m A £l t POESJENELLEN DE EERLOZE KRIJG De oorlog van de Zeven Bronnen Het houthakkertje dat niet groot maar wel slim was Alfredo GREENHORN 1 Ê9 SPOT.SPIE GEL de wappers] Het avontuur met de Grote Troel m Am Liturgische week kalender ZATERDAG 14 SEPTEMBER 1963 PAGINA 17 A-Dp Advertentie) Onderwijzersakte E.S.A. - Hilversum minimumimmuunnumininnmmmi De poppen zijn hoekig en kantig, ge heel van hout en een beetje beschilderd. De meeste poppen zjjn verminkt en afge sleten. Van sommige is voor- en achter kant nauwelijks te onderscheiden. Dat komt, omdat in vroeger jaren, als de spelers zelf (die er achter zaten) in vuur geraakten, hun poppen met hun knuppels in het rond lieten slaan of de koppen tegen elkaar lieten botsen dat de stukken er afvlogen! Dan kwam de spanning pas echt en sommige pop pen waren voor die knokpartijen spe ciaal yan zacht hout vervaardigd, zo dat bij een knuppelslag de splinters echt in het rond vlogen. En dan was het visnet ook beslist nodig om alles wat men bij de hand had op te vangen! ERIC DE NOORMAN 58. Cuned rukt het zwaard uit de schede en één ogenblik hangt Erwins leven aan een zijden draad, maar de aanblik van het meisje weerhoudt de Brit en hij haast zich naar de kampplaats, waar zijn mannen juist het verraderlijke vuur uittrappen. Met grote ogen van schrik staart Ingrid in de duis ternis en poogt uit de geluiden op te maken wat er allemaal gebeurt. Maar haar werkeloosheid duurt niet lang. Erwin moet in veiligheid gebracht wor den en de beste plek daarvoor is de rotsspleet, waar zij zelf nog zo kort geleden met Harek ge vangen zat. Al haar krachten inspannend sleept ze Erwin, die vergeefs poogt overeind te komen naar het rotshol. „Hier vindt niemand ons zo gauw," zegt het meisje hijgend, wanneer zij, in het donker neer hurkend, naar het kabaal van het gevecht luisteren. „Had ik maar een wapen!" mompelt Erwin. „We moeten ons toch kunnen verdedigen. Stel je voor, dat ze deze plek vinden." „Je had je dolk ook niet weg moeten gooien, toen je Harek..." Het meisje rilt en legt haar hand op zijn mond. ..Ik zal kijken of ik iets vinden kan," fluistert ze. „Blijf hier," zegt Erwin, „ik wil dat je hier blijft. Het is veel te gevaarlijk." „Nee," fluistert het meisje. „Hoor, de geluiden verwijderen zich, ik pas wel op mij zelf, hoor Erwin." En voor dé Noorse prins het verhinderen kan, glipt ze vlug als een schaduw de grot uit. Mo CO ;T/ 106. „Gij hebt gehoord, wat wij zoéven gezegd hebben. Nu moet gij ons de waarheid zeggen en dan kunt gij u verdedigen: Behoort gij tot de bleek- gezichten, die de nieuwe weg voor het vuurros wil len aanleggen?" „Ja." ze' Sam. „Maar ik moet zeg gen, dat wij niet hielpen opmeten. Wij beschermden hen alleen, terwijl Old Shatterhand..." „Zwijg!" viel de hoofdman hem in de rede. „Gij hebt alleen mijn vragen te beantwoorden, en anders niets! Zeg ja, of neenT anders zal ik u laten geselen, tot u de huid openspringt! „Ja." zêi Sam, bang voor de slagen. „Heeft Old Shaterhand ook opgemeten?" „Ja." „En gij drieën beschermden deze lieden?" „Ja." „Dan zijt gij nog meer strafbaar dan zij, want wie rovers en moordenaars beschermt, verdient een dubbele straf. Was het bleekgezicht Rattler één der uwen?" „Ja, maar ik moet toch zeggen, dat we nooit vrienden zijn geweest, hij was..." „Zwijg hond! Gij hebt mij alleen te zeggen, wat ik weten wil, anders niet! Kent gij de wetten van het Westen?" „Ja." „Hoe wordt een paardendief gestraft?" „Met de dood..." „Wat is meer waard, een paard of het grote land, dat aan de Apachen toebehoort? Sam zweeg, om zijn eigen doodvonnis niet te vellen. 