„Ik breng de naam Geesink eens over heel de wereld" Tien ambachten, geen ongelukken Drie seriesdrie maal anders Johnny Hoes FUR SIE The Ripchords - kunnen meer - Veres Lajos SACHA DISTEL: NIET „GROOTS Fats en Domino Peter Koelewijn AT T.F.EN BEART HAALT HET Lichte muze Kussen sparen Continental hits - allegaartje - - sfeervol - - bravour - - voor wie - imitatie - - levensvreugde - Liturgische week kalender ZATERDAG 29 JUNI 1963 Chansons 99 X. 'i „Holland-promenade": Amsterdam. De heer Joop Geesink is, zoals iedereen weet, de schepper van een droomwereld, die hij „Dolly- wood" heeft genoemd. En zoals iedereen wel kan vermoeden is dat ach ter I gezien een daad geweest, die niet zonder lucratieve gevolgen is gebleven. De heer Geesink vindt dat kennelijk een heel gewoon samengaan. Hij is een crea tief mens en een zakelijk mens, voor zover hij al niet creatief in het zake lijke of als u wilt zakelijk in het creatieve is. Neem zijn laatste project: de „Holland Promenade". Dat is een zaak waar toch wel een slordige twin tig miljoen mee is gemoeid. Maar nie mand zal kunnen ontkennen dat de fan tasie het creatieve er mede de grondslag van is. Maar daarover straks. De heer Geesink een duidelijk waar neembare vijftiger, met een gebruind gelaat waarin bijna stralend grijs-blau we ogen en met een goed-getimede lach heeft een verleden achter de rup- dat, dunkt mij, welhaast tot een climax als deze die van de „Hol land Promenade" dus móest leiden. Maat laat hij dat zelf vertellen, zoals hij het ons deed, rijdend in een wel geschapen „Buick" van Amsterdam naar Valkenswaard. „Ik ben in Den Haag geboren. Ik ging er naar de Mulo, maar werd daar- van na twee jaar verwijderd onadat ik alleen maar tekende en voor de rest de boel aan het lachen maakte. Mijn vader was bij de Stafmuziek van de Koninklijke Militaire Kapel en daar zal het wel van gekomen zijn, dat ik toen al was gecharmeerd van uniformen en showbusiness. Althans nam ik een baan tje aan als piccolo in een Haags hotel. Dat bleef ik een half jaar. Daarna ging ik naar een uitgeverij, waar een Indo nesische dichter aan het hoofd stond. Ik moest er enveloppen likken en daar hield ik zo'n rare smaak in mijn mond van over. Vervolgens kwam ik terecht bij de „Nederlandsche Omroep Vereni ging", waar Guus Weitzel procurist-om- roeper was en waar mensen werkten als Tom Schreurs, Albert van Raalte, jean-Louis Stuurop en Pissuisse. Ik was er krullejongen en als zodanig mocht ik soms wat lichten bedienen, wat ik verschrikkelijk belangrijk vond. Toen ik dat een poosje gedaan had, suggereer de mijn vader mij dat ik wel eens naar zee zou kunnen gaan. Een paar weken later zat ik als duvelstoejager op een vrachtschip naar Australië. Ik kwam terecht bij een ruw, maar God vrezend volkje. En ik deed in die tijd wel wat mensenkennis op, maar ik kwam volkomen verwilderd terug. Zo dat ik mijn moeder moest beloven dat ik het nooit weer zou doen. Ik werd facturist op een kantoor, waar ik zeven of acht maanden meer op dan in map pen tekende. Met mijn brutaliteit maak te ik echter nog promotie ook. Ik werd assistent-boekhouder bij een fabriek van kippevoer. Maar toen ik weg ging, moes ten ze extra ipensen aannemen om de boel weer op orde te brengen. Dat was het einde van mijn administratieve loop baan. Ik ging even tekenen bij een decora tie-schilder in Den Haag, die mij het vorstelijke salaris van 2.50 per week uitbetaalde. Ik maakte er schetsen van lichtreclames. Met zeer veel bravour lukte het mij als deoorateur aangesteld te worden bij een groot warenhuis in Dordrecht voor 15 per week. Toen kwam Jan v. d. Weg. Hij zei: „Ik bied je een rijksdaalder méér." Jan v. d. Weg was een artiest. Hij droeg een flu welen jasje en een strik. Ik dus ook een fluwelen jasje en een strik. Ik heb het een half jaar