VERTAALDE „TIENERLIEFDE"
Buitenlandse hits
in het Nederlands
KOOKBOEK IN
VERVOLGEN?
TAMOURÉ
.Dierlijk' trio: Koolhaas, Vroman, Stip
carnaval, en het verregent"
Jazz Sebastien Bach
uitstekende plaat
Marjo Dolores: flauw
Lichte
muze
„Les Compagnons
de la Chanson"
goed, en vertrouwd
APPLAUS voor
Driemanschap
Dieuwertje
Black and White
Don Mercedes
ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1963
PAGINA
Johnny Kraaykamp, „liever grimassen".
Chansons
Jo Leemans „alleszins aanvaard
baar".
Het egeltje Urgje.
Liedjes over die
schier onuitputtelijke
bron der muziek, de
liefde; liedjes, waar je
je bovendien eens
héérlijk 1mee kunt Uit
leven in de allerlaat
ste dansrage; liedjes,
die buitenlandse „hits" in de eigen taal
verstaanbaar maken; zij blijven op het
jonge platenpubliek een onweerstaan
bare aantrekkingskracht uitoefenen.
Maar ook de jongelui, die menen over
vocale kwaliteiten te bezitten, werpen
zich erop. Voordat zij te laat zijn en een
nieuwe „platenmode" van de andere
kant van de Oceaan naar óns land komt
overwaaien. Want en dat blijkt steeds
weer daar in het buitenland maakt
men de „tienerwetten", die hier slaafs
worden nagevolgd. Natuurlijk een en
kele uitzondering daargelaten. Laten wij
een aantal „Nederlandstalige" opnamen
de revue passeren:
JO LEEMANS, een Belgische zange
res die furore heeft gemaakt met het
orkest van Francis Bay, zingt op Ar-
tone BS 24.143 „Danswijsje", de Ne
derlandse versie van het Deense „Dan-
sevise". Natuurlijk kan zij er in haar
eentje niet die interpretatie aan geven
die het Deense echtpaar tot de win
naar van Eurovisie-songfestival maak
te. Maar begeleid door het orkest van
Jan van Horen maakt zij er toch een
alleszins aanvaardbare versie van. Dat
geldt ook voor het „Ga niet heen" op
de achterkant, dat als „T'en va pas
op hetzelfde festival de tweede plaats
behaalde.
WINNY DOBBER zingt op Artone
DR 25 173 twee liedjes van haar Neder
landse repertoire. „Mr. Casanova" ligt
ons iets beter in het gehoor dan het
wat romantische „Wind en Wolken".
Een pretentieloos plaatje voor de lief
hebbers.
WILLEKE ALBERT1, we hebben het
al. meer geschreven heeft kwalitei
ten. Na met haar vader twee liedjes
van het San Remo festival „Uno per
tutte" en „Non Costa Niente" in Neder
land de verdiende bekendheid te heb
ben gegeven (Philips 327 505 JF) ging
zij weer alleen verder met haar Ita
liaanse repertoire op Philips 327 523
JF. En ook „Perche Perché" en „Di
Baci" werden een succes. Haar frisse
vrolijke stem kreeg in deze twee lied
jes dan ook alle gelegenheid van een
goede klasse te getuigen. Van een heel
andere allure is haar nieuwste plaat
„Nooit te jong om te trouwen en
„Alles of niks Nieuw op deze single
is haar samenwerking met „The Lords"
Samen maakten zü een gezellig, on
bevangen plaatje, waarop het om
in de stijl te blijven „moorddadig"
twisten is. Willeke Alberti is ondanks
alle successen wel zo jong gebleven
om deze liedjes niet de rug toe te keren.
Gelukkig niet!
