HET RAADSEL EGIL Alfredo GREENHORN karl may DE FLUIT MET ZES SMURFEN Joost en de vliegende schotel E OISTERWIJK 750 JAAR BOODSCHAPPER VAN DE NACHT 4& M ffi Volksstemming in Irian niet nodig Rechtstreeks aardgas aan industrie leveren Geb ruik drank van sterke gestegen Dr. De Kort over steun onkerkelijken Edelmoedi gheid tegenover oorlo gsmisdadi ger s? ZATERDAG 11 MEI 1963 PAGINA 19 2RIC DE NOORMAN Realia Schrijven aan minister U?ndmL VERDAM, io Een'gedistilleerd J%?n® lOC!nt te ,?ien ABDOELGAN1: Examenopgave gymnasiasten: Liturgische weekkalender door JOHN BINGHAM j. Plotselinge beweging achter hem ontgaat Eric niet en blinde rs rolt hij zich op zij en op de rug. Hargs vlijmende dolk mist hem P een haar. De lijfwacht, die geen weerstand ontmoet, waar deze had e oren te zijn, tuimelt voorover, waarbij Eric's uitgestoken been hem flink handje helpt. Nauwelijks ligt de zwaargebouwde lijfwacht nek h«gend op de ëront^» Eric springt hem vlug als een aal op de k. En in een grimmige, dodelijke strijd rollen de twee tegenstanders, die ongeveer even sterk zijn, om en om. Het mes is Harg tijdens de val °ntglipt en beiden trachten nu dit wapen, dat de doorslag geven kan, te grijpen. Tijdens het gevecht ziet Eric in een flits een aantal krijgers te voorschijn komen uit de burcht en hij begrijpt, dat de strijd snel ten einde moet komen. Doch wat is die lijfwacht sterk. Hijgend en kreu nend vechten ze allebei voor hun leven, tot Eric met een snelle greep de dolk te pakken weet te krijgen en dan is de strijd gauw beslecht. Suizebollend staat de Noorman op, doch de woedende kreten van Hargs naderstormende krijgers geven hem geen ogenblik rust. De eerste pijlen vallen al angstig dichtbij en achtervolgd door de om wraak brullende troep, rent de Noorman voor zijn leven. MOCO I- Lezer, weet u wat het woord „greenhom" be tekent? ,t Is een erg beledigende en kleinerende uitdrukking voor een nieuweling, een groentje. Green" betekent nl. groen" en „horn" wil zeggen: •'Voelhoorn". Toen ik na in diverse plaatsen te heb- eh gewerkt in St. Louis aankwam, voelde ik mij ®''erminst zo'n greenhorn. Ik was zonder moeite d°or de examens van de verschillende scholen ge- otnen en meende een bijzonder verstandig en er- ten mens te zijn. Door familie-omstandigheden e: een onbedwingbare reislust had ik mijn vader land verlaten en was naar Amerika gegaan. In St. Louis bracht het geluk mij bij een Duitse familie, die mij als huisleraar aanstelde. Tijdens een receptie ontmoette ik hier een buksenmaker, mr. Henry, die zijn vrouw en kinderen had verloren bij een India nen-overval. Hierdoor verscheen er slechts zelden een glimlach op zijn gezicht. Mijn werkgever stelde mij aan hem voor en wij waren spoedig in een ge animeerd gesprek gewikkeld. Deze mr. Henry, waar ik later zoveel aan te danken zou hebben, was de eerste die mij een „greenhom" noemde. +/E/OAAG H/SET MET H/AAG O/E AfAAJ WX/ DE GAG JS WAAR AAK/ <JA4 D/E /S AAA/ Boord vaa/ dat SCU/A GESAAAJ .o&haac, tanrWu?1? .van het Verbond van Neder- 11 mei De energie- Kathol1?6! Werkgevers, het Nederlands Verbond Werkgeversverbond en het Werwl ^an Protestants-christelijke gin va„erSL.in Nederland en de Vereni- aracht^;l februikers van stoomketels en Veh aantelgen hebben in een schrij- 2aketl jde minister van Economische gen on „Y w- de Pous, aangedron- aarde-a* eaatstreekse levering van het