter hem ontgaat Eric niet en blinde
rs rolt hij zich op zij en op de rug. Hargs vlijmende dolk mist hem
P een haar. De lijfwacht, die geen weerstand ontmoet, waar deze had
e oren te zijn, tuimelt voorover, waarbij Eric's uitgestoken been hem
flink handje helpt. Nauwelijks ligt de zwaargebouwde lijfwacht
nek h«gend op de ëront^» Eric springt hem vlug als een aal op de
k. En in een grimmige, dodelijke strijd rollen de twee tegenstanders,
die
ongeveer even sterk zijn, om en om. Het mes is Harg tijdens de val
°ntglipt en beiden trachten nu dit wapen, dat de doorslag geven kan,
te grijpen. Tijdens het gevecht ziet Eric in een flits een aantal krijgers
te voorschijn komen uit de burcht en hij begrijpt, dat de strijd snel ten
einde moet komen. Doch wat is die lijfwacht sterk. Hijgend en kreu
nend vechten ze allebei voor hun leven, tot Eric met een snelle greep
de dolk te pakken weet te krijgen en dan is de strijd gauw beslecht.
Suizebollend staat de Noorman op, doch de woedende kreten van Hargs
naderstormende krijgers geven hem geen ogenblik rust. De eerste pijlen
vallen al angstig dichtbij en achtervolgd door de om wraak brullende
troep, rent de Noorman voor zijn leven.
MOCO
I- Lezer, weet u wat het woord „greenhom" be
tekent? ,t Is een erg beledigende en kleinerende
uitdrukking voor een nieuweling, een groentje.
Green" betekent nl. groen" en „horn" wil zeggen:
•'Voelhoorn". Toen ik na in diverse plaatsen te heb-
eh gewerkt in St. Louis aankwam, voelde ik mij
®''erminst zo'n greenhorn. Ik was zonder moeite
d°or de examens van de verschillende scholen ge-
otnen en meende een bijzonder verstandig en er-
ten mens te zijn. Door familie-omstandigheden
e: een onbedwingbare reislust had ik mijn vader
land verlaten en was naar Amerika gegaan. In St.
Louis bracht het geluk mij bij een Duitse familie,
die mij als huisleraar aanstelde. Tijdens een receptie
ontmoette ik hier een buksenmaker, mr. Henry, die
zijn vrouw en kinderen had verloren bij een India
nen-overval. Hierdoor verscheen er slechts zelden
een glimlach op zijn gezicht. Mijn werkgever stelde
mij aan hem voor en wij waren spoedig in een ge
animeerd gesprek gewikkeld. Deze mr. Henry, waar
ik later zoveel aan te danken zou hebben, was de
eerste die mij een „greenhom" noemde.
+/E/OAAG H/SET
MET H/AAG
O/E AfAAJ WX/
DE GAG JS
WAAR
AAK/
<JA4 D/E /S AAA/
Boord vaa/ dat
SCU/A GESAAAJ
.o&haac,
tanrWu?1? .van het Verbond van Neder-
11 mei De energie-
Kathol1?6! Werkgevers, het Nederlands
Verbond Werkgeversverbond en het
Werwl ^an Protestants-christelijke
gin va„erSL.in Nederland en de Vereni-
aracht^;l februikers van stoomketels en
Veh aantelgen hebben in een schrij-
2aketl jde minister van Economische
gen on „Y w- de Pous, aangedron-
aarde-a* eaatstreekse levering van het
Gasunie. door de N.V. Nederlandse
Van de industrie. De raad
'ten heeft ndse Werkgeversverbon
den» m-, ?an.de minister zijn tnstem-
êenomon 6 -,ln genoemd schrijven in-
standpunt kenbaar gemaakt.
De afzet
en van 277*400 ui land is geste-
non - 100 hl in 1961 tot 317.300 hl.
1962
Dat betekent
H4 procent. Het wm stUgmg van
kwam hierdoor od q m6 "ko gebruik
Jter meer dan in ,qki Ater' d w'z" °'31
knn„„ in j De totale dran-
n de grote norecabedrij.
