Indonesië legt cijfers en
statistieken op tafel
Ondernemingslandbouw biedt
nog weinig rooskleurig beeld
Rijstinvoer
blijft nodig
V
„Pauwhof": artistiek en intellectueel Walhalla
D
De week in Westminster
D
T
h
H
M
D
BEVOLKING MEER DAN 97,5 MILJOEN
Bedreigd door het
Wassenaars verkeer
Vrijwilligers voor
Inspirerend
DE ANTIEKBEURS
dit jaar in juni
gen De openhartige Lord Macmillan in
lastig parket
m
ZATERDAG 8 JUNI 1963
ijfers kunnen soms bijzonder
leerzaam zijn. Het is daar
om prettig, dat het Cen
taal Bureau voor de Statistiek in
yjakarta („Biro Pusat Statistik")
Jaarlijks een zakboekje het licht
doet zien, dat een overvloed aan
Materiaal bevat, op prettige en
objectieve wijze verwerkt. Het
laatste nummer van dit boekje
draagt het jaartal 1961 en geeft
volop gegevens, die kunnen hel
pen om de situatie in het huidige
Indonesië te begrijpen. Om te
beginnen is daar het resultaat
Van de in oktober 1961 gehouden
volkstelling. Daarbij bleek dat In
donesië op dat ogenblik 97.085.000
inwoners had, tegen 60.727.000
bij de volkstelling van 1930. Een
enorme bevolkingsaanwaas dus,
Vooral als men bedenkt dat voor
1940 het cijfer 70.476.000 is en
dat voor 1950 77.207.000. De
bevolkingsgroei die in 1950 nog
twee procent was, was in 1961
dan ook toegenomen tot 2,3 pro
cent per jaar. Eind 1961 werd de
totale bevolking van Indonesië
geschat op 97.450.000.
Biro Pu sat Statistik
KA&IWT MÉWTERi PERTAMA
v66r d. Tweede Sfeeldoortog een dnmerige ZwUSCT Jücht Op Onthullm-
c
Dat brengt ons meteen op de vraag:
Waar leven deze mensen in een typisch
Agrarisch land als Indonesië van? Op
™ava en Madoera is de oppervlakte aan
Rijstvelden toegenomen van 7,9 miljoen
na in 1939 tot 8,4 miljoen ha in 1900,
maar per capita op de bevolking van
heel Indonesië daalde dit van 17 are in
1939 tot 14 are in 1960. Toch vertoont
de rijstproduktie de laatste jaren in
Indonesië een snelle stijging: van
6.068.000 ton in 1951 tot 8.344.000 in 1960.
Ook die van mals, cassave, zoete aard
appelen, aardnoten en sojabonen is in
"leze tien jaar belangrijk toegenomen.
j!»aar import van rijst blijft noodzake-
Ook de veestapel is groter geworden,
vooral die van kleinvee. Had Indonesië
in 1940 7.484.000 stuks groot vee (paar
den, koeien en buffels), in 1960 was dat
aantal 8.465.000. In dezelfde jaren steeg
het aantal stuks klein vee (varkens,
Seiten en schapen) van 6.463.000 tot
9-622.000. Natuurlijk is het aantal paar
den kleiner dan voor de oorlog: een
resultaat van motorisering. Maar ter-
™Dl het vee in aantal toenam, geldt dat
h'et voor de hoeveelheid die geslacht
werd: in 1940 waren dat 942.000 stuks
ffpotvee en 1.676.000 stuks kleinvee, in
i960 953.000 stuks grootvee en 1.528.000
«■tuks kleinvee. Wat wèl belangrijk toe
nam is het resultaat van de visvangst:
"0 de zeevisserij van 315.000 ton in 1940
414.044 ton in 1960, bij de birrnen-
visserij van 147.000 ton in 1940 tot
S4Ll48 ton in 1960!
Droevig zijn de cijfers van de onder-
£eniingslandbouw. Ziehier enkele cijfers
°etreffende de beplante oppervlakte in
duizenden ha:
1940
Rubber
fhee
Koffie
ijhepalmen
Kina
«uikerriet
rabak
1960
498,8
70,7
46,2
104,2
5,3
55,5
9,9 (1959)
626,4
138,3
96,1
109,6
16.8
91,7
18.9
De produktiecijfers vertonen onge-
*eer dezelfde verhouding: suiker daalde
»an 1.606.595 ton in 1940 tot 558.213 ton
jh I960, en in dezelfde periode rubber
van 282.628 tot 213.779 ton, koffie van
29.198 tot 17.162 ton, thee van 68.978 tot
*1.541 ton, kinabast van 16.371 tot 3.624
idn, cacao van 1553 tot 1016 ton, palm
de van 239.887 tot 140.754 ton, tabak
van 20.796 tot 7.048 ton (1959), kopra
yan 36.318 tot 6.960 ton (1959), nootmus
kaat van 500 tot 68 ton (1959), peper
yan 133 tot 6 ton (1959) en kruidnagelen
Van 87 tot 9 ton.
