Indonesië legt cijfers en statistieken op tafel Ondernemingslandbouw biedt nog weinig rooskleurig beeld Rijstinvoer blijft nodig V „Pauwhof": artistiek en intellectueel Walhalla D De week in Westminster D T h H M D BEVOLKING MEER DAN 97,5 MILJOEN Bedreigd door het Wassenaars verkeer Vrijwilligers voor Inspirerend DE ANTIEKBEURS dit jaar in juni gen De openhartige Lord Macmillan in lastig parket m ZATERDAG 8 JUNI 1963 ijfers kunnen soms bijzonder leerzaam zijn. Het is daar om prettig, dat het Cen taal Bureau voor de Statistiek in yjakarta („Biro Pusat Statistik") Jaarlijks een zakboekje het licht doet zien, dat een overvloed aan Materiaal bevat, op prettige en objectieve wijze verwerkt. Het laatste nummer van dit boekje draagt het jaartal 1961 en geeft volop gegevens, die kunnen hel pen om de situatie in het huidige Indonesië te begrijpen. Om te beginnen is daar het resultaat Van de in oktober 1961 gehouden volkstelling. Daarbij bleek dat In donesië op dat ogenblik 97.085.000 inwoners had, tegen 60.727.000 bij de volkstelling van 1930. Een enorme bevolkingsaanwaas dus, Vooral als men bedenkt dat voor 1940 het cijfer 70.476.000 is en dat voor 1950 77.207.000. De bevolkingsgroei die in 1950 nog twee procent was, was in 1961 dan ook toegenomen tot 2,3 pro cent per jaar. Eind 1961 werd de totale bevolking van Indonesië geschat op 97.450.000. Biro Pu sat Statistik KA&IWT MÉWTERi PERTAMA v66r d. Tweede Sfeeldoortog een dnmerige ZwUSCT Jücht Op Onthullm- c Dat brengt ons meteen op de vraag: Waar leven deze mensen in een typisch Agrarisch land als Indonesië van? Op ™ava en Madoera is de oppervlakte aan Rijstvelden toegenomen van 7,9 miljoen na in 1939 tot 8,4 miljoen ha in 1900, maar per capita op de bevolking van heel Indonesië daalde dit van 17 are in 1939 tot 14 are in 1960. Toch vertoont de rijstproduktie de laatste jaren in Indonesië een snelle stijging: van 6.068.000 ton in 1951 tot 8.344.000 in 1960. Ook die van mals, cassave, zoete aard appelen, aardnoten en sojabonen is in "leze tien jaar belangrijk toegenomen. j!»aar import van rijst blijft noodzake- Ook de veestapel is groter geworden, vooral die van kleinvee. Had Indonesië in 1940 7.484.000 stuks groot vee (paar den, koeien en buffels), in 1960 was dat aantal 8.465.000. In dezelfde jaren steeg het aantal stuks klein vee (varkens, Seiten en schapen) van 6.463.000 tot 9-622.000. Natuurlijk is het aantal paar den kleiner dan voor de oorlog: een resultaat van motorisering. Maar ter- ™Dl het vee in aantal toenam, geldt dat h'et voor de hoeveelheid die geslacht werd: in 1940 waren dat 942.000 stuks ffpotvee en 1.676.000 stuks kleinvee, in i960 953.000 stuks grootvee en 1.528.000 «■tuks kleinvee. Wat wèl belangrijk toe nam is het resultaat van de visvangst: "0 de zeevisserij van 315.000 ton in 1940 414.044 ton in 1960, bij de birrnen- visserij van 147.000 ton in 1940 tot S4Ll48 ton in 1960! Droevig zijn de cijfers van de onder- £eniingslandbouw. Ziehier enkele cijfers °etreffende de beplante oppervlakte in duizenden ha: 1940 Rubber fhee Koffie ijhepalmen Kina «uikerriet rabak 1960 498,8 70,7 46,2 104,2 5,3 55,5 9,9 (1959) 626,4 138,3 96,1 109,6 16.8 91,7 18.9 De produktiecijfers vertonen onge- *eer dezelfde verhouding: suiker daalde »an 1.606.595 ton in 1940 tot 558.213 ton jh I960, en in dezelfde periode rubber van 282.628 tot 213.779 ton, koffie van 29.198 tot 17.162 ton, thee van 68.978 tot *1.541 ton, kinabast van 16.371 tot 3.624 idn, cacao van 1553 tot 1016 ton, palm de van 239.887 tot 140.754 ton, tabak van 20.796 tot 7.048 ton (1959), kopra yan 36.318 tot 6.960 ton (1959), nootmus kaat van 500 tot 68 ton (1959), peper yan 133 tot 6 ton (1959) en kruidnagelen Van 87 tot 9 ton. ^terk toegenomen is daarentegen de woduktie van ruwe olie (van 7.938.993 J»n in 1940 tot 20.596.012 ton in 1960) en 1 ofdgas (in dezelfde periode van 1-808.800 ton tot 3.136.806 ton). Ook die d= iJbauxiet steeg, maar die van tin «aaide van 44.033 ton in 1940 tot 22.957 2 Lln 1960 en die van kolen van i960 22 t0n in 1940 t0t 658 274 ton in m,'?