Gasunie. door de N.V. Nederlandse Van de industrie. De raad 'ten heeft ndse Werkgeversverbon den» m-, ?an.de minister zijn tnstem- êenomon 6 -,ln genoemd schrijven in- standpunt kenbaar gemaakt. De afzet en van 277*400 ui land is geste- non - 100 hl in 1961 tot 317.300 hl. 1962 Dat betekent H4 procent. Het wm stUgmg van kwam hierdoor od q m6 "ko gebruik Jter meer dan in ,qki Ater' d w'z" °'31 knn„„ in j De totale dran- n de grote norecabedrij. "e stijging van naiu„ni--t ;Ggenover een nauwelyks een procent in kenomzetten Vot" o: 1961S Jen gaven"5 een11 r,ote norecabedrij- fi «po 8?GniUi(i6ld6 sf norin oor 1 Q,ci van nauwpinuo aa (Van onze parlementaire redacteur) ARNHEM, 11 mei Dr. De Kort heeft In een van zijn laatste verkie zingsredevoeringen tegenover de be wering, dat de K.V.P. een partij is alleen voor katholieken, gesteld dat de honderdduizenden Nederlanders die niet aan enige Kerk verwant zijn, bij de K.V.P. terecht kunnen. Zij zouden dan de enige partij steunen, die met succes tegen het herlevend socialisme „neen" kan zeggen. Hij veronderstelde, dat die honderd duizenden wel voldoende christendom in zich dragen om het werkprogram van zijn partij te kunnen onderschrij ven De K.V.P. dient zich mede te oriënteren op de medewerking van niet-christelijke kiezers. Dat zou ze ker kunnen, omdat de partij niet zo als de P.v.d.A. op hoge toon beweert, dat er alleen met socialisten te rege ren valt. De K.V.P. stelt voorop, dat zij tot samenwerking en ontmoeting met anderen volop bereid is. Congo Oe Thant heeft de Alge mene Vergadering van de V.N. mee gedeeld dat de V.N.-strijdmacht in de Congo, die op l januari nog uit ruim 18.000 man bestond, op 1 juli zal zjjn teruggebracht tot 7400 man en op 1 ok- ober tot 6700 man. (AFP) DJAKARTA, 11 mei (Reuter) De Indonesische minister van voorlichting dr. Roeslam Abdoelgani heeft gisteren gezegd, dat Indonesië zal proberen door een publiciteitscampagne over de ontwikkeling in West-Irian de wereld te laten zien dat een volksstemming over zelfbeschikking voor dit gebied niet nodig zal zjjn. Tjjdens een diplomatieke lunch zei Abdoelgani, dat, hoewel een volksstem- ,is beloofd, deze niet werkelijk Wo?lz?ketek is, omdat het volk van ?Qn /lan deel. wil blijven uitmaken IJ de republiek Indonesië. de Nederlands-Indonesische arrnit raf" z,ei Abdoelgani, dat het tussen bfidTriaendegn.legd °P ver20enin8 (Van onze onderwjjsredacteur) DEN HAAG, 11 mei Op het eind examen gymnasium moesten de kandi daten gisteren een opstel maken, waar bij gekozen kon worden uit tien onder- w£rJ1n- yan de titels luidde: „Edelmoedigheid tegenover oorlogs misdadigers? In de toelichting werd erop gewezen, dat er in ons land nog vier Duitse oorlogsmisdadigers hun levenslange gevangenisstraf uitzitten. Bij gewone misdadigers wordt deze straf vrijwel altpd omgezet in een tijdelijke straf, omdat een consequente uitvoering van een levenslange straf een levend dood verklaren is. Is echter deze redenering ook van toepassing op degenen, die zich doel bewust schuldig hebben gemaakt aan monsterachtige misdaden? Het Neder landse volk is een edelmoedig volk en onze samenleving heeft er meer dan ooit behoefte aan, dat haat en wrok worden uitgebannen. Zou een eventuele in vrijheidsstelling van edelmoedigheid getuigen tegenover de slachtoffers van deze misdadigers? In het opstel moest een antword ge geven worden op de