^terk toegenomen is daarentegen de
woduktie van ruwe olie (van 7.938.993
J»n in 1940 tot 20.596.012 ton in 1960) en
1 ofdgas (in dezelfde periode van
1-808.800 ton tot 3.136.806 ton). Ook die
d= iJbauxiet steeg, maar die van tin
«aaide van 44.033 ton in 1940 tot 22.957
2 Lln 1960 en die van kolen van
i960 22 t0n in 1940 t0t 658 274 ton in
m,'?® transmigratie blijkt in Indonesië,
m "anks de bevolkingsaanwas, ook nog
iet de grootte van voor 'de oorlog
«fuggekregen te hebben. In 1940 trans-
2?nflerden 52-208 mensen, in 1960
toni--AReen 1959 was een naoorlogs
PJaar met 46.096 transmigranten.
Een ander interessant cijfer is dat
van de hoeveelheid geld in om
loop. Per ultimo 1938 was dat in
totaal 420 miljoen roepiah, per
ultimo 1951 5.034 miljoen roepiah. per
«jtimo I960 47.836 miljoen roepiah. Daar
bij moet dan nog aangetekend worden
«at op 25 augustus 1959 een geldzuive-
werd uitgevoerd, waarbij bankbil
jetten van Rp. 500,— en Rp. 1000,—
werden teruggebracht tot eentiende van
iun waadde, en waarbij banksaldi bo-
-*n de Rp. 25.000,werden bevroren.
'entengevolge daalde de hoeveelheid
3s ooin oml°op die in juli 1959 nog Rp.
a-998,miljoen was in augustus tot
w 20,999 miljoen,
im de gegevens betreffende de
mport en export van Indonesië vooral
pvalt is de verschuiving die heeft
Plaatsgevonden. We noemen hier de
«Jfers yan 1938 en 1960, omdat 1940
«een zuiver beeld zou geven, daar toen
«6 verbinding met Europa goeddeels
was weggevallen. In 1938 kwam 22,1
tjrpcent van de import van Indonesië
uit Nederland, in 1960 was dat nog maar
in iSSJ' de Indonesiche export ging
in in?? twmtig procent naar Nederland,
m i960 0,3 pet. De export naar (West-)
J-nntsland en Engeland daarentegen
nam in deze jaren toe, respectievelijk
yan 3,7 tot 6,1 pet. en van 5,4 tot 10,7
P®t- Ook Amerika werd veel belang
rijker voor Indonesië. De import daar
vandaan steeg van 13,4 tot 16,4 pet, de
export erheen van 15,5 tot 24,4 pet. In
hoofdzaak betreffen deze cijfers de Ver
enigde Staten. Voorts werd vooral Azië
veel belangrijker. Voor de oorlog in
1938, kwam 32,2 pet van de Indonesische
import daarvandaan, in 1960 48,9 pet.
En in dezelfde jaren steeg het aandeel
van de Indonesische export naar Aziati
sche landen van 29 tot 44,3 pet. Merk
waardig is intussen dat de relatie met
Australië zo beperkt blijft: In 1960
kwam 1,6 pet. van de Indonesische im
port er vandaan en ging vier procent
van de Indonesische export erheen.
Het Statistical Pocketboek geeft geen
cijfers betreffende het aantal buiten
landers in Indonesië, maar wel betref
fende hun aankomst en vertrek. In 1931
bijvoorbeeld arriveerden er 13.934
Nederlanders in Indonesië en vertrok
ken er 30.079, in 1952 arriveerden er
13.977 en vertrokken er 20.565, in 1959
arriveerden er 1495 en er vertrokken
er 3765, in 1960 arriveerden er 339 en
er vertrokken er 2810. Is er wat de
Nederlanders betreft een groot vertrek-
overschot, bij de Engelsen is er sinds
1950 een voortdurend aankomstover
schot, elk jaar opnieuw, in 1960 bijvoor
beeld 8199 aangekomen tegen 4865 ver
trokken. Hetzelfde geldt ook voor de
Amerikanen, bijvoorbeeld in 1960 8759
aangekomen tegen 2826 vertrokken.
Daarentegen is weer duidelijk sprake
van een uittocht van Chinezen, vooral
in 1960 2204 aangekomen, 102.297 ver
trokken. Ook bij de Indiërs en Arabie
ren is er een vertrekoverschot.
