Nadien: geen vrouwen meer aan boord
Gruwelijker en opwindender
dan muiterij op de Bounty
mm
En kisten vol dukaten
verdwenen in de golven
mmm
mÊM
ft
1 iNihn-r--,
EATERD&G n nrm tm
MM
pill
HlSPPii
- i
ft6 Spexx' "5 ft. difte ft
Nieuwe boeken
voor de jeugd
Van Maerlant
rAGINA 13
Geen pardon voor de moordenaars, rebellen en muiters. Hun zwijgzame tongen worden met grote
ioortastendheid „losgemaakt". Gestrekt op het rad, hangend aan de handen en steeds zwaardere ge
wichten onder de voeten. Het waren slechts enkele middelen zoals deze afbeelding toont.
Zesendertig zeemijlen uit de Australische westkust rijzen een
aantal rotsachtige eilandjes op uit de lange deining van de
Indische Oceaan. Kale, armoedige plekjes land, omringd door
een woeste schuimende branding, onvermoeibaar beukend op de
scherpe rotspunten en riffen die hier groot gevaar opleveren voor
de scheepvaart. Ooit zijn zij ontdekt door Frederik Houtman, broer
van Cornelis, de grote leider van de eerste geslaagde Indië-tocht.
Op een of andere manier hebben deze eilandjes een wonderlijke
greep gehad op onze maritieme geschiedenis, want veel meer bekend
dan door Houtmans ontdekking, zijn zij door het afschuwelijk drama
van de Batavia, een trotse, rijk beladen Amsterdamse Oost-Indië-
vaarder, die hier in de eerste week van juni 1629 is vergaan. Een
oud en bijna ongelooflijk verhaal dat nu plotseling nieuw leven is
ingeblazen door de recente vondsten van een stel Australische
duikers. Zij ontdekten een zeventiende-eeuws wrak en brachten als
bewijsstukken een bronzen kanon, een sluitstuk en een schede boven
de woeste golven uit. De kenners hebben die vondsten uitvoerig
bestudeerd, de plaats van het wrak vergeleken met alle gegevens.
Hun conclusie luidde: de Batavia, het schip dat hier met vele dui
zenden guldens en kostbare koopwaar op de rotspunten werd open
gereten en tenslotte naar de harde zeebodem is weggezonken.
Ma-A
~G -V
mmm
v
eiland der schipbreukelingen,
onder leiding van de corrupte
Haarlemse ex-apotheker Jeroni
mus Corneliszoon. Honderdvijfen
twintig mannen, vrouwen en kin
deren worden op beestachtige
wijze afgemaakt.
Mémmmm
Ha de bekentenis het vonnis. Eerst het afhakken van de beide handenen dan hangen aan het koord,
tot de dood er op volgt.
kwam om met de Batavia mee te
zeilen, maar later, als opvolger
van Jan Pieterszoon Coen, de laat
ste rebellen volgens de regels der
kunst ter dood liet brengen.
HET DRAMA VAN DE NABIJ
AUSTRALIË WEERGEVONDEN
KOOPVAARDER „BATAVIA"
A»"' -
si
misbaar en ook de anderen kan hij nodig
hebben. Hjj stelt de eerste maatregelen
uit. En dat succes wordt beneden in de
verblijven gevierd. De fles gaat er rond
en de boeven slaan zich hard op de
knieën. Hun zware schorre lachen
schallen over de „boog", het hekwerk
achter de srote mast...
Voort zeilt de Batavia. Met satan en
het noodlot als blinde passagiers over
een verbazend willige zee. Het schip,
met in de ruimen negen geldkisten met
gouden dukaten en rijke handelswaar,
loopt vlot op de Australische westkust
aan. Maar Pelsaert is somber en zwijg
zaam. Hij mompelt tegen zichzelf in de
kajuit en komt zo min mogelijk aan
dek. Hij voelt zich ziek en ellendig en
verlangt naar het einde van deze reis.
