„Ik breng de naam Geesink
eens over heel de wereld"
Tien ambachten, geen ongelukken
Drie seriesdrie
maal anders
Johnny Hoes
FUR SIE
The Ripchords - kunnen meer -
Veres Lajos
SACHA DISTEL:
NIET „GROOTS
Fats en Domino
Peter Koelewijn
AT T.F.EN BEART HAALT HET
Lichte
muze
Kussen sparen
Continental hits
- allegaartje -
- sfeervol -
- bravour -
- voor wie
- imitatie -
- levensvreugde -
Liturgische week
kalender
ZATERDAG 29 JUNI 1963
Chansons
99
X. 'i
„Holland-promenade": Amsterdam.
De heer Joop Geesink is, zoals
iedereen weet, de schepper van
een droomwereld, die hij „Dolly-
wood" heeft genoemd. En zoals
iedereen wel kan vermoeden is dat ach
ter I gezien een daad geweest, die niet
zonder lucratieve gevolgen is gebleven.
De heer Geesink vindt dat kennelijk een
heel gewoon samengaan. Hij is een crea
tief mens en een zakelijk mens, voor
zover hij al niet creatief in het zake
lijke of als u wilt zakelijk in het
creatieve is. Neem zijn laatste project:
de „Holland Promenade". Dat is een
zaak waar toch wel een slordige twin
tig miljoen mee is gemoeid. Maar nie
mand zal kunnen ontkennen dat de fan
tasie het creatieve er mede de
grondslag van is. Maar daarover straks.
De heer Geesink een duidelijk waar
neembare vijftiger, met een gebruind
gelaat waarin bijna stralend grijs-blau
we ogen en met een goed-getimede
lach heeft een verleden achter de
rup- dat, dunkt mij, welhaast tot een
climax als deze die van de „Hol
land Promenade" dus móest leiden.
Maat laat hij dat zelf vertellen, zoals
hij het ons deed, rijdend in een wel
geschapen „Buick" van Amsterdam
naar Valkenswaard.
„Ik ben in Den Haag geboren. Ik
ging er naar de Mulo, maar werd daar-
van na twee jaar verwijderd onadat ik
alleen maar tekende en voor de rest
de boel aan het lachen maakte. Mijn
vader was bij de Stafmuziek van de
Koninklijke Militaire Kapel en daar zal
het wel van gekomen zijn, dat ik toen al
was gecharmeerd van uniformen en
showbusiness. Althans nam ik een baan
tje aan als piccolo in een Haags hotel.
Dat bleef ik een half jaar. Daarna ging
ik naar een uitgeverij, waar een Indo
nesische dichter aan het hoofd stond.
Ik moest er enveloppen likken en daar
hield ik zo'n rare smaak in mijn mond
van over. Vervolgens kwam ik terecht
bij de „Nederlandsche Omroep Vereni
ging", waar Guus Weitzel procurist-om-
roeper was en waar mensen werkten
als Tom Schreurs, Albert van Raalte,
jean-Louis Stuurop en Pissuisse. Ik was
er krullejongen en als zodanig mocht
ik soms wat lichten bedienen, wat ik
verschrikkelijk belangrijk vond. Toen ik
dat een poosje gedaan had, suggereer
de mijn vader mij dat ik wel eens
naar zee zou kunnen gaan. Een paar
weken later zat ik als duvelstoejager
op een vrachtschip naar Australië. Ik
kwam terecht bij een ruw, maar God
vrezend volkje. En ik deed in die tijd
wel wat mensenkennis op, maar ik
kwam volkomen verwilderd terug. Zo
dat ik mijn moeder moest beloven dat
ik het nooit weer zou doen. Ik werd
facturist op een kantoor, waar ik zeven
of acht maanden meer op dan in map
pen tekende. Met mijn brutaliteit maak
te ik echter nog promotie ook. Ik werd
assistent-boekhouder bij een fabriek van
kippevoer. Maar toen ik weg ging, moes
ten ze extra ipensen aannemen om de
boel weer op orde te brengen. Dat was
het einde van mijn administratieve loop
baan.
