raamt Rijksuitgaven op
12.856 miljoen gulden
Remmende werking op de
economie behouden via
belastingprogressie
overschrijdt norm
BEGROTING IN CIJFERS
Kastekort van miljard;
voor bijna een miljard
beroep op kapitaalmarkt
INVLOED OP BEGROTING
NOG NIET BELANGRIJK
E
=3
ft éft if i
Verdere expansie op
economisch terrein
Weer belangrijke groei
van de uitvoer verwacht
5
Rijksuitgaven en
nationaal inkomen
Europese samenwerking
Hbe Ut&crutó&b ito#
Investeringsneiging lijkt
eerder af- dan toegenomen
Sul
II
II
DINSDAG 17 SEPTEMBER 1963
PAGINA 8
STIJGING VAN DE RIJKSUITGAVEN
wrco -
ioooc -
DEN HAAG, 17 sept. In
de ontwerp-begroting (miljoenen
nota) 1964, die de minister van
Financiën hedenmiddag aan de
Tweede Kamer heeft aangeboden,
worden de totale rijksuitgaven
geraamd op 12.856 min en de
middelen op 11.476 min zodat
het tekort wordt geschat op
1.380 min. Met inbegrip van
enkele additionele posten, groten
deels leidende tot hogere uitgaven,
ontstaat een tekort van 1.628
nln. In de Miljoenennota vestigt
de minister er de aandacht op dat
de ontwerp-begroting 1964 voor
wat het overgrote deel van de
posten betreft opgesteld is door
het vorige Kabinet.
De Miljoenennota 1963 zal vol
gens de vermoedelijke uitkomsten
een uitgaventotaal te zien geven
van 12.251 min terwijl de mid
delen 10.703 min zullen belopen,
zodat een tekort resteert van
1.548 min. (de oorspronkelijk in
gediende begroting 1963 met een
tekort van 939 min).
De financieringsbehoefte van
het Rijk in 1964, waarbij mede
rekening is gehouden met een
bedrag van ongeveer 125 min
ter dekking van het tekort van
het Gemeentefonds, wordt be
rekend op 1,7 miljard. Hierin
zal tot een bedrag van 750 min
kunnen worden voorzien met
middelen van de voorinschrijf-
rekeningen; voor het overige deel
zal een beroep nodig zijn op de
open kapitaalmarkt.
Aangezien in het budgettaire
kastekort bijna 500 min is be
grepen wegens aflossing van de
binnenlandse staatsschuld, zal het
Rijk voor eveneens bijna 500
min. een beroep moeten doen op
netto besparingen van andere
sectoren. Dit beroep is groter dan
in de laatste jaren het geval is ge
weest.
De verhoudingen tussen totale
besparingen en investeringen
geeft de minister van Financiën
het vertrouwen dat het mogelijk
zal zijn het tekort geheel op de
kapitaalmarkt te financieren. In
de huidige conjuncturele situatie
beschouwt hij dit ook als een eis,
waaraan tenminste dient te wor
den voldaan.
BOE DE STAAT 100 G8L0EH UITGEEFT
Prioriteiten
Ruimte 1964-'67
Conjuncturele invloed
kijkgelden
90
jA
UITGAVEN 12 856mlrv
INKOMSTEN 1K76 min.
besfeur
51.8
Uitgavenpeil
PROF. DR. J. E. ANDRIESSEN.
5 -
o 2
c
tü
té
's
.Sis
s
.sS
6
a
■SZ
s
Investeringen
Produktie en
bestedingen
Loon- en prijspeil
Betalingsbalans
MILJOENENNOTA 1964
13000 -
KÜOC -
BEGROTINGSTOTALEN
in miljoen gulder
1950 5152 53 54 5556 57 58 59 60 BI52 63 64
V PELT 16391 Pi
Iy.PELT|m»Q3
Indien de totale rijksuitgaven op 100 gulden
worden gesteld is de verdeling hiervan»
HANDEL en
NfJVERfL
SOCIALE
WflMZiE*.