® transmigratie blijkt in Indonesië, m "anks de bevolkingsaanwas, ook nog iet de grootte van voor 'de oorlog «fuggekregen te hebben. In 1940 trans- 2?nflerden 52-208 mensen, in 1960 toni--AReen 1959 was een naoorlogs PJaar met 46.096 transmigranten. Een ander interessant cijfer is dat van de hoeveelheid geld in om loop. Per ultimo 1938 was dat in totaal 420 miljoen roepiah, per ultimo 1951 5.034 miljoen roepiah. per «jtimo I960 47.836 miljoen roepiah. Daar bij moet dan nog aangetekend worden «at op 25 augustus 1959 een geldzuive- werd uitgevoerd, waarbij bankbil jetten van Rp. 500,— en Rp. 1000,— werden teruggebracht tot eentiende van iun waadde, en waarbij banksaldi bo- -*n de Rp. 25.000,werden bevroren. 'entengevolge daalde de hoeveelheid 3s ooin oml°op die in juli 1959 nog Rp. a-998,miljoen was in augustus tot w 20,999 miljoen, im de gegevens betreffende de mport en export van Indonesië vooral pvalt is de verschuiving die heeft Plaatsgevonden. We noemen hier de «Jfers yan 1938 en 1960, omdat 1940 «een zuiver beeld zou geven, daar toen «6 verbinding met Europa goeddeels was weggevallen. In 1938 kwam 22,1 tjrpcent van de import van Indonesië uit Nederland, in 1960 was dat nog maar in iSSJ' de Indonesiche export ging in in?? twmtig procent naar Nederland, m i960 0,3 pet. De export naar (West-) J-nntsland en Engeland daarentegen nam in deze jaren toe, respectievelijk yan 3,7 tot 6,1 pet. en van 5,4 tot 10,7 P®t- Ook Amerika werd veel belang rijker voor Indonesië. De import daar vandaan steeg van 13,4 tot 16,4 pet, de export erheen van 15,5 tot 24,4 pet. In hoofdzaak betreffen deze cijfers de Ver enigde Staten. Voorts werd vooral Azië veel belangrijker. Voor de oorlog in 1938, kwam 32,2 pet van de Indonesische import daarvandaan, in 1960 48,9 pet. En in dezelfde jaren steeg het aandeel van de Indonesische export naar Aziati sche landen van 29 tot 44,3 pet. Merk waardig is intussen dat de relatie met Australië zo beperkt blijft: In 1960 kwam 1,6 pet. van de Indonesische im port er vandaan en ging vier procent van de Indonesische export erheen. Het Statistical Pocketboek geeft geen cijfers betreffende het aantal buiten landers in Indonesië, maar wel betref fende hun aankomst en vertrek. In 1931 bijvoorbeeld arriveerden er 13.934 Nederlanders in Indonesië en vertrok ken er 30.079, in 1952 arriveerden er 13.977 en vertrokken er 20.565, in 1959 arriveerden er 1495 en er vertrokken er 3765, in 1960 arriveerden er 339 en er vertrokken er 2810. Is er wat de Nederlanders betreft een groot vertrek- overschot, bij de Engelsen is er sinds 1950 een voortdurend aankomstover schot, elk jaar opnieuw, in 1960 bijvoor beeld 8199 aangekomen tegen 4865 ver trokken. Hetzelfde geldt ook voor de Amerikanen, bijvoorbeeld in 1960 8759 aangekomen tegen 2826 vertrokken. Daarentegen is weer duidelijk sprake van een uittocht van Chinezen, vooral in 1960 2204 aangekomen, 102.297 ver trokken. Ook bij de Indiërs en Arabie ren is er een vertrekoverschot. De lengte van het wegennet in Indo nesië is toegenomen van 53.252 km in 1941 tot 79.195 km in 1957. Voor 1961 wordt hetzelfde cijfer gegeven. Het aan tal motorvoertuigen neemt van jaar tot jaar toe. In 1941 waren het er 88.277, in 1960 311.519. Daarbij is de stijging voor al sterk bij de motorfietsen, scooters en bromfietsen: van 14.544 in 1941 tot 131.869 in 1960. In dezelfde periode steeg het aantal personenauto's van 56.352 tot 92.463. Groot is ook de stijging van het aantal vrachtauto's: van 10.922 tot 72.359 Het aantal locomotieven in gebruik bij de Staatsspoorwegen op Java was in 1937 12.16, in 1951 885, in 1960 1058. In dezelfde drie jaren waren het er op het net van de Deli Spoorweg Maat schappij 61, 58 en 58. De lengte van het net