Op de avond van de derde juni, op Pink-
- -sfej-vseSfe
sehuldigt hem van grote onachtzaam
heid. Maar Adriaen Jaeobszoon rukt
zich los en lacht nem uit „Ik lag niet
in de kooi. Ik heb niet geslapen. Ik
hield goede wacht: de uitkijk was op
zjjn post. Ik heb die schuimranden
trouwens wel degelijk gezien en Hans
de bosschieter nog gevraagd wat die
wittigheid beduiden kon. Maar hij be
weerde bij hoog en bij laag dat het
spiegeling van de maan was. Op zijn
goede ogen heb ik mij verlaten". „Jij
stommeling", roept de commandeur uit,
„wat staat ons nu te doen?" Adriaen
blijkt niet in het minst uit het veld te
zijn geslagen. ,,Daft is God alleen be
kend", antwoordt hij bedaard. „Wij zit
ten blijkbaar op een onbekend rif, mis
schien wel op de uiterste punt daarvan.
Als het nu maar vloeden wil, komen
bezwijkt voor sterke aandrang en nu
zeilt hij met dertig bevaren maats
in de grote open sloep weg. terwijl
de branding dondert over het wrak
met de zeventig schipbreukelingen
en op het eilandje 180 mannen, vrou
wen en kinderen hongeren en dorst
lijden. Het eilandje. Pelsaert wil de
mensen zeggen dat hij hulp gaat halen,
maar de sloepgenoten houden hem
daar met geweld van af. Zezullen
u nooit laten gaan, heer, is hun mo
tivering. Het nieuws wordt de schip
breukelingen meegedeeld in een brief,
die onder in een broodtonnetje wordt
geschoven. Pelsaert vaart naar het
vasteland. Mlaar hier landen is een
moeilijke zaak. Klippen en rotspar-
partijen versperren hun de weg. Als
ze eindelijk land bereiken, ontmoeten
zij wilden die op handen en voeten
rondrennen en vreemde „katten die
grote sprongen maken en buidels
hebben". Kangoeroes dus in werke
lijkheid. Ze voeden zich met wat krab
ben en drinken regenwater, dat in
uithollingen van de rotsen is achter
gebleven. Voor het overige biedt
„Zuydtland" geen perspectief. De
mannen besluiten dit „vervloeekte"
land te verlaten en proberen Java te
bereiken.. En dat wordt wonderlijk
de zijnen toe. 126 schipbreukelingen,
waaronder de vrouwen en kinderen,
worden gewurgd, onthoofd of doodge
stoken. Slechts enkelen weten zwem
mend te ontsnappen van wat zij noe
men „Batavia's kerkhof" en bereiken
't eilandje van Wobbe Hayes, een
eerlijk en rechtschapen man die zich
hier met enkele getrouwen ophoudt en
de aanvallen van Jeronimus afslaat, er
zelfs in slaagt de grote schurk gevan
fen te nemen. Met de komst van de
aerdam breekt het einde van de moor
denaars en de rebellen aan. Pelsaert
laat er geen gras over groeien. De ke
rels gaan in de ijzers. Eerst wordt zo
veel mogelijk van de verloren buit ge
red. Want de ware aard van de Com
pagnie verloochent zich niet. Indische
duikers zijn behulpzaam. Het is een
hele toer om de door het zeewater aan
elkaar geklitte dukaten los te krijgen.
Laken, Saai en Serge wordt opgevist,
zwart geworden klatergoud, vaten
Spaanse wijn en kisten tafelzilver.
Dan volgt de bloedwraak, wordt
rechtgesproken. De Saerdam is er op
uitgerust. Zij die niet willen praten,
worden gedwongen. Vet tussen de rin
gers dat wordt aangestoken, aan de han
den ophangen met gewichten onder de
voeten, een trechter door de mond tot
-• «r'rM
Een bronzen kanon, waarop het wa
pen van Amsterdam, een sluit
stuk en een schede. Drie kleine
en betrekkelijk onbelangrijke stuk
jes uit een geheel, dat zoals gezegd
een uiterst bewogen verhaal oplevert.