"e stijging van
naiu„ni--t ;Ggenover een
nauwelyks een procent in
kenomzetten
Vot"
o:
1961S
Jen gaven"5 een11 r,ote norecabedrij-
fi «po 8?GniUi(i6ld6 sf norin oor
1 Q,ci van nauwpinuo aa
(Van onze parlementaire redacteur)
ARNHEM, 11 mei Dr. De Kort
heeft In een van zijn laatste verkie
zingsredevoeringen tegenover de be
wering, dat de K.V.P. een partij is
alleen voor katholieken, gesteld dat de
honderdduizenden Nederlanders die
niet aan enige Kerk verwant zijn, bij
de K.V.P. terecht kunnen. Zij zouden
dan de enige partij steunen, die met
succes tegen het herlevend socialisme
„neen" kan zeggen.
Hij veronderstelde, dat die honderd
duizenden wel voldoende christendom
in zich dragen om het werkprogram
van zijn partij te kunnen onderschrij
ven De K.V.P. dient zich mede te
oriënteren op de medewerking van
niet-christelijke kiezers. Dat zou ze
ker kunnen, omdat de partij niet zo
als de P.v.d.A. op hoge toon beweert,
dat er alleen met socialisten te rege
ren valt. De K.V.P. stelt voorop, dat
zij tot samenwerking en ontmoeting
met anderen volop bereid is.
Congo Oe Thant heeft de Alge
mene Vergadering van de V.N. mee
gedeeld dat de V.N.-strijdmacht in de
Congo, die op l januari nog uit ruim
18.000 man bestond, op 1 juli zal zjjn
teruggebracht tot 7400 man en op 1 ok-
ober tot 6700 man. (AFP)
DJAKARTA, 11 mei (Reuter) De
Indonesische minister van voorlichting
dr. Roeslam Abdoelgani heeft gisteren
gezegd, dat Indonesië zal proberen
door een publiciteitscampagne over de
ontwikkeling in West-Irian de wereld te
laten zien dat een volksstemming
over zelfbeschikking voor dit gebied
niet nodig zal zjjn.
Tjjdens een diplomatieke lunch zei
Abdoelgani, dat, hoewel een volksstem-
,is beloofd, deze niet werkelijk
Wo?lz?ketek is, omdat het volk van
?Qn /lan deel. wil blijven uitmaken
IJ de republiek Indonesië.
de Nederlands-Indonesische
arrnit raf" z,ei Abdoelgani, dat het
tussen bfidTriaendegn.legd °P ver20enin8
(Van onze onderwjjsredacteur)
DEN HAAG, 11 mei Op het eind
examen gymnasium moesten de kandi
daten gisteren een opstel maken, waar
bij gekozen kon worden uit tien onder-
w£rJ1n- yan de titels luidde:
„Edelmoedigheid tegenover oorlogs
misdadigers?
In de toelichting werd erop gewezen,
dat er in ons land nog vier Duitse
oorlogsmisdadigers hun levenslange
gevangenisstraf uitzitten. Bij gewone
misdadigers wordt deze straf vrijwel
altpd omgezet in een tijdelijke straf,
omdat een consequente uitvoering van
een levenslange straf een levend dood
verklaren is.
Is echter deze redenering ook van
toepassing op degenen, die zich doel
bewust schuldig hebben gemaakt aan
monsterachtige misdaden? Het Neder
landse volk is een edelmoedig volk en
onze samenleving heeft er meer dan
ooit behoefte aan, dat haat en wrok
worden uitgebannen. Zou een eventuele
in vrijheidsstelling van edelmoedigheid
getuigen tegenover de slachtoffers van
deze misdadigers?
In het opstel moest een antword ge
geven worden op de twee vermelde
vragen. Informaties op enige scholen
wezen uit, dat er nogal wat kandidaten
waren, die dit onderwerp gekozen heb
ben.
Zondag 12 mei: 4e zondag na Pasen; eigen
Mis; credo; pref. v. Pasen wit
Maandag: H. Robertus Bellarminus, bisschop
belijder-kerkleraar; eigen Mis; pref. v.