ROB DE NIJS is een uitgesproken
tienerzanger, die met zijn vele fans
geen raad weet. Hij schijnt niet de
moed te bezitten om eens iets nieuws
te proberen. „Trees" en „Stil verdriet"
(Decca AT 10 018) zijn dan ook weer
twee melodietjes volgens het oude dro
merige zwümelige recept. Hoe lang
houdt hd het nog vol? Met zijn stem
zijn er heus betere, frissere opnamen
te maken, die bovendien een wat bre-
der publiek zullen aanspreken.
WANDA doet het dan heel wat beter.
Zij doet het zelfs uitstekend met „Su-
kiyaki" en „De kelder van Billy" (Dec
ca AT 10 016). Het laatste nummer is
een aanstekelijke dans, gezond lawaaie
rig, waarmee menig fuifje opgevro
lijkt kan worden. Het fijn gezongen
„Sukiyaki", dat reeds een internatio
nale reputatie heeft, is dan bijzonder
geschikt om er hand-in-hand bij tot rust
te komen.
REA VAN DER SCHOOT heeft met
twee Nederlandse versies van buiten
landse nummers op Decca AT 10 017
een aannemelijk platendebuut gemaakt.
„Ik wou dat ik een prinses was" 'en
„Je houdt je hart niet tegen" zijn niet
al te hoogstaande liedjes, maar z;j wor
den gekenmerkt door de spontaniteit die
haar leeftijdgenootjes eigen is. Wü ziin
nieuwsgierig naar haar volgende opna
me. Een stagende lijn lijkt ons zeer wel
mogelijk.
JOHNNY LION heet misschien ge
woon Jan de Leeuw. Hoe dan ook, deze
Nederlandse zanger heeft met begelei
ding van zijn „Jumping Jewels" een
aantrekkelijk internationaal plaatje ge
maakt (Philips 327 555). Vooral „Gip
sy woman", zal zitn weg wel vlrtflen
„I like it"-is van. iets. minder.gehalte,
Johnny doet niet veel onder voor de
buitenlandse crooners. Maar hij stijgt
er ook niet boven uit.
THE FOURYO'S hebben twee opna
men in het Duits gemaakt van „Baby
Doll" en „Und nebenbei hast du noch
mich" (Decca AT 10 011). Wij voor ons
horen het viertal liever een leuk Hol
lands melodietje zingen, maar dit uit
stapje over de grens zal op de platen-
markt ook wel afnemers vinden.
THE SPOTLIGHTS stellen met „Just
let me cry" en „The Three Caballe-
ros" iets teleur. (Tivoli TA 42 209).
Toch hebben de drie Amstelveense meis
jes in het verleden bewezen iets in
hun mars te hebben. Hun stemmen
zijn bepaald boven de middelmaat.
Daarom maar niet te lang stil staan
bij deze tegenvaller.
THE MOUNTIES zijn de twee lolbroe
ken uit de „Rudi Carrell show", die
twee van hun succesliedjes op de plaat
hebben vast gelegd. Natuurlijk moet
men lachen om hun tekst op twee ge
vestigde melodietjes. En daar gaat het
alleen maar om in „Wie, wie heeft
m'n nijptang" en „Een eskimo in Me
xico" (Philips 327 541 JF).
JOHNNY KRAAYKAMP, ook al een
gevestigde grappenmaker, wil ons ook
alleen maar laten lachen met „Een
vrouw naar mijn hart" en „Het kost
geen cent", Nederlandse versies van
twee Italiaanse liedjes. Hij is misschien
juist te ver gaan om ons de indruk
te geven een mislukte zanger te zijn.
Wjj zien liever zijn grimassen.
EDDY YOUNG is doodgewone ham
mondorganist Eddy de Jong van de
radio. Zijn nieuwe EP (Artone EPDR
6726) telt vier Zuidamerikaanse melo
dietjes afgestemd op de export naar
het buitenland. Wie van hammondklan
ken houdt kan er best zijn hart mee
ophalen.
