Nadien: geen vrouwen meer aan boord Gruwelijker en opwindender dan muiterij op de Bounty mm En kisten vol dukaten verdwenen in de golven mmm mÊM ft 1 iNihn-r--, EATERD&G n nrm tm MM pill HlSPPii - i ft6 Spexx' "5 ft. difte ft Nieuwe boeken voor de jeugd Van Maerlant rAGINA 13 Geen pardon voor de moordenaars, rebellen en muiters. Hun zwijgzame tongen worden met grote ioortastendheid „losgemaakt". Gestrekt op het rad, hangend aan de handen en steeds zwaardere ge wichten onder de voeten. Het waren slechts enkele middelen zoals deze afbeelding toont. Zesendertig zeemijlen uit de Australische westkust rijzen een aantal rotsachtige eilandjes op uit de lange deining van de Indische Oceaan. Kale, armoedige plekjes land, omringd door een woeste schuimende branding, onvermoeibaar beukend op de scherpe rotspunten en riffen die hier groot gevaar opleveren voor de scheepvaart. Ooit zijn zij ontdekt door Frederik Houtman, broer van Cornelis, de grote leider van de eerste geslaagde Indië-tocht. Op een of andere manier hebben deze eilandjes een wonderlijke greep gehad op onze maritieme geschiedenis, want veel meer bekend dan door Houtmans ontdekking, zijn zij door het afschuwelijk drama van de Batavia, een trotse, rijk beladen Amsterdamse Oost-Indië- vaarder, die hier in de eerste week van juni 1629 is vergaan. Een oud en bijna ongelooflijk verhaal dat nu plotseling nieuw leven is ingeblazen door de recente vondsten van een stel Australische duikers. Zij ontdekten een zeventiende-eeuws wrak en brachten als bewijsstukken een bronzen kanon, een sluitstuk en een schede boven de woeste golven uit. De kenners hebben die vondsten uitvoerig bestudeerd, de plaats van het wrak vergeleken met alle gegevens. Hun conclusie luidde: de Batavia, het schip dat hier met vele dui zenden guldens en kostbare koopwaar op de rotspunten werd open gereten en tenslotte naar de harde zeebodem is weggezonken. Ma-A ~G -V mmm v eiland der schipbreukelingen, onder leiding van de corrupte Haarlemse ex-apotheker Jeroni mus Corneliszoon. Honderdvijfen twintig mannen, vrouwen en kin deren worden op beestachtige wijze afgemaakt. Mémmmm Ha de bekentenis het vonnis. Eerst het afhakken van de beide handenen dan hangen aan het koord, tot de dood er op volgt. kwam om met de Batavia mee te zeilen, maar later, als opvolger van Jan Pieterszoon Coen, de laat ste rebellen volgens de regels der kunst ter dood liet brengen. HET DRAMA VAN DE NABIJ AUSTRALIË WEERGEVONDEN KOOPVAARDER „BATAVIA" A»"' - si misbaar en ook de anderen kan hij nodig hebben. Hjj stelt de eerste maatregelen uit. En dat succes wordt beneden in de verblijven gevierd. De fles gaat er rond en de boeven slaan zich hard op de knieën. Hun zware schorre lachen schallen over de „boog", het hekwerk achter de srote mast... Voort zeilt de Batavia. Met satan en het noodlot als blinde passagiers over een verbazend willige zee. Het schip, met in de ruimen negen geldkisten met gouden dukaten en rijke handelswaar, loopt vlot op de Australische westkust aan. Maar Pelsaert is somber en zwijg zaam. Hij mompelt tegen zichzelf in de kajuit en komt zo min mogelijk aan dek. Hij voelt zich ziek en ellendig en verlangt naar het einde van deze reis. Op de avond van de derde juni, op Pink- - -sfej-vseSfe sehuldigt hem van grote onachtzaam heid. Maar Adriaen Jaeobszoon rukt zich los en lacht nem uit „Ik lag niet in de kooi. Ik heb niet geslapen. Ik hield goede wacht: de