Een verhaal van zilte romantiek, cor
ruptie en duivelse wreedheden. Destijds
Is het in geuren en kleuren aan het
volk doorverteld. Thans ligt het ver
scholen in stoffige scheepvaartarchie
ven. In de vergetelheid gedrukt door
xovele andere opwindende gebeurtenis
sen ter zee. die in later tijd de volle
aandacht voor zich opeisten. Maar nu
in Perth de vondsten zijn aangekomen,
de in Nederland geboren C. de Heer,
verbonden aan de universiteit van West-
Australië, een onderzoek heeft ingesteld
en zich uitvoerig door de duikers heeft
laten inlichten omtrent de aard en ver
schillende kenmerken van het wrak,
komt langzaam maar zeker ook de kei
harde werkelijkheid van deze geschie
denis weer boven water. C. de,Heer,
die een speciale studie heeft gemaakt
van de schepen der Oost-Indische Com
pagnie, sprak van de Batavia. En met
een was het, alsof hij het magere,
ziekelijke gezicht van de commandeur
Francois Pelsaert, van huis uit een
koopman uit Antwerpen, met heel zijn
fletse oogopslag voor zich zag. Geen
krachtfiguur die gezagvoerder van de
Batavia. Geen echte zeeman ook. Maar
wel een trouw en listig dienaar van de
Compagnie, een willig werktuig in de
ijzeren handen van Jan Pieterszoon
Coen, de meedogenloze gouverneur-ge
neraal in de twintiger jaren van de ze
ventiende eeuw. Dan het ruwe en ronde
gezicht van Adriaen Jaeobszoon uit
Burgerdam, zonder twijfel wèl een man
met zout in zijn bloed, maar hij liet
ln die heldere en rustige maannacht
van de vierde juni het schip op de rot
sen lopen. Onkunde of wraak op zijn
commandeur, die hij haatte uit de grond
van zijn hart? Wie zal het zeggen. In
ieder geval was het Adriaen Jacobs-
aoon die in een kleine open sloep met
de commandeur Pelsaert en enige an
deren van West-Australië naar Java
zeilde. Ruim 1300 lange zeemijlen. Ka
pitein William Bligh van de Bounty
zeilde in een open sloep van Tafao
naar Timor over een afstand van 3618
mijlen. Inderdaad een krachttoer die
meer aanspreekt, maar wij die de
boeiende en klassieke Bounty-story ado
reren hebben in het Batavia-verhaal
een eigen, geduchte concurrent, die zo
nodig voor nóg meer zilte romantiek
kan zorgen en wiens roerige bemanning
te leder geval de muiters van Fletcher
Christian op het gebied van onbeschoft
heid en kwaadaardigheid verre m de
Schaduw stelde.
Oktober 1628. Drukte op .de rede
van Texel. De weg naar Indie
is al aardig druk bevaren. De
Verenigde Oost-Indische Com
pagnie heeft de kinderziekten ,yeJ~
Werict en begint haar vleugels uit te
aan met vele mogelijkheden. De
epen die in het vaderland terug-
ren met rijke lading bewijzen dat.
heren besluiten er maar
flinke vloot op uit te sturen,
bewapende koopvaarders
ïiding van Jacob Specx. Die
wordt in gereedheid gebracht.
Zin van het rijke en
Amsterdam gaat dat veel
Specx is nog lang niet
toe, als bij Texel de
bijdrage al onder zeil
ataivia van Pelsaert, de
van Isaac van Swaens-
en het snelle jacht de Assen-
het gezag van de koop
man Vied?, Een tocht vol problemen
en voi ontberingen is begonnen. De
eerste etappe naar Kaap d© Goede
Hoop wordt direct ai een zeer moei
lijke. De Dordrecht verliest het con
tact en zo zeilen alleen de Batavia
en de Assendelft samen, die hier hun
anker laten vallen. Pelsaert laat zich
meteen naar de wal roeien om bij de
Hottentotten vee te kopen. En dan
wordt eigenlijk meteen de basis voor
de ondergang gelegd.