I „Frenchy" luidt
titel van de nieuuW
LP van Frankrijks P°'
'pulairste vocale ffr0n«
„Les Compagnons de la Chanson".
n.v. Bovema importeerde deze in Pa.VL
opgenomen Columbia LP (33SX
die ook in ons land wel een groot oartjL
liefhebbers zal hebben. De liedjes
Les Compagnons zingen zijn voor 5*
merendeel bekend.
De muziek van Les Compagnons
altijd weer een blijde muzikale geWJi,
tenis. De negen mannen zingen spyL
taan, opgewekt en bijzonder dynamis^;
Hun zang is gespierd en van een
stekelijke frisheid. Het merkwaard)»,
op de onderhavige LP is het feit.m.
de Compagnons een groot aantal 1'®°,
jes zingen die niet uit Frankrijk sta"1
men. Maar de interpretatie door 0
Compagnons verleent er toch de zo ve»
trouwde Franse sfeer aan. Degene
- 09
indertijd het televisie-optreden van
froep heeft gezien, zal het genoegt"'
oen te horen dat op deze LP ook
Mexicain" staat, een nummer dat
tijds in Soheveningen bij het publi®"
een laaiend enthousiasme teweeg brady
Maar er zijn meer hoogtepunten te ver
melden: „L'Arlequin de Tolède",
ontroerende „Verte Champagne",
grappige „Bras dessus, bras dessous
en het poëtische „Si tous les oiseauX
bijvoorbeeld. De nieuwste zwarte schij}
van „Les Compagnons de la Chanson
is er één om vele malen op de draajj
tafel te leggen: een uitstekende Lr
vol vocale verrassingen. Het is lan»
geleden dat de negen gezellen samen
met Edith Piaff voor Columbia hun
„Les trois cloches" brachten. De gro«P
zong toen vaak nog te onbeheerst, J»
gemakkelijk misschien. Er is sinds di®
tijd wel het een en ander veranderd'
beh«lv*
wf* maar
jr»nTWr««»' m*+
Vtfl pantrAn^
on de r>„mz_TT> T,r«+«cn'
i"Tr „nlTr.l„H li.f C*
nrncte». stok west-FVan*'
-■Or. p.) wfl pn*
»n lUOHlm t»k«+en: p»
Er Staat on (Ie a<-V"»-kant van hef
hoesfe nncr vol „nnl rnëér. maar d
a-p ap4tto+" de luisteraar niet veel (F'
"PMrï kolnmmeHe beveelt het ktyhéF
van arammefeoirelaten-met-volkR'nin'
7'ek aan. Hat la dus zotets als ftcrj)
ai niet TO beste) mosterd na de msel-
tlld. Tie overige tekst behelst (over d'®
maaltlld "esproken!niets meer
m'rder dan een... menu. Zo vafl:
Men neme... Een heus Preton'
diner, tazeker, voor maar liefst r.e*
personen.
Een aardig gebaar van de platenmaat
schappij, wie het dus niet om de mu
ziek te doen schijnt te zijn. Vreemd
dat temeer daar dit plaatje er toch een
is uit een reeks die notabene „Gramm
phonehouse Folk Series" heet. Eeh
soort exotisch kookboek in vervolge"
dus. Aflevering nummer EA 457 moet'
getuige titel en klanken, iets Arabisch
zijn. Op het hoesje behalve genoemde
aanbeveling een lamsvlees-recept. Zal
best wel smaken; maar dergelijke uitga
ven kunnen waarschijnlijk beter in een
andere rubriek worden besproken.
Tamouré" is op het ogenblik he'
laatste woord op het gebied van
Zuidzee-klanken. Wat dat bete
kent kan elke platephandelaar u
aan de hand van zijn nieuwste zendin
gen laten zien en vooral laten horen.
Heel vreemd wordt er meestal met dl'
soort muziek omgesprongen. Ook he'
Phüips-plaatje 432.911 BE biedt gee"
zuivere volksmuziek zang en spel va"
„Les ballets Heiva" klinken wel wa'
èrg glad, geroutineerd en gearrangeerd
maar dit EP'tje wint het toch verre*
weg van vele andere, waar immers d®
oorspronkelijke muziek om commercië
le redenen is „aangepast". Er i. aa°
dit Dlaatje met exotische ritmen en lie
deren in elk geval genoeg plezier te be
leven om het zijn geld waard te doen
zijn. En dat is iets wat van veel op de
platenmarkt niet naar waarheid ka"
worden beweerd.