Pasen wit—
Den Bosch, Breda en Roermond: H. Ser-
vatius, bisschop-belijder; Mis Statuit; 2e
geb. H. Robertus Bellarminus (Breda; 2e
geb. verjaardag wijding Bisschop; 3e geb.
H. Robertus Bellarminus): pref. v. Pasen
wit
Dinsdag: Mis v. d. zondag; 2e geb. H. Boni-
fatius; pref. v. Pasen wit
Haarlem: H. Egbertus, belijder: Mis Jus
tus; 2e geb. H. Bonifatius; pref. v. Pasen
wit
Roermond: H. Floribertus, bisschop-belij
der; Mis Statuit; 2e geb. H. Bonifatius;
pref v. Pasen wit—
Woensdag: H. Joannes Baptist de la Salie,
belijder; eigen Mis; pref. v. Pasen —wit
Donderdag: H. Ubaldus, bisschop-belijder:
Mis Statuit: pref. v. Pasen wit—
Vrijdag: H. Paschalis Baylon, belijder; Mis
Os justi; pref. v. Pasen —wit
Zaterdag: H. Venantius, martelaar; Mis
Protexisti; pref v. Pasen rood
Zondag 19 mei: 5e zondag na Pasen; eigen
Mis; credo; pref. v. Pasen wit
en van de stoelen in het huis van
jongetje Joost, was een stoel die
vliegen kon. Je kon het zo niet
zien, want de stoel zag er pre
cies hetzelfde uit als de andere stoe
len van zijn soort. Maar toch was het
zo en ik zal je vertellen hoe 't geko
men was. Toen de stoel nog in de meu
belwinkel stond te w zhten of iemand
hem kopen wilde, kwam er op 'n nacht
'n oude toverfee binnen. Ze was heel
moe en ze liet zich met plof op de stoel
neervallen. Hé, daar knapte ze van op.
Toen ze eindelijk helemaal was uitgerust,
zei ze tegen de stoel: hartelijk bedankt
voor 't zitten, beste vriend. Ik zal je be
lonen door je de enige vliegende stoel
van de wereld te maken. Hokes, pokes,
goedenacht! Daarmee stapte de oude
toverfee de meubelwinkel weer uit.
Maar de stoel dacht: waarom zou ik
gaan vliegen, als ik vier stevige po
ten heb om mee op de grond te staan?
En hij bleef rustig bij de andere meu
belstukken. Ook later, toen hij ver
kocht werd. De stoel had helemaal
geen zin om te vliegen. Dat bleef zo
totdat hij jongetje Joost leerde kennen.
Jongetje Joost was zes jaar en hij
hield van avonturen en wonderlijke
dingen. Ook zei hij wel eens: ik wou
dat ik vliegen kon. Dat had de stoel
in zijn hardhouten oren geknoopt.
En op een avond, toen jongetje Joost
alleen in de kamer was, fluisterde hij:
Joost, jongetje Joost, als je vannacht
op mij komt zitten, zullen we samen
uit vliegen gaan. Jongetje Joost schrok
maar 'n klein beetje van die pratende
stoel. Heel even knipperde hij ver
baasd met zijn ogen en toen zei hij ver
rast: uit vliegen gaan? Meen je dat
werkelijk? O, wat heerlijk! Ik kom
vannacht, daar kun je van opaan.
En toen het nacht geworden was,
sloop jongetje Joost de huiskamer bin
nen, zette het raam heel wijd open
en ging zitten op de stoel die praten en,
zoals hij zelf zei; ook vliegen kon. Even
kraakten de poten toen de stoel de
hoogte in ging. Daar zeilden ze keurig
het raam uit. Hou je goed vast, waar
schuwde de stoel. Ik ga heel hoog en
als je valt ben je nog niet gelukkig.