18. Voordat Sientje besefte, wat er gebeurde, had Piet Loeris de pas serende zeeman in het nekvel gepakt en met een sierlijke zwaai in de nis getrokken. „Als jjj nou even uitkijkt, kan ik me verkleden," gromde de koene spoorzoeker even later. „En voordat je het mocht vragen: Dit was de Barendrechtse Builenkweker in standaarduitvoering. Een greep, die bijzonder geschikt is voor onver wachte gevallen." Na enkele secon den kwam Piet Loeris de nis weer uit. Sientje sloeg de handen verrast ineen. „O, meneer Loeris, u bent nét een filmster! Wat staat dat uniform u keurig!" riep ze verrukt. Haar op drachtgever maakte een onverschil lig gebaar. „Was ik maar rijk en niet zo mooi!" mompelde hij: „Schoon heid is óók niet alles. Kom Sientje, we gaan die kleine stooflap In z'n eigen verblijf verrassen. Hij zal daar nu wel teruggekeerd zijn. Het lijkt me 't beste, om binnendoor te gaan, dan hoeven we niet langs de beman ning!" Hij stapte behendig over de rustig dromende zeeman heen, die hij zojuist van z'n uniform had ont daan en maakte de deur open, die toegang gaf tot het binnenste van de Grote Troel. Ze kwamen in een smal le gang die uitkwam op een grijsme talen deur. „Ik zal de huzarenhoest krijgen, als we dit keer geen geluk hebben, Sientje," grinnikte de detec tive: „M'n oom Johan zei altijd: Achter ijzeren deuren kan van alles gebeuren. En zó is het!" En met' deze wijze woorden trad de fameuze speurder op de deur toe, die klikkend openging. En toen slaakten zowel hij als Sientje een kreet van verrassing ke kortste en voordeligste opleiding geeft a (Bekende Schriftelijke Cursue) °'t voor H.B.S. A en B en Gymnasium iriiiiiiiiiiiiiiiiMiiiniiiiiiiMiiiiuiitiiiiii llillllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllll I V Wat is dat nu, horen wt) jullie al uitroepen. Dit vlaamse woord is afkom stig van het franse „polichinelle" dat pop betekent. Te Antwerpen en Brussel (in België) heeft lange tijd een echte poesjenellenkelder bestaan waar men met zeer oude (houten) poppen voor stellingen gaf. Een poppenkast dus on der de grond. Te Antwerpen was die al jaren geleden opgeheven wegens gebrek aan belangstelling en kort gele den is de laatste poesjenellenkelder (te Brussel dus) .gesloten. Wij hebben vroeger eens zo'n voorstelling te Antwer pen gezien. Het keldertje was in een oud straatje, dat omhoog loopt en eigen lijk alleen uit een brede stenen trap bestaat. En daar in een onopvallende kelder speelden vroeger de beroemde Poesjenellen. Je moest dan door een smalle ingang, bukkend naar beneden afdalen en je kwam dan in een laag gewelf van ongeveer twintig vierkante meter oppervlakte, waar houten banken stonden. Het toneel de poppenkast dus, bestond uit een gat in de muur! Doordat er een soort toneelscherm voor hing, gaf dit het denkbeeld van toneel. Er was ook een visnet voor het kleine toneel gespan nen dat rotte appelen en eieren moest opvangen van het publiek als men het met deze of gene handeling van een pop (of met het gesprokene) niet eens was Of, dat gebeurde vroeger ook nog wel eens dat het publiek zo met het spel meeleefde, dat men de favorieten, dus de gunstelingen, aanspoorde zoals wij dat tegenwoordig bij voetbalwedstrijden doen:roepen, schreeuwen zelfs; maar dan kwamen de appels voor de dag en men gooide er mee naar de poppen om de strijdop het kleine toneel aan te wakkeren. Men speelde er met houten poppen, met een dikke ijzeren haak aan de koppen vastgemaakt en die ijzers werden door twee mannen be diend, die achter en boven het decor stonden(als je wel eens ooit een mario nettenspel hebt gezien, dan kun je je dit goed voorstellen)in plaats van de bijna onzichtbare dunne draadjes ge bruikt men te Antwerpen dikke ijzeren draden. Ouderwetse stukken werden er opgevoerd, zoals „Genoveva van Bra bant", ,,De Leeuw van Vlaanderen", „Ourson en Valentijn", ,,De slag \an de Gulden Scoren". Dus geen Jan Klaas- sen en Katrijn, maar er komen wei flinke knokpartijen bij te pas, vooral in de „Slag van de Gulden Sporen", dan geraakte het publiek in geestdrift. Aan het eind van het stuk iag het toneel bezaaid met poppen (slodaten). Er kwam ook een reus bij te pas en de „Schele", de „Neus", de „Kop" en duivels. M' i 'tV'Vr'V" *W.'