Bedrijfsleven ziet te weinig terug van multilaterale hulp Trek er eens uit Ir. J. M. J. Hanraets: Zicht op wild Ouders van emigranten Zuid-Afrika ■H v traks komit diat éne procent Voor de ontwikkelinigslan- ^en los. Dat is jaarlijks 800 biljoen gulden Nederlandse hulp. Wat gaat men met dit bedrag doen? Weet iemand dat? Dit vraagt ir. J. M. J. Han- raets, de president-directeur van de Grondverbetering- Ontginningmaatschappij N.V. jr® Grontmij behoort tot de Ne derlandse ondernemingen die een ^eel van hun omvangrijke werk zaamheden uitvoeren in de ont wikkelingslanden. Haar projec- |eb daar hebben voornamelijk be pakking op het ontwerpen en pro- dammeren van landbouw-ont- Wikkelingsplannen, en het bestu deren van de economische en Sociale gevolgen daarvan. Zij draagt dus onmiddellijk bij tot de Verbetering van de agrarische Jtoduktie in vaak economisch geinig ontwikkelde gebieden. De heer Hanraets vertelt mij niet van welke financiële omvang de activiteiten in de ontwikkelings landen zijn. Ik schaduw van de oude-beschavingsresten wordt gewerkt aan een nieuwe economische bloei. Een eindeloze roep om „water" gaat er door de meeste tropische ontwikkelingslanden. Duinrell Bloesem Vier seizoenen GAAT U MET VAKANTIE? Regen en temperatuur in: j NEDERLAND 5ELGIE en LUXEMft |Mtl IJUNI I JULI IAUG.I5EPTI Retour f 1.560. - Vóór de jongste wereldoorlog ging de pfontmij al in Argentinië aan de slag. Jtaar na '53 is die werkzaamheid in S®t buitenland goed op gang gekomen, fl is inmiddels in enkele tientallen rjnden van de aardbol werkzaam of ^erkzaam geweest. Daarvan moeten r® meeste gerekend worden tot de ont- A )*kelingslanden in Zuid- en Midden- guierika, Afrika en het Verre Oosten. jjl.Kan men deskundigen van de Gront- IH) al verscheidene jaren ontmoeten in rivierdelta's van bijvoorbeeld S*aié, of in hete zandwoestijnen van V„s> in Marokko, Ghana, Salvador, fifiezuela enz. >,Om misverstanden te vermijden: Grontrnjj is een raadgevend inge- fheursbureau op zakelijke basis, geen ilefdadige instelling. Maar wel is gauw aan ir. Hanraets te merken, ®at hij en zijn medewerkers er een grote eer in stellen de ontwikkelings gebieden behulpzaam te zijn bij "Un opgang: Hij en de andere mensen de Grontmij hebben in de krotten hutten van Brazilië, Afrikaanse «nden, Pakistan- en Indië de ergste ®Uende gezien, en geroken. De nood in P.e Wereld is een stuk van hun pro- D'eem geworden. *o?o6t onderwerp van dit gesprek is niet eer de charitatieve hulp van bijvoor- beeld missie of zending. Daarvan zegt de heer Hanraets: „Die moeten zich richten op de kleine projecten van gro te urgente en sociale en religieuze in slag". Ook over het Nederlandse vrij willigerskorps is hij kort. „Dit moet je inzetten in de sector onderwijs en opvoe ding. Dat heeft het meeste effect. Aan de grote structuurveranderingen kan het nauwelijks meewerken omdat er geen grote investeringen en hulpprogram ma's achter staan. Technische deskun digen zo maar uitzenden heeft naar mijn smaak geen enkele zin, als zij niet eerst in het Nederlandse bedrijfs leven grondig zijn voorbereid. Wat heb je aan een ingenieur in een woestijn als hij niet zelf voor zijn tractor in een zelfgebouwd smederijtje een onderdeel tje kan maken? Wie zo maar de bush wordt ingestuurd, verliest in een half jaar zijn idealisme en in een jaar zich zelf". Hulpverlening wordt volgens de heer Hanraets pas doeltreffend en grootscheeps als er voor het bedrijfsleven wat aan te verdie nen valt. Dit moet dan gaan functio neren in veelomvattende hulpprogram ma's, door ervaren experts voorbereid. Wij zitten in de directeurskamer van het schitterende buiten „Houdringe" in De Bilt, waar men bijna gaat vergeten dat wij het hebben over een zieke, hon gerende miljoenenschare. Structuurver anderingen beginnen in vergaderzalen, bankkantoren en