Ik ging even tekenen bij een decora
tie-schilder in Den Haag, die mij het
vorstelijke salaris van 2.50 per week
uitbetaalde. Ik maakte er schetsen van
lichtreclames. Met zeer veel bravour
lukte het mij als deoorateur aangesteld
te worden bij een groot warenhuis in
Dordrecht voor 15 per week. Toen
kwam Jan v. d. Weg. Hij zei: „Ik bied
je een rijksdaalder méér." Jan v. d.
Weg was een artiest. Hij droeg een flu
welen jasje en een strik. Ik dus ook een
fluwelen jasje en een strik. Ik heb het
een half jaar uitgehouden en ik kreeg
nooit salaris, maar wél lachten wij veel.
Totdat de bom barstte en Jan v. d.
Weg naar de cliché-fabriek werd geroe
pen om daar zijn schulden bij te wer
ken. Ik zat weer zonder.
Mijn vader zei: „Ik zie het al, het
wordt met jou twaalf ambachten, der
tien ongelukken". Maar die twaalf heb
ik nooit gehaald, wèl tien. Ik heb op dat
moment overigens de, ik mag wel zeg
gen historische, woorden gesproken:
„Ik breng de naam Geesink nog eens
over de liele wereld."
Goed. Ik heb wat later mijn hospita
zo gek gekregen dat ik een caricatuur
van mijzelf op haar raam mocht zet
ten en daaronder: „Joop Geesink, re
clametekenaar". Dat was het begin van
mijn zelfstandigheid. Binnen twee dagen
had ik twee man personeel. Een ervan
betaalde my een rijksdaalder per week
toe. Dat was een jongen, wiens moeder
bij de sollicitatie had gezegd: „Hier,
als je hem in Godsnaam maar néémt."
Naderhand gingen de zaken beter
en kon ik mijn personeel op mijn beurt
best betalen. Maar op een gegeven mo
ment ontdekte ik, dat ik dit vak eigen
lijk niet écht wilde. Ik had meer de
show-business op het oog. Ik had een
vrij aardige stem. Maar natuurlijk trof
ik weer de verkeerde relaitie. Die heette
George. George had een enorme ban
jo maar dat was dan ook zijn enige be
zit. Met hem en zes anderen hebben
wij toen een band gevormd. En ik heb,
bij gebrek aan 'n microfoon ik heb een
echte microfoon-stem toen nog in een
resonerende teil staan zingen: „The grea
test mistake of my life". Ik schilderde
een verschrikkelijk groot decor als ach
tergrond. Maar op de beslissende avond
was de hele band zoek. Behalve George.
Wij hebben het toen niet opgegeven,
maar wij hebben weer een nieuwe band
gevormd. Ik zou dus zingen, maar Geor
ge zou zó hard op zijn banjo trommelen
dat niemand mij kon horen.
Dat ging dus goed. Maar op een
avond na veel rondjes zei George: „Die
man daar, met dat vette haar dat
had ik toen nog zingt wat u maar
wilt". Dat was niet waar, want ik kon
eigenlijk maar één lied goed. Iets uit
„De Jantjes". Toevallig zaten er nogal
wat matrozen in de zaal en vroegen op
verzoek om dat chanson. Maar toen
zette de band weer te hoog in en ik
heb het niet gehaald. Toen was ook dat
engagement weer gecanceld. Naderhand
heb ik het nog wel eens met zingen ge
probeerd en ik bewaar bijvoorbeeld een
heel weemoedige herinnering aan „Ho
me on the ranche". Dat zirag ik trou
wens nog wel eens als ik in the mood
ben Het personeel wéét dat van de
baas en het personeelsblad heet dus ook
„Home on the ranche".