uitgehouden en ik kreeg nooit salaris, maar wél lachten wij veel. Totdat de bom barstte en Jan v. d. Weg naar de cliché-fabriek werd geroe pen om daar zijn schulden bij te wer ken. Ik zat weer zonder. Mijn vader zei: „Ik zie het al, het wordt met jou twaalf ambachten, der tien ongelukken". Maar die twaalf heb ik nooit gehaald, wèl tien. Ik heb op dat moment overigens de, ik mag wel zeg gen historische, woorden gesproken: „Ik breng de naam Geesink nog eens over de liele wereld." Goed. Ik heb wat later mijn hospita zo gek gekregen dat ik een caricatuur van mijzelf op haar raam mocht zet ten en daaronder: „Joop Geesink, re clametekenaar". Dat was het begin van mijn zelfstandigheid. Binnen twee dagen had ik twee man personeel. Een ervan betaalde my een rijksdaalder per week toe. Dat was een jongen, wiens moeder bij de sollicitatie had gezegd: „Hier, als je hem in Godsnaam maar néémt." Naderhand gingen de zaken beter en kon ik mijn personeel op mijn beurt best betalen. Maar op een gegeven mo ment ontdekte ik, dat ik dit vak eigen lijk niet écht wilde. Ik had meer de show-business op het oog. Ik had een vrij aardige stem. Maar natuurlijk trof ik weer de verkeerde relaitie. Die heette George. George had een enorme ban jo maar dat was dan ook zijn enige be zit. Met hem en zes anderen hebben wij toen een band gevormd. En ik heb, bij gebrek aan 'n microfoon ik heb een echte microfoon-stem toen nog in een resonerende teil staan zingen: „The grea test mistake of my life". Ik schilderde een verschrikkelijk groot decor als ach tergrond. Maar op de beslissende avond was de hele band zoek. Behalve George. Wij hebben het toen niet opgegeven, maar wij hebben weer een nieuwe band gevormd. Ik zou dus zingen, maar Geor ge zou zó hard op zijn banjo trommelen dat niemand mij kon horen. Dat ging dus goed. Maar op een avond na veel rondjes zei George: „Die man daar, met dat vette haar dat had ik toen nog zingt wat u maar wilt". Dat was niet waar, want ik kon eigenlijk maar één lied goed. Iets uit „De Jantjes". Toevallig zaten er nogal wat matrozen in de zaal en vroegen op verzoek om dat chanson. Maar toen zette de band weer te hoog in en ik heb het niet gehaald. Toen was ook dat engagement weer gecanceld. Naderhand heb ik het nog wel eens met zingen ge probeerd en ik bewaar bijvoorbeeld een heel weemoedige herinnering aan „Ho me on the ranche". Dat zirag ik trou wens nog wel eens als ik in the mood ben Het personeel wéét dat van de baas en het personeelsblad heet dus ook „Home on the ranche". Maar goed. Na dat échec met George ben ik on hangende pootjes terugge keerd naar Dordrecht. En korte tijd la ter heb ik samen met mijn broer Wim een zaak opgezet aan het Spui in Den Haag, een reclamebedrijf, in die tijd kreeg ik mijn eerste contacten met de echte artistenwereld: Bob Peeters van de Nationale Revue en Lou Bandy. Toen moest ik onverhoeds acht maanden ku ren. En dat heeft mijn hele leven ver anderd. Terwijl ik op mijn ziekbed lag werd mijn zaak gelikwideerd. Maar ia tekende veel voor de Nationale Revue. Bob Peeters en Hou Bandy kwamen mij opzoeken, wat ik erg aardig vona, en ik kon ze een heel boek vol tekenin gen iaten zien. Op een goede dag ik had nog anderhalve maand te liggen kwam Peeters wéér en hij zei: „Ik kom je helemaal beter maken, als je er uit komt maak je eerst mijn revue en daarna ga je naar Parijs". Ik kwam er uit en maakte „Zoek de zon op", „Schep vreugde in het leven" en nog zowat. Ik werkte ook in Pa rijs en ontwikkelde daar een stijl, die uniek voor ons, in Holland, was. De Metro Goldwyn Mayer" riep mij te rug naar Nederland; ik schilderde ge velreclames voor films als „Quay des Brumes" en „Hotel du Nord',' ik ging werken voor Snip en Snap en langzamer hand werd ik de grootheid voor cos- tuum en decor. Ik heb nog voor