VERTAALDE „TIENERLIEFDE" Buitenlandse hits in het Nederlands KOOKBOEK IN VERVOLGEN? TAMOURÉ .Dierlijk' trio: Koolhaas, Vroman, Stip carnaval, en het verregent" Jazz Sebastien Bach uitstekende plaat Marjo Dolores: flauw Lichte muze „Les Compagnons de la Chanson" goed, en vertrouwd APPLAUS voor Driemanschap Dieuwertje Black and White Don Mercedes ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1963 PAGINA Johnny Kraaykamp, „liever grimassen". Chansons Jo Leemans „alleszins aanvaard baar". Het egeltje Urgje. Liedjes over die schier onuitputtelijke bron der muziek, de liefde; liedjes, waar je je bovendien eens héérlijk 1mee kunt Uit leven in de allerlaat ste dansrage; liedjes, die buitenlandse „hits" in de eigen taal verstaanbaar maken; zij blijven op het jonge platenpubliek een onweerstaan bare aantrekkingskracht uitoefenen. Maar ook de jongelui, die menen over vocale kwaliteiten te bezitten, werpen zich erop. Voordat zij te laat zijn en een nieuwe „platenmode" van de andere kant van de Oceaan naar óns land komt overwaaien. Want en dat blijkt steeds weer daar in het buitenland maakt men de „tienerwetten", die hier slaafs worden nagevolgd. Natuurlijk een en kele uitzondering daargelaten. Laten wij een aantal „Nederlandstalige" opnamen de revue passeren: JO LEEMANS, een Belgische zange res die furore heeft gemaakt met het orkest van Francis Bay, zingt op Ar- tone BS 24.143 „Danswijsje", de Ne derlandse versie van het Deense „Dan- sevise". Natuurlijk kan zij er in haar eentje niet die interpretatie aan geven die het Deense echtpaar tot de win naar van Eurovisie-songfestival maak te. Maar begeleid door het orkest van Jan van Horen maakt zij er toch een alleszins aanvaardbare versie van. Dat geldt ook voor het „Ga niet heen" op de achterkant, dat als „T'en va pas op hetzelfde festival de tweede plaats behaalde. WINNY DOBBER zingt op Artone DR 25 173 twee liedjes van haar Neder landse repertoire. „Mr. Casanova" ligt ons iets beter in het gehoor dan het wat romantische „Wind en Wolken". Een pretentieloos plaatje voor de lief hebbers. WILLEKE ALBERT1, we hebben het al. meer geschreven heeft kwalitei ten. Na met haar vader twee liedjes van het San Remo festival „Uno per tutte" en „Non Costa Niente" in Neder land de verdiende bekendheid te heb ben gegeven (Philips 327 505 JF) ging zij weer alleen verder met haar Ita liaanse repertoire op Philips 327 523 JF. En ook „Perche Perché" en „Di Baci" werden een succes. Haar frisse vrolijke stem kreeg in deze twee lied jes dan ook alle gelegenheid van een goede klasse te getuigen. Van een heel andere allure is haar nieuwste plaat „Nooit te jong om te trouwen en „Alles of niks Nieuw op deze single is haar samenwerking met „The Lords" Samen maakten zü een gezellig, on bevangen plaatje, waarop het om in de stijl te blijven „moorddadig" twisten is. Willeke Alberti is ondanks alle successen wel zo jong gebleven om deze liedjes niet de rug toe te keren. Gelukkig niet! ROB DE NIJS is een uitgesproken tienerzanger, die met zijn vele fans geen raad weet. Hij schijnt niet de moed te bezitten om eens iets nieuws te proberen. „Trees" en „Stil verdriet" (Decca AT 10 018) zijn dan ook weer twee melodietjes volgens het oude dro merige zwümelige recept. Hoe lang houdt hd het nog vol? Met zijn stem zijn er heus betere, frissere opnamen te maken, die bovendien een wat bre- der publiek zullen aanspreken. WANDA doet het dan heel wat beter. Zij doet het zelfs uitstekend met „Su- kiyaki" en „De kelder van Billy" (Dec ca AT 10 016). Het laatste nummer is een aanstekelijke dans, gezond lawaaie rig, waarmee menig