twee vermelde vragen. Informaties op enige scholen wezen uit, dat er nogal wat kandidaten waren, die dit onderwerp gekozen heb ben. Zondag 12 mei: 4e zondag na Pasen; eigen Mis; credo; pref. v. Pasen wit Maandag: H. Robertus Bellarminus, bisschop belijder-kerkleraar; eigen Mis; pref. v. Pasen wit— Den Bosch, Breda en Roermond: H. Ser- vatius, bisschop-belijder; Mis Statuit; 2e geb. H. Robertus Bellarminus (Breda; 2e geb. verjaardag wijding Bisschop; 3e geb. H. Robertus Bellarminus): pref. v. Pasen wit Dinsdag: Mis v. d. zondag; 2e geb. H. Boni- fatius; pref. v. Pasen wit Haarlem: H. Egbertus, belijder: Mis Jus tus; 2e geb. H. Bonifatius; pref. v. Pasen wit Roermond: H. Floribertus, bisschop-belij der; Mis Statuit; 2e geb. H. Bonifatius; pref v. Pasen wit— Woensdag: H. Joannes Baptist de la Salie, belijder; eigen Mis; pref. v. Pasen —wit Donderdag: H. Ubaldus, bisschop-belijder: Mis Statuit: pref. v. Pasen wit— Vrijdag: H. Paschalis Baylon, belijder; Mis Os justi; pref. v. Pasen —wit Zaterdag: H. Venantius, martelaar; Mis Protexisti; pref v. Pasen rood Zondag 19 mei: 5e zondag na Pasen; eigen Mis; credo; pref. v. Pasen wit en van de stoelen in het huis van jongetje Joost, was een stoel die vliegen kon. Je kon het zo niet zien, want de stoel zag er pre cies hetzelfde uit als de andere stoe len van zijn soort. Maar toch was het zo en ik zal je vertellen hoe 't geko men was. Toen de stoel nog in de meu belwinkel stond te w zhten of iemand hem kopen wilde, kwam er op 'n nacht 'n oude toverfee binnen. Ze was heel moe en ze liet zich met plof op de stoel neervallen. Hé, daar knapte ze van op. Toen ze eindelijk helemaal was uitgerust, zei ze tegen de stoel: hartelijk bedankt voor 't zitten, beste vriend. Ik zal je be lonen door je de enige vliegende stoel van de wereld te maken. Hokes, pokes, goedenacht! Daarmee stapte de oude toverfee de meubelwinkel weer uit. Maar de stoel dacht: waarom zou ik gaan vliegen, als ik vier stevige po ten heb om mee op de grond te staan? En hij bleef rustig bij de andere meu belstukken. Ook later, toen hij ver kocht werd. De stoel had helemaal geen zin om te vliegen. Dat bleef zo totdat hij jongetje Joost leerde kennen. Jongetje Joost was zes jaar en hij hield van avonturen en wonderlijke dingen. Ook zei hij wel eens: ik wou dat ik vliegen kon. Dat had de stoel in zijn hardhouten oren geknoopt. En op een avond, toen jongetje Joost alleen in de kamer was, fluisterde hij: Joost, jongetje Joost, als je vannacht op mij komt zitten, zullen we samen uit vliegen gaan. Jongetje Joost schrok maar 'n klein beetje van die pratende stoel. Heel even knipperde hij ver baasd met zijn ogen en toen zei hij ver rast: uit vliegen gaan? Meen je dat werkelijk? O, wat heerlijk! Ik kom vannacht, daar kun je van opaan. En toen het nacht geworden was, sloop jongetje Joost de huiskamer bin nen, zette het raam heel wijd open en ging zitten op de stoel die praten en, zoals hij zelf zei; ook vliegen kon. Even kraakten de poten toen de stoel de hoogte in ging. Daar zeilden ze keurig het raam uit. Hou je goed vast, waar schuwde de stoel. Ik ga heel hoog en als je valt ben je nog niet gelukkig. Komt voor elkaar, zei jongetje Joost en hij klemde zijn handen om de zit ting. Waar gaan we naar toe? vroeg de stoel. Jjj bent mijn gast en je mag het zeggen. Ergens naar toe? riep jon getje Joost blij. O, wat leuk, ik