Komt voor elkaar, zei jongetje Joost
en hij klemde zijn handen om de zit
ting. Waar gaan we naar toe? vroeg
de stoel. Jjj bent mijn gast en je mag
het zeggen. Ergens naar toe? riep jon
getje Joost blij. O, wat leuk, ik dacht
dat we alleen maar wat rond gingen
vliegen! Zouden we naar sprookjesland
kunnen gaan of is dat te ver? Een
pratende stoel staat voor niets, zei de
stoel een. beetje trots. Hij wendde zich
een halve slag en vloog toen regelrecht
naar sprookjesland. Al uit de verte zag
jongetje Joost het kasteel van Doorn
roosje. Zou ik daar binnen mogen?
vroeg hij en de stoel dacht van wel.
Zo gauw de vier stoelepoten de grond
geraakt hadden, sprong Joost op de
keien en zette het op een lopen. Blijf
je hier op me wachten? riep hij nog.
En toen was hij al weg. Hij bofte,
want de kok van Doornroosje en de
prins was juist aan het pannekoeken
bakken. Toen ze hoorden dat er een
jongetje uit mensenl-nd voor de poort
stond, mocht hij dadelijk binnenkomen
en werd er een gouden bordje bijge
zet. Zo'n hartelijke ontvangst had jon
getje Joost niet verwacht. Hij probeer
de om zo netjes mogelijk met vork en
mes te eten, want als je met een prins
en een prinses aan tafel zit, moet je
laten zien dat je weet hoe 't hoort.
Ondertussen stond de stoel op een stil
pleintje van Sprookjesland.
Daar kwamen een jongetje en een
Een mooie natuurfoto uit de omgeving
Oisterwijk.
Van 10 mei tot en met 30 juni wor
den in Oisterwijk (Noord-Brabant) tal
van feestelijkheden gehouden ter vier-
ring var. het 750-jarig bestaan. Oister
wijk heette vroeger Oosttilburg. Het is
thans een bekend vakantiecentrum en
ligt aan de rand van prachtige voor
het publiek toegankelijke bossen, en
vennen (meertjes) en heide. De fraaie
omgeving is iets aparts in het Brabant
se landschap. Het land van de Oister-
wijkse bossen en vennen is als het ware
een schatkamer der natuur te noemen
alwaar erg veel belangrijks bij-
eengroeit. Rond de vennen (zoals reeds
gezegd meertjes, maar dan geheel in
de bossen als het ware verscholen heb
ben de nachtegaal en de merel, de kie
viet en de rietzanger, wielewaal en de
ijsvogel en met deze nog tientallen
andere vogelsoorten hun nesten ver
borgen.
Er is te Oisterwijk een natuurthea-
ter en vooral niet te vergeten: het ont
spanningsoord „Rommeldam".
Van uit Oisterwijk kunnen per auto
en fiets talrijke tochten gemaakt wor
den door het plaatselijk natuurschoon
en naar het natuurreservaat Loonse- en
Drunense duinen, ontspannningspark
„De Efteling"; Tilburg; 's-Hertogen-
bosch; Vught (bosmeer IJzeren Man)
en Oirschot zelf heeft een middeleeuws
dorpscentrum.
Schilderachtig kijkje over een van de Oisterwijkse vennen.
meisje aan. Het waren Hans en Griet
je. Wat ben jij voor een stoel? vroegen
ze. Ik ben de .enige vliegende stoel
van de wereld, zei de stoel. O, dat
is leuk! riep Grietje. Wij kennen hier
alleen maar 't vliegende tapijt. Wil je
ons 'n keertje mee de lucht in nemen?
Dat wou de stoel best en om de beurt
gingen ze een rondje vliegen. Eerst
Grietje en daarna Hans. Maar het
nieuwtje van de vliegende stoel was
al gauw door heel het land gegaan.
Sneeuwwitje en de zeven dwergen wil
den ook wel eens de lucht in. Daar
kwam vrouw Holle met haar veren
bedje. En de gelaarsde kat. En Rood
kapje met grootmoeder. Maar groot
moeder durfde niet. Die hield niet van
die nieuwerwetse dingen. De stoel ver
maakte zich best. Hij had nooit durven
dromen, dat hij nog eens zoveel beroem
de sprookjesmensen zou zien. En alle
maal 'mochten ze een keertje vliegen,
'n Rondvlucht boven sprookjesland.