fuifje opgevro lijkt kan worden. Het fijn gezongen „Sukiyaki", dat reeds een internatio nale reputatie heeft, is dan bijzonder geschikt om er hand-in-hand bij tot rust te komen. REA VAN DER SCHOOT heeft met twee Nederlandse versies van buiten landse nummers op Decca AT 10 017 een aannemelijk platendebuut gemaakt. „Ik wou dat ik een prinses was" 'en „Je houdt je hart niet tegen" zijn niet al te hoogstaande liedjes, maar z;j wor den gekenmerkt door de spontaniteit die haar leeftijdgenootjes eigen is. Wü ziin nieuwsgierig naar haar volgende opna me. Een stagende lijn lijkt ons zeer wel mogelijk. JOHNNY LION heet misschien ge woon Jan de Leeuw. Hoe dan ook, deze Nederlandse zanger heeft met begelei ding van zijn „Jumping Jewels" een aantrekkelijk internationaal plaatje ge maakt (Philips 327 555). Vooral „Gip sy woman", zal zitn weg wel vlrtflen „I like it"-is van. iets. minder.gehalte, Johnny doet niet veel onder voor de buitenlandse crooners. Maar hij stijgt er ook niet boven uit. THE FOURYO'S hebben twee opna men in het Duits gemaakt van „Baby Doll" en „Und nebenbei hast du noch mich" (Decca AT 10 011). Wij voor ons horen het viertal liever een leuk Hol lands melodietje zingen, maar dit uit stapje over de grens zal op de platen- markt ook wel afnemers vinden. THE SPOTLIGHTS stellen met „Just let me cry" en „The Three Caballe- ros" iets teleur. (Tivoli TA 42 209). Toch hebben de drie Amstelveense meis jes in het verleden bewezen iets in hun mars te hebben. Hun stemmen zijn bepaald boven de middelmaat. Daarom maar niet te lang stil staan bij deze tegenvaller. THE MOUNTIES zijn de twee lolbroe ken uit de „Rudi Carrell show", die twee van hun succesliedjes op de plaat hebben vast gelegd. Natuurlijk moet men lachen om hun tekst op twee ge vestigde melodietjes. En daar gaat het alleen maar om in „Wie, wie heeft m'n nijptang" en „Een eskimo in Me xico" (Philips 327 541 JF). JOHNNY KRAAYKAMP, ook al een gevestigde grappenmaker, wil ons ook alleen maar laten lachen met „Een vrouw naar mijn hart" en „Het kost geen cent", Nederlandse versies van twee Italiaanse liedjes. Hij is misschien juist te ver gaan om ons de indruk te geven een mislukte zanger te zijn. Wjj zien liever zijn grimassen. EDDY YOUNG is doodgewone ham mondorganist Eddy de Jong van de radio. Zijn nieuwe EP (Artone EPDR 6726) telt vier Zuidamerikaanse melo dietjes afgestemd op de export naar het buitenland. Wie van hammondklan ken houdt kan er best zijn hart mee ophalen. I „Frenchy" luidt titel van de nieuuW LP van Frankrijks P°' 'pulairste vocale ffr0n« „Les Compagnons de la Chanson". n.v. Bovema importeerde deze in Pa.VL opgenomen Columbia LP (33SX die ook in ons land wel een groot oartjL liefhebbers zal hebben. De liedjes Les Compagnons zingen zijn voor 5* merendeel bekend. De muziek van Les Compagnons altijd weer een blijde muzikale geWJi, tenis. De negen mannen zingen spyL taan, opgewekt en bijzonder dynamis^; Hun zang is gespierd en van een stekelijke frisheid. Het merkwaard)», op de onderhavige LP is het feit.m. de Compagnons een groot aantal 1'®°, jes zingen die niet uit Frankrijk sta"1 men. Maar de interpretatie door 0 Compagnons verleent er toch de zo ve» trouwde Franse sfeer aan. Degene - 09 indertijd het televisie-optreden van froep heeft gezien, zal het genoegt"' oen te horen dat op deze LP ook Mexicain" staat, een nummer dat tijds in Soheveningen bij het publi®" een laaiend enthousiasme teweeg brady Maar er zijn meer hoogtepunten te ver melden: „L'Arlequin de Tolède", ontroerende „Verte Champagne", grappige „Bras dessus, bras dessous en het poëtische „Si