Onder de driehonderd opvarenden van
de Batavia bevinden zich zo'n 33 vrou
wen en kinderen, allen bestemd om zich
in Oost-Indië te vestigen. De bevallige
Lucretia Jansdochter is er een van, op
weg naar haar man de onderkoopman
Boudewijn van de Mijlen. Schipper Ja
eobszoon kan geen oog van haar afla
ten. Een gevaarlijk spelletje van koket
terie vangt aan. En Lucretia speelt het
meesterlijk. Zij brengt de ronde Adriaen
Jaoobszocxn het hoofd op hol en deze
zoekt nu duidelijk toenadering. Maar
dat gaat Lucretia toch te ver en zij
trekt zich schielijk terug. Razend is
Adriaen uit Durgerdam. Hij beent
woedend over het dek, schopt wild naar
de scheepsjongen en gaat op de kam
panje ijsberen. Maar is Lucretia dan
onwillig, haar kleine beweeglijke dienst
bode Swaentje toont zich toeschietelij
ker en staat de schipper geen enkele
toenadering in de weg. Dan wordt het
feest. Drinken, zingen en dansen.
Adriaen heeft er plezier in. Het kan
hem allemaal niets meer schelen. Hij
faat met Swaentje en de corrupte on-
erkoopman Jeronimus Corrteliszoon,
een ex-apotheker uit Haarlem, de wal
op. Hij laat het schip op de gevaarlijke
rede aan zijn lot over. Van de wal gaat
het naar de Assendelft voor een stevige
slok en vervolgens even oplopen aan
boord van de hier eveneens geankerde
Buren. Adriaen is nu door het dolle
heen, trapt tegen tafels en stoelen en
slaat de roemers met wijn omver. Kort
om hij misdraagt zich vreselijk en dat
alles komt natuurlijk de commandeur
Pelsaert ter ore. In de grote kajuit,
achteruit op de Batavia, waar heel het
aureool van de Oost-Indië-vaarders is
samengebundeld, komt de grote uitbran
der en wordt een ernstige correctie in
het vooruitzicht gesteld. Dit laatste
straks bij de strenge Coen in Batavia.
En dat is bepaald geen prettig vooruit
zicht. Woedend stapt de schipper de ka
juit uit. De intrigant Jeronimus wacht
hem op en lacht sarcastisch. „Wacht
maar", steunt de schipper, „bij God
als er hier geen andere schepen lagen,
zou ik die commandeur zo afdrogen, dat
hfl in geen week uit de kooi kon ko- De afschuwelijke moord op het
men. Maar wacht maar vriendje, als
wij buiten zijn en van de andere sche
pen afgedwaald, dan zal ik mijn eigen
meester worden".
MUImtmrnmiM
De muiterij dreigt. Een plan dat sud
dert in de breinen van talrijke oproe
rige bemanningsleden. In hun benauw
de stinkende verblijven wordt het uit
voerig besproken. Maar de laatste be
slissende aanzet ontbreekt nog. De Ba
tavia zeilt gezwind voor de wind uit,
het galjoen vooruit soms diep wegdui
kend in de rollers, met telkens flarden
van fonkelwit schuim hoog er over
heen. Toch komen er nieuwe moeilijk
heden. Als de schone Lucretia op de
avond van de veertiende mei aan dek
een luchtje schept, wordt zij plotseling
van achteren beetgepakt, ernstig mis
handeld en van top tot teen in de teer
en de v uiligheid gezet. Dit bekende dek-
spelletje heeft het gewonnen van het
pian om haar door een handige bek
kensnijder een paar japen over de bei
de wangen te geven, zodat zij voor haar
verdere leven is getekend. Maar de ge
volgen zijn niet minder ernstig. De zie
ke Pelsaert komt woedend uit zijn kooi
en stelt een scherp onderzoek in. De
schuldigen worden ontmaskerd en zul
len straks in Indië niet veel kans meer
hebben. En dat is nu juist wat Adriaen
Jaeobszoon en in het bijzonder Jeroni
mus de grote intrigant, willen.
Met de dood voor ogen zjjn de schuldi
gen aan hen gebonden. Zij zullen doen
wat zij willen. Als Pelsaert hen nu maar
in de boeien wil sluiten, dan moet je
maar eens zien hoe de zaak losbarst.
Maar Pelsaert aarzelt. De navigatie is
zijn grote zwakke punt. Hjj weet het.