Toen kwam, en dat was niet zo leuk.
de wolf van Roodkapje aangelopen. Hij
zag er nog altijd even ondeugend uit,
ook al at hij de laatste jaren geen
mensen meer op. Mag ik ook eens vlie
gen? vroeg hij. Tja, zei de stoel, ga
maar zitten. Hij vond 't akelig om met
een wolf de hoogte in te gaan. Maar
de wolf begon te lachten. Dat gaat pas
fijn! riep hij. Ik zou zo de hele nacht
wel door willen vliegen. De stoel zei
maar gauw; dat zal niet gaan, wolf.
Ik moet dadelijk weer naar mensen-
land. D kleine mensen jongen, mag niet
zo erg lang wakkerblijven, anders valt
hij morgenvroeg op school nog in slaap.
Maar de wolf had helemaal geen zin
om van de stoel te gaan. Hij bleef
er heel brutaal op zitten, ook toen de
stoel alweer op het pleintje stond. Daar
kwam jongetje Joost aan. Het is heer
lijk geweest! schreeuwde hij. Ik heb
drie pannekoeken op.
En, ooo... toen schrok jongetje Joost,
want hij zag de wolf.
Het is tijd om naar huls te gaan,
zei de stoei. Maar de wolf lachte: dan
zal dat jongetje moeten lopen, want ik
blijf hier zitten.
Nee, dan kan niet riep de stoel. U
moet eraf. Ik moet jongetje Joost naar
huis brengen. Ik denk er niet aan, zei
de wolf en hij schudde zijn bruine kop.
Jongetje Joost begon te huilen: Maar
het is veel te ver om te lopen. Ik zou
best kunnen verdwalen. En ik ben nog
wel in mijn pyjama. Niks mee te ma
ken, zei de wolf van Roodkapje. Ik
blijf zitten op deze stoel en daarmee
uit. Angstig keek jongetje Joost om
zich heen. Was er dan niemand die
hem helpen kon? Roodkapje en haar
grootmoeder waren allang hard wegge
lopen. Vrouw Holle schudde zenuwach
tig haar veren bedje op. Sneeuwwitje
wilde de boze wolf een tik op zijn neus
gaan geven, maar de zeven dwergen
hielden haar tegen. En Hans en Griet
je durfden ook al niets te doen. Ze
keken allemaal wél erg verschrikt. Al
leen de wolf lachte, met zijn voorpo
ten gevouwen over zijn dikke buik. Ar
me jongetje Joost! Hij vond 't wel heel
fijn in sprookjesland, maar niet voor
altijd natuurlijk. Zou er dan niemand
die boze wolf weg durven jagen? Nee,
ze bleven allemaal heel stil staan kij
ken. Zelfs de kok van Doornroosje, die
er ook was bij gekomen En die toch
heel sterke armen had.
Maar hoog in het topje van de gou
den-appelboom zat 'n klein vogeltje. Het
had alles gezien en gehoord en het be
gon te zingen: Jagertje, jagertje, pak
je geweer, schiet de boze wolf neer,
tjiep, tjiep, tjiep...!
De wolf schoot rechtop en schreeuw
de: wil je je snavel wel eens houden.
Maar het vogeltje zong toen nog veel
harder en de wolf werd zó bang dat
hij van de stoel af sprong en naar zijn
huis toe rende. Ik krijg jou nog wel,
schreeuwde hij tegen de kleine vogel.
Jongetje Joost zat in een wipje op de
vliegende stoel. Vlieg met ons mee lief
vogeltje, riep hij opgelucht. Dan kun
je bij ons thuis in de dakgoot komen
wonen. Daar kan de boze wolf je nooit
vinden.
En dat deed het vogeltje. Met hun
drietjes zijn ze naar huis gevlogen. Heel
vlug, door de donkere nacht. Gaan we
morgennacht weer? vroeg jongetje Joost
geeuwend, toen hij weer in de huis
kamer stond. O nee, schrok de stoel.
