De stamtafel in Hom
Voorlopige verkenning ten aanzien van priesteropleiding in Nederland
toont zeer duidelijk aan: Hergroepering van^Jalrijke groot-seminaria
reorganisatie van theoretisch studieprogramma sijn dringend noodzakelijk
D
Wij willen leven en niet geleefd worden
Elten en Tndderen worden
Duits
Wmm
ZATERDAG 13 JULI 1963
zmam 9
/n augustus a.s. zullen de grens
plaatsen Elten en Tudderen in
het grenscorrectiegebied, dat
na de bevrijding bij Nederland
werd gevoegd, weer overgaan
naar W est-Duitsland. De richting -
wijzer van de A.N.W.B. op het
Dorpsplein in Elten (foto hier
naast zal dan weerplaats moe
ten maken voor een Duitse rich
tingwijzer, zoals in Tudderer.
foto rechts boven) reeds is ge
beurd. De schoolkinderen in Elten
hebben de schooltassenmode van
de Duitse jeugd, al overgenomen
(foto midden boven) en arbeiders
zijn bezig het posthuis van de
Nederlandse rijkspolitie te Tudde
ren te verbouwen tot Duits grens
kantoor (foto links boven).
ARNHEM?:
De „Club van 12 genieters" in vergadering bijeen.
T anneer men hoort dat ergens
een ,,Club van 12 genieters"
3 opgericht dan denkt men
allicht: „Wel, wel, daar zal
"?t even vrolijk toegaan." En het is
hiet onwaarschijnlijk dat men meteen
daarna taferelen van royaal stromen
de drank en in het rond vliegende
schapebeuten vóór zich ziet: of mis
schien wel van dozijnen oesters met
champagne. In Horn, een idyllisch
Plaatsje in de nabijheid van Roer
mond is onlangs een „Club van 1 - -
nieters" in het leven geroepen. Maar
naar aanleiding daarvan kunt u g
by voorbaat alle frivole gedachten van
u afzetten. Niet dat men er niet ge
niet, in Horn, maar men doet het e
heel rustig en vocpral heel ^ant
woord. Weliswaar is de club op is
mei j.l. door de plaatselijke bierbrou
wer de heer E. Huyben geïnstalleerd,
maar hij verrichtte die plechtigheid,
als ik alles goed heb begrepen, meer
uit hoofde van zijn notabel zijn dan uit
die van zy'n uiteraard nogal joyeuze
functie.
De „Club '.an 12 genieters" heeft haar
residentie in café ..Tourisme", een be
kend etablissement dat aan de grote
verkeersweg is gelegen en dat dan ook
door veel vreemdelingen wordt gefre
quenteerd. Aan het hoofd er van staat de
heer C W Opbroek, een van de duide
lijkste 'kasteleins, die ik ooit van mijn
leven heb ontmoet. Hij wordt ter plaat-
se alleen maar Cor genoemd en hij is
uiteraard een van de leden van de
club.
in „Tourisme" staat de stamtafel van
de Club.'En daar boven hangt de oor
konde: „Heden op 18 mei 1963 werd
deze Stamtafel voor het eerst in ge-
kruik genomen. Het eerste bier werd ge-
Huybt-V, ej'^ei'veerd door bierbrouwer E.
echtgenote""'GS"nwoordlaheid van z«n
In het blad van de stamtafel zijn
twaalf tegels aangebracht, die de vas
te plaatsen aanduiden -
„et. Vioron r>n
van de twaalf
lieren en zes dames. Echt-
naren "uiteraard. De tegels van de he
ren ven-aden in beeld en woord de ver-
ïfbiufndo bii hen passende beroepen,
f,De kwaaie gebuur, vereisten muur
dat is de aannemer. „O, mens besteea
uw beste Weed past by d „Her-
ker, „Het bier is weer best s uiter
aard bestemd voor de kastelein,
laving staat gereed, waar is
stend leed" mag de groothandelaar m
dranken zich aantrekken en H
geluk uit pers en druk" hoort U
drukker. De tegels, bestemd voor de na
mes, bevatten slechts terecht in "loe-
metjes gevatte namen: Jeanne, Miek,
Toos, Gert, Mia en An.