Maar goed. Na dat échec met George
ben ik on hangende pootjes terugge
keerd naar Dordrecht. En korte tijd la
ter heb ik samen met mijn broer Wim
een zaak opgezet aan het Spui in Den
Haag, een reclamebedrijf, in die tijd
kreeg ik mijn eerste contacten met de
echte artistenwereld: Bob Peeters van
de Nationale Revue en Lou Bandy. Toen
moest ik onverhoeds acht maanden ku
ren. En dat heeft mijn hele leven ver
anderd. Terwijl ik op mijn ziekbed lag
werd mijn zaak gelikwideerd. Maar ia
tekende veel voor de Nationale Revue.
Bob Peeters en Hou Bandy kwamen
mij opzoeken, wat ik erg aardig vona,
en ik kon ze een heel boek vol tekenin
gen iaten zien. Op een goede dag ik
had nog anderhalve maand te liggen
kwam Peeters wéér en hij zei: „Ik
kom je helemaal beter maken, als je
er uit komt maak je eerst mijn revue
en daarna ga je naar Parijs".
Ik kwam er uit en maakte „Zoek de
zon op", „Schep vreugde in het leven"
en nog zowat. Ik werkte ook in Pa
rijs en ontwikkelde daar een stijl, die
uniek voor ons, in Holland, was. De
Metro Goldwyn Mayer" riep mij te
rug naar Nederland; ik schilderde ge
velreclames voor films als „Quay des
Brumes" en „Hotel du Nord',' ik ging
werken voor Snip en Snap en langzamer
hand werd ik de grootheid voor cos-
tuum en decor. Ik heb nog voor Laseur
gewerkt.
Daarnaast had ik een reclame-bureau
met o.a. de Spoorwegen als klant. Daar
maakte ik eens een boekje voor een
„flip-over'Tqx Bovd enetaoin eny
en als je er in bladerde kon je een
poppetje zien bewegen. Dat wou er wel
in. Althans ze kwamen naar mij toe en
zeiden: „Kun je daar geen tekenfilm
over maken. Inmiddels had ik Marten
Toonder in de zaak en Otto van Neyen-
hoff, Paul Keizer en Lou de Hartogh.
Zo ontstond onze eerste tekenfilm. „Pi-
rus Peddelaar" heette die. Maar ik ben
een drie-dimensionaal mens kijk me
maar an en het twee-dimensionale
beviel mij helemaal niet. Toonder en ik
verenigden ons: hij het twee-dimensio
nale, ik het drie-dimensionale. Ik begon
aan de poppen. Dat ging zo. Er kwam
eens een van onze jongens naar mij toe
met een poppetje in de hand. Hij zei:
„Kijk eens, dat kan bewegen". Ik zei:
„Gut, jongen, dat is het".
Mijn eerste poppenfilm heette „Sere-
nata Nottuma". Daar zat nu werkelijk
mijn laatste cent in. Wij zijn er toen
mee naar Eindhoven gegaan. Naar
Philips. Naar Sdes Numan, mijn vriend i
Sies. Ze hebben ons een poosje laten dar
ren, maar toen kochten ze die film voor
8000 gulden. Ik had tóen nog
nooiit duizend guldens bij elkaar gezien.
Ook kregen we een nieuwe opdracht.
Zo is „Dollywood" begonnen.
Kort na de bevrijding werd ik art
director van het Amerikaanse leafe-
centre in België. Op een dag kwam mijn
baas, captain Robert Wilcox naar Am
sterdam en toen heb ik het een beetje
versierd. Ik dacht: ik moet iets aparts
doen en ik hing in de hall van mijn wo
ning een groot bord op „Welcome to
Robert Wilcox". Ik nam hem mee naar
Volendam en slaagde er in dat bord
ook daar ergens opgehangen te krijgen.