ingenieursbureaus. Daarbij liggen echter voortdurend ge varen op de loer: over-organisatie en des-organisatie. In tal van landen heeft de heer Hanraets de deskundigen uit alle windstreken elkaar voor de voeten zien lopen. Niemand wist van de ander wat hi) kwam doen, maar vaak kwamen ze voor het zelfde. Overduidelijk treedt telkens weer aan de dag dat het be langrijkste ontbreekt, nl. een wereld wijde „planning" voor hulpverlening. Daar moeten wel miljoenen mee verlo ren gaan. Ir. Hanraets heeft in Zuid- Amerika, midden in het oerwoud, een splinternieuw laboratorium zien staan. Het was helemaal van marmer. En de inrichting was zo perfect dat iede re westerse universiteit of fabriek het zó zou willen kopen. Maar geen kip in dit laboratorium te vinden. Er was geen geïnstrueerd personeel voor. En dat was men vergeten te bedenken toen men het ging bouwen. De Gront- mjj-directeur noemt een ander land waar hij een uiterst kostbare betonweg door de wildernis ontdekte, vele kilo meters lang. Op de hele weg was echter geen voertuig te zien. Er zijn elders landbouw-irrigatiestelsels uitge voerd zonder dat voor de noodzake lijke ontwatering was gezorgd. Van volmaakt gebrek aan deskundige „planning" zijn vele voorbeelden te noemen. Met de controle op de finan ciële hulpverlening is het soms al even droevig gesteld. Grote kapitalen zijn spoorloos verdwenen in de zakken van lieden die rijk genoeg waren. Maar gelukkig zijn er ook kapitaal- verschaffende instanties die betere ga ranties vragen over de aanwending van subsidies voor ontwikkelingsgebieden, zoals de Wereldbank en het Ontwikke lingsfonds van de EEG. Het grote twistpunt in Nederland over de wijze van hulpverlening betreft de vraag: bilateraal of multilateraal? Ne derland heeft tot dusverre gemeérid dat het zijn hulpverlening in principe voor alle hulpbehoevende landen moet be stemmen, dus multilateraal. In de prak tijk levert ons land zijn bijdragen aan de Wereldbank, het EEG-Ontwikkelings- fonds, de Internationale Ontwikkelings associatie, het Speciale Fonds der Ver enigde Naties, etc. Hierbij zit onder meer de politieke overweging voor dat men dan geen land hoeft te discrimi neren. Men redeneert dus in de trant van „doe wel en zie niet om". En dat lijkt in zijn eenvoud verdedigbaar. De heer Hanraets en met hem vele anderen vinden rechtstreekse hulp aan een beperkt aantal landen veel doelmatiger. „Ons potentieel is veel te klein om heel de wereld rond te gaan. Als wij ons geld afstaan aan een van die grote internationale hulporga nisaties, kunnen wij niet meer precies volgen waar het blijft. En wij moeten dat willen weten, want per slot van rekening zijn dit de belastinggelden van het bedrijfsleven en van particulieren. Wat zien wij ervan terug? Onze export heeft grote behoefte aan beter toegan kelijke afzetmarkten. In het kader van de ontwikkelingshulp hebben wij moge lijkheden nodig voor leveranties van kapitaalgoederen, voor het uitvoeren van werken en het verlenen van diensten. Verkrijgen wij met multilaterale hulp wel voldoende goodwill voor Nederland en de Nederlandse export? Kunnen wij in de toekomst nieuwe handelsbetrek kingen aanknopen, of de bestaande ver beteren? Willen wij méér hulp leveren, dan zullen wij ook meer moeten kun nen bieden. Dat moet toch ergens van daan komen?" Ik krijg voorgerekend hoe het aantal orders vanwege de Wereldbank aan Nederlandse bedrijven verhoudings gewijs sterk achterblijft bij hetgeen Nederland aan de Bank heeft bijgedra gen. (In 1962: orders rond 30 miljoen dollar, gestort en-of geleend 85 miljoen dollar. België daarentegen kreeg voor 120 miljoen dollar orders en droeg bij 55 miljoen dollar. Frankrijk 161 miljoen dollar aan orders tegen 105 miljoen dollar, Italië 132 miljoen dollar tegen 60 miljoen, Zweden 58 miljoen dollar tegen 20 miljoen. Nederland