In deze rubriek hebben wjj ons al en
kele malen geestdriftig uitgelaten
over het werk van de jonge Frans
man Claude Nougaro. Twee v*JJ
zijn chansons, „Le rouge et ie noir
(voor de tekst nog eens speciale aan
dacht gevraagd!) en het terecht in kPL
te tijd geliefd geworden „La chanson
staan nu opnieuw op een door Phil'P
uitgebrachte EP in de vertolking v9P
Pia Colombo, die in het afgelopen
zoen voor een der hoogtepunten in
AVRO-televisiereeks „Club Domino
zorgde.
Vooral een boeiende voordracht fraPf
peert bij deze nog vrij nieuwe vedette
boeiender dan die van Nougaro zy'
Wat maakt zij niet van Holmes' u„
vie s'en va"! Waarom zij toch zo va»
met Edith Piaf wordt vergeleken
ons, afgezien misschien dan van o»
voordracht, niet duidelijk. Haar repe
toire is in elk geval al veel interessai
ter en veelzijdiger („Les noctambuie»,
is op dit plaatje het vierde chanso'
eh Colombo's stem doet, veel mino
dan aan die van Piaf, denken aan n
geluid van Cathérine Sauvage. Wanne
deze niet voor het Franse chanson ni
steeds zoveel betekende (haar hieu
LP met prachtig werk van de aten
Louis Aragon hopen wij een af
keer te bespreken), zou zij in de "e%,n\g.
de Pia Colombo »-e»a« »™t onvo
ster hebben
blij mee te z
dezè EP 432.805 BE.
KEES STIP: „Zet mij op een
Ik zou wel eens wat anders wil
len. Ik schrijf altijd maar komisch
en humoristisch bedoelde verhaaltjes
en versjes. Het schijnt dat dit gen
re mij het beste ligt. Jammer aan een
kant: ik zou graag wat serieuzer werk
gaan schrijven. Vroeger toen ik met
Koolhaas, en Vroman m Utrecht stu
deerde (wij waren alle drie lid van
„Unitas") schreef ik gedichten. Ik weet
niet of ze goed waren, maar ik schrééf
ze en ze gaven mij voldoening. Nu
schrijf ik al jarenlang rijmpjes (brood-
nood-goot-dood) en tijd om iets anders
te doen krijg ik gewoon niet."
Kees Stip spreekt op een wat teleur
gestelde toon. HU heeft een blozend
gezicht, waarin twee ogen staan die
leder afzonderlijk een eigen gevoelswe
reld uitdrukken. Het ene oog is helder,
enigszins spottend, het ander wat meer
toegeknepen staat weemoedig en me
lancholiek. Hij haalt een menthol-filter
sigaret te voorschijn, breekt hem in
tweeën, en steekt dan de ene helft in
een langwerpig pijpje. Hij is niet be
paald het type van de zware shag ket
tingroker. Drinken doet Kees Stip niet.
Hij leidt een vrij sober leven. „Ik ben
eigenlijk een wat droevige dramatische
figuur", zegt hij. „Ik weet niet hoe dat
komt. Zet mij op een carnaval en het
verregent." Maar ja, dat schijnt er nu
eenmaal bij te horen.
„Ik had nooit gedacht" zegt hij even
later, „dat ik deze richting op zou gaan.
Ik weet ook niet van wie ik het schrij
ven heb. Ik woonde in het rustige Vee-
nendaal. Mijn vader was boekhouder.
Hij had geen duidelijke literaire belang
stelling. Mijn moeder evenmin. Ik volg
de de H.B.S.