uitkijk was op zjjn post. Ik heb die schuimranden trouwens wel degelijk gezien en Hans de bosschieter nog gevraagd wat die wittigheid beduiden kon. Maar hij be weerde bij hoog en bij laag dat het spiegeling van de maan was. Op zijn goede ogen heb ik mij verlaten". „Jij stommeling", roept de commandeur uit, „wat staat ons nu te doen?" Adriaen blijkt niet in het minst uit het veld te zijn geslagen. ,,Daft is God alleen be kend", antwoordt hij bedaard. „Wij zit ten blijkbaar op een onbekend rif, mis schien wel op de uiterste punt daarvan. Als het nu maar vloeden wil, komen bezwijkt voor sterke aandrang en nu zeilt hij met dertig bevaren maats in de grote open sloep weg. terwijl de branding dondert over het wrak met de zeventig schipbreukelingen en op het eilandje 180 mannen, vrou wen en kinderen hongeren en dorst lijden. Het eilandje. Pelsaert wil de mensen zeggen dat hij hulp gaat halen, maar de sloepgenoten houden hem daar met geweld van af. Zezullen u nooit laten gaan, heer, is hun mo tivering. Het nieuws wordt de schip breukelingen meegedeeld in een brief, die onder in een broodtonnetje wordt geschoven. Pelsaert vaart naar het vasteland. Mlaar hier landen is een moeilijke zaak. Klippen en rotspar- partijen versperren hun de weg. Als ze eindelijk land bereiken, ontmoeten zij wilden die op handen en voeten rondrennen en vreemde „katten die grote sprongen maken en buidels hebben". Kangoeroes dus in werke lijkheid. Ze voeden zich met wat krab ben en drinken regenwater, dat in uithollingen van de rotsen is achter gebleven. Voor het overige biedt „Zuydtland" geen perspectief. De mannen besluiten dit „vervloeekte" land te verlaten en proberen Java te bereiken.. En dat wordt wonderlijk de zijnen toe. 126 schipbreukelingen, waaronder de vrouwen en kinderen, worden gewurgd, onthoofd of doodge stoken. Slechts enkelen weten zwem mend te ontsnappen van wat zij noe men „Batavia's kerkhof" en bereiken 't eilandje van Wobbe Hayes, een eerlijk en rechtschapen man die zich hier met enkele getrouwen ophoudt en de aanvallen van Jeronimus afslaat, er zelfs in slaagt de grote schurk gevan fen te nemen. Met de komst van de aerdam breekt het einde van de moor denaars en de rebellen aan. Pelsaert laat er geen gras over groeien. De ke rels gaan in de ijzers. Eerst wordt zo veel mogelijk van de verloren buit ge red. Want de ware aard van de Com pagnie verloochent zich niet. Indische duikers zijn behulpzaam. Het is een hele toer om de door het zeewater aan elkaar geklitte dukaten los te krijgen. Laken, Saai en Serge wordt opgevist, zwart geworden klatergoud, vaten Spaanse wijn en kisten tafelzilver. Dan volgt de bloedwraak, wordt rechtgesproken. De Saerdam is er op uitgerust. Zij die niet willen praten, worden gedwongen. Vet tussen de rin gers dat wordt aangestoken, aan de han den ophangen met gewichten onder de voeten, een trechter door de mond tot -• «r'rM Een bronzen kanon, waarop het wa pen van Amsterdam, een sluit stuk en een schede. Drie kleine en betrekkelijk onbelangrijke stuk jes uit een geheel, dat zoals gezegd een uiterst bewogen verhaal oplevert. Een verhaal van zilte romantiek, cor ruptie en duivelse wreedheden. Destijds Is het in geuren en kleuren aan het volk doorverteld. Thans ligt het ver scholen in stoffige scheepvaartarchie ven. In de vergetelheid gedrukt door xovele andere opwindende gebeurtenis sen ter zee. die in later tijd de volle aandacht voor zich