Een man als Adriaen is voor hem on-
nilMtllllllHIIIIMIIIIIIIIIIHinillllllllIlHtllllllllllllllliflHIHIIIII
sterdag, moet hij zelf weer vroeg naar
kool. De ziekte die hem kwelt, misselijk
maakt en hoofdpijnen bezorgt, is terug-
fekeerd. Boven zich hoort hij de har-
e, lompe voetstappen van Adriaen Ja
eobszoon die de wacht heeft, en het
valse fluitje van de roerganger. Ze zijn
hem. kwaad gezind. Sommigen haten
hem zelfs. Pelsaert weet het. Een heldere
nacht die Pinksternacht. De maan
werpt een zilveren schijnsel op de vre
dige deining en de hemel is bezaaid
met sterren. Een pittig briesje valt in
de zeilen en het touwwerk kraakt rit
misch met de zeegang.
Pelsaert slaapt rustig. En het plot
seling schudden en stoten van het
schip jaagt hem doodschrik op
het lijf. Hij stormt naar buiten de
kampanje op. En in één oogopslag ziet
hij het drama voor zich. De Batavia,
onder volle zeilen, muurvast aan de
grond, temidden van woelige sehuim-
wallen, andere ondieptes dus. En met
een steekt ook de wind de kop op, zet
nu fel aan vanuit het zuidwesten. Hij
begint te huilen in het want. Pelsaert
wei los. Be zal gauw een anker
brengen, misschien winden wij
het schip er nog wel af..." Maar in-
plaats van vloed wordt het eb. Ka
nonnen en andere zware stukken wor
den overboord gezet. Het mag niet ba
ten. De Batavia is verloren. Het schip
kraakt en scheurt op de rollers van de
branding. Aan dek vallen de mensen
over elkaar heen. Op de been blijven
is onmogelijk. Pelsaert gilt en springt
in het rond. Hjj laat de grote mast
kappen, wat wellicht het slingeren doet
afnemen. Een maatregel die mislukt. De
mast komt half op het dek terecht
een warwinkel nu van rondhout, zeil
en touwwerk. Van boord gaan, dat is
duidelijk. Schipper Adriaenszoon, die
met dé sloep een eerste verkennings
tocht maakt, ontdekt op drie zeemijlen
afstand, twee rotsachtige eilandjes. De
ontscheping begint. De mensen worden
overgezet. Maar plotseling begint het
schip te knallen en te breken. De be-
buiten
aan de slokdarm toe en dan veel wa
ter er door... Er wordt gesproken nu.
Zelfs door de grootste onwilligen. De
schuld van Jeronimus en zijn kornui
ten komt vast te staan en de straffen
liegen er dan ook niet om. Op het ei
land worden de galgen opgericht. Het
eerst voor Jeronimus en de grootste
boeven. Hun worden om te beginnen
de beide handen afgehakt en daarna
moeten zij de ladders op, waar boven
in de strop wacht. Zonder berouw
klimt Jeronimus omhoog. „Wraak,
wraak", krijst hij. „Straffen met de
koorden, datter dood naer volgt". Acht
man vinden op het eiland hun einde.
Twee schurken worden onderweg nog
op een kannibaleneilandje afgezet en in
Batavia, waar Jacobs Specx inmiddels
de macht van Coen heeft overgenomen,
volgt de definitieve afrekening. Een Ja
cob Pieterszoon wordt er geradbraakt
..van onderen opwaerts", waarna zijn
lichaam tentoongesteld wordt. Anderen
rtfcf 0-
lende kreten overstemmen het gebul-
grijpt zijn schipper bij de buis en be- der van de zee en het gehuil van de
wind. De goeden weten in allerijl wat
proviand mee te nemen. Tweederden
van de opvarenden bereiken een eiland
je. Ook Pelsaert de wanhopige. Hij
rent nerveus rond met onder zijn arm
een kistje juwelen geklemd. Het brandt
hem in de zij. Hij wil weer terug en
gaat naar de Batavia. Hij vertrouwt nie
mand meer. Maar als Jaeobszoon hem
komt waarschuwen voor de chaos op
het eiland, laat hij zich toch weer over
halen en slaagt erin orde op zaken te
stellen. De wind wordt harder en har
der. Op het wrak zijn nog zeventig op
varenden, waaronder Jeronimus. Ze
hokken angstig bijeen, drijfnat. Hun
positie is uiterst gevaarlijk. Enorme
grondzeeën vallen over hen heen. Po
gingen van de commandeur en de
schipper om hen te redden mislukken.