tous les oiseauX bijvoorbeeld. De nieuwste zwarte schij} van „Les Compagnons de la Chanson is er één om vele malen op de draajj tafel te leggen: een uitstekende Lr vol vocale verrassingen. Het is lan» geleden dat de negen gezellen samen met Edith Piaff voor Columbia hun „Les trois cloches" brachten. De gro«P zong toen vaak nog te onbeheerst, J» gemakkelijk misschien. Er is sinds di® tijd wel het een en ander veranderd' beh«lv* wf* maar jr»nTWr««»' m*+ Vtfl pantrAn^ on de r>„mz_TT> T,r«+«cn' i"Tr „nlTr.l„H li.f C* nrncte». stok west-FVan*' -■Or. p.) wfl pn* »n lUOHlm t»k«+en: p» Er Staat on (Ie a<-V"»-kant van hef hoesfe nncr vol „nnl rnëér. maar d a-p ap4tto+" de luisteraar niet veel (F' "PMrï kolnmmeHe beveelt het ktyhéF van arammefeoirelaten-met-volkR'nin' 7'ek aan. Hat la dus zotets als ftcrj) ai niet TO beste) mosterd na de msel- tlld. Tie overige tekst behelst (over d'® maaltlld "esproken!niets meer m'rder dan een... menu. Zo vafl: Men neme... Een heus Preton' diner, tazeker, voor maar liefst r.e* personen. Een aardig gebaar van de platenmaat schappij, wie het dus niet om de mu ziek te doen schijnt te zijn. Vreemd dat temeer daar dit plaatje er toch een is uit een reeks die notabene „Gramm phonehouse Folk Series" heet. Eeh soort exotisch kookboek in vervolge" dus. Aflevering nummer EA 457 moet' getuige titel en klanken, iets Arabisch zijn. Op het hoesje behalve genoemde aanbeveling een lamsvlees-recept. Zal best wel smaken; maar dergelijke uitga ven kunnen waarschijnlijk beter in een andere rubriek worden besproken. Tamouré" is op het ogenblik he' laatste woord op het gebied van Zuidzee-klanken. Wat dat bete kent kan elke platephandelaar u aan de hand van zijn nieuwste zendin gen laten zien en vooral laten horen. Heel vreemd wordt er meestal met dl' soort muziek omgesprongen. Ook he' Phüips-plaatje 432.911 BE biedt gee" zuivere volksmuziek zang en spel va" „Les ballets Heiva" klinken wel wa' èrg glad, geroutineerd en gearrangeerd maar dit EP'tje wint het toch verre* weg van vele andere, waar immers d® oorspronkelijke muziek om commercië le redenen is „aangepast". Er i. aa° dit Dlaatje met exotische ritmen en lie deren in elk geval genoeg plezier te be leven om het zijn geld waard te doen zijn. En dat is iets wat van veel op de platenmarkt niet naar waarheid ka" worden beweerd. In deze rubriek hebben wjj ons al en kele malen geestdriftig uitgelaten over het werk van de jonge Frans man Claude Nougaro. Twee v*JJ zijn chansons, „Le rouge et ie noir (voor de tekst nog eens speciale aan dacht gevraagd!) en het terecht in kPL te tijd geliefd geworden „La chanson staan nu opnieuw op een door Phil'P uitgebrachte EP in de vertolking v9P Pia Colombo, die in het afgelopen zoen voor een der hoogtepunten in AVRO-televisiereeks „Club Domino zorgde. Vooral een boeiende voordracht fraPf peert bij deze nog vrij nieuwe vedette boeiender dan die van Nougaro zy' Wat maakt zij niet van Holmes' u„ vie s'en va"! Waarom zij toch zo va» met Edith Piaf wordt vergeleken ons, afgezien misschien dan van o» voordracht, niet duidelijk. Haar repe toire is in elk geval al veel interessai ter en veelzijdiger („Les noctambuie», is op dit plaatje het vierde chanso' eh Colombo's stem doet, veel mino dan aan die van Piaf, denken aan n geluid van Cathérine Sauvage. Wanne deze niet voor het Franse chanson ni steeds zoveel betekende (haar hieu LP met prachtig werk van de aten Louis Aragon hopen wij een af keer te bespreken), zou zij in de "e%,n\g. de Pia Colombo »-e»a« »™t onvo ster hebben blij mee te z dezè EP 432.805 BE. KEES STIP: „Zet mij op een Ik zou