Na het Staatsexamen ging ik in
Utrecht aanvankelijk klassieke letteren
studeren, later taalwetenschappen.
Koolhaas-Vroman-Stip. Drie uitzon
derlijk begaafde studenten die elkaar
in die tijd hebben leren kennen en
waarderen. Misschien wel door hun ge
meenschappelijke interesse: het dier.
Koolhaas zou dierenverhalen gaan
schrijven die in de vaderlandse litera
tuur hun geleken niet hebben. Leo Vro
man werd bioloog en een van onze
grote hedendaagse dichters: in zijn
poëzie komt het dier
steeds weer terug. Kees Stip tenslotte
werd Trijntje Fop...
„Ik heet Trijntje Fop en heb een
muts op mijn kop". MultatuU's regels
Inspireerden Kees Stip tot het schep
pen van een nieuwe figuur. Een figuur
waarmee hij in 1951 in „de Volks
krant" debuteerde. Het werd een
enorm succes. Het was een van die
„rustpuntjes", die mede het eigen ge
zicht van een krant bepalen.
In de twaalf jaar die achter hem
liggen heeft Kees Stip nu zo ongeveer
duizend Trüntjes Fop gemaakt. Va
riërend van de drachtige koe in Uit-
huizerveen tot de bijziende brilslang
uit Madagaskar. Trijntje Fop weet het
soms zelf niet meer. „Vaak herken ik
de versjes niet eens. Veel later gaat
er dan een schok van Herkenning door
mij heen en realiseer ik mij plotseling
dat ik dat versje in elkaar heb ge
draaid. Je krijgt er ook zoveel onder
ogen. En vergeet niet de aantallen
versjes, die ik van lezers heb gekre
gen. Net of ze allemaal wilden zeggen:
„Kijk eens, meneer, ik kan het ook
Soms waren er zeer geslaagde brein-
brouwseltjes bij, moet ik zeggen
Kees Stip of liever Trijntje Fop is
onlangs voor de vierde maal „gebun
deld. En ook het vierde deeltje met
de verzamelde dierkundige dichtoefe
ningen blijkt te „gaan". Heel goed
zelfs.
Ik schrijf de versjes altijd op woens
dag en vrijdag. Niet omdat ik bijgelo
vig ben bepaald niet maar op
maandag en donderdag gaat het om
technische redenen niet en op dinsdag
moet ik ander werk doen. Ik heb wei
nig moeite met het schrijven. Ik vind
het heerlijk om te „Trijntje Foppen
Als het een beetje meezit hoop ik er
nog lang mee door te kunnen gaan.
Totdat de bron uitgeput is natuurlijk.
Maar dan zien wij wel verder
„Mijn beste versje?" Hij denkt
even na. peutert een halve sigaret
in het pijpje en zegt dan: „Ik weet
het eigenlijk niet. Er zyni er **vee
Seweest. Die van die jachthond In
;onn vind ik wel aardig. Kent u die Rees Stip.
nlet' Een jachthond in de buurt van Bonn
las altijd Goethe als hij kon
„zo leert men langzaam", sprak het beest
het vlees bedwingen door de geest
maar als ik mee mag met de meute
ben Ik het allemaal vergoethe"
dien zal ik dan eerst een opdracht
moeten krijgen."
„Werkt u uitsluitend volgens op
dracht?" „Meestal wel. Het staat erg
duur. Maar het moet wel. Ik heb een
gezin te onderhouden. Dat neemt niet
weg dat ik als ik werkelijk zou wil
len best de tijd zou kunnen vinden
om iets in die richting te doen. Ik heb
er eigenlijk nooit over nagedacht. Mis
schien zit er wel wat in. Ik zou ook
weer gedichten willen gaan schrijven
en strips of zo iets. Ik zcu zo veel wil
len. Ik wil zoveel tegelijk dat ik ten
laatste niet meer weet waaraan ik het
eerste moet beginnen. Het eindigt er
meestal mee dat ik maar weer aan
een opdracht ga werken. Ach een
mens...."