dacht dat we alleen maar wat rond gingen vliegen! Zouden we naar sprookjesland kunnen gaan of is dat te ver? Een pratende stoel staat voor niets, zei de stoel een. beetje trots. Hij wendde zich een halve slag en vloog toen regelrecht naar sprookjesland. Al uit de verte zag jongetje Joost het kasteel van Doorn roosje. Zou ik daar binnen mogen? vroeg hij en de stoel dacht van wel. Zo gauw de vier stoelepoten de grond geraakt hadden, sprong Joost op de keien en zette het op een lopen. Blijf je hier op me wachten? riep hij nog. En toen was hij al weg. Hij bofte, want de kok van Doornroosje en de prins was juist aan het pannekoeken bakken. Toen ze hoorden dat er een jongetje uit mensenl-nd voor de poort stond, mocht hij dadelijk binnenkomen en werd er een gouden bordje bijge zet. Zo'n hartelijke ontvangst had jon getje Joost niet verwacht. Hij probeer de om zo netjes mogelijk met vork en mes te eten, want als je met een prins en een prinses aan tafel zit, moet je laten zien dat je weet hoe 't hoort. Ondertussen stond de stoel op een stil pleintje van Sprookjesland. Daar kwamen een jongetje en een Een mooie natuurfoto uit de omgeving Oisterwijk. Van 10 mei tot en met 30 juni wor den in Oisterwijk (Noord-Brabant) tal van feestelijkheden gehouden ter vier- ring var. het 750-jarig bestaan. Oister wijk heette vroeger Oosttilburg. Het is thans een bekend vakantiecentrum en ligt aan de rand van prachtige voor het publiek toegankelijke bossen, en vennen (meertjes) en heide. De fraaie omgeving is iets aparts in het Brabant se landschap. Het land van de Oister- wijkse bossen en vennen is als het ware een schatkamer der natuur te noemen alwaar erg veel belangrijks bij- eengroeit. Rond de vennen (zoals reeds gezegd meertjes, maar dan geheel in de bossen als het ware verscholen heb ben de nachtegaal en de merel, de kie viet en de rietzanger, wielewaal en de ijsvogel en met deze nog tientallen andere vogelsoorten hun nesten ver borgen. Er is te Oisterwijk een natuurthea- ter en vooral niet te vergeten: het ont spanningsoord „Rommeldam". Van uit Oisterwijk kunnen per auto en fiets talrijke tochten gemaakt wor den door het plaatselijk natuurschoon en naar het natuurreservaat Loonse- en Drunense duinen, ontspannningspark „De Efteling"; Tilburg; 's-Hertogen- bosch; Vught (bosmeer IJzeren Man) en Oirschot zelf heeft een middeleeuws dorpscentrum. Schilderachtig kijkje over een van de Oisterwijkse vennen. meisje aan. Het waren Hans en Griet je. Wat ben jij voor een stoel? vroegen ze. Ik ben de .enige vliegende stoel van de wereld, zei de stoel. O, dat is leuk! riep Grietje. Wij kennen hier alleen maar 't vliegende tapijt. Wil je ons 'n keertje mee de lucht in nemen? Dat wou de stoel best en om de beurt gingen ze een rondje vliegen. Eerst Grietje en daarna Hans. Maar het nieuwtje van de vliegende stoel was al gauw door heel het land gegaan. Sneeuwwitje en de zeven dwergen wil den ook wel eens de lucht in. Daar kwam vrouw Holle met haar veren bedje. En de gelaarsde kat. En Rood kapje met grootmoeder. Maar groot moeder durfde niet. Die hield niet van die nieuwerwetse dingen. De stoel ver maakte zich best. Hij had nooit durven dromen, dat hij nog eens zoveel beroem de sprookjesmensen zou zien. En alle maal 'mochten ze een keertje vliegen, 'n Rondvlucht boven sprookjesland. Toen kwam, en dat was niet zo leuk. de wolf van Roodkapje