. BM\GE UeEN UTEtZ I AL-TIJP GOED OPLETTEND. BESDOBE^ O MtSE DA eUDEM JULUE VU/S VdU&WV DAT /S Dm&SAJTuir! WNDeUJIcf OP EEN MPBSEM... OËFToZZz HEB DU EU DB UOeTE/ZB WBGEUU f i Er was eens 'n houthakkertje, dat zó klein en meger was, dat hij alleen maar dunne, kleine boom pjes om kon hakken. Maar hij was er niet verdrietig om. Ook dunne, kleine boompjes moeten soms worden omgehakt, zei hjj vrolijk. En daarom trok hij iedere morgen met zijn bijl op de schouder het bos in. Het houthakkertje had wel eens ge hoord, dat er in het bos 'n tovermanne tje woonde, maar omdat hji het nog nooit tegengekomen was, geloofde hij er niet veel van. Maar op 'n dag, toen hij met zijn bijl in een klein, krom boompje hakte, ge beurde er iets, waardoor hij 't eens en voor altijd geloven moest. Boven in de boom ging een klein luikje open en daar verscheen een boos en lelvjk ge zicht, dat van niemand anders dan van een tovermannetje kon zijn. Verschrikt liet het houthakkertje zijn bjjl vallen en deed 'n paar stappen ach teruit. Maar het tovermannetje begon te schreeuwen: hoe durf jij het huis van een tovenaar om te hakken? Ik zal je, ik zfll jg( ik zal jg! Genade! Genade! smeekte het houthak kertje. Hoe kon ik weten dat een klein en krom boompje het huis van een to venaar zou zijn? Waarom timmert u geen naambordje op de deur? Dan zou zoiets nooit gebeurd zijn. Tovenaars houden hun huis liever ge heim, vertelde het tovermannetje met een krakende stem. Maar omdat jij nu uitgevonden hebt, waar ik woon, zal ik je betoveren. Ik betover je in een dikke beukeboom en als straks de gro te houthakkers naar het bos komen, hak ken ze je om. Dat is ook maar 't beste voor 'n mager, klein houthakkertje als jö- Het houthakkertje begreep dat 't er slecht voor hem uitzag. Daarom pro beerde bij het tovermannetje nog even aan de praat te houden. Zolang hij met me praat, kan hij me niet beto veren, dacht hfj. En zolang ik niet be toverd ben, kan er nog van alles ge beuren. Klein en mager ben ik wel, zo knik te hp. Maar toch ben ik sterk. Dat wilt u niet geloven hé. Maar ik ben even sterk als een olifant. Haha, het tovermannetje begon te lachen, zodat de boom ervan schudde. Als jij zo sterk bent, moet je van nacht maar 'ns naar het olifantenbos gaan, zei hij. Daar moet je proberen zeven bomen uit de grond te trekken. Als je dat gelukt, zal ik je even groot en stevig maken, als een sterke hout hakker behoort te zijn. Haha, maar dat lukt je toch niet. Dat lukt je nooit! Zeven bomen uit de grond rukken, dacht het houthakkertje. Hoe speel ik dat klaar? Maar hij liet niet merken, dat hij vreselijk tegenop zag. 'n Klei nigheid! riep hji tegen het tovermanne tje. Toen nam hij zijn bijl en liep flui tend het bos in Het houthakkertje had veel zin om hard weg te lopen en nooit meer in de buurt van 't tovermannetje terug te komen. Maar dat kon hij niet. Om de kost te verdienen moest hn alle da gen in het bos kleine dunne boompjes omhakken. Het tovermannetje zou ze ker op hem loeren. Nee, hij moest en zou naar het Olifantenbos. Het was intussen al avond geworden en het houthakkertje dacht: ik wacht maar tot 't donker is en alle olifanten slapen. Ze zijn groot en zo sterk. Ik héb 't niet op die dieren. Aan de rand van het Olifantenbos ging hij zitten, tot dat hij aan het geweldige gesnurk hoor de, dat ze allemaal in slaap gevallen waren. Op zijn tenen sloop hij 't bos in. Wat nu? dacht hij. Hoe krijg ik ooit zeven grote dikke bomen uit de grond getrok ken? Was ik maar een olifant, dan was zoiets 'n peuleschilletje. Plotseling kreeg het slimme houthakkertje een idee. Als olifanten heel boos zijn, zo hadden ze hem vroeger ooit verteld, dan