Ik ben doodmoe. Ik moet eerst een
hele tijd rusthouden. Dat kon jongetje
Joost begrijpen. Hij bedankte de stoel
en ging vlug naar zijn bedje.
En nu wacht hij maar tot de stoel
op 'n dag zal zeggen, dat hij helemaal
is uitgerust. Zou 't nog lang duren?
denkt jongetje Joost iedere avond, als
hij naar bed gaat. Hé. misschien is 't
morgen wel...!
LEA SMULDERS.
Duitsland Namens het Westduitse
Krupp-concem zal direkteur Berthold
Breitz maandag naar Moskou reizen
voor een bezoek van tien dagen aan
de Sovjet-Unie. Krupp heeft in de af
gelopen jaren veel materiaal voor de
fabrikage van kunststoffen aan de
Sovjet-Unie geleverd. (DPA)
HOOFDSTUK I
Het verhaal van de journalist
Het verhaal, met als middelpunt het individu dat zich Green noemde, is
in wezen het verhaal van de invloed die een verdorven mens uitoefende
op twee volkomen verschillende karakters, op twee personen, die wat
beroep en levensbeschouwing betreft even ver van elkaar verwijderd
waren als de plaatsen waar ze woonden.
Mijn belangstelling gaat vooral uit naar de volkomen van elkaar af
wijkende reacties van deze beide mensen op de aanval die Green op hen
deed, en de redenen daarvoor, en natuurlijk naar de rol die ik in het
eerste gedeelte zelf heb gespeeld.
Harold Summers, ambtenaar aan het ministerie, civiele dienst, een
flegmatiek, door en door eerlijk en degelijk mens, schuldig aan wat de
meeste mensen wel het meest onschuldige huwelijksbedrog zouden noe
men, vocht nauwelijks terug, op een klein incidentje na, en onderwierp
zich passief aan al wat hem overkwam, zonder een poging te doen die
gebeurtenissen een andere wending te geven.
Dokter Burrows daarentegen was een nogal dwaze man, ook al bezat
hij zijn artsdiploma; een man, net zo oppervlakkig als hij innemend en
vrolijk was. Toch sloeg hij terug en bijna onmiddellijk, met een plan dat
even fel en wraakzuchtig was in opzet, als lachwekkend en tragisch in zijn
uitwerking.
In beide gevallen hadden, omdat Green een laaghartig, sadistisch sujet
was, niet alleen zijn eerste slachtoffers onder de gevolgen van zijn daden
te lijden. Dat is trouwens het onvermijdelijk gevolg van elke misdaad.
Ik zou zeggen dat in het geval van Harold Summers de reactie ernstiger
was dan in dat van Burrows, ook al verdiende hij het veel minder.
Er is dus helemaal geen moraal in het verhaal, er is alleen het eeuwige
vraagteken.
Hoewel ik zal moeten teruggrijpen naar vroegere gebeurtenissen geloof
ik toch, dat ik, ter wille van de symmetrie, beter kan beginnen met de
morgen van de achttiende september van het afgelopen jaar.
Ik zag hoe Green aan het vissen was aan het verste eind van het meer
in Bergfonn. Green was niet zijn ware naam, maar ik dacht altijd aan hem
ais Green. Het was de naam die hij gebruikte bij zijn misdaden, de naam
waarbij al zijn slachtoffers hem kenden.
Ik weet, dat hij ook eens de naam- John Reynolds heeft aangenomen
en dat hij zich gedurende zijn verblijf in Noorwegen James Thompson
noemde en waarschijnlijk ook een paspoort op die naam bezat. Niet dat
zoiets tegenwoordig veel betekent.
Het is merkwaardig dat hij altijd werkte onder de naam Green zonder
voornaam of voorletters. Men zou denken dat hij, ter wille van grotere
veiligheid, elke keer een andere naam zou hebben gekozen. Misschien was
bier ijdelheid in 't spel. Misdadigers zijn doorgaans ijdel en proberen hun
wandaden te omgeven met een soort valse schijn. Misschien dramatiseer
de hij zichzelf met frasen als „Green, de grote leidsman" of „Green, de
onvindbare" enzovoort. Het is ook mogelijk dat hij dacht dat de kans dat
men verband zou gaan zoeken, gering was omdat hij in ver van elkaar
liggende streken opereerde.