„Nee, ik geloof niets. Je zou kunnen
zeggen dat ik atheïst ben, als het niet
zo hard klonk. Al die ellende in de
wereld, rondom je heen..Ik begrijp het
niet. Maar dat zou een gesprek wor
den van dagen, misschien weken."
Hij houdt van mensen, ja. En ook
van dieren. Hij zou het iedereen naar
de zin willen maken, een leefbare we
reld willen scheppen. Hij is voorko
mend, hartelijk, meelevend en echt
menselijk in de omgang. Hij is soms
angstig bescheiden. Maar het is geen
pose.
„Ik houd erg veel van dieren. Thuis
heb ik drie katten en een egel rondlo
pen. De egel heet Urgje. Ik heb er
eigenlijk nog te weinig versjes op ge
maakt. Ik zou graag een hond willen
hebben. "aar °°er een speling van het
lot komt het er steeds niet van. Zo'n
hond als die daar bijvoorbeeld". Hij
wijst naar het prachtige bruine dier
een eindje verderop „Mooi beest hè?"
Even later doet het lieve dier bij ver
gissing iets tegen het been van een
achteloze cafébezoeker.
„Humor, dat is erg belangrijk in het
leven", zegt hj). Ken je die van de
spreeuw:
Een rupsenzamelende spreeuw
vloog door het keelgat van een leeuic
„Ik hoop, zo sprak het beest benauwd,
dat deze leeuw van rupsen houdt"
Leert, kinderen dit van deze spreeuw;
Humor is lachen in een leeuw.
Of over die wasbeer:
Een witte wasbeer te Madras
doet elke week zijn eigen was
Een soortgelijke procedure
ten bate van de bovenburen
valt echter buiten zijn bestek
want buurmans goed is al te gek
Hij draagt de versjes langzaam, goed
articulerend voor. Maar aan het slot
lacht hij nauwelijks. Hij zegt alleen:
„aardig hè". „Vreemd, waar een
mens al niet toe komt", merkt hij op.
Er valt een korte pauze. „U heeft
vroeger toch geheel ander werk gepu
bliceerd," zeg ik. „Ik herinner mij b.v.
„De ballade van de 100 vrije:." en
„Vijf variaties op een misverstand".)
„Dat is al een hele tijd geleden",
antwoordt Stip. „Ik vond ze wel ge
slaagd toen. Ik kan er nu niet meer
helemaal achterstaan."
„En Dieuwertje Diekema?" „Met
Dieuwertje Diekema is het iets anders.
Hoewel ik er niet echt mee in mijn
schik ben, ligt dat toch iets meer aan
mijn hart. ik heb het geschreven uit be
wondering voor Werumeus Buning. Ik
kende Buning heel goed. Zijn gedicht
Maria Lecina heeft grote indruk op mij
gemaakt. In Dieuwertje Diekema heb ik
getracht iets van de bewondering, die
ik voelde voor Buning weer te geven.
Maar eigenlijk beschouw ik het meren
deel van mijn vroegere werken min of
meer als vingeroefeningen. Duidelijk
komt dat tot uitii.g in „Vijf variaties
op een misverstand", die de van Ovi-
dius bekende Pyramus en Thisbe tot
uitgangspunt hebben. Ik beschrijf de
lotgevallen van de twee op de manier
zoals grote schrijvers en dichters het
zouden hebben gedaan. Dichters als
Vondel en Jan Prins met name."
En dan niet begrijpend zijn schou
ders ophalend: „Neem nou zo'n Jan
Prins eens. Tegenwoordig wordt er niet
meer over zijn werk gesproken. Hij
telt niet meer mee. Voor my is dat
onbegrijpelijk. v>e en van Jan
Prins hebben my indertijd sterk getrof-
fen. Maar je leest ze nu niet meer."...