op Java daalde van 6.784 km in 1937 tot 6.069 km in 1960, die van dat in Oost Sumatra van 553 tot 544 km. Daarentegen is de hoeveelheid vervoer de vracht en het aantal vervoerde pas sagiers sterk toegenomen: in 1937 ver voerden de twee netten samen 933.685 ton goederen en 1.655.801 passagiers, in 1960 was het 1.159.486 ton goederen en 7.547.626 passagiers. Dat het interinslulaire scheepvaart verkeer nog niet terug is op het peil van voor de beëindiging van de diensten van de K.P.M. is duidelijk. In 1940 had de K.P.M. in Indonesië 138 sche pen varen. In 1956 waren dat er 96, terwijl er daarnaast 46 van de Pelni wa ren. Tezamen hadden zij een inhoud van 236.847 ton. In 1960 waren er alleen 92 schepen van de Pelni met een in houd van 154.242 ton. En dat was na tuurlijk toch alweer heel wat beter dan 1958, toen de Pelni het alleen moest doen met 59 schepen tot een gezamen lijke tonnage van 89.687. Ook bij de Garuda Indonesian Air ways is de teruggang na 1957 opvallend. In dat jaar werden 463.000 passagiers vervoerd en 14.469.000 luchtkilometers afgelegd. Een jaar later vervoerde men 269.000 passagiers en legde men 7.610.000 kilometer af. In 1960 was dat alweer gestegen tot 373.000 passagiers en 9.414.000 kilometer. eel aandacht krijgt in Indonesië het onderwijs. Waren er in 1939 1940 2.415.253 scholieren, in 1958 1959 was dat aantal gestegen tot 7.948.076. In dezelfde periode steeg het aantal leerkrachten van 51.651 tot 231.642 Daarnaast wordt een felle strijd gele verd tegen het analfabetisme: In 1956 konden dan ook ruim zeven miljoen di ploma's worden uitgereikt aan degenen, die desbetreffende cursussen hadden ge volgd, in 1957 ruim acht miljoen, in 1958 ruim negen miljoen, in 1959 dik tien miljoen en in 1960 11.799.182. Zoals bekend zijn intussen verscheidene de len van Indonesië vrij van analfabeten verklaard. Merkwaardie is daartegenover, dal het aantal bibliotheken en daar uitga- winter opliep. Met voortvarendheid leert zij weer lopen, en laat niet na goed duidelijk te maken, dat zij daar in bijzonder snel vorderingen maakt. Behalve mevrouw Carelsen trof fen wij er Henk Fedder bezig met het schrijven van een televisiespel. Ook waren er op die zonnige dag van ons bezoek een beeldhouwster en een schil deres, die gebruik kunnen maken van het atelier op zolder. Voorts een lera res tekenen die de laatste loodjes voor haar examen Engels MO-A op de Pauwhof kwam afwegen. Bovendien was er dr. G. E. Huffnagel, bekend ais de schrijver Frits Huël. Hij lo geerde niet op „De Pauwhof", daar hij de termijn van zes maanden al overschreden heeft. Maar de gezellig heid van het huis boeit hem zo, dat hij er elke week een keer komt di neren. Ook Ina Hooft, een der laatste „Haagse joffers" brengt vaak een be zoek. V Gastvrouwe, mevrouw M. Musaph-Blijdenstein maakt een praatje met de actrice Fie Carelsen, die in de tuin zit te lezen. leende boeken in 1960 scherp daald, evenals het aantal en de is ge- e oplage van dag- en weekbladen. Verschenen er in Indonesië in 1959 nog 79 dagbla den met een gezamenlijke oplaag van 852.750 exemplaren, in 1960 was dat ge daald tot 41 dagbladen met een oplaag van 494.000. Tegelijkertijd daalde het aantal periodieken van 222 tot 163 en hun oplaag van 3.286.000 tot 1.408.700. Deze cijfers, die kennelijk een politieke oorzaak hebben, betreffen alleen de uit gaven in het Indonesisch. Daarnaast zijn er ook nog enkele in het Chinees en Engels. De Nederlandse pers in Indo nesië werd op 1 december 1957 verbo den. Tot slot van dit overzicht is het mis schien interessant te vermelden dat het tegenwoordige Indonesië 22 provincies heeft (West-Java, Djakarta, Midden- Java, Djokjakarta, Oost-Java, Atjeh, Noord-Sumatra, West-Sumatra, Djambi, Riouw, Zuid-Sumatra, West-Borneo Midden-tBorneo, Zuid-Borneo, Oost- Borneo, Noord-Celebes, Zuid-Celebes, Bali, westelijke Kleine Soenda-eilan- den, oostelijk Kleine Sóenda-eilandén, de