aangelopen. Hij zag er nog altijd even ondeugend uit, ook al at hij de laatste jaren geen mensen meer op. Mag ik ook eens vlie gen? vroeg hij. Tja, zei de stoel, ga maar zitten. Hij vond 't akelig om met een wolf de hoogte in te gaan. Maar de wolf begon te lachten. Dat gaat pas fijn! riep hij. Ik zou zo de hele nacht wel door willen vliegen. De stoel zei maar gauw; dat zal niet gaan, wolf. Ik moet dadelijk weer naar mensen- land. D kleine mensen jongen, mag niet zo erg lang wakkerblijven, anders valt hij morgenvroeg op school nog in slaap. Maar de wolf had helemaal geen zin om van de stoel te gaan. Hij bleef er heel brutaal op zitten, ook toen de stoel alweer op het pleintje stond. Daar kwam jongetje Joost aan. Het is heer lijk geweest! schreeuwde hij. Ik heb drie pannekoeken op. En, ooo... toen schrok jongetje Joost, want hij zag de wolf. Het is tijd om naar huls te gaan, zei de stoei. Maar de wolf lachte: dan zal dat jongetje moeten lopen, want ik blijf hier zitten. Nee, dan kan niet riep de stoel. U moet eraf. Ik moet jongetje Joost naar huis brengen. Ik denk er niet aan, zei de wolf en hij schudde zijn bruine kop. Jongetje Joost begon te huilen: Maar het is veel te ver om te lopen. Ik zou best kunnen verdwalen. En ik ben nog wel in mijn pyjama. Niks mee te ma ken, zei de wolf van Roodkapje. Ik blijf zitten op deze stoel en daarmee uit. Angstig keek jongetje Joost om zich heen. Was er dan niemand die hem helpen kon? Roodkapje en haar grootmoeder waren allang hard wegge lopen. Vrouw Holle schudde zenuwach tig haar veren bedje op. Sneeuwwitje wilde de boze wolf een tik op zijn neus gaan geven, maar de zeven dwergen hielden haar tegen. En Hans en Griet je durfden ook al niets te doen. Ze keken allemaal wél erg verschrikt. Al leen de wolf lachte, met zijn voorpo ten gevouwen over zijn dikke buik. Ar me jongetje Joost! Hij vond 't wel heel fijn in sprookjesland, maar niet voor altijd natuurlijk. Zou er dan niemand die boze wolf weg durven jagen? Nee, ze bleven allemaal heel stil staan kij ken. Zelfs de kok van Doornroosje, die er ook was bij gekomen En die toch heel sterke armen had. Maar hoog in het topje van de gou den-appelboom zat 'n klein vogeltje. Het had alles gezien en gehoord en het be gon te zingen: Jagertje, jagertje, pak je geweer, schiet de boze wolf neer, tjiep, tjiep, tjiep...! De wolf schoot rechtop en schreeuw de: wil je je snavel wel eens houden. Maar het vogeltje zong toen nog veel harder en de wolf werd zó bang dat hij van de stoel af sprong en naar zijn huis toe rende. Ik krijg jou nog wel, schreeuwde hij tegen de kleine vogel. Jongetje Joost zat in een wipje op de vliegende stoel. Vlieg met ons mee lief vogeltje, riep hij opgelucht. Dan kun je bij ons thuis in de dakgoot komen wonen. Daar kan de boze wolf je nooit vinden. En dat deed het vogeltje. Met hun drietjes zijn ze naar huis gevlogen. Heel vlug, door de donkere nacht. Gaan we morgennacht weer? vroeg jongetje Joost geeuwend, toen hij weer in de huis kamer stond. O nee, schrok de stoel. Ik ben doodmoe. Ik moet eerst een hele tijd rusthouden. Dat kon jongetje Joost begrijpen. Hij bedankte de stoel en ging vlug naar zijn bedje. En nu wacht hij maar tot de stoel op 'n dag zal zeggen, dat hij helemaal is uitgerust. Zou 't nog lang duren? denkt jongetje Joost iedere avond, als hij naar bed gaat. Hé. misschien is 't morgen wel...! LEA