Een tegel heb ik nog niet genoemd.
Daar staat op te lezen: „Die schrijft,
blijft". En hij duidt de plaats «aan
van tie initiatiefnemer van de „Club
van 12 genieters": de heer H. A. Ra
makers. Hij is accountant.
De heer Ramakers nu is een zeer
serieus man en hy neemt dus het le-
vensgenieten zéér ernstig. Als ik hem
De heer Ramakers, initiatiefnemer,
spree'a rijn medegenieters tnr
De heer E. Huyben, bierbrouwer, in
stalleerde de club.
vraag naar de oorsprong en bestaans
reden van de club verwyst hu mu
naar de eerste vraag van de catechis
mus. En een ietwat gevorderd Chris
tenmens weet daarop dan wel het ant
woord. Maar de club interesseert zich
dus met name voor het „hier geluk
kig zijn." De heer Ramakers zegt dat
het er om gaat „te leven en niet ge
leefd te worden." En de club wil daarin
een voorbeeld wezen. De heer Rama
kers gewaagt in dit verband zelfs van
„een missie".
Wü hebben plaats genomen aan de
stamtafel in „Tourisme" en hy zegt:
„Wij troffen elkaar hier tóch al ge
regeld. En wü vormden eigeniyk al
lang een club. Maar nu is dat wat
meer officieel geworden. U ziet dat
deze tafel de vorm van een boon heeft
en nu kunt u zich voorstellen dat aan
die boon twaalf scheuten zün ontloken.
Kijk eens, wü zijn genieters. Maar wü
vragen ons wel af: wat is eigenlijk een
feest. Alleen maar die letters? Ik
dacht zo van niet. Nu maken wü er
wat van. En het gaat er ons niet om
ons laveloos te drinken, integendeel,
wü maken er wat van en wü lachen
ons even goed de ziekte, maar dat
lachen moet aanstekebjk zijn."
Er hangt een bel boven de stamta
fel. Als de club in vergadering bpeen is
wordt er op gezette tyden aan getrok
ken.
En dat betekent dan dat er een rondje
gegeven wordt. Niet alleen voor de club,
maar voor iedereen, die op dat mo
ment in „Tourisme" aanwezig is. Bij de
installatie, zo vertrouwde „Cor" mü
toe, werd er dusdanig aan de bel ge
trokken, dat er tenslotte acht vafen bier
bleken verluid. Maar dat was dan ook
een zeer feestelijke uitzondering.
Naar aard en opzet heeft dé „Club
van 12 genieters" dus een ideëel doel.
De peer Ramakers zegt:
„Eens in de maand hebben wij hier
een vergadering. Dat is een vaste prik.
Wat ei- dan zoal op de agenda staat?
Nou, bijvoorbeeld, Punt 1: het doel van
de tafel als zodanig. En dan zeggen
wij tegen elkaar: wat denk je hiervan,
of daarvan. Of wü vragen ons af: wel
ke weg zullen wü nu eens gaan. Inder
daad, wü zün bezig met het ontwerpen
van statuten en van een huishoudelpk
reglement. Maar voor de rest komen
wü, zoals wij al lang deden, ook gere
geld bij elkaar. En dan nemen wü, ge
zellig pratend, geen blad voor de mond.