Molukken en West-Irian) en dat bet een bij decreet van president Soekarno van 24 juni 1960 ingesteld en benoemd „Gotong rojong"-parlement heeft, waar in de zetels als volgt zijn verdeeld: PNI 44, Nahdatul Ulama 36, PKI (communistische partij) 30, Parkindo (protestantse partij) 6, Partai Katolik 5, PSI 5, Perti 2, Partai Murba een, Pertindo een, landmacht 15, zeemacht 7, luchtmacht 7, politie 5, landbouwers 25, arbeiders 25, islamieten 24, Protes tanten 3, rooms-katholieken 2, Hindu Bali 2, jongeren 8, vrouwen 8, leer krachten 5, coöperatie 3, nationale on dernemingen 2, mensen van 1945 2, veteranen 2, journalisten een en West- Irian één. Het bovenstaande is niet meer dan een greep geweest, maar kan misschien toch bijdragen tot meer inzicht in het Indonesië van vandaag. C. H. SCHAAP Bron: Statistical Pooketbook of Indo nesia 1961. Uitgave: Biro Pusat Statistik Djakarta. Prijs: Rp. 75, Niet iedereen zal blij zijn met het plan tot verbreding van de Pauwlaan, een toegang tot de drukke Rijksstraatweg die door Wassenaar gaat. Het zal Jan Gres- hoff aan het hart gaan en ook Ank van der Moer, en niet minder prof. ir. J. H. van den Broek, of prof. dr. P. Geyl. Want die zullen bij het ver nemen van het beircht van de ver breding van de Pauwlaan bedenken, dat Mn die weg „De Pauwhof" ligt. Dat is een witte villa in een groen park, zoals er meer zijn in Wassenaar. Toch zijn er te weinig oorden als „De Pauwhof" om het niet betreurens waardig te achten, dat van het park een strook van enkele tientallen me ters zal worden gerooid ter wille van het verkeer. In Nederland tenminste is er geen villa met een park die er een vergelijking mee kan doorstaan. „De Pauwhof" is rust- en werkoord tegelijk. Er zijn weinig mensen die rusten en werken kunnen verenigen. Dat gebeurt op „De Pauwhof" ook niet. De rust die daar heerst, tussen de bomen, op de gazons, in de zes tien zit-slaapkamers, in de eetzaal en de salon, is er de voorwaarde tot het werk. „De Pauwhof" is het aardse Walhalla voor intellectuelen en kun stenaars. De hof doet alleen maar aan de aarde denken omdat men er komt om te werken. Om daardoor ge lukkig te zijn. Zoals in goed Roomse voorstellingen van de hemel Petrus aan de poort om de daar aankloppenden naar hun gees telijke waardepapieren te vragen, zo heeft „De Pauwhof" een stichtingsbe stuur dat over toelating tot het oord beslist. Universitaire gegradueerden en leden van erkende kunstenaars verenigingen laat dat bestuur toe tot een verblijf in de Wassenaarse hof. De kosten van een half jaar stude ren of scheppend arbeiden in geluk zaligheid worden naar draagkracht berekend. En wie zijn dan wel de heiligen van het artistieke en intellectuele Jeruza- I Advertentie) Jn tegenstelling tot voorgaande jaren wordt de beroemde Oude Kunst- en Antiekbeurs in het Prin senhof te Delft dit jaar gehouden van 20 juni - 13 juli. Deze 15de beurs belooft belangrijker dan ooit te worden. lem? Men treft er nu Fie Carelsen aan. Zij is de enige in het gezelschap dat thans op de hof bijeen is, die er niet gekomen is om inspiratie op te doen. Mevrouw Carelsen is herstellen de van een heupbreuk die zij deze iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiniiwiiiiiiiiiiiiiii Van de zijde van de Internationale Bouworde vernemen wij, dat er voor mannelijke vrijwilligers in de leeftijd van 20 tot 30 jaar mo gelijkheden bestaan om gedurende een periode van minstens twee jaar uit gezonden te worden naar een van de ontwikkelingsprojecten in Afrika of Zuid-Amerika. Het werk van de Bouworde in Afrika strekt zich uit over Tanganyka, Togo, Zuid-Afrika en Kongo. Het centrum bevindt zich in Luluaburg-Kongo. Daar worden de Afrikaanse vrijwilligers voorbereid op hun taak op een der objecten, hetzij in de woningbouw, in het technische onderwijs, of in een van de coöperatieven, welke de Bouw orde in die gebieden sticht. In Zuid-Amerika wordt er gewerkt