Laseur gewerkt. Daarnaast had ik een reclame-bureau met o.a. de Spoorwegen als klant. Daar maakte ik eens een boekje voor een „flip-over'Tqx Bovd enetaoin eny en als je er in bladerde kon je een poppetje zien bewegen. Dat wou er wel in. Althans ze kwamen naar mij toe en zeiden: „Kun je daar geen tekenfilm over maken. Inmiddels had ik Marten Toonder in de zaak en Otto van Neyen- hoff, Paul Keizer en Lou de Hartogh. Zo ontstond onze eerste tekenfilm. „Pi- rus Peddelaar" heette die. Maar ik ben een drie-dimensionaal mens kijk me maar an en het twee-dimensionale beviel mij helemaal niet. Toonder en ik verenigden ons: hij het twee-dimensio nale, ik het drie-dimensionale. Ik begon aan de poppen. Dat ging zo. Er kwam eens een van onze jongens naar mij toe met een poppetje in de hand. Hij zei: „Kijk eens, dat kan bewegen". Ik zei: „Gut, jongen, dat is het". Mijn eerste poppenfilm heette „Sere- nata Nottuma". Daar zat nu werkelijk mijn laatste cent in. Wij zijn er toen mee naar Eindhoven gegaan. Naar Philips. Naar Sdes Numan, mijn vriend i Sies. Ze hebben ons een poosje laten dar ren, maar toen kochten ze die film voor 8000 gulden. Ik had tóen nog nooiit duizend guldens bij elkaar gezien. Ook kregen we een nieuwe opdracht. Zo is „Dollywood" begonnen. Kort na de bevrijding werd ik art director van het Amerikaanse leafe- centre in België. Op een dag kwam mijn baas, captain Robert Wilcox naar Am sterdam en toen heb ik het een beetje versierd. Ik dacht: ik moet iets aparts doen en ik hing in de hall van mijn wo ning een groot bord op „Welcome to Robert Wilcox". Ik nam hem mee naar Volendam en slaagde er in dat bord ook daar ergens opgehangen te krijgen. Robert Wilcox was zó getroffen dat hij mijn salaris meteen met 1000 Belgische francs per week verhoogde. Ik ging dus naar Brussel en leefde er een mooi leventje. Binnen een week was het zo dat ik bij mijn eigen zaak bestellingen kon doen en ik heb nooit veel hoeven nadenken over het vaststellen van de prijzen. Op een gegeven moment plaat ste de captain een bestelling bij my voor een half miljoen ansichtkaarten met op de achterzijde gedrukt: „Darling, ik kom spoedig terug" of zoiets. Meteen werd het hele leafe-centre opgedoekt en ik bleef alleen achter met de onbe- taalde rekening. Ik keerde dus weer te rug naar Amsterdam en ging eens naar mijn zaak kijken." 1 De heer Geesink heeft kennelijk goed (uit) gekeken, want eenieder weet dat 1 zijn „Dollywood" een zaak met wereld faam is. En zij heeft dan ook bijkanto- ren of althans vertegenwoordigingen in New York, Engeland, Rome, Duitsland Parijs en Skandinavië. In de Cinetone- studio's aan de Duivendrechtse kade werden tot op heden veertien a vijftien honderd films vervaardigd in duur va riërende van een half uur tot twintig seconden. Nóg tekent de heer Geesink ook zelf. Hij zegt: „Als ik op reis ga kom ik altijd terug met een hele tas 1 vol outfits. Ik dénk nog steeds met pot- lood en papier en ik ben helemaal visueel ingesteld". De heer Geesink stichtte de „Star- film", die onder meer de produktie had van de „Willem Parel"-film; geen bril-1 jant succes, maar nochtans zal „Star- c film" binnenkort naar de omzet gere- kend groter zijn dan „Dollywood". En nu dus de „Holland-Promenade".1 De heer Joop Geesink zegt: „Kjjk eens, ik zit nu zo'n twintig jaar in die reclamefilms. Dat brengt in zeke- re zin een creatieve verzadiging met zich mee. Bovendien heb ik mij omringd met uitstekende krachten aan wie je 1 zeer veel kunt delegeren. Dat moet ook, want als ik er niet meer ben moeten de zaken voort blijven gaan en per slot 1 van rekening voel ik heel goed, dat ik responsable ben voor de mensen die bij mij werken. Ik houd natuurlijk de super visie, maar inmiddels kom je wel te zitten met wat vrije tijd. Sommigen gaan 1 dan vissen of