komt er dus bekaaid af.) In het Speciale Fonds van de Ver enigde Naties stortte Nederland in 1963 bijna zes miljoen dollar. Ten opzichte van andere Europese landen met hun vaak groter potentieel, is dit een hoog bedrag. Maar het effect hiervan voor Nederland zelf zal weer uiterst gering zijn. De heer Hanraets wil erkennen dat ook de multilaterale hulpverlening haar verdiensten heeft. „Maar men dient beide vormen van hulpverlening in een gezonde verhouding tot elkaar toe te passen". Het belang van ons land moet men wel degelijk goed voor ogen houden, en de wellicht onbaat zuchtige gedachte van „doe wel en zie niet om" is te mooi om goed te zijn. Men verspeelt er bovendien de interesse van het bedrijfsleven mee om zich in te zetten voor de ontwik kelingslanden. Andere landen gaan in toenemende mate bilateraal aan het werk en zullen zich daarbij profitabele Ïiosities verwerven die het ontwikke- ingswerk alleen maar ten goede kun nen komen. „Een ingenieursbureau als de Gront mij kan de bilaterale relatie al moei lijk missen," zo heeft de heer Hanraets ervaren. „Wij moeten ons een vertrou wenspositie veroveren. Het is ons niet alleen om de incidentele opdracht voor een bepaald werk te doen, want de moeite die men zich daarvoor moet ge ven, weegt vaak niet op tegen het pro fijt. Er moet continuïteit in zitten. Die komt slechts voort uit wederzijds ver trouwen. En die levert een enorme goodwill voor Nederland op. Een enkel advies geven betekent niets, maar de uitvoering van een aantal plannen kan zichtbare resultaten afwerpen bij de economische verheffing van een land. Dat is een zaak van jaren, waarbij men vaak allerlei moeilijkheden als wisse lingen in de regering, revoluties, trans ferstops, belastingregelingen moet zien te doorstaan. Het lukt niet als er geen hechte vertrouwensrelatie is." Het is een hele onderneming wat nieuws in het buitenland te be ginnen. Een groot voordeel voor Nederland is dat in tal van lan den reeds grote Nederlandse onderne mingen als Shell, Philips, KLM e.d. zijn gevestigd. „Wij hebben daarvan al veel kunnen profiteren," zegt ir. Hanraets, „voor adviezen op het gebied van be lastingen, locale toestanden, juridische hulp, voor introducties soms." Onont beerlijke steun verschaffen natuurlijk de Nederlandse diplomatieke vertegen woordigingen. Op dit gebied heeft de heer Hanraets nog wel wat wensen ook. „Er moet in Nederland ee~ coördinerend voorlich tingsorgaan komen, waar het bedrijfs leven alles kan vernemen over de toe standen in de verschillende landen. Ge gevens over locale belastingwetgeving, de rechtsbedeling, financiële politiek, ontwikkelingsprogramma's enzovoort, enzovoort, moeten daar centraal gedo cumenteerd worden. Nu is het te veel versnipperd." En voorts: „Het ware te hopen dat de regering meer dan tot nu toe het bedrijfsleven in de rug steunt met bepaalde garanties. Niet voor de normale ondernemingsrisico's uiteraard, maar in het geval van onvoorziene po litieke en monetaire ontwikkelingen. De Nederlandse regering zou daarmee niet de enige zijn." Een moeilijke zaak, van groot belang, is telkens de vraag: „Welke projecten in het kader van de hulpverlening ver dienen de voorkeur bij de financiering?" Altijd zijn er legio projecten die nood zakelijk uitgevoerd moeten worden. Maar waar moet men het eerst aan be ginnen? In de meeste landen wordt een drie- of vijfjarenplan gemaakt, waarin de prioriteiten zijn aangegeven. Maar meestal zijn die plannen te ambitieus De culinaire attractie, die Scandl- navië-reizigers vroeger werd gepresenteerd op de veer boot Grossenbrode-Gedser, waar zij voor zegge en schrijve vijf Duit se Marken keus konden maken uit een rijkgevarieerd menu met als enige grens hun consumptievermogen, be hoort, mét de veerdienst zelf, tot het verleden. Inplaats daarvan kunnen zij nu