wel eens wat anders wil len. Ik schrijf altijd maar komisch en humoristisch bedoelde verhaaltjes en versjes. Het schijnt dat dit gen re mij het beste ligt. Jammer aan een kant: ik zou graag wat serieuzer werk gaan schrijven. Vroeger toen ik met Koolhaas, en Vroman m Utrecht stu deerde (wij waren alle drie lid van „Unitas") schreef ik gedichten. Ik weet niet of ze goed waren, maar ik schrééf ze en ze gaven mij voldoening. Nu schrijf ik al jarenlang rijmpjes (brood- nood-goot-dood) en tijd om iets anders te doen krijg ik gewoon niet." Kees Stip spreekt op een wat teleur gestelde toon. HU heeft een blozend gezicht, waarin twee ogen staan die leder afzonderlijk een eigen gevoelswe reld uitdrukken. Het ene oog is helder, enigszins spottend, het ander wat meer toegeknepen staat weemoedig en me lancholiek. Hij haalt een menthol-filter sigaret te voorschijn, breekt hem in tweeën, en steekt dan de ene helft in een langwerpig pijpje. Hij is niet be paald het type van de zware shag ket tingroker. Drinken doet Kees Stip niet. Hij leidt een vrij sober leven. „Ik ben eigenlijk een wat droevige dramatische figuur", zegt hij. „Ik weet niet hoe dat komt. Zet mij op een carnaval en het verregent." Maar ja, dat schijnt er nu eenmaal bij te horen. „Ik had nooit gedacht" zegt hij even later, „dat ik deze richting op zou gaan. Ik weet ook niet van wie ik het schrij ven heb. Ik woonde in het rustige Vee- nendaal. Mijn vader was boekhouder. Hij had geen duidelijke literaire belang stelling. Mijn moeder evenmin. Ik volg de de H.B.S. Na het Staatsexamen ging ik in Utrecht aanvankelijk klassieke letteren studeren, later taalwetenschappen. Koolhaas-Vroman-Stip. Drie uitzon derlijk begaafde studenten die elkaar in die tijd hebben leren kennen en waarderen. Misschien wel door hun ge meenschappelijke interesse: het dier. Koolhaas zou dierenverhalen gaan schrijven die in de vaderlandse litera tuur hun geleken niet hebben. Leo Vro man werd bioloog en een van onze grote hedendaagse dichters: in zijn poëzie komt het dier steeds weer terug. Kees Stip tenslotte werd Trijntje Fop... „Ik heet Trijntje Fop en heb een muts op mijn kop". MultatuU's regels Inspireerden Kees Stip tot het schep pen van een nieuwe figuur. Een figuur waarmee hij in 1951 in „de Volks krant" debuteerde. Het werd een enorm succes. Het was een van die „rustpuntjes", die mede het eigen ge zicht van een krant bepalen. In de twaalf jaar die achter hem liggen heeft Kees Stip nu zo ongeveer duizend Trüntjes Fop gemaakt. Va riërend van de drachtige koe in Uit- huizerveen tot de bijziende brilslang uit Madagaskar. Trijntje Fop weet het soms zelf niet meer. „Vaak herken ik de versjes niet eens. Veel later gaat er dan een schok van Herkenning door mij heen en realiseer ik mij plotseling dat ik dat versje in elkaar heb ge draaid. Je krijgt er ook zoveel onder ogen. En vergeet niet de aantallen versjes, die ik van lezers heb gekre gen. Net of ze allemaal wilden zeggen: „Kijk eens, meneer, ik kan het ook Soms waren er zeer geslaagde brein- brouwseltjes bij, moet ik zeggen Kees Stip of liever Trijntje Fop is onlangs voor de vierde maal „gebun deld. En ook het vierde deeltje met de verzamelde dierkundige dichtoefe ningen blijkt te „gaan". Heel goed zelfs. Ik schrijf de versjes altijd op woens dag en vrijdag. Niet omdat ik bijgelo vig ben bepaald niet maar op maandag en donderdag gaat het om technische redenen niet en op dinsdag moet ik ander werk doen. Ik heb wei nig moeite met het schrijven. Ik vind het heerlijk om te „Trijntje Foppen Als het een beetje meezit hoop ik er nog lang mee door te kunnen