Dat hebben wü nooit gedaan. En de
vrouwen spreken natuurlijk gewoon haar
mondje mee. Die vrouwenemancipatie
is er niet voor niets geweest. Aan onze
stamtafel zitten dus ook de dames aan:
aan de ouderwetse stamtafels is dat
natuurlü'k niet mogelük, dat weet u ook
wel. Wü hebben elkaar al lang gepolst
wat wü kunnen verdragen en wü hitsen
elkaar altüd een beetje op. Maar het
blijft natuurhjk plezierig. En_ er komen
dan ook geregeld mensen bij ons aan
de tafel zitten. Dat vinden wü fijn: Ie
dereen, die zich aandient is welkom.
Neen, hy kan géén lid worden van
de club. Dat is uitgesloten. Maar wu
geven dan ook alleen een voorbeeld.
Wij hopen dat wij nagevolgd worden
en dat anderen nét hetzelfde doen als
wij. Wü hopen dat wü het aangeleerd
krijgen en dat die andere mensen óok
biy zün, dat zü het leven hebben.
Want ga nou eens goed na, daar staat
een dronken vent aan de tapkast. Ge
niet die man nu echt? Weineen, hu
weet niet eens dat hij leeft. Je moet
dit, wat wü beogen, automatisch aan
voelen. Het doét je iets of niet."
Binnenkort gaat de Club en bloc
naar Dieze, een plaatsje by Antwer
pen. Daar vieren ze ieder jaar een
feest, waarby de ossen inderdaad aan
het spit worden gebraden en waarbu
het bier door de goten loopt.
„Daar", zegt de heer Ramakers,
„trekker, wü lering uit. Hoe organi
seer je een feest? Door er een enorme
braspartij van te maken? De Club
gelooft dat niet. Voor je het weet lig
gen er twee in het ziekenhuis. En dat
kan de bedoeling niet zü'n. Stel je voor
ik zet u alleen in een hotel met een
vat bier of een krat whisky. Heeft u
dan plezier? Echt plezier? Ik geloof
van niet."
Zoals gezegd, de „Club van 12 genie
ters" heeft een ideëel doel. „Als de he!e
wereld dit zou doen", zegt de heer Ra
makers, „was er nooit meer oorlog. Wij
zeggen elkaar precies waar het op staat,
maar wü kunnen ontzettend veel van
elkaar verdragen. Of wü Carnaval vie
ren? Natuurlük, maar wü doen met Car
naval altüd wat heel speciaals. Wü wil
len het leven wat meer fleur geven
door het goede te doen. En je kunt van
onze Club niet spreken als van de high
society of de upper ten, maar wij zijn
met zijn allen wel in vry goede doen."
De „Club van 12 genieters" heeft een
initiatief genomen dat op het terrein
van het gezelligheidswezen, geloof ik,
zjjn weerga niet heeft. „De tijd zal leren
of dit automatisch verder gaat," zegt
de heer Ramakers, „maar de mensen
zullen het zélf moeten doen." Het wach
ten is dus nog slechts op de oprichting
van een club van büvoorbeeld 13 genie
ters.
De eerste tekenen van büval zpn
overigens in Horn al binnengekomen
in de vorm van twee ansichtkaarten.
De eerste is afkomstig uit Italië en is
gericht aan: „De Snor (klein), het
Goede Heertje in Horn". Dat „Goede
Heertje" begrijpt niemand, want de
heer Ramakers, waar het drukwerk
tenslotte aankwam, is een zeer inte
ger man. De tweede kaart komt uit
Zwitserland en is geschreven aan
kortom de ,,12 genieters in Horn (L.)".
slechts „Groetjes". De afbeelding op de
andere kant vertoonde twaalf honden.
„Dat is toch geestig gevonden",
zegt de heer Ramakers.