Robert Wilcox was zó getroffen dat hij
mijn salaris meteen met 1000 Belgische
francs per week verhoogde. Ik ging dus
naar Brussel en leefde er een mooi
leventje. Binnen een week was het zo
dat ik bij mijn eigen zaak bestellingen
kon doen en ik heb nooit veel hoeven
nadenken over het vaststellen van de
prijzen. Op een gegeven moment plaat
ste de captain een bestelling bij my voor
een half miljoen ansichtkaarten met op
de achterzijde gedrukt: „Darling, ik
kom spoedig terug" of zoiets. Meteen
werd het hele leafe-centre opgedoekt
en ik bleef alleen achter met de onbe-
taalde rekening. Ik keerde dus weer te
rug naar Amsterdam en ging eens naar
mijn zaak kijken." 1
De heer Geesink heeft kennelijk goed
(uit) gekeken, want eenieder weet dat 1
zijn „Dollywood" een zaak met wereld
faam is. En zij heeft dan ook bijkanto-
ren of althans vertegenwoordigingen in
New York, Engeland, Rome, Duitsland
Parijs en Skandinavië. In de Cinetone-
studio's aan de Duivendrechtse kade
werden tot op heden veertien a vijftien
honderd films vervaardigd in duur va
riërende van een half uur tot twintig
seconden. Nóg tekent de heer Geesink
ook zelf. Hij zegt: „Als ik op reis ga
kom ik altijd terug met een hele tas 1
vol outfits. Ik dénk nog steeds met pot-
lood en papier en ik ben helemaal
visueel ingesteld".
De heer Geesink stichtte de „Star-
film", die onder meer de produktie had
van de „Willem Parel"-film; geen bril-1
jant succes, maar nochtans zal „Star- c
film" binnenkort naar de omzet gere-
kend groter zijn dan „Dollywood".
En nu dus de „Holland-Promenade".1
De heer Joop Geesink zegt:
„Kjjk eens, ik zit nu zo'n twintig jaar
in die reclamefilms. Dat brengt in zeke-
re zin een creatieve verzadiging met zich
mee. Bovendien heb ik mij omringd
met uitstekende krachten aan wie je 1
zeer veel kunt delegeren. Dat moet ook,
want als ik er niet meer ben moeten de
zaken voort blijven gaan en per slot 1
van rekening voel ik heel goed, dat ik
responsable ben voor de mensen die bij
mij werken. Ik houd natuurlijk de super
visie, maar inmiddels kom je wel te
zitten met wat vrije tijd. Sommigen gaan 1
dan vissen of zeilen maar daar houd
ik nu eenmaal niet van. En toen heb
ik mij afgevraagd „Wat zou ik nu
eens in Holland kunnen doen?" Zo ben
ik tot dat idee van de „Holland Pro
menade" gekomen. Dat wordt om het
zo eens uit te drukken de Story van
Holland in drie dimensies. Wil je eten
op het Binnenhof, dan eet je op het
Binnenhof. Paling eten in Volendam?
Goed, paling eten in Volendam. Maar
er komt ook een element van education
in. Ik zet ergens een authentieke haring-
logger neer en binnen kun je dan kij
ken naar een exhibition over de haring
vangst. En die olie-jongens komen bij
voorbeeld met hun ja-knikkers. Ik breng
het zoals het is. Sommige mensen, dat
heb ik wel gehoord, zijn bang voor
kitsch. En dat kan ik wel een beetje
begrijpen. Maar één ding heb ik in die
twintig jaar geleerd: je kunt alleen maar
geld maken met het brengen van kwali
teit. Mijn {toppen hebben een wereld
reputatie en dacht u nou dat ik die met
de Holland-Promenade in de waagschaal
ga stellen? Ik trek topartisten en top
architecten aan, wnnt ik ga het zélf
niet doen. Ik houd alleen de supervisie,
ik beu de ideeënman. Dit wordt mijn le
venswerk".
De heer Geesink is kennelijk bezeten
van zijn nieuwe idee. En over zijn ver- j
leden vertelt hij met een rustig, behaag
lijk soort humor, maar de toekomst j
windt hem op. Zijn toekomst is de „Hol-
land Promenade".
„Ik kan er ieder jaar wat nieuws
voor bedenken", zegt hij met gretig en
thousiasme. „Maar ik heb een hele hoop j
geduld. En natuurlijk moet ik de ge-
meente Amsterdam méé hebben en een
deur open hebben bij de industrie, maar
binnen vier jaar is de zaak wel in kan-
nen en kruiken. Ik heb al een brief j
uit Rotterdam gehad: je maakt van ons
toch niet het Dorp aan de Rivier? Dat
is natuurlijk onzin, Rotterdam komt wel
degelijk aan zijn trekken".