„Nee, die tegenwoordige dichters en
romanschrijvers doen my mets. Alleen
Vroman bewonder ik. Dat is een taal
virtuoos en een werkelijk begenadigd
dichter tegelijk. Maar al die anderen...
Voor mij hoeft hei niet. Over het al-
gemeen houd ik veel meer van poëzie
dan van proza. Hoewel, op dat gebied
zijn er ook knapen geweest. Maar de
eigentijdse mensen? Ik weet het niet.
Op de een of andere manier slaat hun
werk niet meer aan. Vergeet ook niet
dat ik van een andere, voorbije gene
ratie ben. Ik word al oud. Zondag
word ik vijftig jaar. Een hele leeftud
Bij glimlacht even.
„Je gaat een neleboel dingen an
ders zien. Vroeger voelde ik veel voor
het leger. In Kampen heb ik gediend
als reserve-officier bij de Infanterie.
Na de oorlog heb ik zelfs lange tijd
bij de Leger Voorlichtings Dienst in
Den Haag gewerkt. De militaire sa
menleving boeide en inspireerde mij.
En nu? Nu ben ik anti-militarist.
Zeer overtuigd zelfs. Vroeger wilde
ik mij uitsluitend en aileen met de
literatuur in de meest strikte zin be
zig houden. Had ik ooit kunnen den
ken dat ik zoveel jaren met veel ple
zier teksten zou schrijven voor Poly
goon (o.a. het befaamde jaarover
zicht), gedenkboekjes voor jubileren
de firma's en teksten voor diverse
radio-programma's. Ik heb mij êr bij
neergelegd." „U lijkt mij iemand om
een uitstekend blijspel te schrijven",
„Is dat geen definitie van humor?",
merk lk op. „Best mogelijk, zegt Stip. Stip. e gaan naar buiten. Het
Ik heb het nog niet geprobeerd. Maar s nt.
ik heb er zo weinig tijd voor. Boven- FRANS BOELEN
Grapjes op en met
de muziek van Bach
hebben het altijd goed
gedaan. Larry Adler
had bijzonder veel
succes met zijn „Bach
goes to town muzikale humorist-par-
excellence Victor Borge deed met zijn
Bach-vertolkingen het publiek in de he
le wereld schaterlachen. Dave Brubeck
bouwde een machtige improvisatie op
in zijn Brandenburg Gate" en klaveci-
nïst Keorge Malcolm speelde op een
Decca EP (Cep 5502) een aantal zeer
geslaagde „Bachiaanse" composities.
Wij noemen maar een paar voorbeel
den; er zijn er veel meer aan te halen.
Onlangs verscheen op de Franse Phi
lips (B 77.921) een langspeelplaat van
,Les Swingle Singers" onder de titel
,Jazz Sebastien Bach".
De lof over dit album was de ver
schijning in ons land reeds vooruit
gegaan. En terecht, naar wij thans
hebben kunnen vaststellen. Men moet
bij deze opname niet aan een muzi
kale grap denken. De voordracht, ver
tolking en muzikaliteit van de emi
nente Swingle Singers, een talentvol
le groep jonge Franse zangers en
zangeressen hebben weinig of niets
met humor te maken. Wat deze groep
presteert is nauwelijks te geloven: het
is een fantastische prestatie. Het we
zen van de muziek wordt niet aange
tast, in geen van de uitgevoerde wer
ken is een noot weggelaten of bijge
voegd. Er wordt niet geïmproviseerd.
En dat laatste nu maakt de titel van
de plaat „Jazz Seb Bach" onjuist. De
toevoeging van bas en slagwerk geeft
weliswaar aan de zeer ritmische en
(mogen we het schrijven) z-eer swin
gende muziek van Bach een „Jazzy"
karakter, maar juist door het gemis
aan improvisatie kan deze muziek geen
echte jazz worden. Naar onze smaak
blijft improvisatie nu eenmaal een van
de kenmerkende eigenschappen van de
jazz.