gaan. Totdat de bron uitgeput is natuurlijk. Maar dan zien wij wel verder „Mijn beste versje?" Hij denkt even na. peutert een halve sigaret in het pijpje en zegt dan: „Ik weet het eigenlijk niet. Er zyni er **vee Seweest. Die van die jachthond In ;onn vind ik wel aardig. Kent u die Rees Stip. nlet' Een jachthond in de buurt van Bonn las altijd Goethe als hij kon „zo leert men langzaam", sprak het beest het vlees bedwingen door de geest maar als ik mee mag met de meute ben Ik het allemaal vergoethe" dien zal ik dan eerst een opdracht moeten krijgen." „Werkt u uitsluitend volgens op dracht?" „Meestal wel. Het staat erg duur. Maar het moet wel. Ik heb een gezin te onderhouden. Dat neemt niet weg dat ik als ik werkelijk zou wil len best de tijd zou kunnen vinden om iets in die richting te doen. Ik heb er eigenlijk nooit over nagedacht. Mis schien zit er wel wat in. Ik zou ook weer gedichten willen gaan schrijven en strips of zo iets. Ik zcu zo veel wil len. Ik wil zoveel tegelijk dat ik ten laatste niet meer weet waaraan ik het eerste moet beginnen. Het eindigt er meestal mee dat ik maar weer aan een opdracht ga werken. Ach een mens...." „Nee, ik geloof niets. Je zou kunnen zeggen dat ik atheïst ben, als het niet zo hard klonk. Al die ellende in de wereld, rondom je heen..Ik begrijp het niet. Maar dat zou een gesprek wor den van dagen, misschien weken." Hij houdt van mensen, ja. En ook van dieren. Hij zou het iedereen naar de zin willen maken, een leefbare we reld willen scheppen. Hij is voorko mend, hartelijk, meelevend en echt menselijk in de omgang. Hij is soms angstig bescheiden. Maar het is geen pose. „Ik houd erg veel van dieren. Thuis heb ik drie katten en een egel rondlo pen. De egel heet Urgje. Ik heb er eigenlijk nog te weinig versjes op ge maakt. Ik zou graag een hond willen hebben. "aar °°er een speling van het lot komt het er steeds niet van. Zo'n hond als die daar bijvoorbeeld". Hij wijst naar het prachtige bruine dier een eindje verderop „Mooi beest hè?" Even later doet het lieve dier bij ver gissing iets tegen het been van een achteloze cafébezoeker. „Humor, dat is erg belangrijk in het leven", zegt hj). Ken je die van de spreeuw: Een rupsenzamelende spreeuw vloog door het keelgat van een leeuic „Ik hoop, zo sprak het beest benauwd, dat deze leeuw van rupsen houdt" Leert, kinderen dit van deze spreeuw; Humor is lachen in een leeuw. Of over die wasbeer: Een witte wasbeer te Madras doet elke week zijn eigen was Een soortgelijke procedure ten bate van de bovenburen valt echter buiten zijn bestek want buurmans goed is al te gek Hij draagt de versjes langzaam, goed articulerend voor. Maar aan het slot lacht hij nauwelijks. Hij zegt alleen: „aardig hè". „Vreemd, waar een mens al niet toe komt", merkt hij op. Er valt een korte pauze. „U heeft vroeger toch geheel ander werk gepu bliceerd," zeg ik. „Ik herinner mij b.v. „De ballade van de 100 vrije:." en „Vijf variaties op een misverstand".) „Dat is al een hele tijd geleden", antwoordt Stip. „Ik vond ze wel ge slaagd toen. Ik kan er nu niet meer helemaal achterstaan." „En Dieuwertje Diekema?" „Met Dieuwertje Diekema is het iets anders. Hoewel ik er niet echt mee in mijn schik ben, ligt dat toch iets meer aan mijn hart. ik heb het geschreven uit be wondering voor Werumeus Buning. Ik kende Buning heel goed. Zijn gedicht Maria Lecina heeft grote indruk op mij gemaakt. In Dieuwertje Diekema heb ik getracht iets van de bewondering, die ik voelde voor Buning weer te geven. Maar eigenlijk beschouw ik het meren deel van mijn vroegere werken min of meer als vingeroefeningen. Duidelijk