En dan zegt hij, bijna voor zichzelf:
uitmompelend: „Zo zie je, het begon
met knaken en via de honderdjes en
duizendjes ben ik nou beland bij de I
miljoenen".
Wij zijn in Valkenswaard. De heer
Geesink stapt uit en staande op de
trappen die toegang geven tot de Wil
lem H-fabrieken lacht hij mij nog even
stralend toe. 1
Die lach heeft iets jongensachtigs.
HERMAN HOFHUIZEN
JOOP GEESINK
Van de Franse
markt is er ook weer
nieuws. Op één uit
zondering na, een
nieuwe plaat van Guy Béart, niet zo
overweldigend nieuws overigens. Een
roodharig meisje, Sheila genaamd, kijkt
U verwachtingsvol van de platenhoes
aan en vraagt: „Dites moi si j'ai fait
des progrésHet is haar tweede
„disque" (Philips Medium 432.866 BE).
Zii zingt wel enkele aardige liedjes
iiiiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiii
Johnny Hoes, de man van het pre
tentieloze liedje, de smartlap en
de geheide meezinger, heeft vele
vrienden en vijanden. Vast staat
dat hij in tien jaar meer platen heeft
verkocht dan menig gerenommeerde
platenster en dat zyn naam onverbre
kelijk verbonden is met enige haast
„nationale" songs. Maar Johnny Hoes
is meer dan zanger alleen, hij is ook
tekstdichter, uitgever, muziekhandelaar,
talentenontdekker en organisator. Op
Philips P 600 352 R, een in een bijzon
dere hoes uitgegeven 33% toeren
plaat, legt hy van al deze kwaliteiten
verantwoording af. Johnny Hoes pre
senteert er „Tien jaar Limburgse suc
cessen nr. 2". Hij zingt zelf en laat
anderen zingen. Mensen die hij heeft
ontdekt, mensen die zijn liedjes zingen,
mensen die hij in hun muziekloopbaan
heeft gesteund. Het is een vreemd al
legaartje geworden.- Een ouderwetse
polka van een accordeonduo verdrijft
het slotaccoord van een kwijnend lied
je over Moeders Graf. Het eerbare
„Loeënde klokke" staat op dezelfde
kant als het wat gewaagde „Strip tease
baby" Men moet er van houden. Een
greep uit de medewerkende artiesten:
Frits Rademacher, de „Wilmari's",
de „Zangeres zonder Naam" en het
Harmonioa duo SóhrieM en Hupperts.
Tophit van deze langspeelplaat: „Och
was ik maar bij moeder.."
In de Philips „Musik Für Sie" is thans
een opname uitgebracht van de ballet
groep van de befaamde balletleider Igor
Moissejew, die hier enkele jaren geleden
zo'n groot succes heeft gehad. Hoewel
de aangekondigde Russische Volkstanze
weinig oorspronkelijk zijn, kan men toch
genieten van heerlijke, sfeervolle mu
ziek, vertolkt door een orkest onder
leiding van Samson Galperin. Men
i hoort onder meer bruisend de Bulba, de
Polianka en een Moldavische Suite waar
in men allerlei bekende thema's onder
scheidt.
Het eerste nu: mer
van de RCA-lang-
speler LPM-2611 heet
„This could be the
start of something".
Inderdaad, het zóu
het begin kunnen zijn
van iets bijzonders,
iets groots, „something big", zoals Steve
Aliens song verder zegt. Niet gek ge
vonden, maar het blijft bij een veron
derstelling, want zó opzienbarend is de
30 cm-LP „From Paris with love" nu
ook weer niet. Wel wat opvallend:
twaalf Amerikaanse songs (van be
faamde mannen als Gershwin, Berlin,
Hammerstein-Rodgers en Porter), ge
zongen door een Fransman, Sacha
Distel.