in Suriname in het stedelijke (wonin gen) en het landelijke milieu (door de bouw van scholen, die fungeren als centra van gemeenschapsontwikke ling). Nog dit jaar zal er overeen komstig een onlangs genomen besluit een begin gemaakt worden met een geheel nieuwe vestiging van het vor mingscentrum van de Bouworde in Brazilië, van waaruit projecten van gemeenschapsontwikkeling in Brazilië zowel als in Venezuela, Puerto-Rico enz., ter hand genomen kunnen vsfbr- den. Geïnteresseerden kunnen zich aan melden bij het Nederlandse secretari aat van de Bouworde, St. Annastraat 172 te Nijmegen. Hun opleiding ont vangen zjj samen met Duitse. Fran se en andere vrijwilligers in het Euro pees vormingscentrum van de Bouw orde in Heusden (België). Na deze op leiding, die een driemaandelijkse cur sus omvat in bouwtechniek, godsdienst anthropologie etc. worden zjj geduren de een half jaar te werk gesteld op Europese projecten en eerst na ge bleken geschiktheid uitgezonden naar ontwikkelingslanden buiten Europa, om daar samen met inheemse vrij willigers te werken. De voorkeur gaat uit naar bouw technisch geschoolden. De kandidaten moeten rekening houden met een zeer strenge selectie, waarbij bijzondere aandacht besteed zal worden aan hun karaktereigenschappen. Deze zijn van doorslaggevende betekenis voor hun werk, van het welslagen waarvan vele mensen in de ontwikkelingslanden af hankelijk zullen zijn. e.r:: naar van Brittannië, zei tot ons I lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll en Zwitsers collega, die al sinds grondig kenner en overtuigd min naar van Brittannië, zei tot ons met eer, dromerige blik in zijn ogen: „Als ik het mij kon veroorloven, zou ik nu zes maanden naar Togo-land gaan. Zes maanden lang pootje-baden, zes maanden lang geen Engelse krant lezen, en zes maanden lang niemand hard-op „Profumo" tegen mij horen ?eggen." Want dit laatste is wat ons hier te wachten staat. De affaire had niet op een ongelukkiger ogenblik kun nen komen. Het mandaat van dé hui dige regering nadert zijn eindpunt: De voor-campagne voor de verkiezingen is begonnen in de advertentiepagina's van de nationale pers. De regering staat er slecht voor maar er zijn geen aanwij zingen, dat de politieke ontevredenheid in het land is begonnen zich te kris talliseren in een uitgesproken hunkering naar een socialistische regering En er bestaat derhalve groot gevaar, dat de oolitieke campagne zal ontaarden in een irrelevante rel over de affaire-Pro- fumo. Er bestaat een fraaie Engelse uit drukking: „Dit stinkt de hoge hemel toe", en het is deze stank die op het ogenblik hangt over Engeland. Er is een andere veelzeggende En gelse uitdrukking: „Chequeboek journa listiek". Deze uitdrukking duidt op de gewoonte van de Britse rioolbladen om elkaar te overbieden in pogingen om te gen enorme bedragen de mémoires te kopen van prominente Engelsen, zoals moordenaars, dè meer beruchte pros- tituées en sappige bajesgasten om ze te publiceren, vooral in de zondagspers. Volgens berichten in een Brits dagblad van donderdag waren vertegenwoordi gers van deze rioolpers woensdag druk in de weer om de publikatierechten te kopen van artikelen te leveren door Christine Keeler, de jonge dame die Profumo zijn ministersportefeuille heeft gekost, en door dr. Ward, de osteo- paat, de vriend van Profumo, die de mensen van de geheime dienst van het ministerie van Oolog attent maakte op het feit, dat de minister van hun eigen departement de gunsten van Christien- tje deelde met de assistent marine-at taché van de Russische ambassade in Londen, kapitein Ivanov, die in januari terug geroepen werd naar Moskou. Wij zullen morgen weten welke zondagsbla den de wedren gewonnen hebben en in welke bladen ongeveer dertig miljoen Britten zullen kunnen genieten van de kostbare onthullingen. Wq zullen even eens kunnen zien, welke bladen het af gelegd hebben en zich zuur tevreden