De lengte van het wegennet in Indo
nesië is toegenomen van 53.252 km in
1941 tot 79.195 km in 1957. Voor 1961
wordt hetzelfde cijfer gegeven. Het aan
tal motorvoertuigen neemt van jaar tot
jaar toe. In 1941 waren het er 88.277, in
1960 311.519. Daarbij is de stijging voor
al sterk bij de motorfietsen, scooters
en bromfietsen: van 14.544 in 1941 tot
131.869 in 1960. In dezelfde periode steeg
het aantal personenauto's van 56.352 tot
92.463. Groot is ook de stijging van het
aantal vrachtauto's: van 10.922 tot 72.359
Het aantal locomotieven in gebruik
bij de Staatsspoorwegen op Java was
in 1937 12.16, in 1951 885, in 1960 1058.
In dezelfde drie jaren waren het er op
het net van de Deli Spoorweg Maat
schappij 61, 58 en 58. De lengte van
het net op Java daalde van 6.784 km in
1937 tot 6.069 km in 1960, die van dat
in Oost Sumatra van 553 tot 544 km.
Daarentegen is de hoeveelheid vervoer
de vracht en het aantal vervoerde pas
sagiers sterk toegenomen: in 1937 ver
voerden de twee netten samen 933.685
ton goederen en 1.655.801 passagiers, in
1960 was het 1.159.486 ton goederen en
7.547.626 passagiers.
Dat het interinslulaire scheepvaart
verkeer nog niet terug is op het peil
van voor de beëindiging van de diensten
van de K.P.M. is duidelijk. In 1940
had de K.P.M. in Indonesië 138 sche
pen varen. In 1956 waren dat er 96,
terwijl er daarnaast 46 van de Pelni wa
ren. Tezamen hadden zij een inhoud
van 236.847 ton. In 1960 waren er alleen
92 schepen van de Pelni met een in
houd van 154.242 ton. En dat was na
tuurlijk toch alweer heel wat beter dan
1958, toen de Pelni het alleen moest
doen met 59 schepen tot een gezamen
lijke tonnage van 89.687.
Ook bij de Garuda Indonesian Air
ways is de teruggang na 1957 opvallend.
In dat jaar werden 463.000 passagiers
vervoerd en 14.469.000 luchtkilometers
afgelegd. Een jaar later vervoerde men
269.000 passagiers en legde men
7.610.000 kilometer af. In 1960 was dat
alweer gestegen tot 373.000 passagiers
en 9.414.000 kilometer.
eel aandacht krijgt in Indonesië
het onderwijs. Waren er in 1939
1940 2.415.253 scholieren, in 1958
1959 was dat aantal gestegen tot
7.948.076. In dezelfde periode steeg het
aantal leerkrachten van 51.651 tot 231.642
Daarnaast wordt een felle strijd gele
verd tegen het analfabetisme: In 1956
konden dan ook ruim zeven miljoen di
ploma's worden uitgereikt aan degenen,
die desbetreffende cursussen hadden ge
volgd, in 1957 ruim acht miljoen, in
1958 ruim negen miljoen, in 1959 dik
tien miljoen en in 1960 11.799.182. Zoals
bekend zijn intussen verscheidene de
len van Indonesië vrij van analfabeten
verklaard.
Merkwaardie is daartegenover, dal
het aantal bibliotheken en daar uitga-
winter opliep. Met voortvarendheid
leert zij weer lopen, en laat niet na
goed duidelijk te maken, dat zij daar
in bijzonder snel vorderingen maakt.
Behalve mevrouw Carelsen trof
fen wij er Henk Fedder bezig met het
schrijven van een televisiespel. Ook
waren er op die zonnige dag van ons
bezoek een beeldhouwster en een schil
deres, die gebruik kunnen maken van
het atelier op zolder. Voorts een lera
res tekenen die de laatste loodjes voor
haar examen Engels MO-A op de
Pauwhof kwam afwegen. Bovendien
was er dr. G. E. Huffnagel, bekend
ais de schrijver Frits Huël. Hij lo
geerde niet op „De Pauwhof", daar
hij de termijn van zes maanden al
overschreden heeft. Maar de gezellig
heid van het huis boeit hem zo, dat
hij er elke week een keer komt di
neren. Ook Ina Hooft, een der laatste
„Haagse joffers" brengt vaak een be
zoek.
V
Gastvrouwe, mevrouw M. Musaph-Blijdenstein maakt een praatje met de actrice
Fie Carelsen, die in de tuin zit te lezen.
leende boeken in 1960 scherp
daald, evenals het aantal en de
is ge-
e oplage
van dag- en weekbladen. Verschenen
er in Indonesië in 1959 nog 79 dagbla
den met een gezamenlijke oplaag van
852.750 exemplaren, in 1960 was dat ge
daald tot 41 dagbladen met een oplaag
van 494.000. Tegelijkertijd daalde het
aantal periodieken van 222 tot 163 en
hun oplaag van 3.286.000 tot 1.408.700.