HERMAN HOFHUIZEN
e aanhoudende daling van het aantal priesterroepingen en de daarmee gepaard gaande stijging
van de priesternood vereisen op korte termijn ingrijpende maatregelen ten aanzien van de oplei
ding van de geestelijkheid. Een spoedige hergroepering van de vele maar matig, om niet te
zeggen slecht, bevolkte groot-seminaria is dringend noodzakelijk, evenals een reorganisatie van het
studieprogramma. Katholiek Nederland kan zich onmogelijk nog langer de kostbare luxe permitteren
om voor tweeduizend priesterstudenten niet minder dan 48 „miniatuur-hogescholen" in stand te houden
met 32 filosofica en 30 theologica, waaraan maar liefst 400 professoren verbonden zijn. Een eenvoudig
rekensommetje toont aan, dat gemiddeld per vijf studenten een professor beschikbaar is.
L.t gemiddelde van 1 op 5 wordt
maar net gehaald door een kleine groep
van elf filosofica met minder dan ze
ventien studenten per cursusjaar, ter-
wjjl negen tot dezelfde groep behoren
de theologica met minder dan vüftien
studenten per cursusjaar, al een_ ver
houding van 1 op 4 te zien geven. Verre
weg de grootste groep: veertien theolo
gica met minder dan zeven studenten
per cursusjaar en vüftien filosofica
met minder dan acht studenten, komt
zelfs niet verder dan een verhouding
van 1 op 3. Slechts een kleine minder
heid, de topgroep: bestaande uit zeven
theologica met 15 studenten of
meer en zes filosofica met zeventien
studenten of meer, blijft boven het ge
middelde met verhoudingen van resp.
1 op 8 en 1 op 10.
Veel gunstiger overigens histo
risch verklaarbaar is de situatie
t>U de protestantse kerkgenootschap
pen. Hun theologiestudenten, circa
autzend in aantal, studeren aan de
universiteiten van Amsterdam (Vrü'e
en Gemeentelüke), Leiden, Utrecht
uninfren' s'smede aan de theo
logische Hogeschool van Kampen.
Zes instituten met niet meer dan vüf
en vijftig professoren. Een verhou
ding derhalve van een professor per
achttien studenten
De gesignaleerde feiten stemmen tot
nadenken en hebben in bepaalde ka
tholieke kringen reeds geleid tot nader
beraad.
De Stichting Nederlandse Priester-
Religieuzeu (S.N.P.R.), waarin <le pro-
vi dale oversten van de verschillende
priester-orden en -congregaties
verenigd zijn, gaf onlangs aan pro»,
mag dr Luchesius Smits, Gapucyn te
Udenhout, opdracht om een rapport
samen te stellen met betrekking tot
de priesteropleiding in ons land.
Pater Smits, aan wiens verzameld
studiemateriaal wij de opgegeven cij
fers ontlenen, is reeds thans de over
tuiging toegedaan, dat er.s.
gelijkertijd ook met vooruitziende niik
gehandeld moet worden. Geen oplos
singen derhalve voor enkele jaren, zo
heidssubsidies in aanmer^"g. k°men
in tegenstelling tot de salariemg van
de vele groot-seminaria van
Weinig steekhoudend "^LTiieeiT'di
Smits het bezwaar van s»"1™ K
de voorgestelde hergroeper K
dreigend gevaar beschouwen voor de
eigen spiritualiteit van de
de orden en congregaties en beducht
zün voor een huns iralone, iTL
uniformering of nivellering. vaar,
voor zover aanwezig, kan immers op-
gevangen worden, door7
staande groot-seminarin onist
maar liefst 240 pet. De priesterwüdin-
gen bü de seculieren bereikten in 1937
wiet honderd en twintig het topjaar,
dat was 50 pet meer dan in 1920, toen
het aantal wüdelingen tachtig bedroeg.
Na de twee topjaren: 1937 voor
de seculieren en 1941 voor de regu
lieren, zün bü beide de roepingen
met het jaar afgenomen. Overigens
heeft deze daling geen wü'ziging aan
gebracht in de typisch Nederlandse
situatie, waar juist onder invloed van
de vele buitenlandse kloostervesti
gingen, het aantal regulieren drie
hebben 400 professoren
meent hü, maar voor een behoorlüke
periode. De cüfers sporen aan tot
spoed en schreeuwen om hergroepering
van de bestaande opleidingsinstituten
en reorganisatie van het studiepro
gramma. Twee belangrüke punten,
welke vermoedelijk binnenkort door
een speciale S.N.P.R.-commissie nader
bestudeerd zullen worden.