gebruik maken van een andere at tractie, namelijk een aanmerkelijk ver korte verbinding tussen Duitsland en Denemarken, die onder de romantische naam „Trekvogelroute" inmiddels ten doop is gehouden. De tocht is te kort geworden om naar behoren van een compleet diner te ge nieten; dat doet men immers niet in de amper 60 minuten die de fraaie boten „Kong Frederik IX" en „Deutsch- land" voor de vaart over de Oostzee- engte nodig hebben. Calculeert men de iets langere treinverbinding in, dan re sulteert er een tijdwinst van precies honderd minuten vergeleken met vroe ger, en de Deense en Duitse spoorwe gen zijn van de gedachte uitgegaan, dat de toeristen en zakenmensen een kortere overvaart hoger zouden waar deren dan de mogelijkheid om, van de nood een deugd makend, uitgebreid te gaan zitten tafelen. Nu moet gezegd, dat het resultaat van de Deens-Duitse samenwerking er in alle opzichten wezen mag. Het mees te werk moest op het continent worden verricht. De Deutsche Bundesbahn leg de een spoorlijn aan van Grossenbrode naar Puttgarden, het noordelijkste pun tje van het eiland Feihmam en pas seerde op dit traject de Fehmamsont, een stroom van 1300 meter breed. Hier voert een fraaie boogbrug weg- en railverkeer naar de overkant. In Putt garden, tenslotte is een moderne veer haven gebouwd met bijbehorende tol- en douanegebouwen, die hun pendant vin den aan de Deense oever, in het nu plotseling in het volle licht geplaatste Rodby Faerge. De Trekvogellijn wordt dan voortgezet tot het plaatsje Nyko- bing, waar alweer een glanzend nieuw station gereed staat voor de ontvangst der reizigers. De spoorwegen van beide landen heb ben aan het hele project de lieve som van ruim 250 miljoen gulden ten koste gelegd, in de hoop uiteraard, dat nu de drommen passagiers uit Milaan, We nen, Salzburg, Engeland (met de uit Hoek van Holland vertrekkende Scan- dinavië-express) en Parijs zullen komen opzetten, want uit al die plaatsen ont springen de aanvoerlijnen naar het ver zamelpunt Puttgarden, de plaats waar de sprong naar Denemarken, en daar mee heel Scandinavië, wordt gemaakt. Er zijn achttien overvaarten per dag, tegen voorheen slechts de helft, dus ook in de frequentie der diensten is een middel gevonden om Europa wat nauwer aaneen te snoeren. Morgen zal het publiek van de nieuwe reismogelijkheid voor het eerst ten vol le profqt kunnen trekken, ook vanuit ons eigen land. Dan gaat namelijk de zomerdienstregeling van de Europese spoorwegen in, waarop de bootdienst over de Fehmarnbelt, zoals het water dat de Trekvogellijn doorkruist, ter plaatse heet, is afgestemd. De nieuwe brug over de Fehmamsont, een onderdeel van de Trekvogelroute. In het Wassenaarse landgoed Duin rell, groot 110 hectare, staan grote dingen te gebeuren. De familie Van Zuylen van Nijevelt, die dit fraai beboste duinterrein in bezit heeft, koes tert het plan om haar eigendom nog meer aan te kleden, en wel in de vorm van een grootscheeps ontspanningscen trum, zowel bestemd voor kleine als voor volwassen kinderen. Van het pro ject maken deel uit een zwembad, speel vijvers, gazons met ligstoelen, een mid- getgolfbaan, een autobaan voor kinde ren, een bootjesvijver, een sleebaan en een kinderboerderij. Apart dient nog ge noemd te worden een „automatisch" restaurant. De familie Van Zuylen van Nijevelt hoopt in 1965 al deze nieuwe elementen, waarvoor anderhalf tot twee miljoen gulden geïnvesteerd moet wor den, aan Duinrell te hebben toege voegd. Wij begroeten het plan als een welkome aanvulling op de vrij povere recreatiemogelijkheden in de randstad. Voor een bezoek aan de bloeiende bollen is het dit weekeinde eigen lijk al te laat. De bollenstreek zal waarschijnlijk een desillusie betekenen, tenzij uw visite de Keuken hof geldt, die nog to t en met 29 mei geopend blijft. Ook voor de fruit- bloesem