opeisten. Maar nu in Perth de vondsten zijn aangekomen, de in Nederland geboren C. de Heer, verbonden aan de universiteit van West- Australië, een onderzoek heeft ingesteld en zich uitvoerig door de duikers heeft laten inlichten omtrent de aard en ver schillende kenmerken van het wrak, komt langzaam maar zeker ook de kei harde werkelijkheid van deze geschie denis weer boven water. C. de,Heer, die een speciale studie heeft gemaakt van de schepen der Oost-Indische Com pagnie, sprak van de Batavia. En met een was het, alsof hij het magere, ziekelijke gezicht van de commandeur Francois Pelsaert, van huis uit een koopman uit Antwerpen, met heel zijn fletse oogopslag voor zich zag. Geen krachtfiguur die gezagvoerder van de Batavia. Geen echte zeeman ook. Maar wel een trouw en listig dienaar van de Compagnie, een willig werktuig in de ijzeren handen van Jan Pieterszoon Coen, de meedogenloze gouverneur-ge neraal in de twintiger jaren van de ze ventiende eeuw. Dan het ruwe en ronde gezicht van Adriaen Jaeobszoon uit Burgerdam, zonder twijfel wèl een man met zout in zijn bloed, maar hij liet ln die heldere en rustige maannacht van de vierde juni het schip op de rot sen lopen. Onkunde of wraak op zijn commandeur, die hij haatte uit de grond van zijn hart? Wie zal het zeggen. In ieder geval was het Adriaen Jacobs- aoon die in een kleine open sloep met de commandeur Pelsaert en enige an deren van West-Australië naar Java zeilde. Ruim 1300 lange zeemijlen. Ka pitein William Bligh van de Bounty zeilde in een open sloep van Tafao naar Timor over een afstand van 3618 mijlen. Inderdaad een krachttoer die meer aanspreekt, maar wij die de boeiende en klassieke Bounty-story ado reren hebben in het Batavia-verhaal een eigen, geduchte concurrent, die zo nodig voor nóg meer zilte romantiek kan zorgen en wiens roerige bemanning te leder geval de muiters van Fletcher Christian op het gebied van onbeschoft heid en kwaadaardigheid verre m de Schaduw stelde. Oktober 1628. Drukte op .de rede van Texel. De weg naar Indie is al aardig druk bevaren. De Verenigde Oost-Indische Com pagnie heeft de kinderziekten ,yeJ~ Werict en begint haar vleugels uit te aan met vele mogelijkheden. De epen die in het vaderland terug- ren met rijke lading bewijzen dat. heren besluiten er maar flinke vloot op uit te sturen, bewapende koopvaarders ïiding van Jacob Specx. Die wordt in gereedheid gebracht. Zin van het rijke en Amsterdam gaat dat veel Specx is nog lang niet toe, als bij Texel de bijdrage al onder zeil ataivia van Pelsaert, de van Isaac van Swaens- en het snelle jacht de Assen- het gezag van de koop man Vied?, Een tocht vol problemen en voi ontberingen is begonnen. De eerste etappe naar Kaap d© Goede Hoop wordt direct ai een zeer moei lijke. De Dordrecht verliest het con tact en zo zeilen alleen de Batavia en de Assendelft samen, die hier hun anker laten vallen. Pelsaert laat zich meteen naar de wal roeien om bij de Hottentotten vee te kopen. En dan wordt eigenlijk meteen de basis voor de ondergang gelegd. Onder de driehonderd opvarenden van de Batavia bevinden zich zo'n 33 vrou wen en kinderen, allen bestemd om zich in Oost-Indië te vestigen. De bevallige Lucretia Jansdochter is er een van, op weg naar haar man de onderkoopman Boudewijn van de Mijlen. Schipper Ja eobszoon kan geen oog van haar afla ten. Een gevaarlijk spelletje van koket terie vangt aan. En Lucretia speelt het meesterlijk. Zij