„Jazz Sebastien Bach" is een sublie
me opname geworden die iedere recht
geaarde muziekliefhebber eigenlijk in
zijn discotheek zou moeten hebben. Aan
de originele muziek is niets veranderd.
Slechts in twee gevallen heeft men lou
ter om vocaal-technische redenen moe
ten transponeren: in de prelude no. 9
(uit het Wohltemperiertes Klavier) en
ln de Sinfonia. De „Swingle Singers"
presenteren de luisteraars op de twee
de kant van de plaat nog een wereld
première: de uitvoering van de Canon,
een onuitgegeven werk van Bach, dat
hij indertijd opdroeg aan een onbeken
de componist. De Swingle Singers zul
len u van de ene verbazing in de an
dere doen vallen. Hun techniek en raf
finement, hun muzikaliteit en hun prach
tige stemmen maken deze plaat tot een
hoogtepunt in de gehele platenoogst
van de laatste jaren.
Marjo Dolores, een pseudoniem?
Ze mag dan stralend op de hoes
staan, de jonge Marjo. de smar
ten die haar naam impliceert
vindt men terug in haar song „Barca
role in de nacht!" Het leed is al even
min uniek als het lied zelf. „Veel geluk
had ik verwacht", zingt ze in een duet
met haar zelf. Geluk van Pierrot, die
evenwel voor goed vaarwel heeft gezegd.
Een week mannenkoor zorgt als een
„rei van begrijpenden" voor de herha
ling van de ornwoorden. Niet origineel,
niet schokkend.
„Amigo caballero" toont aan dat zij
overigens het verdriet niet zoekt of als
nenig aanprijst. De amigo adviseert zü
nu aan één stuk krachtig ondersteund
d.9°r df rel van vrijers toch blij te
ziin. „Verdriet is zij niet waard, taliif niel
treuren. Zadel je paard. Morgen ben je
naar vergelen H0e smartelijk Marjo
Dolores ook uithaalt, we vrezen voor
haar hetzelfde. Men vergeet snel. (Phi
lips JF 327-551).
Het „o zo olijke tweetal" Black and
White behandelt ditmaal het eeuw
feest van de dorpskapel. Een school,
voorbeeld van onbenullige teksten
waarin - zo waar het zèl rijmen - hel
woord festijn nog uitblinkt De muziek
is navenant, .het. tweetal altijd hetzelf
de met zijn pizzicato-voordracht. „De
Turkse trom is al aan zijn derde nieu
we vel toe", zingen de heren. Wanneer
zullen zt) eindelijk eens „vervellen"?
Kent men de „Blaaskapel" dan kenl
men ook ,,'t Was op een zalig zachte
zwoele zomeravond' De assonanties en
Uliteraties waaraan dit lied ruk
is bevorderen nog eens extra de
pizzicato-dreun, die het vijftien jaar
celeden w,e, eens wilde doen.
Wie bereid is, kan zich door Don Mer
cedes in een weemoedige stemming la
ten brengen. Hü heelt er talent en een
meeslepende, weke stem voor. „Foolish
little girl" is het lied van de minnaar
die tegen de verdrukking opvrijt. Al de
hinder goede hoedanigheden van zyn
ief verhinderen hem met haar te stel
en boven anderen. Wanneer hü lyrisch
:Ün stemmingen uitzingt, zorgen bitse
schrille damesstemmen voor een con
trast, waarna het „desondanks, toch, nog
niettemin heb ik lief" het goed doet.
Het eindigt tenslotte met een „einde
loze" herhaling van een liefdesverkla
ring zonder beperkingen.
Tegen een achtergrond van constante
o-roeprs en ritmische handklappers zingt
Don Mercedes tevens van „This little
girl" met eenzelfde, moedwillig aangezet
te, weke stem. Ook nu problemen, doch
van andere aard. „We hebben lief doch
durven het elkaar niet zeggen". Het
woordbeeld is eentonig, flarden van de
melodie zün bekend maar desondanks
een acceptabele stemmingkweker.