Moord behoorde tot zijn misdaden en ik ben ervan overtuigd, dat hij
moordde om twee redenen: omdat hij ervan genoot en uit wraakzucht.
Die moorden waren daarom zo bijzonder terugstotend omdat de mensen
die hij vermoordde mensen waren die hem op geen enkele manier kwaad
hadden gedaan. Hij koos altijd als slachtoffers personen, wier dood zijn
tegenstander het grootste verdriet of het grootste nadeel zou bezorgen,
doch nooit zijn tegenstander zelf. Het was bovendien veel veiliger ook
daar het motief nooit aan hem kon worden toegeschreven. Ik ken het totale
aantal van zijn misdaden niet.
Ik geef nu toe, dat het mijn schuld was dat mijn lieveling Jean werd
bedreigd, omdat ik verzuimd had voortdurend de perverse en verdorven
eigenschappen van de man in gedachten te houden; maar toen ik hem
daar langzaam langs de oever zag lopen dacht ik niet aan Jean, maar aan
de tragische gebeurtenissen in verband met Harold Summers, die brave,
een beetje saaie en droge ambtenaar, een wat zwak karakter misschien,
maar een goed mens, die volgens mij evenals Job te weinig kwaad had
gedaan om zijn droevig lot te verdienen.
Van Harold Summers in Londen gingen mijn gedachten naar Helen
Dawson en Barbara Hardy en haar blinde man en naar dokter Burrows
uit Hillington en zo verder langs het spoor van vrees, dood en onder
gang dat de man, daar aan de oever van het meer, overal waar hij ope
reerde had achtergelaten. Ik kende enkele van die mensen en ik voelde de
haat die al lang in me smeulde, opvlammen en het was geen naar gevoel.
Het was een mooie dag, de berglucht was warm, zuiver en opwekkend en
ik vermoedde dat Green genoot. Ik kon me zijn hard, scherp gezicht voor
stellen, terwijl hij gretig de oppervlakte van het water afzocht, op de
loer naar de zich plotseling snel uitspreidende kring, gepaard met een
natte „plop", die voor hem zouden betekenen dat daar een forel aan 't
azen was. Als dat gebeurde zou hij handig zijn kunstvlieg in die kring uit
werpen nog vóór het laatste spoor ervan verdwenen was. Hij was een
slecht mens maar een zeer bekwaam visser, dat leed geen twijfel. Waar
hij al die jaren het geld ervoor vandaan had gehaald, daarnaar mag men
raden.
Meer aan die dingen denkend dan aan mijn eigen hengel, voelde ik
plotseling de aanhoudende ruk aan de lijn die alle vissers kennen en die
de zachtmoedigste onder hen verleidt tot krachttermen.
Een of meer haken zaten klem achter een rotsblok onder water, een paar
meter van de oever af. Ik probeerde de gewone trucjes: ik zwaaide
de punt van de hengel zo hoog mogelijk eerst naar rechts en toen naar
links, ik hield de punt onder water en herhaalde de manoeuvre, ik liet de
lijn vieren, hopend op die manier het snoer los te krijgen alles zonder
succes. Een eindje naar rechts staken enkele uitlopers van de rotsen het
meer in, ik liep er heen en klauterde er zo ver ik kon overheen, doch
aJweer zonder resultaat. Er zat dus niets anders op dan de hengel op de
grond te leggen en met de hand het snoer in te halen tot de haak los
schoot.
Ik haalde het oude, zwarte blikje uit mijn rugzak, koos een nieuwe kunst
vlieg en begon die aan het snoer te bevestigen, nog steeds piekerend over
Green. Ik maakte weer nieuwe kunstvliegen aan de hengel vast omdat de
vissen in die wateren van Noorwegen bijna drie dagen landinwaarts
per boot en auto worden aangetrokken door zilverachtig blikkeren.
(Wordt verveld)