Deze cijfers, die kennelijk een politieke
oorzaak hebben, betreffen alleen de uit
gaven in het Indonesisch. Daarnaast zijn
er ook nog enkele in het Chinees en
Engels. De Nederlandse pers in Indo
nesië werd op 1 december 1957 verbo
den.
Tot slot van dit overzicht is het mis
schien interessant te vermelden dat het
tegenwoordige Indonesië 22 provincies
heeft (West-Java, Djakarta, Midden-
Java, Djokjakarta, Oost-Java, Atjeh,
Noord-Sumatra, West-Sumatra, Djambi,
Riouw, Zuid-Sumatra, West-Borneo
Midden-tBorneo, Zuid-Borneo, Oost-
Borneo, Noord-Celebes, Zuid-Celebes,
Bali, westelijke Kleine Soenda-eilan-
den, oostelijk Kleine Sóenda-eilandén,
de Molukken en West-Irian) en dat bet
een bij decreet van president Soekarno
van 24 juni 1960 ingesteld en benoemd
„Gotong rojong"-parlement heeft, waar
in de zetels als volgt zijn verdeeld:
PNI 44, Nahdatul Ulama 36, PKI
(communistische partij) 30, Parkindo
(protestantse partij) 6, Partai Katolik
5, PSI 5, Perti 2, Partai Murba een,
Pertindo een, landmacht 15, zeemacht
7, luchtmacht 7, politie 5, landbouwers
25, arbeiders 25, islamieten 24, Protes
tanten 3, rooms-katholieken 2, Hindu
Bali 2, jongeren 8, vrouwen 8, leer
krachten 5, coöperatie 3, nationale on
dernemingen 2, mensen van 1945 2,
veteranen 2, journalisten een en West-
Irian één.
Het bovenstaande is niet meer dan
een greep geweest, maar kan misschien
toch bijdragen tot meer inzicht in het
Indonesië van vandaag.
C. H. SCHAAP
Bron: Statistical Pooketbook of Indo
nesia 1961. Uitgave: Biro Pusat Statistik
Djakarta. Prijs: Rp. 75,
Niet iedereen zal blij zijn met het
plan tot verbreding van de
Pauwlaan, een toegang tot de
drukke Rijksstraatweg die door
Wassenaar gaat. Het zal Jan Gres-
hoff aan het hart gaan en ook Ank
van der Moer, en niet minder prof.
ir. J. H. van den Broek, of prof. dr.
P. Geyl. Want die zullen bij het ver
nemen van het beircht van de ver
breding van de Pauwlaan bedenken,
dat Mn die weg „De Pauwhof" ligt.
Dat is een witte villa in een groen
park, zoals er meer zijn in Wassenaar.
Toch zijn er te weinig oorden als „De
Pauwhof" om het niet betreurens
waardig te achten, dat van het park
een strook van enkele tientallen me
ters zal worden gerooid ter wille van
het verkeer. In Nederland tenminste
is er geen villa met een park die er
een vergelijking mee kan doorstaan.
„De Pauwhof" is rust- en werkoord
tegelijk. Er zijn weinig mensen die
rusten en werken kunnen verenigen.
Dat gebeurt op „De Pauwhof" ook
niet. De rust die daar heerst, tussen
de bomen, op de gazons, in de zes
tien zit-slaapkamers, in de eetzaal en
de salon, is er de voorwaarde tot het
werk. „De Pauwhof" is het aardse
Walhalla voor intellectuelen en kun
stenaars. De hof doet alleen maar
aan de aarde denken omdat men er
komt om te werken. Om daardoor ge
lukkig te zijn.
Zoals in goed Roomse voorstellingen
van de hemel Petrus aan de poort om
de daar aankloppenden naar hun gees
telijke waardepapieren te vragen, zo
heeft „De Pauwhof" een stichtingsbe
stuur dat over toelating tot het oord
beslist. Universitaire gegradueerden
en leden van erkende kunstenaars
verenigingen laat dat bestuur toe tot
een verblijf in de Wassenaarse hof.
De kosten van een half jaar stude
ren of scheppend arbeiden in geluk
zaligheid worden naar draagkracht
berekend.