komt dat tot uitii.g in „Vijf variaties op een misverstand", die de van Ovi- dius bekende Pyramus en Thisbe tot uitgangspunt hebben. Ik beschrijf de lotgevallen van de twee op de manier zoals grote schrijvers en dichters het zouden hebben gedaan. Dichters als Vondel en Jan Prins met name." En dan niet begrijpend zijn schou ders ophalend: „Neem nou zo'n Jan Prins eens. Tegenwoordig wordt er niet meer over zijn werk gesproken. Hij telt niet meer mee. Voor my is dat onbegrijpelijk. v>e en van Jan Prins hebben my indertijd sterk getrof- fen. Maar je leest ze nu niet meer."... „Nee, die tegenwoordige dichters en romanschrijvers doen my mets. Alleen Vroman bewonder ik. Dat is een taal virtuoos en een werkelijk begenadigd dichter tegelijk. Maar al die anderen... Voor mij hoeft hei niet. Over het al- gemeen houd ik veel meer van poëzie dan van proza. Hoewel, op dat gebied zijn er ook knapen geweest. Maar de eigentijdse mensen? Ik weet het niet. Op de een of andere manier slaat hun werk niet meer aan. Vergeet ook niet dat ik van een andere, voorbije gene ratie ben. Ik word al oud. Zondag word ik vijftig jaar. Een hele leeftud Bij glimlacht even. „Je gaat een neleboel dingen an ders zien. Vroeger voelde ik veel voor het leger. In Kampen heb ik gediend als reserve-officier bij de Infanterie. Na de oorlog heb ik zelfs lange tijd bij de Leger Voorlichtings Dienst in Den Haag gewerkt. De militaire sa menleving boeide en inspireerde mij. En nu? Nu ben ik anti-militarist. Zeer overtuigd zelfs. Vroeger wilde ik mij uitsluitend en aileen met de literatuur in de meest strikte zin be zig houden. Had ik ooit kunnen den ken dat ik zoveel jaren met veel ple zier teksten zou schrijven voor Poly goon (o.a. het befaamde jaarover zicht), gedenkboekjes voor jubileren de firma's en teksten voor diverse radio-programma's. Ik heb mij êr bij neergelegd." „U lijkt mij iemand om een uitstekend blijspel te schrijven", „Is dat geen definitie van humor?", merk lk op. „Best mogelijk, zegt Stip. Stip. e gaan naar buiten. Het Ik heb het nog niet geprobeerd. Maar s nt. ik heb er zo weinig tijd voor. Boven- FRANS BOELEN Grapjes op en met de muziek van Bach hebben het altijd goed gedaan. Larry Adler had bijzonder veel succes met zijn „Bach goes to town muzikale humorist-par- excellence Victor Borge deed met zijn Bach-vertolkingen het publiek in de he le wereld schaterlachen. Dave Brubeck bouwde een machtige improvisatie op in zijn Brandenburg Gate" en klaveci- nïst Keorge Malcolm speelde op een Decca EP (Cep 5502) een aantal zeer geslaagde „Bachiaanse" composities. Wij noemen maar een paar voorbeel den; er zijn er veel meer aan te halen. Onlangs verscheen op de Franse Phi lips (B 77.921) een langspeelplaat van ,Les Swingle Singers" onder de titel ,Jazz Sebastien Bach". De lof over dit album was de ver schijning in ons land reeds vooruit gegaan. En terecht, naar wij thans hebben kunnen vaststellen. Men moet bij deze opname niet aan een muzi kale grap denken. De voordracht, ver tolking en muzikaliteit van de emi nente Swingle Singers, een talentvol le groep jonge Franse zangers en zangeressen hebben weinig of niets met humor te maken. Wat deze groep presteert is nauwelijks te geloven: het is een fantastische prestatie. Het we zen van de muziek wordt niet aange tast, in geen van de uitgevoerde wer ken is een noot weggelaten of bijge voegd. Er wordt niet geïmproviseerd. En dat laatste nu maakt de titel van de plaat „Jazz Seb Bach" onjuist. De toevoeging van bas en slagwerk geeft weliswaar aan de zeer ritmische en (mogen we het schrijven) z-eer swin gende