zeilen maar daar houd ik nu eenmaal niet van. En toen heb ik mij afgevraagd „Wat zou ik nu eens in Holland kunnen doen?" Zo ben ik tot dat idee van de „Holland Pro menade" gekomen. Dat wordt om het zo eens uit te drukken de Story van Holland in drie dimensies. Wil je eten op het Binnenhof, dan eet je op het Binnenhof. Paling eten in Volendam? Goed, paling eten in Volendam. Maar er komt ook een element van education in. Ik zet ergens een authentieke haring- logger neer en binnen kun je dan kij ken naar een exhibition over de haring vangst. En die olie-jongens komen bij voorbeeld met hun ja-knikkers. Ik breng het zoals het is. Sommige mensen, dat heb ik wel gehoord, zijn bang voor kitsch. En dat kan ik wel een beetje begrijpen. Maar één ding heb ik in die twintig jaar geleerd: je kunt alleen maar geld maken met het brengen van kwali teit. Mijn {toppen hebben een wereld reputatie en dacht u nou dat ik die met de Holland-Promenade in de waagschaal ga stellen? Ik trek topartisten en top architecten aan, wnnt ik ga het zélf niet doen. Ik houd alleen de supervisie, ik beu de ideeënman. Dit wordt mijn le venswerk". De heer Geesink is kennelijk bezeten van zijn nieuwe idee. En over zijn ver- j leden vertelt hij met een rustig, behaag lijk soort humor, maar de toekomst j windt hem op. Zijn toekomst is de „Hol- land Promenade". „Ik kan er ieder jaar wat nieuws voor bedenken", zegt hij met gretig en thousiasme. „Maar ik heb een hele hoop j geduld. En natuurlijk moet ik de ge- meente Amsterdam méé hebben en een deur open hebben bij de industrie, maar binnen vier jaar is de zaak wel in kan- nen en kruiken. Ik heb al een brief j uit Rotterdam gehad: je maakt van ons toch niet het Dorp aan de Rivier? Dat is natuurlijk onzin, Rotterdam komt wel degelijk aan zijn trekken". En dan zegt hij, bijna voor zichzelf: uitmompelend: „Zo zie je, het begon met knaken en via de honderdjes en duizendjes ben ik nou beland bij de I miljoenen". Wij zijn in Valkenswaard. De heer Geesink stapt uit en staande op de trappen die toegang geven tot de Wil lem H-fabrieken lacht hij mij nog even stralend toe. 1 Die lach heeft iets jongensachtigs. HERMAN HOFHUIZEN JOOP GEESINK Van de Franse markt is er ook weer nieuws. Op één uit zondering na, een nieuwe plaat van Guy Béart, niet zo overweldigend nieuws overigens. Een roodharig meisje, Sheila genaamd, kijkt U verwachtingsvol van de platenhoes aan en vraagt: „Dites moi si j'ai fait des progrésHet is haar tweede „disque" (Philips Medium 432.866 BE). Zii zingt wel enkele aardige liedjes iiiiiiiiimiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiHiiiiiii Johnny Hoes, de man van het pre tentieloze liedje, de smartlap en de geheide meezinger, heeft vele vrienden en vijanden. Vast staat dat hij in tien jaar meer platen heeft verkocht dan menig gerenommeerde platenster en dat zyn naam onverbre kelijk verbonden is met enige haast „nationale" songs. Maar Johnny Hoes is meer dan zanger alleen, hij is ook tekstdichter, uitgever, muziekhandelaar, talentenontdekker en organisator. Op Philips P 600 352 R, een in een bijzon dere hoes uitgegeven 33% toeren plaat, legt hy van al deze kwaliteiten verantwoording af. Johnny Hoes pre senteert er „Tien jaar Limburgse suc cessen nr. 2". Hij zingt zelf en laat anderen zingen. Mensen die hij heeft ontdekt, mensen die zijn liedjes zingen, mensen die hij in hun muziekloopbaan heeft gesteund. Het is een vreemd al legaartje geworden.- Een ouderwetse polka van een accordeonduo verdrijft het slotaccoord van een kwijnend lied je over Moeders Graf. Het eerbare „Loeënde klokke" staat op dezelfde kant als het wat gewaagde „Strip tease baby" Men moet er van houden. Een greep uit de medewerkende artiesten: Frits Rademacher, de „Wilmari's", de „Zangeres zonder Naam" en het Harmonioa duo SóhrieM en Hupperts. Tophit van deze langspeelplaat: „Och was ik maar bij moeder.." In de Philips „Musik Für Sie" is thans een opname uitgebracht van de ballet groep van de befaamde balletleider Igor Moissejew, die hier enkele jaren geleden zo'n groot succes heeft gehad. Hoewel de aangekondigde Russische Volkstanze weinig oorspronkelijk zijn, kan men toch genieten van heerlijke, sfeervolle mu ziek, vertolkt door een orkest onder leiding van Samson Galperin. Men i hoort onder meer bruisend de Bulba, de Polianka en een Moldavische Suite waar in men allerlei bekende thema's onder scheidt. Het eerste nu: mer van de RCA-lang- speler LPM-2611 heet „This could be the start of something". Inderdaad, het zóu het begin kunnen zijn van iets bijzonders, iets groots, „something big", zoals Steve Aliens song verder zegt. Niet gek ge vonden, maar het blijft bij een veron derstelling, want zó opzienbarend is de 30 cm-LP „From Paris with love" nu ook weer niet. Wel wat opvallend: twaalf Amerikaanse songs (van be faamde mannen als Gershwin, Berlin, Hammerstein-Rodgers en Porter), ge zongen door een Fransman, Sacha Distel. Sacha is een begenadigd gitarist die iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiitiiiiiiii zoals „L'école est finie", een twistje met geestige tekst, dat echter niet zo tot zijn recht krant en de Franse versie van „Hotel Happiness" („Le Ranch de mes rêves"). Dat zijn dan van de vier nummers op deze EP de meest ge- sla gde. Deze Sheila durft wel haai mond open te zetten, maar het is niet steeds even melodieus wat zij ten ge hore brengt. Begeleiding en zangstem zyn niet goed uitgebalanceerd. Jam mer voor Sheila. Beter gaat het Guy Béart af op zyn negende plaat in de Philips Medium Serie (432.887 BE). Maar deze jonge talentvolle zanger heeft dan ook al enkele jaren zijn kracht bewezen. Hij maakt bijna al de liedjes, die hy zingt, zelf. Anderhalve week geleden is hij nu ook op het Nederlandse televi siescherm aan het zingen geweest. Zyn platen beleven reeds enkele jaren een enorme opgang. Zyn wat hoogliggen de, enigszins gesluierde stem is heel apart, zyn voordracht rustig en gelijk matig. „Dans les journaux" en „Fille d'aujourd'hui" zijn meesterlijke lied jes. Vooral het eerste. Daarin vertelt hij een beetje triest over wat er zo allemaal in de kranten aan lief en leed verschijnt. De spiegel van het leven toont op het papier, dat geduldig is, de mens in zijn intieme relaties, in zijn ge weld en in zyn liefde. Haalt Guy Béart hier op Medium zijn negende plaat, hij wordt door een andere beroemdheid uit eigen land overtroffen: Johnny Halliday. Die is al aan zijn elfde serie toe, even wild en soms even huilerig als op voorgaande platen. Alleen in ,Des Bras en Croix", een eenvoudig, tamelijk rustig liedje, laat de Franse twistkoning iets anders horen. De Franse versie van „When my little baby is smiling" is ook nog te genieten, maar voor de rest gaan de versterkers open en tracht hij boven een orgie van trillende snaren nog iets dui delijks te doen. (Philips Medium 432.908 BE). Meer populair en niet direct be stemd voor een archief van authentieke volksmuziek-pla- ten, maar toch zeer aantrekke lijk is de plaat; Zigeuner-feest, no. 1; Veres Lajos en zijn zigeunerorkest. (Philips 433 148 PE). Deze 45-toeren plaat laat wervelende poestaklanken binnen ons bereik rollen, meeslepende muziek uit Roemenië en Hongarije. Ro mantische muziek ook. De primus Ve res Lajos, die al in 1935 met ons land kennismaakte, er vaak vertoefde en er ook nu nog een naam heeft te verlie zen, speelt op deze plaat van de Do- naulanden, soms zwaarmoedig en me lancholiek, dan weer vurig en driftig, met grote intervallen en trillende csér- das. Hij speelt voor iedereen. Je moet de bravourstukjes, die hij met zijn viool uit haalt even laten voor wat ze zijn, gezegd kan worden dat hij je weet mee te slepen in een zeer eigen aan- sprekelyke muziek. De ideale (kleine) combinatie voor dit genre, viool, cym balo, piano en contra-bas, die een ty pische klankkleur opbouwt in een voortdurende muzikale beweging, is op deze plaat uitstekend tot haar recht ge komen. Voor wie niet in de gelegen heid is langs de Donaulanden te rei zen is deze plaat een interessant muzi kaal reisbureau. Zowel een Friss als een Dobri csardas kan men er op be luisteren. En ook het geliefde en door Veres Lajos persoonlijk fraai geïnter preteerde Dïna. iiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiriiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiit Zondag 30 juni: 4e zondag na Pinksteren; eigen Mis; credo; pref. v. d. H. Drie- eenheid groen Maandag: Feest van het Allerkostbaarst Bloed van Onze Heer Jesus Christus; eigen Mis; credo; pref. v. h. H. Kruis róód- Dinsdag: O.L. Vrouw Visitatie; eigen Mis; 2e geb. H.H. Processus en gez.; credo; pref. v. d. H. Maagd Maria —wit— Woensdag: H. Irenaeus, bisschop-martelaar; eigen Mis rood Den Bosch; H. Bumoldus, bisschop-marte laar; Mis Sacerdotes Dei; 2e geb. H. Ire naeus rood Breda; Alle heilige bisschoppen van Breda; eigen Mis; 2e geb. H. Irenaeus wit Donderdag: Mis v. d. zondag (Utrecht: 2e geb. overbrenging H. Martinus) groen— Vrijdag: H. Antonius Maria Zaccaria, be lijder; eigen Mis witofwel vanwege Eerste Vrijdag: Votiefmis ter ere v. h. H. Hart; 2e geb. H. Antonius wit Zondag 7 juli: 5e zondag na Pinksteren; eigen Mis; (Den Bosch: 2e geb. Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch); credo; pref. v. d. H. Drie-eenheid groen Het leek het oude liedje. Twee on bekende Amerikaanse jongens met een guitaar. Er komen er in deze twistzieke tijd zoveel naar voren. Er is immers bij het haast dolgeworden tienerspubliek geld mee te verdienen. Het werd echter een com plete verrassing. Phil Steward en Ernie Bringas kunnen er wat van. De muzi kaliteit zit in hun vingers, dat hoor je by de eerste aanslag. Phil Steward niiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiii De donkere, fraai-harige Marijke Hofland maakt opeen toch wel lieve melodie propaganda voor het kussen sparen, hetgeen een nieuw geluid is. „Duizend kussen houd ik apart. Ik spaar ze voor hem". Die „hem" kan geen jongen zyn met een vet-leren jas. De melodie wil het niet en evenmin de tekst. Hy zal een Ivan- hoe, een prins en in ieder geval de „held van haar dromen" zyn. Doch groot is de teleurstelling als men, de plaat omdraaiend, kénnis maakt met de droomprins. Marijke stelt hem hikkend en twistend voor als „Johnny". Het is geen hoofse, eerder een roof-ridder. Hij is niet verschenen op haar party, heeft haar alleen gela ten en dit niet om een schaakbord te roven, een draak te doden of een reus te vellen. Waarschijnlijk lekte de knal- pijp van zijn zesdehands brommer. Marijke Hofland - 't Is m'n party; Ik spaar ze voor hem (Fontana VF 278 055) begon dam ook in het Ralph Carmi- chael Choir en voor de TV in Los Ange les. Met zijn oude vriend van de High School Emie Bringas vormt hy nu het duo The Ripchords, dat met „Here I stand" en „Karen" in een slag naam maakte. Helaas zijn zij toch weer de eerste de beste keer gezwicht voor de tieners. Het zijn twee twistnummers. Maar zij kunnen meer, dat bewijzen juist die twistnummers. Zij hébben een eigen geluid, een eigen stijl, hoe pril hun loopbaan ook is, zy zyn verder dan vele anderen. Het „Here I stand" (CBS CA 281 173) zet niet alleen de tieners in vuur en vlam. Bij „Karen" zwijgen hun stemmen en klinken alléén hun guitaren. Het is natuurlijk heel gemakkelijk om van de roem van een ander te profiteren door hem te imi teren. Het is alleen niet hele maal correct. Het is ook ronde wanneer je tijdens de imitatie bewijst ook zelf kwaliteiten te bezitten die niet helemaal tot hun recht kunnen komen. Dat is bijvoorbeeld het geval met „Fats and his cats", een Duitse zanger met een combo, die niet alleen de- voornaam van de grote Fats Domino heeft overge nomen, maar hem in zijn eerste plaatje ook een lied toezingt dat hij voor de publiciteit bovendien nog „Mr. Domi no" (Funckler SI 42.747) noemt. Moeten wy het allemaal serieus nemen? Laat de Duitse Fats iets origineels brengen, al lijkt zijn stem ook nog zoveel op de grote „Domino". in de jaren dat hy vedettes als Juliette Greco begeleidde poogde van hen de kunst af te horen om het zelf ook eens met zingen te gaan proberen. Dat is hem niet altijd onverdienstelijk afge gaan evenals trouwens zijn vrij fre quent en nogaleens geruchtmakend har- tenbreken. Speciaal voor de vrouwelijke luisteraars in de Angelsaksische lan den nu dan twaalf overbekende, rit mische lovesongs, gearrangeerd door Ray Ellis en door diens orkest begeleid. Kopen? Och, Sacha heeft xen sympa thieke, mannelijke stem en zingt daar mee pittig, met, waar nodig, de vakkun dig toegediende dosis romantische bra vour. Maar dezelfde songs zijn in een aantal betere uitvoeringen allang op de plaat vastgelegd we noemen alleen Sinatra maar en om nu alléén op dat overigens wel charmante accentje af te gaan... Goede amusementsmuziek biedt „From Paris with love" ongetwij feld, maar „something big", neen, daar komt nog wel iets meer voor kijken. Utels van nummers die ons het best zijn bevallen: „Let's do it", „From this moment on", „Cheek tot cheek" en „Baby, it's cold outside". Peter Koelewyn en zyn Rockets waren in Nederland bij de eer ste die de Amerikaanse rock en twistrage serieus namen, er ook brood in zagen voor het vaderland se tienerpubliek en dat er ook mee verdienden. Nu kan men over Peter denken wat men wil, hij heeft in ieder geval een goed gevoel voor wat er on der zijn gehoor leeft en waar hy zijn voordeel mee kan doen. Bovendien, zijn liedjes verraden een geronde levens opvatting, vol eerlijk plezier en hij is met zo dweepziek als sommige ande ren. Pas van de pers is van hem „Speel die dans" en „Doe, Caramba, de Bossanova" (Decca FM 264 504), zelf gemaakte, speelse liedjes die hun weg wel zullen vinden. De stem van Caterina Valente is reeds in vele toonaarden bezon gen. De critici van alle conti nenten staken de loftrompet over deze veelzijdige artieste en haar lied jes voor al die continenten. Haar positie in de wereld van de lichte muziek is even uniek als onaantastbaar. Haar stem reikt niet alleen over de geografische grenzen, zij overschrijdt ook die van de eigen persoonlijkheid van ieder van de inwoners om daar een diepe indruk achter te laten. Zo verging het ons ten minste bij het luisteren naar haar nieuwste langspeelplaat „Great Conti nental Hits" (Decca LK 4508), waarop zy, begeleid door niemand minder dan Stanley Black an zijn orkest, een se lectie van zestien Europese topnum- mers van de laatste jaren vereeuwigd heeft. Allen dragen zij het stempel van Valente, die zelf haar keuze bepaalde, op zich al garantie voor succes. Het is een contrastrijke plaat geworden, maar toch volkomen evenwichtig. „If you go" „Volare" van Modugno, „I wish you love" van Trenet, net prachtige,,Au tumn leaves", „April in Portugal" „How wonderful to know", „If you love me"; onze greep is willekeurig, maar hieruit alleen al blijkt de veelzij digheid van dit kind van het circus. Hoe groot de mogelijkheden van haar kunde zyn bewijst ook nog eens het single-tje Decca 19408 met „Samba dl ima nota" en „Corcovado". Zuidameri kaans, met een stuntje aan het begin van de plaat. Kortom, twee platen die de roem van Valente een nog grotere allure zullen geven. JOOP GEESINK:

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 11