En wie zijn dan wel de heiligen van
het artistieke en intellectuele Jeruza-
I Advertentie)
Jn tegenstelling tot voorgaande
jaren wordt de beroemde Oude
Kunst- en Antiekbeurs in het Prin
senhof te Delft dit jaar gehouden
van 20 juni - 13 juli. Deze 15de
beurs belooft belangrijker dan ooit
te worden.
lem? Men treft er nu Fie Carelsen
aan. Zij is de enige in het gezelschap
dat thans op de hof bijeen is, die er
niet gekomen is om inspiratie op te
doen. Mevrouw Carelsen is herstellen
de van een heupbreuk die zij deze
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiniiwiiiiiiiiiiiiiii
Van de zijde van de Internationale
Bouworde vernemen wij, dat er
voor mannelijke vrijwilligers in
de leeftijd van 20 tot 30 jaar mo
gelijkheden bestaan om gedurende een
periode van minstens twee jaar uit
gezonden te worden naar een van de
ontwikkelingsprojecten in Afrika of
Zuid-Amerika.
Het werk van de Bouworde in Afrika
strekt zich uit over Tanganyka, Togo,
Zuid-Afrika en Kongo. Het centrum
bevindt zich in Luluaburg-Kongo. Daar
worden de Afrikaanse vrijwilligers
voorbereid op hun taak op een der
objecten, hetzij in de woningbouw, in
het technische onderwijs, of in een
van de coöperatieven, welke de Bouw
orde in die gebieden sticht.
In Zuid-Amerika wordt er gewerkt
in Suriname in het stedelijke (wonin
gen) en het landelijke milieu (door
de bouw van scholen, die fungeren als
centra van gemeenschapsontwikke
ling). Nog dit jaar zal er overeen
komstig een onlangs genomen besluit
een begin gemaakt worden met een
geheel nieuwe vestiging van het vor
mingscentrum van de Bouworde in
Brazilië, van waaruit projecten van
gemeenschapsontwikkeling in Brazilië
zowel als in Venezuela, Puerto-Rico
enz., ter hand genomen kunnen vsfbr-
den.
Geïnteresseerden kunnen zich aan
melden bij het Nederlandse secretari
aat van de Bouworde, St. Annastraat
172 te Nijmegen. Hun opleiding ont
vangen zjj samen met Duitse. Fran
se en andere vrijwilligers in het Euro
pees vormingscentrum van de Bouw
orde in Heusden (België). Na deze op
leiding, die een driemaandelijkse cur
sus omvat in bouwtechniek, godsdienst
anthropologie etc. worden zjj geduren
de een half jaar te werk gesteld op
Europese projecten en eerst na ge
bleken geschiktheid uitgezonden naar
ontwikkelingslanden buiten Europa,
om daar samen met inheemse vrij
willigers te werken.
De voorkeur gaat uit naar bouw
technisch geschoolden. De kandidaten
moeten rekening houden met een zeer
strenge selectie, waarbij bijzondere
aandacht besteed zal worden aan hun
karaktereigenschappen. Deze zijn van
doorslaggevende betekenis voor hun
werk, van het welslagen waarvan vele
mensen in de ontwikkelingslanden af
hankelijk zullen zijn.
e.r::
naar van Brittannië, zei tot ons
I lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
en Zwitsers collega, die al sinds
grondig kenner en overtuigd min
naar van Brittannië, zei tot ons
met eer, dromerige blik in zijn ogen:
„Als ik het mij kon veroorloven, zou
ik nu zes maanden naar Togo-land
gaan. Zes maanden lang pootje-baden,
zes maanden lang geen Engelse krant
lezen, en zes maanden lang niemand
hard-op „Profumo" tegen mij horen
?eggen." Want dit laatste is wat ons
hier te wachten staat. De affaire had
niet op een ongelukkiger ogenblik kun
nen komen. Het mandaat van dé hui
dige regering nadert zijn eindpunt: De
voor-campagne voor de verkiezingen is
begonnen in de advertentiepagina's van
de nationale pers. De regering staat er
slecht voor maar er zijn geen aanwij
zingen, dat de politieke ontevredenheid
in het land is begonnen zich te kris
talliseren in een uitgesproken hunkering
naar een socialistische regering En er
bestaat derhalve groot gevaar, dat de
oolitieke campagne zal ontaarden in
een irrelevante rel over de affaire-Pro-
fumo. Er bestaat een fraaie Engelse uit
drukking: „Dit stinkt de hoge hemel
toe", en het is deze stank die op het
ogenblik hangt over Engeland.
Er is een andere veelzeggende En
gelse uitdrukking: „Chequeboek journa
listiek". Deze uitdrukking duidt op de
gewoonte van de Britse rioolbladen om
elkaar te overbieden in pogingen om te
gen enorme bedragen de mémoires te
kopen van prominente Engelsen, zoals
moordenaars, dè meer beruchte pros-
tituées en sappige bajesgasten om ze
te publiceren, vooral in de zondagspers.