zul len moeten stellen met onthullingen van tiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiMiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiniiimiiii, vrienden en vriendinnen, van de hoofd personen in een van de grootste politieke schandalen, die Brittannië sedert de oorlog heeft meegemaakt. onderdag verscheen er een artikel in het Londens avondblad The Evening Standard. Het artikel was van de hand van het La gerhuislid Lord Lambton, evenals tal loze leden van het Lagerhuis, het Ho gerhuis en van de regering, vermaag schapt aan Macmillan. In tegenstelling evenwel tot andere leden van deze uit gebreide stam is Lord Lambton ge neigd zijn eigen weg te gaan, en hij heeft menigmaal openlijk kritiek geuit op zowel Macmillan als zijn regering. In het artikel van donderdag ver klaarde Lambton, dat het meer dan een jaar geleden is sedert geruchten de ronde begonnen te doen over de vriendschap van minister Profumo met Christine Keeler en over Christine Kee- lers' gelijktijdige vriendschap met de Russische diplomaat Ivanov. Tegelijker tijd gingen er geruchten, dat de Britse veiligheidsdiensten op de hoogte waren en rapport hadden uitgebracht over de situatie (en hier behoort men vooral te bedenken, dat de eerste minister van Groot-Brittannië officieel hoofd is Yan ,al4e veiligheidsdiensten). Volgens Lambton was dit het ogenblik, waarop Profumo ontslag had behoren te ne men, en hij meent te weten, dat de minister hiertoe inderdaad destijds «en poging heeft ondernomen, evenwel zon der succes. Eerst toen Christine Keeler als ge tuige betrokken raakte in een opzien barende rechtzaak, verbrak de pers het lange stilzwijgen, (en hier had de Brit se regering enige pech. Er waren twee journalisten tot zondebok gekozen en veroordeeld tot gevangenisstraf, omdat zij hadden geweigerd in de spionage- affaire Vassall hun bronnen van infor matie te onthullen met betrekking tot overigens ongelooflijk onbenullige bij zonderheden over Vassall's particuliere leven. En een zéker deel van de Britse pers stond klaar om toe te slaan, zo dra het veilig was zulks te doen, zon- Toen de geruchten voor het eerst pu bliek werden, ontving Lord Lambton een brief van een vriend in Washington, waarin het heette, dat de geruchten over de Britse minister van Oorlog eveneens de ronde deden in Washin- ton en dat zij, gezien het feit, dat er zoveel spionageschandalen hebben plaatsgevonden in Groot-Brittannië, ern stige bezorgdheid wekten. Na het ont vangen van dit schrijven wendde Lord Lambton zich tot een of andere hoge piet in de Conservatieve partij. Maar de hoge piet weigerde geloof te hechten aan de geruchten. En Lambton is de mening toegedaan, dat de Conservatieve leiders van opinie waren, dat de zaak geheim zou kunnen worden gehouden omdat de pers, uit angst voor vervolgingen we gens smaadschrift (welke in Brittannië de dagbladen blootstellen aan fantas tisch hoge boeten), zijn mond zou hou den. Maar het hek was van de dam, toen drie leden van de Labourpartjj, ge bruikmakend van hun parlementaire immuniteit vragen stelde in het Lager huis. oen begonnen de poppen hun dans. Profumo zag zich genoopt een per soonlijke verklaring af te leggen in het Lagerhuis op 22 maart, een verklaring, die hij nu als gedeeltelijk onwaar heeft herroepen. De vraag is, of Macmillan en Macleod, die zich naar het Lagerhuis hadden begeven om hun morele steun te geven aan de on gelukkige minister tijdens het afleggen van diens verklaring, op de hoogte wa ren van het feit, dat de minister on waarheid sprak. Indien Macmillan het niet wist, zijn de veiligheidsdiensten, waarvan hij het hoofd is schromelijk te kort geschoten in hun plicht. Indien hij het wel wist en Labour dit kan bewij zen, Is het moeilijk te zien hoe Mac millan dit schandaal kan overleven als premier. Onze Zwitserse collega is onge twijfeld niet de enige inwoner van Groot-Brittannië, die graag zes maanden