brengt de ronde Adriaen Jaoobszocxn het hoofd op hol en deze zoekt nu duidelijk toenadering. Maar dat gaat Lucretia toch te ver en zij trekt zich schielijk terug. Razend is Adriaen uit Durgerdam. Hij beent woedend over het dek, schopt wild naar de scheepsjongen en gaat op de kam panje ijsberen. Maar is Lucretia dan onwillig, haar kleine beweeglijke dienst bode Swaentje toont zich toeschietelij ker en staat de schipper geen enkele toenadering in de weg. Dan wordt het feest. Drinken, zingen en dansen. Adriaen heeft er plezier in. Het kan hem allemaal niets meer schelen. Hij faat met Swaentje en de corrupte on- erkoopman Jeronimus Corrteliszoon, een ex-apotheker uit Haarlem, de wal op. Hij laat het schip op de gevaarlijke rede aan zijn lot over. Van de wal gaat het naar de Assendelft voor een stevige slok en vervolgens even oplopen aan boord van de hier eveneens geankerde Buren. Adriaen is nu door het dolle heen, trapt tegen tafels en stoelen en slaat de roemers met wijn omver. Kort om hij misdraagt zich vreselijk en dat alles komt natuurlijk de commandeur Pelsaert ter ore. In de grote kajuit, achteruit op de Batavia, waar heel het aureool van de Oost-Indië-vaarders is samengebundeld, komt de grote uitbran der en wordt een ernstige correctie in het vooruitzicht gesteld. Dit laatste straks bij de strenge Coen in Batavia. En dat is bepaald geen prettig vooruit zicht. Woedend stapt de schipper de ka juit uit. De intrigant Jeronimus wacht hem op en lacht sarcastisch. „Wacht maar", steunt de schipper, „bij God als er hier geen andere schepen lagen, zou ik die commandeur zo afdrogen, dat hfl in geen week uit de kooi kon ko- De afschuwelijke moord op het men. Maar wacht maar vriendje, als wij buiten zijn en van de andere sche pen afgedwaald, dan zal ik mijn eigen meester worden". MUImtmrnmiM De muiterij dreigt. Een plan dat sud dert in de breinen van talrijke oproe rige bemanningsleden. In hun benauw de stinkende verblijven wordt het uit voerig besproken. Maar de laatste be slissende aanzet ontbreekt nog. De Ba tavia zeilt gezwind voor de wind uit, het galjoen vooruit soms diep wegdui kend in de rollers, met telkens flarden van fonkelwit schuim hoog er over heen. Toch komen er nieuwe moeilijk heden. Als de schone Lucretia op de avond van de veertiende mei aan dek een luchtje schept, wordt zij plotseling van achteren beetgepakt, ernstig mis handeld en van top tot teen in de teer en de v uiligheid gezet. Dit bekende dek- spelletje heeft het gewonnen van het pian om haar door een handige bek kensnijder een paar japen over de bei de wangen te geven, zodat zij voor haar verdere leven is getekend. Maar de ge volgen zijn niet minder ernstig. De zie ke Pelsaert komt woedend uit zijn kooi en stelt een scherp onderzoek in. De schuldigen worden ontmaskerd en zul len straks in Indië niet veel kans meer hebben. En dat is nu juist wat Adriaen Jaeobszoon en in het bijzonder Jeroni mus de grote intrigant, willen. Met de dood voor ogen zjjn de schuldi gen aan hen gebonden. Zij zullen doen wat zij willen. Als Pelsaert hen nu maar in de boeien wil sluiten, dan moet je maar eens zien hoe de zaak losbarst. Maar Pelsaert aarzelt. De navigatie is zijn grote zwakke punt. Hjj weet het. Een man als Adriaen is voor hem on- nilMtllllllHIIIIMIIIIIIIIIIHinillllllllIlHtllllllllllllllliflHIHIIIII sterdag, moet hij zelf weer vroeg naar kool. De ziekte die hem kwelt, misselijk maakt en hoofdpijnen