Volgens berichten in een Brits dagblad
van donderdag waren vertegenwoordi
gers van deze rioolpers woensdag druk
in de weer om de publikatierechten te
kopen van artikelen te leveren door
Christine Keeler, de jonge dame die
Profumo zijn ministersportefeuille heeft
gekost, en door dr. Ward, de osteo-
paat, de vriend van Profumo, die de
mensen van de geheime dienst van het
ministerie van Oolog attent maakte op
het feit, dat de minister van hun eigen
departement de gunsten van Christien-
tje deelde met de assistent marine-at
taché van de Russische ambassade in
Londen, kapitein Ivanov, die in januari
terug geroepen werd naar Moskou. Wij
zullen morgen weten welke zondagsbla
den de wedren gewonnen hebben en in
welke bladen ongeveer dertig miljoen
Britten zullen kunnen genieten van de
kostbare onthullingen. Wq zullen even
eens kunnen zien, welke bladen het af
gelegd hebben en zich zuur tevreden zul
len moeten stellen met onthullingen van
tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiniiimiiii,
vrienden en vriendinnen, van de hoofd
personen in een van de grootste politieke
schandalen, die Brittannië sedert de
oorlog heeft meegemaakt.
onderdag verscheen er een artikel
in het Londens avondblad The
Evening Standard. Het artikel
was van de hand van het La
gerhuislid Lord Lambton, evenals tal
loze leden van het Lagerhuis, het Ho
gerhuis en van de regering, vermaag
schapt aan Macmillan. In tegenstelling
evenwel tot andere leden van deze uit
gebreide stam is Lord Lambton ge
neigd zijn eigen weg te gaan, en hij
heeft menigmaal openlijk kritiek geuit
op zowel Macmillan als zijn regering.
In het artikel van donderdag ver
klaarde Lambton, dat het meer dan
een jaar geleden is sedert geruchten
de ronde begonnen te doen over de
vriendschap van minister Profumo met
Christine Keeler en over Christine Kee-
lers' gelijktijdige vriendschap met de
Russische diplomaat Ivanov. Tegelijker
tijd gingen er geruchten, dat de Britse
veiligheidsdiensten op de hoogte waren
en rapport hadden uitgebracht over de
situatie (en hier behoort men vooral
te bedenken, dat de eerste minister
van Groot-Brittannië officieel hoofd is
Yan ,al4e veiligheidsdiensten). Volgens
Lambton was dit het ogenblik, waarop
Profumo ontslag had behoren te ne
men, en hij meent te weten, dat de
minister hiertoe inderdaad destijds «en
poging heeft ondernomen, evenwel zon
der succes.
Eerst toen Christine Keeler als ge
tuige betrokken raakte in een opzien
barende rechtzaak, verbrak de pers het
lange stilzwijgen, (en hier had de Brit
se regering enige pech. Er waren twee
journalisten tot zondebok gekozen en
veroordeeld tot gevangenisstraf, omdat
zij hadden geweigerd in de spionage-
affaire Vassall hun bronnen van infor
matie te onthullen met betrekking tot
overigens ongelooflijk onbenullige bij
zonderheden over Vassall's particuliere
leven. En een zéker deel van de Britse
pers stond klaar om toe te slaan, zo
dra het veilig was zulks te doen, zon-
Toen de geruchten voor het eerst pu
bliek werden, ontving Lord Lambton
een brief van een vriend in Washington,
waarin het heette, dat de geruchten
over de Britse minister van Oorlog
eveneens de ronde deden in Washin-
ton en dat zij, gezien het feit, dat er
zoveel spionageschandalen hebben
plaatsgevonden in Groot-Brittannië, ern
stige bezorgdheid wekten. Na het ont
vangen van dit schrijven wendde Lord
Lambton zich tot een of andere hoge piet
in de Conservatieve partij. Maar de hoge
piet weigerde geloof te hechten aan de
geruchten. En Lambton is de mening
toegedaan, dat de Conservatieve leiders
van opinie waren, dat de zaak geheim
zou kunnen worden gehouden omdat de
pers, uit angst voor vervolgingen we
gens smaadschrift (welke in Brittannië
de dagbladen blootstellen aan fantas
tisch hoge boeten), zijn mond zou hou
den. Maar het hek was van de dam,
toen drie leden van de Labourpartjj, ge
bruikmakend van hun parlementaire
immuniteit vragen stelde in het Lager
huis.
oen begonnen de poppen hun dans.
Profumo zag zich genoopt een per
soonlijke verklaring af te leggen
in het Lagerhuis op 22 maart, een
verklaring, die hij nu als gedeeltelijk
onwaar heeft herroepen. De vraag is,
of Macmillan en Macleod, die zich
naar het Lagerhuis hadden begeven om
hun morele steun te geven aan de on
gelukkige minister tijdens het afleggen
van diens verklaring, op de hoogte wa
ren van het feit, dat de minister on
waarheid sprak. Indien Macmillan het
niet wist, zijn de veiligheidsdiensten,
waarvan hij het hoofd is schromelijk te
kort geschoten in hun plicht. Indien hij
het wel wist en Labour dit kan bewij
zen, Is het moeilijk te zien hoe Mac
millan dit schandaal kan overleven als
premier. Onze Zwitserse collega is onge
twijfeld niet de enige inwoner van
Groot-Brittannië, die graag zes maanden
lang zou willen gaan pootje-baden in
Togoland. DAAN VAN DER VAT
Pauwhof" werkt inspirerend.