Wat de hergroepering betreft acht
prof. Luchesius Smits de tjjd geko
men, dat de priesteropleiding, waar
uit maar enigszins mogelijk is geïnte
greerd wordt in het bestaande universi
taire bestel. Zonder deze integratie is
de katholieke emancipatie nog beslist
niet volledig. De gedachten van „rap
porteur" Smits gaan uit naar de op
richting van een viertal katholieke
theologische faculteiten, welke inge
bouwd moeten worden in bestaande uni
versiteiten. Ideaal zou zijn Leiden
(eventueel Rotterdam). Utrecht, Am
sterdam en Nümegen. Deze laatste
stad met inbegrip van de omgeving
telt thans maar liefst zeven theologica
en drie filosofica met resp. 240 en 50
studenten.
Buiten Nümegen zün vele priester
opleidingsinstituten geconcentreerd:
in Zuid-Limburg, dat met zes theolo
gica en vuf filosofica aan kop gaat;
West-Brabant met vier theologica en
evenveel filosofica en tenslotte mid
den-Brabant met vier theologica en
drie filosofica.
Bij afwezigheid van een universiteit
in de drie laatste concenttatiegebieden,
zou het aanbeveling verdienen om al
daar op een centraal gelegen plaats
ten opzichte van de thans bestaande
filosofica en theologica, theologische
logescholen te stichten voor alle pries-
erstudenten van de verschillende or
den en congregaties.
Aan een dergelijke hogeschool zijn
vele voordelen verbonden. Allereerst is
er maar één professorencorps nodig en
3een zes of nog meer, zodat uit het pro-
fessoren-aanbod van thans alleen de
besten gekozen zouden kunnen worden,
terwijl alle anderen beschikbaar zou-
den komen voor de meer direkte ziel
zorg De Stijgende priesternood zou
hierdoor niet weinig verminderd kun
nen worden. Vervolgens zouden kost
bar doublures ten aanzien van o.a. bi
bliotheekvoorzieningen, vermeden kun
nen worden en de salariëring van de
professoren van de toekomstige hoge
scholen zou wellicht wél voor over-
de functie van convicten te laten ver
vullen, waar de studenten, terwül zü
ofwel aan de universiteiten, of aan de
op te richten theologische hogescholen
colleges volgen, zullen verbleven.
De opmerkelijke concentratie van
een veelheid aan groot-seminaria in de
drie zuidelüke bisdommen Breda, Den
Bosch en Roermond is een volg
van bepaalde historische omstandighe
den Vijandige wetten tegen kloosters,
welke in de jaren 1870-1890 in Duits
land, Franrük en België werden uitge
vaardigd, deden diverse buitenlandse
priesterorden en -congregaties uitwü-
ken naar ons land. Zü stichtten bü
voorkeur in de nabüe grensgebieden
van Noord-Brabant en Limburg bo
vendien homogeen katholieke provin
cies refugiehuizen, welke later uit
groeiden tot vaste nederzettingen, en
wel omdat de missiebeweging nieuwe
impulsen had ondergaan en het aantal
priesterroepingen indertijd met het
jaar toenam. De grootste stijging onder
ging het aantal priesterroepingen voor
de reguliere clerus. Werden in 19-0
honderd regulieren priester gewua,
tien jaar later waren er dit reeds hon
derd en tachtig en in 1941 zelfs drie
honderd en veertig. Een stügmg van
iceer groter is dan dat van de secu
lieren. Mgr. dr. J. J. Dellepoort
spreekt in zün proefschrift over „de
priesterroepingen in Nederland van
een unieke situatie in Europa.