is het draven geblazen. Om even precies de stand van zaken aan te geven: in Limburg staan momen teel dc latere appelsoorten nog in vol le bloei; hetzelfde geldt voor de pro vincie Utrecht, en in de polder De Beemster en ten noorden van Hoorn doen alle daar aanwezige appelbomen mee aan de lente. Aldus wordt ons gemeld door de provinciale V.V.V.'s. En als u tóch in Limburg bent, informeer dan eens aan de VW-balie in Valkenburg, Maas tricht of Roermond naar de zo genaamde vierseizoenenrit. Men zal u dan een kaart verstrekken met daarop een zo geraffineerd uitgedok terde route, dat, bij het volgen daar van, heel de majesteit van zuidelijk Limburg zich aan de toerist zal open vouwen. Met de auto is dat traject van 180 km gemakkelijk in één dag te rijden, en op een langzamer ver voermiddel knabbelt u de route bij stukjes en beetjes af. En in elk van de vier seizoenen is de rit, nu ja om te zoenen. Een bijzondere attractie valt ditmaal te melden uit Ugchelen, waar in het Staatswildreservaat een zoge naamde wildtoren voor het pu bliek is opengesteld. 62 personen kun nen op deze waarnemingspost plaatsne men temidden van de ongerepte Buur- lose Heide. Zjj zitten er op een hoogte, die hun aanwezigheid aan het wild niet kan verraden, zodat er van een uniek uitzicht valt te genieten op laveiende herten en reeën. Het gebied waar de hoogzit staat opgesteld, wordt door dit edele wild druk bezocht, en de deelne mers aan de excursies want men kan er niet op eigen houtje naar toe hebben praktisch de garantie dat zij waai voor hun geld (ƒ2,25 krijgen. De voorstelling gaat altijd door! Op maandagavond en vrijdagavond vertrekt een bus uit Ugchelen naar de wildto ren. Het laatste gedeelte dient te voet worden afgelegd over een pad van kurk onder geleide van jachtopziener Van Loenen. Neem het eens in uw pro gramma op, dit brokie Veluwse ro mantiek. De Bilt Luxemburg I Gemiddelde maandelijkse I hoeveelheid regen in mm. j Gemiddelde temperatuur in i de betreffende maand (c?J 835 j en moet er besnoeid worden. En dat ii zo moeilijk omdat alles urgent lijkt: ir- rigatiewerken, industrieontwikkeling, wegenbouw, ziektebestrijding, onder wijs, kadervorming, noem maar op. Ge zien de toestanden in zo'n land is het ook begrijpelijk dat men alles tegelijk ter hand wil nemen. De financiers van ontwikkelingshulp trekken vaak een commissie van des kundigen aan, die van een ontwikke lingsplan o.a. de prioriteiten bestudeert. En daarbij komt in vele gevallen naar voren dat het in die ontwikkelingslan den vooral ontbreekt aan scholing, trai ning van werkkrachten. Noodzakelijk moet die hand in hand gaan met elke andere vorm van hulp. Het is zinloos een project uit te voeren als er geen geschikte arbeidskrachten zijn. En als er dan geschikte arbeidskrachten opge leid zijn, moeten ze ergens kunnen wer ken. Naar het oordeel van ir. Hanraets is het niet meer dan billijk dat de financiers willen weten hoe en waaraan het geld besteed wordt. En als er een planmatige opzet is bereikt, willen de financiers enige in vloed kunnen uitoefenen op de uitvoe ring. De financier (stel: Nederland bij bilaterale hulp) zou daarbij stellig ook het eigen belang voor ogen moeten hou den. Men zou bijvoorbeeld kunnen ver langen dat het verleende kapitaal of krediet uitmondt in opdrachten aan Ne derlandse bedrijven, als dat mogelijk is. Om minister Luns daarover te ci teren: „Bijstand behoeft nog geen wel dadigheid te zijn." Is dit niet wat eenzijdig gedacht? Wat blijft er bij deze vaderlandse baatzucht over van het verlangen om de nood in de wereld te bestrijden? De Grontmij legt dit aldus uit: „Het is een taak voor westerse landen door het ter beschikking stellen van kapi taal, kapitaalgoederen en technische kennis de landbouw, de mijnbouw en de industrie in ontwikkelingslanden te stimuleren, zodat