lang zou willen gaan pootje-baden in Togoland. DAAN VAN DER VAT Pauwhof" werkt inspirerend. Dat getuigt ieder die er eens geweest is. Hoe kan het an ders, als men zich realiseert, dat Antoon Coolen er „De grote Vol tige" afmaakte, dat J. C. Bloem er menig gedicht heeft gemaakt. Jaap Nanniga menige schets, Willem An- driessen en Thomas Magyar er naar hun muze luisterden, Albert Vogel en Erik de Vries er zich voor een poosje terugtrokken, weg van het drukke theaterleven. Maar niet alleen de herinnering aan zoveel illustere gasten, maakt „De Pauwhof" tot een cultureel hemeltje op aarde. Er is nog iemand die gerust de aartsengel van het Wassenaarse paradijs genoemd mag worden. Zij heeft ongetwijfeld al door de goud blonde kleur van het haar en door haar rustige blauwe ogen, enige gelij kenis met een hemelse verschijning. Rust heerst in de salon gazons. en op de Belangrijker is echter de getuigenis van alle gasten, die u stuk voor stuk bij de arm nemen en toevertrouwen: „Mevrouw Musaph is de liefste vrouw die ik ken". Daarmee is een groot ge heim van „De Pauwhof" ontraadseld. De vredige sfeer van onderling be grijpen en met rust laten is niet in de laatste plaats te danken aan de voortreffelijke kwaliteiten van de gast- vrouwe, mevrouw M. Musaph-Blflden- stein. „Alk de gasten het maar naar hun zin hebben", is haar devies. Voor de verwezenlijking ervan spant zjj zich dag en nacht in. Zij is de enige die nooit rust. „De Pauwhoff': een witte villa in Wassenaar in een groen „Dingin panas ït Tokiose olie-akoord tussen de regeringen van Indonesië en Amerika heeft het contrast enigermate verdoezeld, maar anders heeft het er veel van weg, dat Nederland in zijn gevoelens je gens Indonesië een beetje tegen de draad in gaat. Wanneer anderen nogal gecharmeerd zijn van de na tionalistische aspiraties van Djakar ta, dan laten wij het een aantal keren aankomen op een gewapend treffen. En wanneer wij uiteindelijk de diplomatieke betrekkingen met Indonesië hervatten, dan worden wij bestormd door warme gevoelens op een ogenblik, dat president Soekar no en de zijnen het bij vele andere mogendheden, tot zelfs bij de Sov jet-Unie toe, schijnen te hebben ver korven. De camera's van de Neder landse televisie strijken vertederd langs de hellingen van de vulkanen, die sommigen van ons net zo goed kunnen benoemen als president Soe karno de plaatsen in de Achterhoek. Minister Ruslan Abdulgani is hard op weg een vertrouwde figuur te worden in onze huiskamers. En som mige lezers van „De Telegraaf" heb ben al doen blijken van hun onge rustheid over het feit, dat de nieu we hartelijkheid nu ook is doorge drongen in de kolommen van die krant. Het anticyclische van onze gevoe lens jegens Indonesië is misschien nog minder frappant dan de grote heftigheid. Zou men de achtereen volgende reacties, die Indonesië in Nederland oproept, grafisch voorstel len, dan zou de verkregen curve on getwijfeld een veel onrustiger ver loop hebben dan wanneer men de opinies omtrent Indonesië in wille keurig welk ander land in kaart brengt. Het is, om maar eens een goed-Indonesische term te gebrui ken, met die opinies een beetje panas dingin" nu eenis gloeiend heet en dan weer steenkoud. Een Indonesiër heeft het wel eens zó ge formuleerd: wat er tussen ons en Nederland bestaat, dat zijn geen be trekkingen, dat is je reinste mala ria. Het zal een van de belangrijkste taken van de nieuwe regering zijn deze verhouding met Indonesië naar een meer normale bedding te lei den. Natuurlijk is tijdens de rege ringsperiode van het vorige kabinet de grote steen des aanstoots het geschil om westelijk Nieuw-Guinea weggenomen. In Hollandia is, zonder dat het tot handtastelijkhe den is gekomen, het bestuur over gedragen en de beide regeringen hebben zaakgelastigden uitgewis seld. Maar daarmee is de kous niet af. en heeft het in Djakarta als een bewijs van tact en goede smaak opgevat, dat