Van de door pater Smits en anderen,
onder wie ook mgr. De)Iepoört, v'oorg^e-
stane hergroepering van de sroot-serni-
naria zal, zo verwachten velen, een
gunstige invloed uitgaan op de lecrute-
ring van priesterstudenten Eveneens
en wellicht méér nog, zal dit het ge-
val zijn wanneer tegelijk met de her-
groepering ook een reorganisatie van
het studieprogramma, verwezenlijkt
wordt.
De huidige opzet: twee a drie jaar
filosofie gevolgd door vier jaar theolo
gie en soms nog een vüfde zgn. pasto
raal jaar, acht prof. Smits weinig ge
lukkig. omdat deze opleiding te sterk
wetenschappelijk (theoretisch) van
aard is en te weinig praktisch; te wei
nig gericht op het ideaal, dat de stu
denten voor ogen staat. De twee jaar
filosofie, met name wanneer de klas
sieke wijsbegeerte gedoceerd wordt,
sluiten niet aan bü de levensopvattin
gen van deze tijd en plaatsen de jeug
dige studenten (zü hebben de middel
bare school immers pas achter de rug)
in een, wat prof. Smits noemt, „nie
mandsland". Deze studenten zijn nog
niet rijp voor een confrontatie met
zwaarwichtige filosofische problemen,
maa. "wel voor een nadere kennisma
king met vraagstukken, welke recht
streeks verband houden met de zielzorg
en de mens.
Waarom, zo vraagt pater Smits zich
af, maakt men de jeugdige studenten
tijdens de eerste jaren van hun oplei
ding niet meer vertrouwd met de Hei
lige Schrift, waarvoor juist de jonge
generatie van onze tijd zo gevoelig is.
Is dit geen prachtige voorbereiding op
de bübelse verkondiging van later. Een
punt, waarop de priesteropleiding in
het verleden beslist te kort is gescho
ten.
Van groot belang is ook, dat de toe
komstige priesters eerst en vooral le
ren, hoe zelfstandig te studeren als
mede dat zü hun stül en taal leren
verzorgen (ook hierin schiet het huidige
studieprogramma te kort)dat zu le
ren omgaan met een eenvoudig weten
schappelijk apparaat, dat zij vertrouwd
raken met de aktualiteit van de we
reldkerk, overeenkomstig de bedoe
lingen van kardinaal Alfrink, die niet
voor niets in 1955 een speciale commis
sie in het leven geroepen heeft ter be
vordering van de missiologische vor
ming van de theologanten.
Kortom, de priesteropleiding, bij voor
keur niet gesplitst in twee aparte ja
ren filosofie en vier jaren theologie,
dient meer gericht te zijn op de vor
ming van toekomstige zielzorgers, en
minder zoals thans vaak het geval
is op de opleiding van „wereld
vreemde kamergeleerden". „De groot
seminaria behoren priesters voor ons
volk op te leiden; geen kleine hoogle
raren." De voorgestelde reorganisatie
van het studieprogramma, de verande
ring van methodieken en de totstand
koming van een meer gezonde schei
ding tussen werk- en leefmilieu (theo
logische hogescholen met daarom heen
gegroepeerd een aantal convicten) zal
een nieuw kader scheppen, dat een be-
tei opvang van de jeugd zal garan
deren en naar alle waarschijnlijkheid
ook het grote verloop onder de semi
naristen zal tegengaan.
Het verloop op de filosofica is
het grootst, t.w. 40 pet.; op de theolo
gica 10 pet. Het staat op dit moment
nog geenszins vast, dat de uiteinde-
lpke wijzigingen volledig zullen over
eenstemmen met „het plan Smits",
maar zeker is, dat er ten aanzien
van de priesteropleiding hoognodig
iets moét gebeuren en ook zdl gebeu
ren.
COR BERTRAND
CLUB VAN TWAALF
LEVENSGENIETERS"