zij kunnen gaan ex porteren en een economie opbouwen. Dit verschaft de ontwikkelingslanden koopkracht en waar die aanwezig is, vinden wij een afzetgebied. Zjj moe ten vooruit, maar wij ook." Een enghartige mentaliteit past dan natuurlijk niet. Het is, om maar iets te noemen, voor de ontwikkelingslanden van groot belang dat him veelbelovende jongeren de kans krijgen in Europa of Amerika opgeleid te worden. Men moet ze hier ook in het bedrijfsleven opne men, hier laten studeren aan middel baar-technische en hogescholen. Het is echter heel moeilijk om mensen uit Frans-sprekende landen in Nederland te laten meedraaien. Er zijn te weinig Ne derlanders die met Frans vlot uit de weg kunnen, maar met Engels-spreken den zal een vorming beter kunnen ver lopen. Als het thema van „development through food" ter sprake komt, zegt de heer Hanraets dat de F.A.O.-djfers over de honger in de wereld hem aan de hoge kant voor komen. „Maar," zo voegt hij eraan toe, „als in werkelijkheid minder dan twee derden van de mensheid aan honger lijdt, blijft de nood aanzienlijk genoeg. Maar vaak is het geen kwestie van te weinig voedsel, maar van vervoeding: te veel van dit, te weinig van dat." Maar men dient uiterst voorzichtig te zijn met het verstrekken van voedsel aan ontwikkelingslanden. Men moet er immers tegen waken dat hulpverlening door voedselverstrekking de opbouw van een eigen gezonde agrarische pro- duktie in ae weg gaat zitten en de lo cale handel zal ontwrichten. Het wereld voedselprogramma van F.A.O. en Ver enigde Naties (beheerd door de Neder lander ir. Boerema), beveelt bijvoor beeld aan waar nodig voedsel te ver strekken aan arbeiders (met hun ge zinnen) die meewerken aan ontwikke lingsprojecten. Maar voor het overige moet de hulpverlening voor verreweg het grootste deel bestaan uit geld en kapitaalgoederen. „Alleen met kapitaal en moderne technische middelen kan men de gewenste structuurveranderin gen teweeg brengen." Het raadg vend ingenieurswerk en de uitvoering daarin mag men wel als typisch Nederlands vak werk beschouwen. Cultuurtech nisch ontwikkelingswerk is er in een groot deel van de wereld nog te ver richten, zodat Nederlanders zeer ge waardeerde helpers kunnen worden in de ontwikkelingslanden. Merkwaardige problemen kunnen zich daarbij voordoen. De heer Han raets vertelt over een vallei in Noord- Afrika waar de omstandigheden voor de tuinbouw ideaal zijn. Aantrekkelijke odukt tomaten en asperges kun nen daar al rijp zijn in een periode dat zij in Europa nog op de voorjaarszon wachten. Men kan in deze vallei dus een prachtig primeurgebied aanleggen. Maar waar men in Italië, Frankrijk, Spanje en Nederland dezelfde gewassen teelt, zal men de opkomst van zo'n grote concurrent in Noord-Afrika wel licht angstig gadeslaan. Zo komt men vaker voor moeilijke beslissingen te staan. Wat bijvoorbeeld gaat er gebeu ren met de Nederlandse export van condensmelk als men in Afrika de melkveehouderij gaat stimuleren? De heer Hanraets is geneigd vrij ver te gaan als hij bij het overzien van al lerlei zwaarwegende consequenties een beslissing moet nemen. „Dit risico moe ten wij nemen. De kern is dat wij het ontwikkelingsland koopkracht moeten verschaffen, dat het een economisch gunstige structuur krijgt. De landbouw en de veeteelt in Europa moeten zich aanpassen aan de zich wijzigende om standigheden. Meer dan ooit zal Europa zich moeten toeleggen op een als het ware geïndustrialiseerde landbouw voor hoogwaardige specialiteiten." HENK SUèR Ontwikkelingshulp moet ook nog aantrekkelijk zijn voor Nederland o "O c C (Advertentie) Voordelige vliegreis n. (groepsreis onder deskundige leiding) |f| A'dam - Johannesburg ffi heen 5 augustus ||l terug 10 december lil voor een aoed advies voor een goede reis

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 11