de Ne derlandse zaakgelastigde niet onmiddellijk de schadeloosstel ling van de genaaste Nederlandse eigendommen wil aansnijden. Als zodanig zal die uitlating van drs. Barkman ook wel bedoeld zijn. Maar men hoeft hier niet alleen tactische argumenten te laten we gen. Ook door toepassing van wat economische logica kan men een overeenkomstige conclusie bereiken. Stel, dat de heer A een vracht auto bezit. De heer B neemt hem die af en gaat ermee vandoor. Pas na jaren slaagt A erin B èn zijn vrachtauto op te sporen. Wat blijkt nu? B heeft al die jaren roofbouw op de gestolen auto gepleegd en hij is op dit moment niet in staat er mee te rijden. A heeft zich inmiddels een nieuwe vrachtauto aangeschaft en hij stelt geen prijs op teruggave van het afgejakkerde exemplaar. Hij zou liever hebben, dat B hem een behoorlijke schadevergoeding be taalde. B. antwoordt echter, dat hij geen cent bezit. Hij oppert de mo gelijkheid de oude vrachtauto weer op te knappen en er enig geld mee te verdienen. Daarvoor heeft hij ech ter een stel fuséepennen nodig. Slechts A kan hem aan die fusée pennen helpen. Nederland ziet zich thans ge plaatst tegenover hetzelfde dilemma als de heer A. President Soekarno heeft voor zijn vertrek naar Europa een redevoering gehouden over het herstel van de Indonesische econo mie. Hij heeft aangegeven, wat naar zijn mening de eerste stap moet zijn: niet de ontwikkeling van nieuwe ambitieuze projecten, maar de reha bilitatie van het bestaande produk- tieapparaat. In vele gevallen kan slechts Nederland de reserve-onder- delen leveren, die voor die rehabili tatie nodig zijn. De vraag luidt nu: moeten wij die onderdelen inder daad leveren, of moeten wij verwij zen naar de ezel, die zich niet twee maal stoot aan dezelfde steen? In dat laatste geval dienen wij te be denken, dat Indonesië dan zeker nim mer in staat of bereid zal zijn tot een financiële regeling voor het Ne derlandse bezit te komen. e nieuwe regering zal tot taak hebben de Nederlands-Indo nesische betrekkingen volle dig te normaliseren. Wij ma ken deel uit van de westelijke we reld en er is ons zeker niet minder eerder meer aan gelegen In donesië voor een definitief afglijden naar het communisme te behoeden dan b.v. de Verenigde Staten en de bondsrepubliek Duitsland. Ligt het dan niet voor de hand, dat de nieuwe regering voor de export naar Indonesië soortgelijke financiële faciliteiten verleent als voor de export naar andere delen van de wereld? Dan immers zal het de Nederlandse producenten van es sentiële onderdelen mogelijk zijn hun bijdrage te leveren aan de rehabili tatie van de Indonesische economie. De overheid neemt in dat geval niet alleen kwade risico's. Er is immers de mogelijkheid, dat er nog een re geling voor het Nederlandse bezit wordt getroffen, en aangezien de meeste betrokken particulieren die bezittingen reeds nagenoeg hebben afgeschreven, zal een aanzienlijk deel van de schadeloosstelling in de schatkist vloeien. En mag Nederland afzijdig blijven, wanneer er voor de rehabilitatie van de Indonesische economie nog afzon derlijke kredieten nodig zijn? Wjj behoeven niet op ons eentje te ope reren. Waarschijnlijk zal het zelfs de voorkeur verdienen een consor tium te sluiten met andere weste lijke landen. Het bepalen van onze verhouding tot Indonesië, met wat meer gelijkmoedigheid dan voorheen en zonder onnodig gepruil, is de „challenge", die de nieuwe regering wacht, wij kunnen Indonesië van dienst zijn op het gebied van het onderwijs, niet door uitvoer van de Mammoet, maar door de uitwisse ling van hoogleraren en samenwer king op het gebied van de metho diek. En tenslotte zullen wij eraan moeten wennen, dat een uitnodiging aan president Soekarno om naar Ne derland te komen de voorkeur ver dient boven een welwillend reageren op eventuele „feelers" van Djakar ta. H. J. NEUMAN

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 7