Dat getuigt ieder die er eens
geweest is. Hoe kan het an
ders, als men zich realiseert,
dat Antoon Coolen er „De grote Vol
tige" afmaakte, dat J. C. Bloem er
menig gedicht heeft gemaakt. Jaap
Nanniga menige schets, Willem An-
driessen en Thomas Magyar er naar
hun muze luisterden, Albert Vogel en
Erik de Vries er zich voor een poosje
terugtrokken, weg van het drukke
theaterleven.
Maar niet alleen de herinnering aan
zoveel illustere gasten, maakt „De
Pauwhof" tot een cultureel hemeltje
op aarde. Er is nog iemand die gerust
de aartsengel van het Wassenaarse
paradijs genoemd mag worden. Zij
heeft ongetwijfeld al door de goud
blonde kleur van het haar en door
haar rustige blauwe ogen, enige gelij
kenis met een hemelse verschijning.
Rust heerst
in de salon
gazons.
en op de
Belangrijker is echter de getuigenis
van alle gasten, die u stuk voor stuk
bij de arm nemen en toevertrouwen:
„Mevrouw Musaph is de liefste vrouw
die ik ken". Daarmee is een groot ge
heim van „De Pauwhof" ontraadseld.
De vredige sfeer van onderling be
grijpen en met rust laten is niet in
de laatste plaats te danken aan de
voortreffelijke kwaliteiten van de gast-
vrouwe, mevrouw M. Musaph-Blflden-
stein. „Alk de gasten het maar naar
hun zin hebben", is haar devies. Voor
de verwezenlijking ervan spant zjj zich
dag en nacht in. Zij is de enige die
nooit rust.
„De Pauwhoff': een witte villa in Wassenaar in een groen
„Dingin panas
ït Tokiose olie-akoord tussen de
regeringen van Indonesië en
Amerika heeft het contrast
enigermate verdoezeld, maar
anders heeft het er veel van weg,
dat Nederland in zijn gevoelens je
gens Indonesië een beetje tegen de
draad in gaat. Wanneer anderen
nogal gecharmeerd zijn van de na
tionalistische aspiraties van Djakar
ta, dan laten wij het een aantal
keren aankomen op een gewapend
treffen. En wanneer wij uiteindelijk
de diplomatieke betrekkingen met
Indonesië hervatten, dan worden wij
bestormd door warme gevoelens op
een ogenblik, dat president Soekar
no en de zijnen het bij vele andere
mogendheden, tot zelfs bij de Sov
jet-Unie toe, schijnen te hebben ver
korven. De camera's van de Neder
landse televisie strijken vertederd
langs de hellingen van de vulkanen,
die sommigen van ons net zo goed
kunnen benoemen als president Soe
karno de plaatsen in de Achterhoek.
Minister Ruslan Abdulgani is hard
op weg een vertrouwde figuur te
worden in onze huiskamers. En som
mige lezers van „De Telegraaf" heb
ben al doen blijken van hun onge
rustheid over het feit, dat de nieu
we hartelijkheid nu ook is doorge
drongen in de kolommen van die
krant.
Het anticyclische van onze gevoe
lens jegens Indonesië is misschien
nog minder frappant dan de grote
heftigheid. Zou men de achtereen
volgende reacties, die Indonesië in
Nederland oproept, grafisch voorstel
len, dan zou de verkregen curve on
getwijfeld een veel onrustiger ver
loop hebben dan wanneer men de
opinies omtrent Indonesië in wille
keurig welk ander land in kaart
brengt. Het is, om maar eens een
goed-Indonesische term te gebrui
ken, met die opinies een beetje
panas dingin" nu eenis gloeiend
heet en dan weer steenkoud. Een
Indonesiër heeft het wel eens zó ge
formuleerd: wat er tussen ons en
Nederland bestaat, dat zijn geen be
trekkingen, dat is je reinste mala
ria.