Sacha is een begenadigd gitarist die
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiitiiiiiiii
zoals „L'école est finie", een twistje
met geestige tekst, dat echter niet zo
tot zijn recht krant en de Franse versie
van „Hotel Happiness" („Le Ranch de
mes rêves"). Dat zijn dan van de vier
nummers op deze EP de meest ge-
sla gde. Deze Sheila durft wel haai
mond open te zetten, maar het is niet
steeds even melodieus wat zij ten ge
hore brengt. Begeleiding en zangstem
zyn niet goed uitgebalanceerd. Jam
mer voor Sheila.
Beter gaat het Guy Béart af op zyn
negende plaat in de Philips Medium
Serie (432.887 BE). Maar deze jonge
talentvolle zanger heeft dan ook al
enkele jaren zijn kracht bewezen. Hij
maakt bijna al de liedjes, die hy
zingt, zelf. Anderhalve week geleden is
hij nu ook op het Nederlandse televi
siescherm aan het zingen geweest. Zyn
platen beleven reeds enkele jaren een
enorme opgang. Zyn wat hoogliggen
de, enigszins gesluierde stem is heel
apart, zyn voordracht rustig en gelijk
matig. „Dans les journaux" en „Fille
d'aujourd'hui" zijn meesterlijke lied
jes. Vooral het eerste. Daarin vertelt
hij een beetje triest over wat er zo
allemaal in de kranten aan lief en leed
verschijnt. De spiegel van het leven
toont op het papier, dat geduldig is, de
mens in zijn intieme relaties, in zijn ge
weld en in zyn liefde.
Haalt Guy Béart hier op Medium
zijn negende plaat, hij wordt door een
andere beroemdheid uit eigen land
overtroffen: Johnny Halliday. Die is al
aan zijn elfde serie toe, even wild en
soms even huilerig als op voorgaande
platen. Alleen in ,Des Bras en Croix",
een eenvoudig, tamelijk rustig liedje,
laat de Franse twistkoning iets anders
horen. De Franse versie van „When
my little baby is smiling" is ook nog
te genieten, maar voor de rest gaan de
versterkers open en tracht hij boven een
orgie van trillende snaren nog iets dui
delijks te doen. (Philips Medium
432.908 BE).
Meer populair en niet direct be
stemd voor een archief van
authentieke volksmuziek-pla-
ten, maar toch zeer aantrekke
lijk is de plaat; Zigeuner-feest, no. 1;
Veres Lajos en zijn zigeunerorkest.
(Philips 433 148 PE). Deze 45-toeren
plaat laat wervelende poestaklanken
binnen ons bereik rollen, meeslepende
muziek uit Roemenië en Hongarije. Ro
mantische muziek ook. De primus Ve
res Lajos, die al in 1935 met ons land
kennismaakte, er vaak vertoefde en er
ook nu nog een naam heeft te verlie
zen, speelt op deze plaat van de Do-
naulanden, soms zwaarmoedig en me
lancholiek, dan weer vurig en driftig,
met grote intervallen en trillende csér-
das. Hij speelt voor iedereen. Je moet
de bravourstukjes, die hij met zijn
viool uit haalt even laten voor wat ze
zijn, gezegd kan worden dat hij je weet
mee te slepen in een zeer eigen aan-
sprekelyke muziek. De ideale (kleine)
combinatie voor dit genre, viool, cym
balo, piano en contra-bas, die een ty
pische klankkleur opbouwt in een
voortdurende muzikale beweging, is op
deze plaat uitstekend tot haar recht ge
komen. Voor wie niet in de gelegen
heid is langs de Donaulanden te rei
zen is deze plaat een interessant muzi
kaal reisbureau. Zowel een Friss als
een Dobri csardas kan men er op be
luisteren. En ook het geliefde en door
Veres Lajos persoonlijk fraai geïnter
preteerde Dïna.
iiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit
Zondag 30 juni: 4e zondag na Pinksteren;
eigen Mis; credo; pref. v. d. H. Drie-
eenheid groen
Maandag: Feest van het Allerkostbaarst
Bloed van Onze Heer Jesus Christus; eigen
Mis; credo; pref. v. h. H. Kruis róód-
Dinsdag: O.L. Vrouw Visitatie; eigen Mis;
2e geb. H.H. Processus en gez.; credo;
pref. v. d. H. Maagd Maria —wit—
Woensdag: H. Irenaeus, bisschop-martelaar;
eigen Mis rood
Den Bosch; H. Bumoldus, bisschop-marte
laar; Mis Sacerdotes Dei; 2e geb. H. Ire
naeus rood
Breda; Alle heilige bisschoppen van Breda;
eigen Mis; 2e geb. H. Irenaeus wit
Donderdag: Mis v. d. zondag (Utrecht: 2e
geb. overbrenging H. Martinus) groen—
Vrijdag: H. Antonius Maria Zaccaria, be
lijder; eigen Mis witofwel vanwege
Eerste Vrijdag: Votiefmis ter ere v. h. H.
Hart; 2e geb. H. Antonius wit
Zondag 7 juli: 5e zondag na Pinksteren;
eigen Mis; (Den Bosch: 2e geb. Zoete
Lieve Vrouw van Den Bosch); credo;
pref. v. d. H. Drie-eenheid groen
Het leek het oude liedje. Twee on
bekende Amerikaanse jongens
met een guitaar. Er komen er
in deze twistzieke tijd zoveel
naar voren. Er is immers bij het haast
dolgeworden tienerspubliek geld mee
te verdienen. Het werd echter een com
plete verrassing. Phil Steward en Ernie
Bringas kunnen er wat van. De muzi
kaliteit zit in hun vingers, dat hoor je
by de eerste aanslag. Phil Steward
niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii
De donkere, fraai-harige Marijke
Hofland maakt opeen toch wel
lieve melodie propaganda voor
het kussen sparen, hetgeen een
nieuw geluid is. „Duizend kussen houd
ik apart. Ik spaar ze voor hem". Die
„hem" kan geen jongen zyn met een
vet-leren jas. De melodie wil het niet
en evenmin de tekst. Hy zal een Ivan-
hoe, een prins en in ieder geval de
„held van haar dromen" zyn.
Doch groot is de teleurstelling als
men, de plaat omdraaiend, kénnis
maakt met de droomprins. Marijke
stelt hem hikkend en twistend voor als
„Johnny". Het is geen hoofse, eerder
een roof-ridder. Hij is niet verschenen
op haar party, heeft haar alleen gela
ten en dit niet om een schaakbord te
roven, een draak te doden of een reus
te vellen. Waarschijnlijk lekte de knal-
pijp van zijn zesdehands brommer.
Marijke Hofland - 't Is m'n party; Ik
spaar ze voor hem (Fontana VF
278 055)
begon dam ook in het Ralph Carmi-
chael Choir en voor de TV in Los Ange
les. Met zijn oude vriend van de High
School Emie Bringas vormt hy nu het
duo The Ripchords, dat met „Here I
stand" en „Karen" in een slag naam
maakte. Helaas zijn zij toch weer de
eerste de beste keer gezwicht voor de
tieners. Het zijn twee twistnummers.
Maar zij kunnen meer, dat bewijzen
juist die twistnummers. Zij hébben een
eigen geluid, een eigen stijl, hoe pril
hun loopbaan ook is, zy zyn verder dan
vele anderen. Het „Here I stand"
(CBS CA 281 173) zet niet alleen de
tieners in vuur en vlam. Bij „Karen"
zwijgen hun stemmen en klinken alléén
hun guitaren.