SMULDERS. Duitsland Namens het Westduitse Krupp-concem zal direkteur Berthold Breitz maandag naar Moskou reizen voor een bezoek van tien dagen aan de Sovjet-Unie. Krupp heeft in de af gelopen jaren veel materiaal voor de fabrikage van kunststoffen aan de Sovjet-Unie geleverd. (DPA) HOOFDSTUK I Het verhaal van de journalist Het verhaal, met als middelpunt het individu dat zich Green noemde, is in wezen het verhaal van de invloed die een verdorven mens uitoefende op twee volkomen verschillende karakters, op twee personen, die wat beroep en levensbeschouwing betreft even ver van elkaar verwijderd waren als de plaatsen waar ze woonden. Mijn belangstelling gaat vooral uit naar de volkomen van elkaar af wijkende reacties van deze beide mensen op de aanval die Green op hen deed, en de redenen daarvoor, en natuurlijk naar de rol die ik in het eerste gedeelte zelf heb gespeeld. Harold Summers, ambtenaar aan het ministerie, civiele dienst, een flegmatiek, door en door eerlijk en degelijk mens, schuldig aan wat de meeste mensen wel het meest onschuldige huwelijksbedrog zouden noe men, vocht nauwelijks terug, op een klein incidentje na, en onderwierp zich passief aan al wat hem overkwam, zonder een poging te doen die gebeurtenissen een andere wending te geven. Dokter Burrows daarentegen was een nogal dwaze man, ook al bezat hij zijn artsdiploma; een man, net zo oppervlakkig als hij innemend en vrolijk was. Toch sloeg hij terug en bijna onmiddellijk, met een plan dat even fel en wraakzuchtig was in opzet, als lachwekkend en tragisch in zijn uitwerking. In beide gevallen hadden, omdat Green een laaghartig, sadistisch sujet was, niet alleen zijn eerste slachtoffers onder de gevolgen van zijn daden te lijden. Dat is trouwens het onvermijdelijk gevolg van elke misdaad. Ik zou zeggen dat in het geval van Harold Summers de reactie ernstiger was dan in dat van Burrows, ook al verdiende hij het veel minder. Er is dus helemaal geen moraal in het verhaal, er is alleen het eeuwige vraagteken. Hoewel ik zal moeten teruggrijpen naar vroegere gebeurtenissen geloof ik toch, dat ik, ter wille van de symmetrie, beter kan beginnen met de morgen van de achttiende september van het afgelopen jaar. Ik zag hoe Green aan het vissen was aan het verste eind van het meer in Bergfonn. Green was niet zijn ware naam, maar ik dacht altijd aan hem ais Green. Het was de naam die hij gebruikte bij zijn misdaden, de naam waarbij al zijn slachtoffers hem kenden. Ik weet, dat hij ook eens de naam- John Reynolds heeft aangenomen en dat hij zich gedurende zijn verblijf in Noorwegen James Thompson noemde en waarschijnlijk ook een paspoort op die naam bezat. Niet dat zoiets tegenwoordig veel betekent. Het is merkwaardig dat hij altijd werkte onder de naam Green zonder voornaam of voorletters. Men zou denken dat hij, ter wille van grotere veiligheid, elke keer een andere naam zou hebben gekozen. Misschien was bier ijdelheid in 't spel. Misdadigers zijn doorgaans ijdel en proberen hun wandaden te omgeven met een soort valse schijn. Misschien dramatiseer de hij zichzelf met frasen als „Green, de grote leidsman" of „Green, de onvindbare" enzovoort. Het is ook mogelijk dat hij dacht dat de kans dat men verband zou gaan zoeken, gering was omdat hij in ver van elkaar liggende streken opereerde. Moord behoorde tot zijn misdaden en ik ben ervan overtuigd, dat