Het zal een van de belangrijkste
taken van de nieuwe regering zijn
deze verhouding met Indonesië naar
een meer normale bedding te lei
den. Natuurlijk is tijdens de rege
ringsperiode van het vorige kabinet
de grote steen des aanstoots het
geschil om westelijk Nieuw-Guinea
weggenomen. In Hollandia is,
zonder dat het tot handtastelijkhe
den is gekomen, het bestuur over
gedragen en de beide regeringen
hebben zaakgelastigden uitgewis
seld. Maar daarmee is de kous niet
af.
en heeft het in Djakarta als
een bewijs van tact en goede
smaak opgevat, dat de Ne
derlandse zaakgelastigde
niet onmiddellijk de schadeloosstel
ling van de genaaste Nederlandse
eigendommen wil aansnijden. Als
zodanig zal die uitlating van drs.
Barkman ook wel bedoeld zijn.
Maar men hoeft hier niet alleen
tactische argumenten te laten we
gen. Ook door toepassing van wat
economische logica kan men een
overeenkomstige conclusie bereiken.
Stel, dat de heer A een vracht
auto bezit. De heer B neemt hem
die af en gaat ermee vandoor. Pas
na jaren slaagt A erin B èn zijn
vrachtauto op te sporen. Wat blijkt
nu? B heeft al die jaren roofbouw
op de gestolen auto gepleegd en hij
is op dit moment niet in staat er
mee te rijden. A heeft zich inmiddels
een nieuwe vrachtauto aangeschaft
en hij stelt geen prijs op teruggave
van het afgejakkerde exemplaar.
Hij zou liever hebben, dat B hem
een behoorlijke schadevergoeding be
taalde. B. antwoordt echter, dat hij
geen cent bezit. Hij oppert de mo
gelijkheid de oude vrachtauto weer op
te knappen en er enig geld mee te
verdienen. Daarvoor heeft hij ech
ter een stel fuséepennen nodig.
Slechts A kan hem aan die fusée
pennen helpen.
Nederland ziet zich thans ge
plaatst tegenover hetzelfde dilemma
als de heer A. President Soekarno
heeft voor zijn vertrek naar Europa
een redevoering gehouden over het
herstel van de Indonesische econo
mie. Hij heeft aangegeven, wat naar
zijn mening de eerste stap moet
zijn: niet de ontwikkeling van nieuwe
ambitieuze projecten, maar de reha
bilitatie van het bestaande produk-
tieapparaat. In vele gevallen kan
slechts Nederland de reserve-onder-
delen leveren, die voor die rehabili
tatie nodig zijn. De vraag luidt nu:
moeten wij die onderdelen inder
daad leveren, of moeten wij verwij
zen naar de ezel, die zich niet twee
maal stoot aan dezelfde steen? In
dat laatste geval dienen wij te be
denken, dat Indonesië dan zeker nim
mer in staat of bereid zal zijn tot
een financiële regeling voor het Ne
derlandse bezit te komen.
e nieuwe regering zal tot taak
hebben de Nederlands-Indo
nesische betrekkingen volle
dig te normaliseren. Wij ma
ken deel uit van de westelijke we
reld en er is ons zeker niet minder
eerder meer aan gelegen In
donesië voor een definitief afglijden
naar het communisme te behoeden
dan b.v. de Verenigde Staten en de
bondsrepubliek Duitsland.
Ligt het dan niet voor de hand,
dat de nieuwe regering voor de
export naar Indonesië soortgelijke
financiële faciliteiten verleent als
voor de export naar andere delen
van de wereld? Dan immers zal het
de Nederlandse producenten van es
sentiële onderdelen mogelijk zijn hun
bijdrage te leveren aan de rehabili
tatie van de Indonesische economie.
De overheid neemt in dat geval niet
alleen kwade risico's. Er is immers
de mogelijkheid, dat er nog een re
geling voor het Nederlandse bezit
wordt getroffen, en aangezien de
meeste betrokken particulieren die
bezittingen reeds nagenoeg hebben
afgeschreven, zal een aanzienlijk
deel van de schadeloosstelling in de
schatkist vloeien.
En mag Nederland afzijdig blijven,
wanneer er voor de rehabilitatie van
de Indonesische economie nog afzon
derlijke kredieten nodig zijn? Wjj
behoeven niet op ons eentje te ope
reren. Waarschijnlijk zal het zelfs
de voorkeur verdienen een consor
tium te sluiten met andere weste
lijke landen. Het bepalen van onze
verhouding tot Indonesië, met wat
meer gelijkmoedigheid dan voorheen
en zonder onnodig gepruil, is de
„challenge", die de nieuwe regering
wacht, wij kunnen Indonesië van
dienst zijn op het gebied van het
onderwijs, niet door uitvoer van de
Mammoet, maar door de uitwisse
ling van hoogleraren en samenwer
king op het gebied van de metho
diek. En tenslotte zullen wij eraan
moeten wennen, dat een uitnodiging
aan president Soekarno om naar Ne
derland te komen de voorkeur ver
dient boven een welwillend reageren
op eventuele „feelers" van Djakar
ta.
H. J. NEUMAN