Tenslotte slaagt een der van hen er
in aan de verdrinkingsdood te ont
snappen en op zelfgemaakte vlotten het
eiland te bereiken.
Maar als hun dat lukt is Pel
saert er al van door. Hijzelf heeft
willen blijven, wakend over het ge
teisterde bezit dat hem door de VOC
was toevertrouwd. Francois Pelsaert
bottelarij. De drank is hün en zij laten 7J t~5 -
die rijkelijk vloeien. Hun woeste, lal-
tiiiiiiiimiiiitiiiuiiiiiimiHiiiiHiitiiiiiHiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiii
genoeg een voorspoedige tocht. Met
schipper Janszoon aan het roer
bereikt de sloep de Straat Soenda en
wordt op de 3e juli gepraaid door het
Hollandse jacht Saerdam, waarmee
in de volgende dagen Batavia wordt
bereikt.
Daar gaan Jaeobszoon en andere
opstandigen meteen in de boeien en
wordt de Saerdam uitgerust om de
schipbreukelingen op te halen en te zien
wat er nog uit het ruim van de Bata
via te redden valt. Het jacht nadert
langzaam maar zeker de Houtman-
rocks, waar zich intussen vreselijke ta
ferelen hebben afgespeeld. Jeronimus,
de schurk, heeft daar duchtig huisge
houden. Met enkele kornuiten in het
kwaad voegt hij zich bij de 180 schip
breukelingen op het eilandje en maakt
daar meteen gemene zaak. 250 man. Te
veel monden om te voeden. En op
een donkere nacht slaan Jeronimus en
van de schipper wordt tenslotte de
spons gehaald, als zijn grote tegenspe
ler, de commandeur Pelsaert plotseling
aan zijn ziekte bezwijkt. Adriaen bereikt
nog het vaderland, waar men de les
van de Batavia ter harte neemt.
Vrouwen aan boord is een onding
en de grote heren van de Compagnie
schrijven: „Alle ellende op het onge
lukkige schip Batavia heeft zijn be
ginoorzaak gevonden in onenigheden
tussen de commandeur en de schip
per op grond van vrouwenkwesties. Wij
behoren ernstig te overwegen, of het
wel geraden is vrouwen en vooral on-
gehuwden uit te zenden, want aan
boord veroorzaken zij grote „diffiden-
tiën" en eenmaal in Indië trekken wij
in het minst geen voordeel van haar,
maar berokkenen zij de Compagnie
slechts zorgen en schade. Onze bedoe
ling was het „stabiliseren van een
eerliJcke Colonie tot Batavia" en wij
bereikten slechts een „periculeuze
kostelijcke" toestand en grote „de-
bausohie" onder de burgerije".
HAYE THOMAS
WiiinitHiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiHiiiii
De Pinguïns van Pinguinstad, met
tekst van Gabv BaWner en illustra
ties van Gerhard Oberland er
(Uitg. Servire Den Haag).
Onderwerp is het pinguïn-echtpaar
Pingo en Pinga. Voor dé kleintjes.
De poort in de muur, door Margua-
rite de Angefe. (Uitg. ten Brink
Amsterdam).
Een verhaal tstt het lSe-eeuwse Enge
land over een kreupele zoon van een
edelman (10 jaar en ouder).
Het vliegende ledikant, door Mary
Norton. (Uitg. ten Brink Am
sterdam).
Drie kinderen maken kennis met ene
juffrouw Prijs, die voor heks stu
deert (812 jaar).
Nieuwe avonturen van Belfloor en
Bonnevu, door A. D. Hi id ebrand.
(Uitg. Arbeiderspers Amster
dam).
Deze twee reuzen-broers beleven
weer van alles (8—12 jaar).
Twee nieuwe Kern-pockets voor de
jeugd:
Het geheimzinnige hos, door Els Pel-
grom (no. 53).
Een jongen en een meisje gaan op
zoek naar de toverstaf van een ge
storven tovenaar om daarmee de in
dieren veranderde mensen te bevrij
den (8 jaar en ouder).