rukken ze zomaar de bomen uit de grond. En waarmee maak ik een olifant boos? Um um... het houthakkertje moest 'n poosje nadenken. Waardoor word ik zelf boos? vroeg hjj zich af. Opeens wist hij 't. Als iemand, terwijl ik slaap, heel hard „boe" in mijn oor roept. Een van de houthakkers heeft dat wel 'ns bij mij gedaan en ik was verschrikke lijk kwaad, 't Was natuurlijk heel wat voor zo'n klein mannetje, om in het oor van 'n olifant „boe" te schreeuwen. Ze zagen er allemaal reusachtig uit. Maar betoverd worden in een beuke boom is ook geen prettig vooruitzicht. Ik waag 't er maar op, dacht 't hout hakkertje. Hfj klom in de nek van een olifant, haalde diep adem, maakte een toetertje van zijn beide handen en schreeuwde: Boe-oe! De olifant schoot met zo'n vaart overeind, dat het hout hakkertje bijna van zijn nek tuimelde. Hij kon zich nog net op tijd vast grij- Êen aan een plooi van zijn dikke huid. 'e olifant was woedend. Hij sloeg zijn slurf om de eerste de beste boom en krak, daar lag hij al op de grond. Zo pakte hij een tweede boom, een derde, een vierde en een vijfde. Goed zo, dacht 't houthakkertje, het komt precies uit, zoals ik gehoopt had. Daar ging de zesde boom, de zevende, maar ook de achtste, de negende en de tiende. Tjongens, 't is wel te veel van het goe de, dacht 't houthakkertje verrast. Toen ging de olifant weer liggen en viel op nieuw in slaap. En 't houthakkertje liet zich van de olifantenek glijden en wan delde bedaard naar het bos van het tovermannetje terug. Wat keek 't tovermannetje ongelo vig, toen het houthakkertje hem vertel de, dat hjj inplaats van zeven dikke bomen, tien bomen uit de grond ge trokken had. Ze gingen samen naar 't Olifantenbos en toen moest 't toverman netje 't wel geloven. Vooruit dan maar, zuchtte hij, ik heb 't gezegd, ik zal je even groot en ste vig maken als een sterke houthakker eruit behoort te zien. Het tovermanne tje maakte zijn wangen bol en blies een mondvol toverwoorden naar het kleine houthakkertje. Dat begon dade lijk te groeien. Niet alleen in de lengte maar ook in de breedte. Hartelijk bedankt tovermannetje, zei hjj vriendelijk. Ik zal tegen niemand vertellen waar jouw huisje is en ik be loof je, dat ik jouw kleine, kromme boom altijd met rust zal laten. De andere houthakkers waren natuur lijk erg verwonderd, toen ze zagen dat hun kleine kameraadje opeens zo groot geworden was. Heb je van 't reuze- kruid gegeten? vroegen ze. Maar de slimme houthakker vertelde niets. In- plaats van dunne, kleine boompjes hak te hü voortaan alleen de dikste en groot ste bomen om. En aan de olifant, die hjj 's nachts zo kwaad had gemaakt, heeft hü 'n zak vol suikerklontjes gestuurd. Want ook dèt had de slimme houthakker wel eens gehoord: olifanten houden van sui kerklontjes. LEA SMULDERS Zondag 15 september: 15e zondag na Pinksteren; eigen Mis; 2e geb. Zeven Smarten van Maria; credo; pref. v. d H drie-eenheid —groen— Maandag: H.H. Cornelius, paus-martelaar en Cyprianus, bisschop-martelaar; Mis Intret' 2e geb. H.H. Euphemia en gez. rood— Dinsdag: Mis v. d. zondag; 2e geb. wonde- tekens v. d. H. Franciscus —groen— Breda, Den Bosch, Roermond: H. Lam- bertus, bisschop-martelaar; eigen Mis; 2e geb. wondetekens v. d. H. Franciscus rood— Quatertemper-woensdag: Eigen Mis; 2e geb. H. Jozef van Cupertino paars Donderdag: H.H. Januarius en gez., marte laren; Mis Saius autem rood— Groningen: Kerkwijding v. d. Kathedraal; Mis Terribilis; credo —wit Quatertemper-vrijdag: Eigen Mis; 2e geb. H.H Eustachius en gez. paars Zaterdag: H. Mattheus, apostel-evangelist: eigen Mis; 2e geb. v. d. quatertemper zaterdag; credo; pref. v. d. apostelen rood— Zondag 22 september 16e zondag na Pinksteren; eigen Mis; credo; pref v. d. H. Drie-eenheid groen ©PIB B0NRU6IN 11 3Z8V

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 17