VOLKSHUIS
VESTING
OVERIGE
UITGAVEN
(in miljoenen guldens)
Vermoedelijke Ontwerp-
Omschrijving uitkomsten begroting
1963 1964
Gewone Dienst
Uitgaven 9.852 10.413
Middelen 10.217 11.097
Saldo 365 684
Buitengewone Dienst
Uitgaven 2.399 2.443
Middelen 486 379
Saldo 1.913 2.064
Gehele Dienst
Uitgaven 12.251 12.856
Middelen 10.703 11.476
Saldo 1.548 1.380
Voorts zijn voor 1964 nog te verwachten de volgende posten die
leiden tot verhoging van de uitgaven respectievelijk tot verlaging
van de middelen:
Voorgenomen steun aan de Nederlandse Antillen 30
Nederlands aandeel in de eventuele financiële hulp van de E.E.G.
aan Turkije 9
Uitkeringen ingevolge het Nederlands-Duitse Financiële
Verdrag 88
Financiering van andere dan rijkswegen 19
Verhoging per 1 januari 1964 van de door het Rijk aan het
Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te betalen pensioen
premie van 21% tot 24% 75
Derving van middelen door compensatie aan provincies en/of
gemeenten wegens aan het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds
te betalen hogere premiebedragen en i.v.m. de omzetting van
de kwartaalbetalingen aan de gemeenten in maandbetaflngen 27
Begrotingstekort 1964, rekening houdende met de
additionele posten 1.548
248
1.628
belastingopbrengst tengevolge van het
progressie-effect in 1964 nog te laten
doorwerken, waardoor de ontwerp-be-
grot'na 1964 aan de hiervoor geformu
leerde eis zal voldoen. Deze globale
conjunctuur-politiek kan worden ver
sterkt door maatregelen, die erop ge
richt zijn partiële onevenwichtigheden
in de economische situatie met name
Bij het opstellen van de begroting is
uitgegaan van de volgende punten:
1. Voor 1964 zal het woningbouwpro
gramma een minimum van 90.000 wonin
gen omvatten, te weten 45.000 woningen
op grond van de Woningwet, 25.000
premiewoningen en 20.000 ongesubsidi
eerde woningen. Voor de financiering
van de woningwetbouw is voor 1964 een
bedrag van 925 min. in de begroting
opgenomen.
2. De uitgaven ten behoeve van het
melkprijsbeleid en die voor cultuur
technische werken worden voor 1964
verhoogd met een bedrag van ongeveer
100 min. Deze verhogingen leiden niet
tot een afremming van activiteiten op
andere gebieden van het ten behoeve
van de agrarische sector te Voeren be
leid.
3. De uitgaven voor de ontwikkelings
landen binnen het Koninkrijk zijn voor
de bouwsector op te heffen.
1964 begroot op 56,3 min. (vermoede
lijk '63 111,4 min.) en die voor de ont
wikkelingslanden buiten het Koninkrijk
op ƒ164,7 min. (vermoedelijk '63 ƒ677,9
min.). De garanties voor leningen van
de Nationale Investeringsbank (Herstel-
bank) aan landen voor welke de Wereld
bank consortia vormt en waarin Neder
land participeert, zijn verhoogd van ƒ50
min. voor 1963 tot 75 min. voor 1964.
4. Het bedrag van de defensiebegroting
is voorlopig vastgesteld op 2.340 min.
inclusief de kosten voor de civiele ver
dediging en de kosten uit hoofde van
maatregelen inzake salarissen en pensi
oenen e.d. na 31 december 1959. Bij de
vaststelling van dit bedrag is rekening
gehouden zowel met het wegvallen van
de defensie in Nieuw-Guinea als met het
wegvallen van de Amerikaanse hulpver
lening. In vergelijking met de defensie
begroting voor 1963 betekent een en an
der een stijging van de militaire uit
gaven met 126,4 min., waarbij in aan
merking moet worden genomen dat de
begroting 1963 nog met 82,6 min. voor
kosten verbonden aan algemene salaris
maatregelen dient te worden verhoogd.