Het is natuurlijk heel gemakkelijk
om van de roem van een ander
te profiteren door hem te imi
teren. Het is alleen niet hele
maal correct. Het is ook ronde wanneer
je tijdens de imitatie bewijst ook zelf
kwaliteiten te bezitten die niet helemaal
tot hun recht kunnen komen. Dat is
bijvoorbeeld het geval met „Fats and
his cats", een Duitse zanger met een
combo, die niet alleen de- voornaam
van de grote Fats Domino heeft overge
nomen, maar hem in zijn eerste plaatje
ook een lied toezingt dat hij voor de
publiciteit bovendien nog „Mr. Domi
no" (Funckler SI 42.747) noemt. Moeten
wy het allemaal serieus nemen? Laat
de Duitse Fats iets origineels brengen,
al lijkt zijn stem ook nog zoveel op
de grote „Domino".
in de jaren dat hy vedettes als Juliette
Greco begeleidde poogde van hen de
kunst af te horen om het zelf ook eens
met zingen te gaan proberen. Dat is
hem niet altijd onverdienstelijk afge
gaan evenals trouwens zijn vrij fre
quent en nogaleens geruchtmakend har-
tenbreken. Speciaal voor de vrouwelijke
luisteraars in de Angelsaksische lan
den nu dan twaalf overbekende, rit
mische lovesongs, gearrangeerd door
Ray Ellis en door diens orkest begeleid.
Kopen? Och, Sacha heeft xen sympa
thieke, mannelijke stem en zingt daar
mee pittig, met, waar nodig, de vakkun
dig toegediende dosis romantische bra
vour. Maar dezelfde songs zijn in een
aantal betere uitvoeringen allang op de
plaat vastgelegd we noemen alleen
Sinatra maar en om nu alléén op
dat overigens wel charmante accentje
af te gaan... Goede amusementsmuziek
biedt „From Paris with love" ongetwij
feld, maar „something big", neen, daar
komt nog wel iets meer voor kijken.
Utels van nummers die ons het best
zijn bevallen: „Let's do it", „From
this moment on", „Cheek tot cheek"
en „Baby, it's cold outside".
Peter Koelewyn en zyn Rockets
waren in Nederland bij de eer
ste die de Amerikaanse rock en
twistrage serieus namen, er
ook brood in zagen voor het vaderland
se tienerpubliek en dat er ook mee
verdienden. Nu kan men over Peter
denken wat men wil, hij heeft in ieder
geval een goed gevoel voor wat er on
der zijn gehoor leeft en waar hy zijn
voordeel mee kan doen. Bovendien, zijn
liedjes verraden een geronde levens
opvatting, vol eerlijk plezier en hij is
met zo dweepziek als sommige ande
ren. Pas van de pers is van hem
„Speel die dans" en „Doe, Caramba,
de Bossanova" (Decca FM 264 504),
zelf gemaakte, speelse liedjes die hun
weg wel zullen vinden.
De stem van Caterina Valente is
reeds in vele toonaarden bezon
gen. De critici van alle conti
nenten staken de loftrompet over
deze veelzijdige artieste en haar lied
jes voor al die continenten. Haar positie
in de wereld van de lichte muziek is
even uniek als onaantastbaar. Haar stem
reikt niet alleen over de geografische
grenzen, zij overschrijdt ook die van de
eigen persoonlijkheid van ieder van de
inwoners om daar een diepe indruk
achter te laten. Zo verging het ons ten
minste bij het luisteren naar haar
nieuwste langspeelplaat „Great Conti
nental Hits" (Decca LK 4508), waarop
zy, begeleid door niemand minder dan
Stanley Black an zijn orkest, een se
lectie van zestien Europese topnum-
mers van de laatste jaren vereeuwigd
heeft. Allen dragen zij het stempel van
Valente, die zelf haar keuze bepaalde,
op zich al garantie voor succes. Het is
een contrastrijke plaat geworden, maar
toch volkomen evenwichtig. „If you go"
„Volare" van Modugno, „I wish you
love" van Trenet, net prachtige,,Au
tumn leaves", „April in Portugal"
„How wonderful to know", „If you
love me"; onze greep is willekeurig,
maar hieruit alleen al blijkt de veelzij
digheid van dit kind van het circus.
Hoe groot de mogelijkheden van haar
kunde zyn bewijst ook nog eens het
single-tje Decca 19408 met „Samba dl
ima nota" en „Corcovado". Zuidameri
kaans, met een stuntje aan het begin
van de plaat. Kortom, twee platen die
de roem van Valente een nog grotere
allure zullen geven.
JOOP GEESINK: