JOOP VAN EIS WIJK
(produktiefste schrijver in Nederland):
„Ik zit Vestdijk
niet in de weg
VARIANTEN
m
m
1
JAAP MEILAND:
TINGEL
TANGEL
Veel succes op drukke
toernee in de West
„Overheid gelooft
kwaaie praatjes
Levensschool en
leerlingwezen
D
M
M
Cultureel
ontwaken
van Tiel
Kunstenaars
vinden elkaar
Wm
ZATERDAG 13 JULI 1963
- -y
99
In het kleine, door de natuur
zo rijk gezegende plaatsje
Uddel op de Veluwe staat een
allerliefst huisje. In het huisje
wonen de heer Joop van Elswijk
(37) en zijn echtgenote Miep van
Èlswijk-van Zuilekom (32) met
hun beide kinderen. De heer en
mevrouw Van Elswijk wonen er
al dertien jaar en zouden voor
geen geld meer weg willen. Het
echtpaar ontvangt ons in de weel
derig ingerichte, ruime en lichte
woonkamer, waarin naast een
tweetal Perzische katten en een
vijftien jaar oude Siamese poes
nog meer internationaal gezel
schap aanwezig is: de bekende
Duits-Amerikaanse schrijver
Joachim Joesten, auteur van boe
ken als „The Red Hand", „Presi
dent Kennedy", „President Nixon"
(nimmer uitgegeven daar Nixon
geen president geworden is)
„Onassis Herr auf allen Mee-
ren", „Nasser The Rise to
Power", „They call it intelligen
ce", „ölmachte im Wettstreit"
en tal van andere werken over
diverse brandende problemen in
de wereld.
y y jy y m y- yy
y y y yy v-. yy.yy; -
JOOP VAN ELSWIJK
Gesloten
Concurrentie
Maling
Geld er bij
„Die procesboekjes meneer,
daar moet geld bij. Er gaat zoveel
werk in zitten. Als u dat eens wist.
Nee, geef mij maar die gewone
romans. Heerlijk werken. Je gaat
achter je bureau zitten en je don
dert zo'n verhaal eruit. Toneel
schrijven, dat is ook fijn. Ja, to
neel. Erg fy'n".
De rood-bruine Perzische
geeuwt lang en nadrukkelijk.
„Prachtig dier", zeg ik. „Me
neer gaat vast een naar verhaal
schrijven", zegt mevrouw Miep
van Elswijk-van Zuilekom.
SI ET O EN MARIJKE HOVING
J. W. MEILAND
nieuwe aanvallen
-i y- T y.
is» 'iy - s -< .<y v-;s-
zoek zijnde Profumo-affaire te be
spreken.
.Vanmiddag heeft de heer Joesten zijn
laatste hoofdstuk getypt. Hp werkt snel,
stil en stug door', zegt Van Elswijk.
Op de vraag wat hem in de wereld
het meeste bezig houdt, antwoordt
Joesten: ,,De olie. Daar weet ik ook
het meeste van. Voor hpt overige in
teresseer ik mij voor alle belangrijke,
ingen die er in de wereld ge
beuren". Over zijn biografieën van Ken-
Joachim Joesten staat juist op het
punt om te vertrekken. Hij is gekleed
in een luchtig, licht grijs costuum. Hoe
wel de zon op dit moment niet schijnt,
houdt Joesten zijn zonnebril op. Hjj
zegt dat hij nog maar een paar minu
ten heeft om met mij te praten. In
die luttele ogenblikken vertelt hij dat
hij hier enkele dagen heeft gelogeerd
om met de heer Van Elswijk de ver
taling en bewerking van zijn laatste
boek over de nog volop in onder-
IIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIIIIIIIIIIIIIKlIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIlllllllllllllllllliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHlllillllllllllllllllllUlllllllllllllllllllUliX
v *•-•..> h*> y.r-s a v y
- •- s V>" -V) - -
y*y -yy y'yyy*y y
grote dingen die er in de wereld ge
beuren". Over zjjn biografieën van Ken
nedy, Nixon, Nasser en Onassis, zegt
hij: „Kennedy en Nixon heb ik nooit
gesproken, Onassis heel eventjes en Nas
ser wat langer. Je kunt vaak het beste
schrijven als je er niet bij geweest bent,
als je de mensen niet kent. Vreemd,
maar waar." Niet alle boeken zijn on
der eigen naam gepubliceerd. „Germa
ny's other half" heeft hij uitgegeven
onder de naam Franz von Nesselrode,
zo genoemd naar zijn moeder Amalie,
geboren baronesse Von Nesselrode-Hu-
genpoet.
Joesten voelt zich eigenlijk meer jour
nalist dan schrijver. Hij is een echte
globetrotter. Alle delen van de wereld
heeft blij bezocht. Nu woont hij in New
York, bij zijn vrouw en dochter. Maar
zij zien hem zelden. Altijd is Joachim
Joesten op reis, gedurende het hele
jaar, maar met Kerstmis niet. Zijn bes- langzaam. Boven- noch onderlip bewe-
te boek? Hij meent dat het zijn nieuw- gen. Joop van Elswijk is auteur. wij
ste werk is: een boek over de geheime meer aan
diensten in de wereld.
Joachim Joesten is een gesloten fi
guur. Verschillende vragen die wat
dieper op bepaalde zaken ingaan, ont
wijkt hij virtuoos. Op aandringen van
mevrouw Miep van Elswijk staat de
heer Joesten op, drukt mij een on
bruikbaar pasfotootje in de handen
en rijdt even later weg in een wat
gammel Volkswagenbusje. Op weg
naar Zürich. „Merkwaardige man
mompelt mevrouw Van Elswijk als
de auto wegrijdt. „Hij is hier nu een
paar dagen geweest. Maar kennen
doen wij hem nog niet."
„Vin u dat nou net niet gek?" zegt
ze in onvervalst Rotterdams.
Inmiddels is haar man weer terug
in de kamer. Hij heeft een vermoeide
uitdrukking op zijn gezicht. Hij spreekt
meer
naam
heeft in" negen jaar tijd meer
twintig romans geschreven, twee
ken over beroemde strafzaken, „riet
proces dr. O.", uitgegeven rij H mta
in Utrecht, en „de Baamse moordzaak
uitgegeven bij de niet erkende uitgeve
rij „De Kennemer" in Beverwijk tot
dusver zijn 18.000 ex©mPlaF.®n ver
kocht. Ook heeft Van Elswpk
dan 25 toneelstukken »P j^n
staan. Jaarlijks worden er door diver
se amateur-toneelverenigingen J1®'
land honderden opvoeringen gegeven
van zijn stukken.
Joop van Elswijk zit °P j!?®. J?8Ilk
tegenover mij. Hij zit
in het haar.' En klikt -Jk
heb het razend druk z®f En
dan: „Er is hier een meneer van een
weekblad geweest om_md te intervie
wen over mijn werk- V 1 e me8e e r he eft
het klaargespeeld om zo n mooie kat
van ons los te krijgen. Nuu, en dat Wil
wat zeggen hier. Teen neb ik zijn artikel
gelezen. Als ik er Ka£'™rlHk^'„iWOrd
ik weer kwaad. Onbehoorlijk, vlegel-
aCJoop"van Elswijk ziet erg bleek. Hjj
toont voortdurend tdhe;idsver-
schijnselen. Althans, die "Uk Wekt
hij. De dikke, bejaarde Siameesi rekt
zich eens uit. „U miin^mo en">
zegt zijn vrouw, .>d8t fi<rnUr u een
moeilijke, eigenzinnig® dat
ik nogal vriendelijk en upgewekt ben.
Maar dan bent u 8!^ h®°r- Het is
precies omgekeerd. MP man iS een
goeierd. Hem is nl®^ jliilk Nee, ik
ben erg lastig en I" Cn zou u
het niet zo direct zegg
Joop van Elsw«y is begonnen zoals
de meeste literatoren. het volschrjj.
ven van schoolbladen.
Ik merk op, dat in'rentie16^ 2*'n boe
ken Vestdijk .?oncK v. doet.
„Och," zegt hO- r„f een niet
in de weg. Ik scti;n een ander,
veel groter sXii,Wel dat
ik de meest produktieve schrijVer ben
in Nederland.
„Bent U meteeni na "w schooltijd
gaan schrijven? ti?°rdt Van
Elswijk. „Ik bfn "«lest Ook36 free'
lance journalist geweest, uok was ik
enige tijd verbonden aan een krant als
luohtvaartmedewerker. Ik weet niet
meer wanneer het was en bij welke
krant ik toen werkte. Ik wist niet eens
dat ik luchtvaartredacteur was. Ik zag
een keer een foto in de krant van het
verongelukte vliegtuig van Viruly bij
Shannon. Ik zei: dat en dat is de oor
zaak. Later tijdens het onderzoek is
mijn conclusie juist gebleken."
Over zijn schrijverschap zegt hij: „He
schrijf m\jn boeken altijd samen met
mijn vrouw. Wjj praten er de hele dag
over. Vaak bedenkt zij het „plotje" en
werk ik het uit. Je kunt wel zeggen,
dat Ik het meeste doe, maar zonder
mijn vrouw zou ik toch weinig begin
nen. Iedere maand schrijf ik één boek.
Mijn opdrachtgever wacht erop. Soms
een^ doktersroman (mijn „Spoedopera
tie haalde binnen het jaar een oplaag
van honderdduizend exemplaren), dan
weer een streekroman, een detective,
een stukje bellettrie, een boeren-ro-
man, een meisjesboek, een korte-ver-
halenbundel. Noem maar op. Ik schrijf
alles. En het aardige is: ze verkopen
goed. Enfin, kijkt u maar om u heen.
gebruik steeds andere pseudonie
men. Zo heb ik „Tinus, de Tiran" (dat
is het verhaal van een stier) geschre
ven onder de naam Jan de Beer van
Belver.
nSkt u ®*ns. Mijn moeder heette
ponders van achteren. (Ja, inderdaad,
r amüie van „Peerke" en prof. Don-
9.ers> de oogspecialist). Maar de naam
ponders komt in het familieboek pas
veel later. Eerst heetten mijn moeders
voorouders De Beer van Belver. Dan
aomt er plotseling een zekere Corne-
ua De Beer en die noemt zich dan
Lomeiia Donders. Grappig hè?
Pseudoniemen. Ik ben er gek op.
Tal van boeken als „Klatergoud",
„Helpende Handen", „De Rode Rots"
en de zakenroman „De Spin" heb ik
geschreven onder schuilnamen als
Martin van Spaandonck, Jan Nico
Boer, Ernst Kronefeld, Karei Jonk
man, Ben van Wijck, Wim Keulen,
André Garrido (een mooie hè?), Ben
Maas en K. Beerman. Die laatste
naam heeft heel wat opzien gebaard.
Ik schreef een boekje over de Baarn-
se moordzaak en gebruikte de naam
Beerman.]' „Ja," valt mevrouw Miep
van Elswijk in, „en nou zijn er men
sen die denken dat mijn man dat
expres gedaan heeft. Hoe komen ze
erbij, vraag ik mij af." „Niet zo
verwonderlijk", zeg ik. „Ik denk het
nóg".
„Maar meneer", zegt Joop van Els-
wijk,# (schrijft u alstublieft Joop van
Elswijk en niet Joep. Die meneer van
dat weekblad heeft dat wel gedaan.
Ik vind dat geen manier. Mijn vrouw
noemt mij namelijk altijd Joep, maar
ik heet Joop of liever: J. P. M. van
Elswijk). U weet toch dat de naam De
Beer van Belver in mijn familie zit.
Nu, vandaar Beerman". „Maar u had
ook Beerhuls, of Beernink, of gewoon
Beers kunnen gebruiken," merk ik op.
„En toch is het stom toeval", zegt me
vrouw Miep van Elswijk.
„Die "meneer van dat weekblad schrijft
ook ergens dat ik maling zou hebben
aan de grote literatuur. Dat heb ik niet
gezegd. Ik wil niet beweren dat ik gro
te literatuur schrijf. Mijn boekjes zjjn
„in kloek formaat" en voorzien „in een
dringende behoefte" zoals dat heet. Ik
schrijf voor het grote publiek. Ik wil
ook niet zeggen dat ik slecht schrijf,
maar ik werk anders. En één ding is
zeker: ik word gelezen. Die andere
schrijvers bereiken maar een klein aan
tal lezers. Nogmaals: ik heb geen ma
ling aan de grote literatuur. Wat zegt
u? Vestdijk?" De heer Van Elswijk
buigt zich naar mij toe en fluistert:
„Weet u wat ik er van vind?" Even
een ondraaglijke stilte. „Geknutsel",
klinkt het dan. „Geknutsel, meneer,
en niets dan geknutsel, neemt u dat
maar van mij aan. Dan spreken ze
over Joost van den Vondel, de Prins
der Dichters. Voor mij is hjj_ de „Prins
der Rijmelaars", meneer. En Schier-
beek? Ik moet erom lachen. En om al
die anderen: Vinkenoog, en noem ze
maar op. Nee, geeft u mij maar Jan
de Hartog of A. M. de Jong. Die kun
nen tenminste schrijven".
Ik kijk naar zjjn boekenkast. Er staan
drie keurig ingebonden delen van dok
ter Vlimmen. „Weet u wat ik óók graag
lees? Dante en Schiller. Als ik de kans
krjjg lees ik ze iedere dag. Grote schrij
vers hoor."
Ik heb het over zijn proces-boeken.
„Dat is een apart hoofdstuk", zegt
Joop van Elswijk. „Die affaire-dokter
O. Als u eens wist, wat ik daar voor
commentaren op gekregen heb. Hier
kijkt u maar eens naar de kritieken.
De hele Nederlandse dagbladpers heeft
mij gekraakt. Daarom is er nooit een
herdruk verschenen. Vermóórd hebben
ze mij. Omdat ik een mening gaf. Om
dat ik verteld heb dat het bewijs nog
lang niet vaststond. Maar leest u nou
eens deze brief van prof. Pompe, de
beroemde criminoloog in Utrecht. Een
en al lof, ziet u wel? Oók in het advo
catenblad werd mijn boek geprezen.
Maar dat lezen de heren niet. In het
boekje over de Baarnse moordzaak heb
ik mij van kritiek en commentaar ont
houden. Ik kijk wel uit. Ik heb het sa
mengesteld uit allerlei gegevens, on-
der méér kranteknipsels. Nee, evenals
bjj het proces van dokter O, ben ik ook
bp de behandeling van de Baarnse
moordzaak geen dag in de rechtszaal
geweest. Waarom zou ik? Bovendien
kan ik niet tegen die hitte in zo'n zaal".
Ik moet even denken aan de uitspraak
van Joachim Joesten daarnet.
FRANS BOELEN
iiiiiiiiiiiwiiiiiiiitiiiiii|,,,,lll,,l"l""'l""l"""l,ll,|iiiiiii!ii iuiHiiiiiiiiuiiiiiiiiiiiiiimiuimiiiiiiuiiMimi, n,immuun,mm iihihumiiiiiiiuiiiihiiihiiuiihiuiiiihuiimhiihiiihiiihiiiiiiiiii!
De Tingel-Tangelaars Sieto en Ma
rijke Hoving zijn al weer een paar
weken terug in ons land. Samen
met Paul Deen en Wouter Denijs
hebben zij een toernee van vijf weken
gemaakt door Suriname, Venezuela, Cu
rasao, Aruba en de Verenigde Staten.
Sieto en Marijke verblijven thans op hun
„buitentje" in BiIthoven, een voor de
buitenwereld door grote zware bomen
aan het oog onttrokken Hans en Grietje
huisje omgeven door een groot gazon.
Daar werken zy aan het nieuwe Tingel
Tangelprogramma dat eind september in
het knusse zaaltje aan de Amsterdamse
Nieuwezijds Voorburgwal in première
zal gaan.
Het Tingel-Tangel cabaret heeft op de
toernee voorstellingen gegeven voor uit
verkochte zalen. Vele Hollanders die zij
daar ontmoet hebben hadden het viertal
al tijdens een verlof in Amsterdam aan
het werk gezien. ,jk heb getracht po
litieke (en anderegrapjes te maken
aangepast aan de plaatselijke situaties,"
egt Sieto. „Natuurlijk heeft Marijke
ar „lachend meisje" gebracht, een
nummer dat tijdens iedere voorstelling
een „huiler" werd. Volgend jaar gaan
wij zeker terugmaar dan nemen wij
TTtééT tijd
De laatste twee weken hebben zij in
New York doorgebracht. Marijke is en
thousiast over deze stad. „New York is
geen Amerika," zegt ze. „New York is
een aparte wereld. Alles mag en kan
daar. We hebben hier de musicals „The
sound of music" en How to succeed in
business" gezien. Musical zou ik wel
graag willen doen. Maar ja, Tingel-Tan
gel zit aan ons vastgekleefd. We zouden
er niet meer af willen ook. Het is leuk
werk. Maar vermoeiend."
„Vooral dat optreden in de provincie,"
zegt Sieto. „We moesten een keer spe
len in Winterswijk. Maar men vond
mijn programma te zwaar, te gepeperd
ook. Er werd ons verteld dat geen ster
veling zou komen. Laat nou iemand op
het idee komen om te afficheren dat wij
voor de Koningin zijn opgetreden. Resul
taat: een uitverkochte zaal."
O voor Zich D'® tevr<*lenheid
heeft iets v»n ,i^ jP0rsoonl>jke
triomf. „Ik ben bl« 16 Kerneente
nu eindelijk eens ri„e4veejf kop
kriie-t zee-t de veenouder uft
De Zilk, gemeente N oor clwijkerhout
„De bulldozers die we^Ucht kIaar
hadden staan «aan
„bewerken" kunnen ze weer 0p
stal zetten. De .door
mij gewonnen. Vo°rb?PJL j de
heel- Meiland voorzichtig. „Want
verwacht nieuwe aan
„Vergeet niet," geltden^
hier een oude vete. heb
ik al moeilijkheden gehad met een amb
tenaar van de gemeen^, uet ging over
een stal die ze moesten hebben. Geen
denken aan, zei tk. Enfin, het ene
haalde het andere .f8"- 5 „sfl?*, yan
het liedje was dat ik
den, voor vuile rot boer- De ambtenaar
zei dat ik stonk en doIA "?eer
van dat fraais. Die r', z®8t de
heer Meiland, een forse haal aan zjjn
sigaar gevend, „dat was de gemeente-
architect. Daarom, jj,1 jk
ben nog niet van de narigheid af.
ben benieuwd wat z? n gaan
verzinnen. Ik weet niet wat zo tegen
mij hebben. Het is een hele affaire.
Jaap Meiland is vader van een ge-
zin, dat bestaat uit acht kmóeren (vijf
jongens en drie meisjes-; de oudste is
22, de jongste 6 jaar). Hj) is geboren
en getogen Zilkenaar en heeft er mei
een onderbreking van een paar jaar --
hij was toen in een houthandel werk
zaam in Santpoort ook altijd ge
woond. Eerst van '44 tot .47 m een
krotje, later in een prachtige boerde
rü die nog aJtjjd zjjn eigendom is.
Hoewel de gemeente' Noordwjjker-
hout reeds acht maanden tevoren
wist wat er met het terrein van de
heer Meiland moest gebeuren, werd
hij eerst half juni op de hoogte ge
steld van de plannen. „Waarom zo
laat", wilde de heer Meiland w®™)-
'Jk kreeg vage antwoorden," zegt hij.
„Om kort te gaan: Men gelastte mij
zo snel mogelijk het terrein vrij te
maken voor de zo noodzakelijke uit
breidingsplannen. Ik wendde mi) tot
de juridisch adviseur van de L.T.B.
waarvan ik lid ben. Die heeft zich
voor de zaak gespannen. Ik kreeg
uitstel van de gemeente. Telkens
drie dagen. Maar in die drie dagen
vielen steeds een zaterdag en een zon
dag. Toen hoorde ik dat er een kort
geding tegen mij aangespannen zou
worden. Ik herinnerde mü de naam
van mr. Van der Tas uit Amsterdam.
Hj) wilde de zaak verdedigen."
Er verschenen nu ook regelmatig
stukjes in de krant. „Iedereen leefde
mee," zegt de heer Meiland. „Dat
heeft mij verrast." „Zij zijn hier alle
maal geweest van de rechtbank. Ook
mr. Sprey, de verdediger van de ge
meente. Eerst kreeg ik 700 vierkante
meter land aangeboden. Maar wat moet
ik met 700 meter doen. Mijn land is
3.000 meter. Toen deed men er nog 300
meter bij. Had ik er 1.000. Ze kunnen
wat, dacht ik." Boer Meiland gaat wat
e
gemakkelijker zitten. „Ja, waar moest
ik naar toe? Ik had op het nieuwe ter
rein geen hokruimte. Waar moest ik
naar toe met de veertig varkens, de
vijf zeugen met biggen, de dertien
koeien, de drie kalveren en het paard?
Tenslotte kreeg ik 1.400 vierkante me
ter land aangeboden. Ik dacht: als ik
nou maai even wacht, dan kom ik wel
aan mijn trekken. Maar er kwam niets
meer bjj en ik bleef dus weigeren. Tij
dens de behandeling van het kort ge
ding waren heel wat supporters uit De
Zilk aanwezig. Het deed mjj goed. Ik
voelde dat de president op mijn hand
was. Ik was erg blij, toen ik hoorde
dat ik het geding had gewonnen. Ein
delijk krijgen ze nu eens de volle laag.
Maar mjjn advocaat gaat door. De ge
meente Noordwijkerhout twijfelt aan de
geldigheid van het pachtcontract dat
ik met de weduwvrouw Sprokkelen-
burg heb gesloten. Nu hebben wij de
zaak voorgelegd aan de pachtkamer.
In het dorp zeiden sommige mensen
„Meiland is stiekem op bet land van
de weduwe gekropen. En die domme
mensen van de overheid geloven zulke
praatjes. Ze geloven alleen maar
kwaaie tongen. Maar ik heb een mooi
een heel goed contract afgesloten. In
het contract staat dat ik levenslang
het vruchtgebruik van de grond en het
recht van bewoning hob. Ze zullen er
nog wel van horen".
De heer Jaap Meiland is zeker van
zijn zaak. En hij herhaalt: „Ik weet
niet wat ze tegen mij hebben. Als je
de brieven leest die je van de gemeen
te krijgt, dan valt het op hoe verbitterd
die brieven zijn. En ik zeg altijd maar:
Verbittering verduistert het verstand.
Ik wacht maar af, op de volgende, grap
van de gemeente. In ieder geval: de
bulldozers blijven voorlopig op stal.
Dat is vast."
F.B.
e laatste jaren wordt in toene
mende mate aandacht gevraagd
voor de werkende jeugd. En men
kan constateren dat de belang
stelling, die zjj geniet, zowel breder als
gezonder wordt. De situatie van onze
werkende jongens en meisjes is allang
niet meer een zaak van enkele peda
gogisch bewogen idealisten, die zich het
lot van een „misdeelde groep" aan
trekken. Er zjjn steeds meer mensen in
alle sectoren van de maatschappij
het bedrijfsleven niet in de laatste
plaats die zich voor dit terrein van
volksopvoeding daadwerkelijk interesse
ren. Wat prof. dr. Ph. Kohnstamm al in
1925 schreef: „De vorming der brede
volksmassa's in den leeftijd der rijpen
de jeugd is het belangrijkste sociaal-
paedagogische vraagstuk, waarvoor on
ze tijd is geplaatst" begint eindelijk
overal door te dringen.
Tegelijkertijd wordt het probleem,
dunkt mij, steeds reëler en nuchterder
bekeken. Nog niet zo heel lang geleden
was het spreken over „fabrieksjeugd"
sterk emotioneel getint, werd het soms
in een bijna sensationele sfeer getrok
ken, waarin een mengsel van afgrijzen
en medelijden een rol speelde. Dank zij
wetenschappelijke onderzoekingen ener
zijds ik denk hier aan het baanbre
kende werk van het Hoogveldinstituut
praktisch-pedagogische ervaringen, voor
al opgedaan in de Vormingsinstituten
voor Leerplichtvrije Jeugd anderzijds,
wordt het probleem nu veel meer in de
juiste proporties gezien. Maar wat men
ziet is verontrustend genoeg om het
streven naar een spoedige oplossing tot
een dwingende eis te maken.
Want wat is eigenlijk de kern van
de zaak? Niets meer en niets minder
dan dit: dat jongens en meisjes, die
op een leeftijd, waarop ze nog ver van
een werkelijke volwassenheid verwij
derd zijn, volledig in het arbeidspro
ces worden opgenomen, gevaar lopen
voortijdig in hun ontwikkeling-als-
mens te blijven steken. En in onze
dynamische tijd kan men moeilijk
iets ergers bedenken, zowel voor het
individu als voor de gemeenschap.
Men kan volwassenheid op vele ma
nieren omschrijven en op allerlei as
pecten de nadruk leggen. Op het
ogenblik ontdekken we steeds meer
het belang van het groei-aspect: de
ware volwassene is niet degene die
definitief zijn vorm gevonden heeft en
die zijn weetje weet, maar degene
die in een creatieve aanpassing aan
steeds wisselende omstandigheden zijn
weg weet te vinden en het goede weet
te verwerkelijken.
Daarvoor is nodig dat hij zich een
genuanceerd waardensysteem heeft
eigen gemaakt dus niet met enkele
grove zwart-wit onderscheidingen ope
reert en dat hij zowel verstandelijk
als gevoelsmatig voldoende aanspreek
baarheid bezit om al het veranderende
menswaardig te kunnen verwerken. Alle
opvoeding moet dit volwassenheidsbeeld
voor ogen houden. Het is heus nog niet
gezegd dat middelbare-schooljeugd op
dit punt niets te kort komt. Maar een
feit is dat de jongens en meisjes, die
op zeer jeugdige leeftijd gaan werken,
wel bijzonder in hun uitgroei bedreigd
zijn. De kans is namelijk groot dat ze
snel een schematische ongenuanceerde
waardenschaal van hun volwassen
werkomgeving overnemen en daarbij
blijven staan. Vele van hun menselüke
mogelijkheden niet het minst hun
gevoelsleven kotnen dan niet tot vólle
ontplooiing.
en heeft wel eens gemeend dat
deze gevaren alleen gelden voor
de ongeschoolde jeugd, voor hen
dus die geen enkele beroepsop
leiding meer krijgen. In het rapport
„Levensschool en Leerlingwezen", on
langs in brochurevorm door de Lande
lijke Stichting Katholieke Levensscho
len voor Jonge Arbeiders uitgegeven 1),
wordt nu aandacht gevraagd voor de si
tuatie van de geschoolden-in-spe, jon
gens dus die een vak leren. In ver
schillend opzicht verkeren deze jonge
ren zeker in een gunstiger positie dan
de ongeschoolden: ze hebben vaak de
l.t.s. gehad en daar al vormend onder
wijs genoten; wanneer ze een opleiding
krijgen in het kader van het leerling
stelsel, hebben ze in het bedrijf of bij
hun baas een speciale status als jeug
dige en worden ze nog niet over één
kam geschoren met de volwassenen; ze
zijn verplicht, nog op een nijverheids
school algemeen vormend en op het
vak gericht (part-time) onderwijs te vol
gen; de opleiding geeft hun een zexei
toekomstperspectief, dat bjj de onge
schoolden vaak helemaal on;„,_
Maar daarmee zijn niet alle ge a en
bezworen. De overgang v88
naar volwassenenwereld bluft zonder
aangepaste begeleiding ynoeuijk te ver
werken. En de vaksoholmg o„ zich,
hoe waardevol ook> .bl®dJ Seen ga
rantie voor de affectieve uitgroei van de
jeugdige mens. Zij kan zelfs een een-
zijige gerichtheid op het nuttige,- doel
matige, efficiënte in de hand werken,
ten koste van andere waarden. De con
clusie is dat ook deze jongeren een pe
dagogische begeleiding nodig hebben,
zoals de levensschool die bedoelt te ge
ven.
Het rapport omschrijft dan wat die
.^pedagogische begeleiding" inhoudt.
Daarmee wordt in feite aangegeven
wat het eigene is van de Vormingsin
stituten voor Leerplichtvrije Jeugd, die
werkende jongens en meisjes in de eer
ste jaren na hun intrede in het arbeids
proces part-time vorming geven: niet
alleen de levensscholen, maar evenzeer
de jongerencursussen van de Mater
Amabilisscholen en de jongens- en
meisjescentra van het Nationaal Cen
trum Vorming Bedrjjfsjeugd. In al deze
instituten gaat het primair om „levens
hulp". Er is geen dwingend voorge
schreven leerstof die afgewerkt moet
worden, geen examen met uniforme
eisen voor allemaal, maar de persoon
lijke uitgroei van deze jongens en meis
jes in hun concrete situatie is doorslag
gevend voor het programma en de
methode. „Er worden dingen uitgeko
zen, die pedagogisch het meest waarde
vol zjjn, die het meest uitlokken tot een
eigen stellingname, die het persoonlijke
waardigheidsgevoel versterken, die de
ievenszekerheid verhogen." „Het is
niet zo, dat er iemand les komt geven
die tegelijk zo'n beetje rekening houdt
met hun „stemming". Er zijn mensen
bü hen en met hen, met wie zij samen
iets doen. Anders gezegd: de ordening
van het gevoelsleven, de confrontatie
met redelijkheid en eerbied, de ophef
fing van contactstoornissen gaan voor
op .."(blz.ll).
Deze begeleiding kan, volgens het
rapport, het leerlingwezen nooit ge
ven. Het pedagogische element dat
het ongetwijfeld bevat is te beperkt
om de ontwikkelingsbelemmeringen.
die deze jongeren bedreigen, te voor
komen ,of op te heffen. Daarom zim
enkele pogingen ondernomen om wer
kende jongens, die een vakopleiding
volgen in net kader van het leerling
stelsel en dus aan part-time be
roepsonderwijs op een nijverheids
school deelnemen ook naar een
levensschool te laten gaan. Men heeft
dit op drie manieren geprobeerd door
het algemeen en op het vak gericht
onderwijs van het leerlingstelsel te
vervangen door het levenssi hooipro-
gramma; door de jongens naar de
levensschool te laten gaan nadat ze
de vakopleiding beëindigd hadden:
door hen beide tegelijk te laten vol
gen.
In de praktijk bleek nu deze derde
vorm het beste te voldoen. Dat de pe
dagogische begeleiding met de intrede
in het arbeidsleven moet beginnen en
niet pas enkele jaren daarna lijkt zon
der meer logisch. Wat de eerstgenoem
de oplossing betreft: een te nauwe bin
ding van vakopleiding en levensschool
schijnt niet gewenst, daar dan de leer
situatie van de opleiding de pedagogi
sche situatie van de levensschool nade-
dreigt te beïnvloeden of omgekeerd.
Enkele experimenten hebben dit uitge
wezen.
en kan bjj de tot nu toe als meest
wenselyk beschouwde vorm m.i.
echter ook nog enige vraagte-
kens plaatsen, is het ideaal,
wanneer deze jongeren op drie ver
schillende manieren pedagogisch bena
derd worden? In het bedrijf of bij hun
baas krijgen ze de praktisch-technische
kant van hun vakopleiding, die ver
zorgd wordt door instructeur of patroon;
op de nijverheidsschool volgen ze, een
halve of hele dag per week, het alge
meen en op het vak gericht onderwijs,
gegeven door N.O.-leraren; op de le
vensschool tenslotte zorgt het leiders
team gedurende een andere hele of hal
ve dag voor hun pedagogische begelei
ding. Schept deze gecompliceerde situa
tie geen verwarring bij de jongens zelf?
De Landelijke Stichting Katholieke Le
vensscholen is overigens ook allerminst
van mening dat de kwestie van „levens-
hulp" aan jongens-in-vakopleiding is op
gelost, wanneer de werkgevers hun
maar de gelegenheid geven om naast
de part-time beroepsscholing de levens
school te volgen. Het rapport eindigt
met enkele voorstellen tot verdere ex
perimenten betreffende de verhouding
levensschool en leerlingwezen. Vooral
wordt gewezen op de noodzaak van
voortdurend overleg tussen het nijver
heidsonderwijs, de leerlingstelsels en de
levensscholen. Voor de katholieke leer
lingen wordt gedacht aan de Katholieke
Raad voor de Vakopleiding, waarin alle
ter zake belanghebbende instanties ver
tegenwoordigd zijn.
De brochure, die begint met een voor
woord van prof. dr. N. Perquin, zij van
harte teir lezing aanbevolen aam allen
die zich voor onze werkende jeugd in
teresseren.
CELESTE HERBERICHS, psych. dra.
1) Adres: Oorsprongpark 9, Utrecht.
Nu Tiel van zijn oorlogswonden is
hersteld en economisch tot bloei
c5ft\Wt„,„1»-j5;Uferhand
te ontwaken. Een gelukkig a^5er
toom daarvan is de oprichting oniSSl
van een Sociëteit van Beeldende Kun
sten door een groepje artiesten, perso
nen uit de wereld van industrie, wie
een goede vormgeving van het produkt
ter harte gaat, terwijl zij soms zeif
in hun vrije tijd op artistiek get)ie<r
creatief zijn; ook enkele mensen uit
het onderwijs doen hieraan mee- ^unsj
en ambacht gaan hier hand .<ïaI? hand
en hoe groot de genegenheid is kan
men waarnemen op de eerste tentoon
stelling, die de Tielse sociëteit inricht
te met werk van eigen leden in een
daartoe geschikt lokaal van de Oud
heidkamer aan de Agnietenstraat.
Men vindt er edelsmeedwerk, potte-
rie, naaldwerk naast schilderijen, te
keningen en een enkel beeldhouwwerk.
Helaas moet gezegd worden dat van
wat als zuiver beeldende kunst be
doeld is lang niet alles rijp is om ten
toongesteld te worden. We hebben
werk gezien, dat beslist niet boven het
niveau yan leerlingen aan een avond-
scnoo] uitkomt. Het bestuur zouden we
willen adviseren voor volgende ten-
toe nstellingen een onafhankelijke com
missie te benoemen, die uitmaakt wel
ke inzendingen geschikt zijn om aan
de openbaarheid te worden prijs gege
ven.
Schouderhoog steekt tussen de ande
ren uit Johan Pensioen, een goed por
trettist, maar ook als beeldhouwer niet
zonder talent, zoals het verrukkelijke
in klc. gebakken beeld van een meisje
getuigt. Hij is trouwens in wijde kring
bekend om de rake typeringen, die hij
van uit te beelden personen geeft.
Verrassend, al enigszins gerijpt is het
werk van de 23-jarige Jennmy Geebel, die
zich illustratrice noemt. Het werk is pril
en fris, soms niet genoeg geacheveerd,
maar van een persoonlijk idee doortrok
ken. Ze heeft een „Meisje met bloemen
hoed" in diepe en warme kleuren weer
gegeven, joyeus en toch ook met iets ver
holens. Jan Wieringa is vooral sterk
in zijn etsen, al zijn ook enkele houts
kooltekeningen zeer geslaagd, met na
me „Schoorsteenpijpen" heel apart
gezien en een portret. Meer tot de
categorie kunstnijverheid zou men dan
mogen rekenen het borduurwerk van
Gerda Blankenheym, die twee jaar ge
leden van Utrecht naar Tiel verhuis
de, het pottenbakkerswerk van Hen
drik Breuker, het drijfwerk van Lex
Ernste en de keramieken van Koen
Jansen.
Gerda Blankenheym laat opnieuw
ziei tot welk een goede kleurenschik-
'ting zij weet te komen, in harmonie
met de door haar bewerkte stof. Men
bespeurt dit aan de fraaie koorman
tel, die zij voor de H. Dominicuskerk
in haar woonplaats maakte en waar
van Lex Ernste de koperen sluiting
ontwierp- Haar tekeningen zijn voor
naam en waar zij, zoals op een wand-
vaan me; musicerende engelen, de
voorstelling met grove steek borduurt,
feeft zij er toch een fijne gratie aan.
ien geheej andere techniek paste zij
toe' op een familiedoopdoek, waar een
opgenaaid koord de figuren geeft. Zij
heel. een inventieve geest, hetgeen dit
werkstuk en wat kleiner borduurwerk
du.L.elijk doen blijken.
Behalve goed vakmanschap verraadt
het koperen drijfwerk van Lex Ernste
ook een grote originaliteit. Fascine-
rena en on-conventioneel is een por-
tre'
Bij Koen Jansen treft men vooral
toegepaste kunst aan, te weten een
wandplastiek van aardewerk, geschil
derd onderglazuur, een rustige
en voorname decoratie van een bun
galow; een speels gebogen vaas, met
goedmoedige spot „De ambtenaar" ge
noemd; een schaal met madonna en
het model van hel bisschopjieli.ik wa
pen dat hij in aardewerk uitvoerde
op de toren var hef k!ein-seminarie
van het bisdom Rotterdam te Noord
wijkerhout.
IA.