Het in rangprde brengen van de wensen
met betrekking tot de overheidsvoor
zieningen en de aanpassing daarvan aan
de ruimte, die door de stijging van het
nationale inkomen wordt geboden, vin
den voor een belangrijk deel hun weer
slag in de begroting. De begrotingen
voor 1964 en volgende jaren behoren
naar het oordeel van de regering te
worden ingepast in een op de trend
matige ontwikkeling van het nationale
inkomen gebaseerd kader.
Uitgaande van het huidige prijspeil
zal bij een geraamde trendmatige toe
neming van de middelen van het Rijk
met 5 1/3% per jaar in de periode 1964-
1967 per jaar gemiddeld 600 min. be
schikbaar komen voor verhoging van
de uitgaven en/of verlaging van de be
lastingtarieven. Bij de verdeling van
deze ruimte dient een aantal voor de
Het te financieren deficit voor 1963
komt in totaal uit op 1400 a 1425
miljoen. Van de dekking werd inmid
dels rond 600 miljoen gerealiseerd
door middel van de plaatsing van een
tweetal staatsleningen in de eerste
helft van 1963. Daarnaast zal naar ra
ming door reserveringen op de voorin-
schrijfrekeningen een bedrag van
llilllllllllllllllllllllllllliilliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilllilllliililllllllilililliiiiiiiiiiiiiii'lliliiiillllllmnmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiir
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiitmiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiininiiiiiiiiiiiiiHiiiiiimiiiiiiiiniiHiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
550 min. voor het Rijk beschikbaar
komen.
Realisering van de vele wensen met
betrekking tot overheidsvoorzieningen
is slechts mogelijk binnen de grenzen
die door het reële nationale inkomen
worder gesteld. Tegen deze achtergrond
is de regering voornemens voort te
bouwen op de door het vorige Kabinet
gelegde grondslag voor een structureel
begrotingsbeleid.
DEN HAAG, 17 sept. In de miljoe
nennota besteedt de minister aandacht
aan de invloed die van de samenwerking
in Europees verband op de rijksbegro
ting uitgaat. De minister merkt op dat
deze invloed op het peil van middelen en
uitgaven nog niet belangrijk is geweest.
De apparaatskosten van de West-Euro-
pese Unie, van Euratom en de Europese
Economische Gemeenschap, van de in
Samenwerking en Ontwikkeling, en van
gerichte Oi'ganisatie voor Economische
Somenwerking en Ontwikkeling, en van
de Benelux zijn voor 1964 op 15 min.
geraamd. Voor de bijdrage aan het on
derzoekprogramma van Euratom is voor
1964 22 min. uitgetrokken. Omvang
rijker zijn de bijdragen voor hulp aan
ontwikkelingslanden die ofwel via een
Europese organisatie worden verleend
(in 1964 een bijdrage van 47,5 min. aan
het Ontwikkelingsfonds van de E.E.G.)
ofwel zelfstandig worden verleend, maar
op grond van overleg bijvoorbeeld in
E.E.G.-verband (Turkije 9 min. in 1964)
of O.E.S.O 1963: 6 min. ten gunste
van Turkije).
Ten aanzien van de uitgaven voor de
landbouw bestaat een concrete band
met een Europese organisatie. Het ge
meenschappelijk landbouwprjjsbeleid zal
geleidelijk in de plaats treden van het
nationale prijs- (en heffingen-) beleid;
de invloed op andere onderdelen van de
landbouwbegroting (als onderwijs en on
derzoek) zal vermoedelijk niet van grote
omvang zijn. Reeds nu beïnvloeden in
E.E.G.-verband gemaakte afspraken de
L.E.F.-begroting sterk, met name voor
wat betreft graan. Bij het begin van de
E.E.G. stond Nederland voor vele agra
rische produkten onderaan wat consu
mentenprijs betreft en beneden het ge
middelde wat betreft de producenten
prijs. Een tendens bestaat tot toenade
ring van de verschillende nationale prij
zen. Daarna zal vermoedelijk geleidelijk
een zekere vervanging van bijdragen uit
de schatkist door hogere verbruikers-
prijzen optreden.
Op fiscaal gebied zijn binnen de Euro
pese Economische Gemeenschap nog
geen maatregelen genomen, waarvan
thans reeds een invloed op de in de
rijksbegroting voor 1964 opgenomen be
lastingramingen kan worden aangewe
zen Benelux en E.E.G. hebben geleid
tot hogere binnentarieven en hogere
invoerrechten op produkten uit andere
landen, tot dusverre zonder invloed op
de totale middelen. Op de duur zullen
echter de activiteiten en ontwikkelingen
die op het fiscale terrein in Europees
verband plaatsvinden, betekenis kunnen
krijgen voor de structuur van ons na
tionale belastingstelsel.
Bij de verdeling van de beschikbare
ruimte geeft het Kabinet zoals in de
regeringsverklaring van 31 juli 1963 is
vermeld, de hoogste prioriteit aan de op
lossing van de woningnood. In een nota
die op korte termijn aan de Staten-Ge-
neraal zal worden overgelegd, zullen
uitgebreide beschouwingen worden ge
wijd aan een groot aantal onderwerpen
die het woningbouwbeleid betreffen.
Het geven van de hoogste prioriteit aan
de bevordering van de woningbouw
heeft, voor zover het de realisatie van
het woningbouwprogramma betreft, vrij
wel geen invloed op de ramingen voor
de uitgaven in de ontwerp-begroting
1964, daar deze betrekking hebben op
de reeds vóór 1964 in uitvoering zijnde
woningen. Naar de regering verwacht
z-1 een geleidelijke verwerkelijking van
de gedachten, neergelegd in de hiervoor
bedoelde nota, leiden tot hogere uitga
ven dan in de ontwerp-begroting zijn
geraam.i. Voor 1964 zullen zij echter
van beperkte betekenis zijn.
Het kabinet is voorts van oordeel dat
eliminering van de invloed d»r progres
sie op de opbrengst van de belasting
dringend geboden is, voor zover dit al
thans in overeenstemming is te brengen
met het toekennen van voorrang aan de
bevordering van de woningbouw.
Ook aan de uitvoering van het land
bouwbeleid, zoals dit in de regeringsver
klaring is uiteengezet, dient een hoge
prioriteit te worden toegekend. Voorts is
van grote betekenis dat voldoende mid
delen ter beschikking worden gesteld
voor de uitvoering van een doeltreffend
beleid ten aanzien van de ontwikke
lingslanden, sociale zorg en andere be
staande staatstaken, waaronder onder
wijs en waterstaat een kwantitatief be
langrijke plaats innemen.
Uitgaande van een structurele groei
van het nationale inkomen met 4%
kan dc toelaatbare stijging van de
rijksuitgaven voor de jaren 1964 tot
en met 1967 gesteld worden op onge-
veer 425 min. De minister van Fi
nanciën betreurt dat deze stijgings
norm in de ontwerp-begroting 1964
wordt overschreden. De oorzaak hier
van is gelegen in het treffen van voor
zieningen ten behoeve van de land
bouw, die, zoals reeds is opgemerkt,
een hoge prioriteit hebben. Het is niet
mogelük gebleken voor het grote hier-
ede gemoeide bedrag volledig com
pensatie te vinden binnen de begro
ting 196-- die bij het optreden van het
kabinet reeds grotendeels was voor
bereid. De overschrijding zal in de
komende jaren moeten worden inge
haald.
Naar het oordeel van de regering
maakt de voor 1964 ve~wachte expansie
een voorzichtig beleid ten aanzien van
de bestedingen gewenst. Met het oog op
de gespannen arbeidsmarkt zal van de
overheidsfinanciën eerder een remmende
dan een stimulerende invloed op de
economie moeten uitgaan. Dc regering
is voornemens de extra stijging van de
besteding niet relevante posten buiten
beschouwing te blijven.
Gaat men uit van een structurele
groei van het nationale inkomen met
4%, dan kan het toelaatbare accres van
de rijksuitgaven voor de jaren 1964 tot
en met 1967 worden gesteld op onge
veer 425 min. Van het jaarlijkse struc
turele accres van de middelen ad 600
min. blijft dan na aftrek van een bedrag
van 150 min., hetwelk nodig is voor
de neutralisering van de progressie
factor, in de periode 1964-1967 ruimte
beschikbaar voor de realisatie van de
reeds bij de Staten-Generaal aanhangige
algemene belastingherziening, waaruit
per saldo een middelenderving van ruim
100 min. zal voortvloeien. Anders ge
steld: In 1967 is vergeleken met 1963
een bedrag van 2.400 min. meer be
schikbaar, waarvan f 1.700 min. bestemd
voor uitgaven, 600 min. voor neutra
lisering van de progressiefactor en f 100
min. voor de algemene belasting her
ziening.
In de Miljoenennota wordt nagegaan
in hoeverre de ontwerp-begroting 1964
voldoet aan de norm dat de rijksuit
gaven over de komende periode van
vier jaar per jaar met 425 min. mogen
stijgen. Het totaal va de uitgaven van
de ontwerp-begroting 1964 blijkt dan ten
op -.ichte van dat van de oorspronkelijk
vastgestelde begroting 1963 ad ƒ11.672
min. een stijging te vertonen van
ƒ1.405 min. Bij de beoordeling van deze
stijging dienen echter enkele posten
buiten beschouwing te blijven. Indien
verder nog een voor een juist verge
lijking noodzakelijke correctie op de
uitgaven voor 1963 is aangebracht, dan
blijkt dat de stijging van de uitgaven
134 min. boven de gestelde stijgings
norm van 425 min. uitgaat. Hierbij
wordt opgemerkt dat in de begrotings
cijfers voor 1964 nog geen rekening is
gehouden met de inwerkingtreding van
de E.E.G.-Zuivelverordening. De reali
satie hiervan zal een voordeel beteke
nen, dat het nadelig saldo van het
Landbouw-Egalisatiefonds met een over
eenkomstig bedrag gunstig zal kunnen
beïnvloeden. Het ligt in het voornemen
de resterende overschrijding van de
orm in de jaren 1965 tot en met 1967
in te halen.
In zijn beschouwing over de invloed
die de begroting 1964 uitoefent op de
nationale economie neemi de minister
van Financiën de vermoedelijke uit-
kc..sten vo 1963 ais vergelijkingsbasis.
Na het aanbrengen van bepaalde cor
recties bl;ikt een stijging van de begro-
mgsuitgaven van 1963 op 1964 met
822 min., dit is 7,8%. In deze uitgaven
stijging is een prijsstijgingselement be
grepen. Met name geldt di' voor de per
soneelskosten. Van het accres heeft nl.
.■eer 300 min. of 2,8% betrekking
op algemene salaris- en pensioenmaat
regelen voor het overheidspersoneel.
Exclusie, deze salarisverhogingen be
loopt het uitga venaccres 5% van het
gecorrigeerde uitgaventotaal van 1963
Naast de ontwikkeling aan de uitga
venzijde moeten ook de wijzigingen in
het belastingregiem in de beoordeling
wor'1 -> betrokken. Een tegenkracht te
gen de impulswerking van de uitgaven
stijging gaat in 1964 uit van de onlangs
Kostpnis-
verhogende
belastingen
(omzetbel..
accijns etc.)
4430
Belastingen
opinkomen,
winsten
vermogen
5946
Winslen etc
v. bedrijven
87
Opbrengst
van rente
190
Ihkatnsfenv.