muziek van Bach een „Jazzy" karakter, maar juist door het gemis aan improvisatie kan deze muziek geen echte jazz worden. Naar onze smaak blijft improvisatie nu eenmaal een van de kenmerkende eigenschappen van de jazz. „Jazz Sebastien Bach" is een sublie me opname geworden die iedere recht geaarde muziekliefhebber eigenlijk in zijn discotheek zou moeten hebben. Aan de originele muziek is niets veranderd. Slechts in twee gevallen heeft men lou ter om vocaal-technische redenen moe ten transponeren: in de prelude no. 9 (uit het Wohltemperiertes Klavier) en ln de Sinfonia. De „Swingle Singers" presenteren de luisteraars op de twee de kant van de plaat nog een wereld première: de uitvoering van de Canon, een onuitgegeven werk van Bach, dat hij indertijd opdroeg aan een onbeken de componist. De Swingle Singers zul len u van de ene verbazing in de an dere doen vallen. Hun techniek en raf finement, hun muzikaliteit en hun prach tige stemmen maken deze plaat tot een hoogtepunt in de gehele platenoogst van de laatste jaren. Marjo Dolores, een pseudoniem? Ze mag dan stralend op de hoes staan, de jonge Marjo. de smar ten die haar naam impliceert vindt men terug in haar song „Barca role in de nacht!" Het leed is al even min uniek als het lied zelf. „Veel geluk had ik verwacht", zingt ze in een duet met haar zelf. Geluk van Pierrot, die evenwel voor goed vaarwel heeft gezegd. Een week mannenkoor zorgt als een „rei van begrijpenden" voor de herha ling van de ornwoorden. Niet origineel, niet schokkend. „Amigo caballero" toont aan dat zij overigens het verdriet niet zoekt of als nenig aanprijst. De amigo adviseert zü nu aan één stuk krachtig ondersteund d.9°r df rel van vrijers toch blij te ziin. „Verdriet is zij niet waard, taliif niel treuren. Zadel je paard. Morgen ben je naar vergelen H0e smartelijk Marjo Dolores ook uithaalt, we vrezen voor haar hetzelfde. Men vergeet snel. (Phi lips JF 327-551). Het „o zo olijke tweetal" Black and White behandelt ditmaal het eeuw feest van de dorpskapel. Een school, voorbeeld van onbenullige teksten waarin - zo waar het zèl rijmen - hel woord festijn nog uitblinkt De muziek is navenant, .het. tweetal altijd hetzelf de met zijn pizzicato-voordracht. „De Turkse trom is al aan zijn derde nieu we vel toe", zingen de heren. Wanneer zullen zt) eindelijk eens „vervellen"? Kent men de „Blaaskapel" dan kenl men ook ,,'t Was op een zalig zachte zwoele zomeravond' De assonanties en Uliteraties waaraan dit lied ruk is bevorderen nog eens extra de pizzicato-dreun, die het vijftien jaar celeden w,e, eens wilde doen. Wie bereid is, kan zich door Don Mer cedes in een weemoedige stemming la ten brengen. Hü heelt er talent en een meeslepende, weke stem voor. „Foolish little girl" is het lied van de minnaar die tegen de verdrukking opvrijt. Al de hinder goede hoedanigheden van zyn ief verhinderen hem met haar te stel en boven anderen. Wanneer hü lyrisch :Ün stemmingen uitzingt, zorgen bitse schrille damesstemmen voor een con trast, waarna het „desondanks, toch, nog niettemin heb ik lief" het goed doet. Het eindigt tenslotte met een „einde loze" herhaling van een liefdesverkla ring zonder beperkingen. Tegen een achtergrond van constante o-roeprs en ritmische handklappers zingt Don Mercedes tevens van „This little girl" met eenzelfde, moedwillig aangezet te, weke stem. Ook nu problemen, doch van andere aard. „We hebben lief doch durven het elkaar niet zeggen". Het woordbeeld is eentonig, flarden van de melodie zün bekend maar desondanks een acceptabele stemmingkweker.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 10