bezorgt, is terug- fekeerd. Boven zich hoort hij de har- e, lompe voetstappen van Adriaen Ja eobszoon die de wacht heeft, en het valse fluitje van de roerganger. Ze zijn hem. kwaad gezind. Sommigen haten hem zelfs. Pelsaert weet het. Een heldere nacht die Pinksternacht. De maan werpt een zilveren schijnsel op de vre dige deining en de hemel is bezaaid met sterren. Een pittig briesje valt in de zeilen en het touwwerk kraakt rit misch met de zeegang. Pelsaert slaapt rustig. En het plot seling schudden en stoten van het schip jaagt hem doodschrik op het lijf. Hij stormt naar buiten de kampanje op. En in één oogopslag ziet hij het drama voor zich. De Batavia, onder volle zeilen, muurvast aan de grond, temidden van woelige sehuim- wallen, andere ondieptes dus. En met een steekt ook de wind de kop op, zet nu fel aan vanuit het zuidwesten. Hij begint te huilen in het want. Pelsaert wei los. Be zal gauw een anker brengen, misschien winden wij het schip er nog wel af..." Maar in- plaats van vloed wordt het eb. Ka nonnen en andere zware stukken wor den overboord gezet. Het mag niet ba ten. De Batavia is verloren. Het schip kraakt en scheurt op de rollers van de branding. Aan dek vallen de mensen over elkaar heen. Op de been blijven is onmogelijk. Pelsaert gilt en springt in het rond. Hjj laat de grote mast kappen, wat wellicht het slingeren doet afnemen. Een maatregel die mislukt. De mast komt half op het dek terecht een warwinkel nu van rondhout, zeil en touwwerk. Van boord gaan, dat is duidelijk. Schipper Adriaenszoon, die met dé sloep een eerste verkennings tocht maakt, ontdekt op drie zeemijlen afstand, twee rotsachtige eilandjes. De ontscheping begint. De mensen worden overgezet. Maar plotseling begint het schip te knallen en te breken. De be- buiten aan de slokdarm toe en dan veel wa ter er door... Er wordt gesproken nu. Zelfs door de grootste onwilligen. De schuld van Jeronimus en zijn kornui ten komt vast te staan en de straffen liegen er dan ook niet om. Op het ei land worden de galgen opgericht. Het eerst voor Jeronimus en de grootste boeven. Hun worden om te beginnen de beide handen afgehakt en daarna moeten zij de ladders op, waar boven in de strop wacht. Zonder berouw klimt Jeronimus omhoog. „Wraak, wraak", krijst hij. „Straffen met de koorden, datter dood naer volgt". Acht man vinden op het eiland hun einde. Twee schurken worden onderweg nog op een kannibaleneilandje afgezet en in Batavia, waar Jacobs Specx inmiddels de macht van Coen heeft overgenomen, volgt de definitieve afrekening. Een Ja cob Pieterszoon wordt er geradbraakt ..van onderen opwaerts", waarna zijn lichaam tentoongesteld wordt. Anderen rtfcf 0- lende kreten overstemmen het gebul- grijpt zijn schipper bij de buis en be- der van de zee en het gehuil van de wind. De goeden weten in allerijl wat proviand mee te nemen. Tweederden van de opvarenden bereiken een eiland je. Ook Pelsaert de wanhopige. Hij rent nerveus rond met onder zijn arm een kistje juwelen geklemd. Het brandt hem in de zij. Hij wil weer terug en gaat naar de Batavia. Hij vertrouwt nie mand meer. Maar als Jaeobszoon hem komt waarschuwen voor de chaos op het eiland, laat hij zich toch weer over halen en slaagt erin orde op zaken te stellen. De wind wordt harder en har der. Op het wrak zijn nog zeventig op varenden, waaronder Jeronimus. Ze hokken angstig bijeen, drijfnat. Hun positie is uiterst gevaarlijk. Enorme grondzeeën