hij moordde om twee redenen: omdat hij ervan genoot en uit wraakzucht. Die moorden waren daarom zo bijzonder terugstotend omdat de mensen die hij vermoordde mensen waren die hem op geen enkele manier kwaad hadden gedaan. Hij koos altijd als slachtoffers personen, wier dood zijn tegenstander het grootste verdriet of het grootste nadeel zou bezorgen, doch nooit zijn tegenstander zelf. Het was bovendien veel veiliger ook daar het motief nooit aan hem kon worden toegeschreven. Ik ken het totale aantal van zijn misdaden niet. Ik geef nu toe, dat het mijn schuld was dat mijn lieveling Jean werd bedreigd, omdat ik verzuimd had voortdurend de perverse en verdorven eigenschappen van de man in gedachten te houden; maar toen ik hem daar langzaam langs de oever zag lopen dacht ik niet aan Jean, maar aan de tragische gebeurtenissen in verband met Harold Summers, die brave, een beetje saaie en droge ambtenaar, een wat zwak karakter misschien, maar een goed mens, die volgens mij evenals Job te weinig kwaad had gedaan om zijn droevig lot te verdienen. Van Harold Summers in Londen gingen mijn gedachten naar Helen Dawson en Barbara Hardy en haar blinde man en naar dokter Burrows uit Hillington en zo verder langs het spoor van vrees, dood en onder gang dat de man, daar aan de oever van het meer, overal waar hij ope reerde had achtergelaten. Ik kende enkele van die mensen en ik voelde de haat die al lang in me smeulde, opvlammen en het was geen naar gevoel. Het was een mooie dag, de berglucht was warm, zuiver en opwekkend en ik vermoedde dat Green genoot. Ik kon me zijn hard, scherp gezicht voor stellen, terwijl hij gretig de oppervlakte van het water afzocht, op de loer naar de zich plotseling snel uitspreidende kring, gepaard met een natte „plop", die voor hem zouden betekenen dat daar een forel aan 't azen was. Als dat gebeurde zou hij handig zijn kunstvlieg in die kring uit werpen nog vóór het laatste spoor ervan verdwenen was. Hij was een slecht mens maar een zeer bekwaam visser, dat leed geen twijfel. Waar hij al die jaren het geld ervoor vandaan had gehaald, daarnaar mag men raden. Meer aan die dingen denkend dan aan mijn eigen hengel, voelde ik plotseling de aanhoudende ruk aan de lijn die alle vissers kennen en die de zachtmoedigste onder hen verleidt tot krachttermen. Een of meer haken zaten klem achter een rotsblok onder water, een paar meter van de oever af. Ik probeerde de gewone trucjes: ik zwaaide de punt van de hengel zo hoog mogelijk eerst naar rechts en toen naar links, ik hield de punt onder water en herhaalde de manoeuvre, ik liet de lijn vieren, hopend op die manier het snoer los te krijgen alles zonder succes. Een eindje naar rechts staken enkele uitlopers van de rotsen het meer in, ik liep er heen en klauterde er zo ver ik kon overheen, doch aJweer zonder resultaat. Er zat dus niets anders op dan de hengel op de grond te leggen en met de hand het snoer in te halen tot de haak los schoot. Ik haalde het oude, zwarte blikje uit mijn rugzak, koos een nieuwe kunst vlieg en begon die aan het snoer te bevestigen, nog steeds piekerend over Green. Ik maakte weer nieuwe kunstvliegen aan de hengel vast omdat de vissen in die wateren van Noorwegen bijna drie dagen landinwaarts per boot en auto worden aangetrokken door zilverachtig blikkeren. (Wordt verveld)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 19