Dirk, de jonge watergeus, door Brigid
Knight (no. 54).
De elfjarige Dirk wordt samen met
de door hem geredde hond Hector
betrokken in de strijd tegen de Span
jaarden (8 jaar en ouder).
De Zwarte Hengst-reeks (uitg. Ten
Brink Amsterdam):
Het Mysterie van Black s vader (no.
9).
Black, de zwarte hengst en Flame
(no. 10).
Voor oudere jongens weer twee
nieuwe „paarden'-boekjes van Walter
Farcy.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiNiiiimiimiiiiiiimmiiiiHi
Dr. Jozef Janssens heeft een uit
voerig onderzoek ingesteld naar
wat hij in de titel van een om
vangrijk boek noemt „De mariale
persoonlijkheid van Jacob van Maerlant"
(uitgave De Nederlandsche Boekhandel,
Antwerpen, 1963; uitgeverij H. Nelissen,
Bilthoven; 31,50).
Hij beschouwt in zijn geschrift de
werken van de middeleeuwse auteur in
het licht van Van Maerlants Mariacul-
tus. Aan het eigenlijke onderzoek gaat
vooraf een inleiding over het leven van
Van Maerlant. Dr. Janssens zegt hierin,
dat oude stellingen aan het wankelen
gebracht werden en dat nieuwe hypothe
sen werden opgebouwd. Het wachten
is echter nog steeds op een definitieve
oplossing van het Van Maerlant-pro-
bleem, meent hij. In de praktijk van zijn
betoog echter en Janssens zegt dit
met evenzoveel woorden neemt hij
als grondslag van zijn korte levens
schets de opvattingen van J. Noterdae-
me. Voor het eigenlijke onderzoek over
de „mariale persoonlijkheid" is overigens
niet van zoveel belang welk standpunt
men in deze inneemt
Na deze inleiding worden (in drie
delen) onderzocht het theologisch as
pect van de Marialeer, het liturgisch
aspect en het menselijk aspect. Telkens
eerst voor wat betreft de opvattingen
en verschijningsvormen tot aan Van
Maerlants tijd, daarna die van Van
Maerlant. Dit alles uitermate systema
tisch opgezet en gedetailleerd gemoti
veerd en gedocumenteerd.
Voor wat de theologische opvattingen
betreft blijkt Van Maerlant zijn tijd
vooruit en gaat hij verder dan de scho
lastieken; als zodanig neemt hij niet
alleen een uitzonderlijke plaats in zijn
lijd in maar is hij tevens een zelfstan
dig vertolker van het Mariageloof en de
Mariadevotie van zijn tijd.
Voor wat de liturgische uitingen met
betrekking tot Maria betreft, is hij
veeleer de getuige van zijn tijd: men kon
echter met betrekking tot dit aspect,
dat hoofdzakelijk over historische fei
ten en werkelijkheden handelt, ook
moeilijk baenbrekende uitspraken
verwachten. Opvallend is dat de
middeleeuwse vroomheid, zoals die
tot uiting kwam in de toenma
lige Marialuturgie, nagenoeg vol
ledig Van Maerlants werk terug
aspect behoren ook voorafbeeldingen
van Maria zoals die werden opgenomen
in de Marialiturgie. Ten aanzien hier
van meent dr. Janssens, dat in dit op
zicht Van Maerlant blijk geeft van een
bijzondere originaliteit, volledige veel
zijdigheid, grote rijkdom aan diepte en
opvattingen. Alleen het persoonlijk ta
lent van de auteur, zijn grote gods
vrucht en menselijkheid urmen deze
opvattingen verklaren.
In het derde deel (het menselijk as
pect) worden het duivelsproces en de
Marialegenden behandeld zoals zij bij
Van Maerlant voorkomen. Dit aspect
gaf Van Maerlant uiteraard minder ge
legenheid een eigen persoonlijke visie
tot uitdrukking te brengen.
Dit boek is uit de aard van de zaak
allereerst van belang voor de kennis
van de middeleeuwse vroomheid, maar
levert bovendien een belangrijke bij
drage tot onze kennis van bepaalde as
pecten van Van Maerlants letterkundig
werk.
G. K.