vallen over hen heen. Po gingen van de commandeur en de schipper om hen te redden mislukken. Tenslotte slaagt een der van hen er in aan de verdrinkingsdood te ont snappen en op zelfgemaakte vlotten het eiland te bereiken. Maar als hun dat lukt is Pel saert er al van door. Hijzelf heeft willen blijven, wakend over het ge teisterde bezit dat hem door de VOC was toevertrouwd. Francois Pelsaert bottelarij. De drank is hün en zij laten 7J t~5 - die rijkelijk vloeien. Hun woeste, lal- tiiiiiiiimiiiitiiiuiiiiiimiHiiiiHiitiiiiiHiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii genoeg een voorspoedige tocht. Met schipper Janszoon aan het roer bereikt de sloep de Straat Soenda en wordt op de 3e juli gepraaid door het Hollandse jacht Saerdam, waarmee in de volgende dagen Batavia wordt bereikt. Daar gaan Jaeobszoon en andere opstandigen meteen in de boeien en wordt de Saerdam uitgerust om de schipbreukelingen op te halen en te zien wat er nog uit het ruim van de Bata via te redden valt. Het jacht nadert langzaam maar zeker de Houtman- rocks, waar zich intussen vreselijke ta ferelen hebben afgespeeld. Jeronimus, de schurk, heeft daar duchtig huisge houden. Met enkele kornuiten in het kwaad voegt hij zich bij de 180 schip breukelingen op het eilandje en maakt daar meteen gemene zaak. 250 man. Te veel monden om te voeden. En op een donkere nacht slaan Jeronimus en van de schipper wordt tenslotte de spons gehaald, als zijn grote tegenspe ler, de commandeur Pelsaert plotseling aan zijn ziekte bezwijkt. Adriaen bereikt nog het vaderland, waar men de les van de Batavia ter harte neemt. Vrouwen aan boord is een onding en de grote heren van de Compagnie schrijven: „Alle ellende op het onge lukkige schip Batavia heeft zijn be ginoorzaak gevonden in onenigheden tussen de commandeur en de schip per op grond van vrouwenkwesties. Wij behoren ernstig te overwegen, of het wel geraden is vrouwen en vooral on- gehuwden uit te zenden, want aan boord veroorzaken zij grote „diffiden- tiën" en eenmaal in Indië trekken wij in het minst geen voordeel van haar, maar berokkenen zij de Compagnie slechts zorgen en schade. Onze bedoe ling was het „stabiliseren van een eerliJcke Colonie tot Batavia" en wij bereikten slechts een „periculeuze kostelijcke" toestand en grote „de- bausohie" onder de burgerije". HAYE THOMAS WiiinitHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiHiiiii De Pinguïns van Pinguinstad, met tekst van Gabv BaWner en illustra ties van Gerhard Oberland er (Uitg. Servire Den Haag). Onderwerp is het pinguïn-echtpaar Pingo en Pinga. Voor dé kleintjes. De poort in de muur, door Margua- rite de Angefe. (Uitg. ten Brink Amsterdam). Een verhaal tstt het lSe-eeuwse Enge land over een kreupele zoon van een edelman (10 jaar en ouder). Het vliegende ledikant, door Mary Norton. (Uitg. ten Brink Am sterdam). Drie kinderen maken kennis met ene juffrouw Prijs, die voor heks stu deert (812 jaar). Nieuwe avonturen van Belfloor en Bonnevu, door A. D. Hi id ebrand. (Uitg. Arbeiderspers Amster dam). Deze twee reuzen-broers beleven weer van alles (8—12 jaar). Twee nieuwe Kern-pockets voor de jeugd: Het geheimzinnige hos, door Els Pel- grom (no. 53). Een jongen en een meisje gaan op zoek naar de toverstaf van een ge storven tovenaar om daarmee de in dieren veranderde mensen te bevrij den (8 jaar en ouder). Dirk, de jonge watergeus, door Brigid Knight (no. 54). De elfjarige Dirk wordt samen met de door hem geredde hond Hector betrokken in de strijd tegen de Span jaarden (8 jaar en ouder). De Zwarte Hengst-reeks (uitg. Ten Brink Amsterdam): Het Mysterie van Black s vader (no. 9). Black, de zwarte hengst en Flame (no. 10). Voor oudere jongens weer twee nieuwe „paarden'-boekjes van Walter Farcy. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiimiimiiiiiiimmiiiiHi Dr. Jozef Janssens heeft een uit voerig onderzoek ingesteld naar wat hij in de titel van een om vangrijk boek noemt „De mariale persoonlijkheid van Jacob van Maerlant" (uitgave De Nederlandsche Boekhandel, Antwerpen, 1963; uitgeverij H. Nelissen, Bilthoven; 31,50). Hij beschouwt in zijn geschrift de werken van de middeleeuwse auteur in het licht van Van Maerlants Mariacul- tus. Aan het eigenlijke onderzoek gaat vooraf een inleiding over het leven van Van Maerlant. Dr. Janssens zegt hierin, dat oude stellingen aan het wankelen gebracht werden en dat nieuwe hypothe sen werden opgebouwd. Het wachten is echter nog steeds op een definitieve oplossing van het Van Maerlant-pro- bleem, meent hij. In de praktijk van zijn betoog echter en Janssens zegt dit met evenzoveel woorden neemt hij als grondslag van zijn korte levens schets de opvattingen van J. Noterdae- me. Voor het eigenlijke onderzoek over de „mariale persoonlijkheid" is overigens niet van zoveel belang welk standpunt men in deze inneemt Na deze inleiding worden (in drie delen) onderzocht het theologisch as pect van de Marialeer, het liturgisch aspect en het menselijk aspect. Telkens eerst voor wat betreft de opvattingen en verschijningsvormen tot aan Van Maerlants tijd, daarna die van Van Maerlant. Dit alles uitermate systema tisch opgezet en gedetailleerd gemoti veerd en gedocumenteerd. Voor wat de theologische opvattingen betreft blijkt Van Maerlant zijn tijd vooruit en gaat hij verder dan de scho lastieken; als zodanig neemt hij niet alleen een uitzonderlijke plaats in zijn lijd in maar is hij tevens een zelfstan dig vertolker van het Mariageloof en de Mariadevotie van zijn tijd. Voor wat de liturgische uitingen met betrekking tot Maria betreft, is hij veeleer de getuige van zijn tijd: men kon echter met betrekking tot dit aspect, dat hoofdzakelijk over historische fei ten en werkelijkheden handelt, ook moeilijk baenbrekende uitspraken verwachten. Opvallend is dat de middeleeuwse vroomheid, zoals die tot uiting kwam in de toenma lige Marialuturgie, nagenoeg vol ledig Van Maerlants werk terug aspect behoren ook voorafbeeldingen van Maria zoals die werden opgenomen in de Marialiturgie. Ten aanzien hier van meent dr. Janssens, dat in dit op zicht Van Maerlant blijk geeft van een bijzondere originaliteit, volledige veel zijdigheid, grote rijkdom aan diepte en opvattingen. Alleen het persoonlijk ta lent van de auteur, zijn grote gods vrucht en menselijkheid urmen deze opvattingen verklaren. In het derde deel (het menselijk as pect) worden het duivelsproces en de Marialegenden behandeld zoals zij bij Van Maerlant voorkomen. Dit aspect gaf Van Maerlant uiteraard minder ge legenheid een eigen persoonlijke visie tot uitdrukking te brengen. Dit boek is uit de aard van de zaak allereerst van belang voor de kennis van de middeleeuwse vroomheid, maar levert bovendien een belangrijke bij drage tot onze kennis van bepaalde as pecten van Van Maerlants letterkundig werk. G. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 13