Ned.-Duits
finane. ver
drag
81
Luistergeldèr
Domeinen
53
Cijfers in miljoenen guldens
v--\ T
it
JLJ
BegroHngstel<DrH380 miljoen
(ind.addit.posten wordt het te
kort 1628miljoen)
Diversen
599
Onderw,
cuftuur
3064
1185
Nation,
schuld
1143,5
Waters!,
en verkeer
1179
SocZaken
\blksgez
.1297
-Justitie
Politie
654
Landbouw
visserij-
.691
.288
Diversen
497
afgekondigde opschorting van de ver
vroegde afschrijving voor bedrijfsge
bouwen. Het lijkt verantwoord de in
vloed hiervan te stellen op globaal
van het uitgaventotaal. Hierbij komt nog
het vervallen van de vrijstelling van
de omzetbelasting op sigaren, waarmede
voor 1964 12 min. is gemoeid. De no
minale stijging van de uitgaven (7,8%)
en de belastingmaatregelen 0,6%)
geven tezamen een impuls van 7,2%,
die dus achterblijft bij de verwachte
stijging van het national inkomen ad
8%%. Reëel gemeten is hetzelfde het ge
val; de op deze basis berekende bruto
impuls van 4,4% blijft dan beneden de
toeneming van het reële nationale in
komen ad 5%%; bij beide vergelijkingen
moet in aanmerking worden genomen
dat de toeneming van het nationale in
komen is geflatteerd door de ongunstige
weersomstandigheden in 1963. Bij de be
oordeling van de invloed van de rijks
financiën op de economische ontwikke
ling moet ook rekening worden gehou
den met de remmende werking van de
in de belastingstructuur ingebouwde
progressie. Deze doet haar werking gel
den in de mate waarin de procentuele
stijging van de belastingopbrengst gro
ter is dan die van het nationale inko-
en. Het lijkt verantwoord bij de im
pulswerking op reële basis voor deze
belastingfactor een aftrek toe te pas
sen van 1%%.
De netto impuls kan daarmede worden
gesteld op ongeveer 3Door de pro
gressiewerking behoudt de begroting al
dus een remmende werking op de an
dere in 1964 werkzame impulsen. Zij
voldoet dus naar het oordeel van de
minister aan hetgeen hij reeds elders in
de miljoenennota heeft geconstateerd en
wel dat de overheidsfinanciën eerder
remmend dan stimulerend op de con
junctuur zullen moeten inwerken.
In zijn bespreking van het niveau der
uitgaven wijst de minister van Finan
ciën erop, dat de groei van de uit
gaven van het Rijk nauw samenhangt
met de structurele ontwikkeling van
de volkshuishouding. Deze ontwikke
ling komt, behalve in een uitbreiding
van de' behoeften in de breedte, over
eenkomstig de groei van de bevolking,
mede tot uitdrukking in een uitbrei
ding van de behoeften in de diepte,
samenhangend met de toeneming van
de algemene welvaart.
Indien overheidsvoorzieningen, zo
als die in de sociale sfeer, worden ver
beterd overeenkomstig de stijging van
de algemene welvaart, het bestaande
beleid ten aanzien van de investerin
gen wordt gehandhaafd en de ambte
narensalarissen in dezelfde mate wor
den verbeterd als in de particuliere
sector, zullen belangrijke uitgavenca
tegorieën van het Rijk aanzienlijk toe
nemen zonder dat één wens voor
nieuwe taken wordt vervuld.
Deze uitgavenstijging zal indien
het beleid ten aanzien van de sociale
voorzieningen, investeringen e.d. niet
wordt omgebogen, beslag leggen op
het overgrote deel van de budgettaire
ruimte, zoals deze uit de structurele
groei van het nationale inkomen wordt
afgeleid. Naar het zich laat aanzien zal
voor nieuwe taken slechts in voldoen
de mate ruimte kunnen worden ge
schapen door bewuste beperking van
bestaande taken.
DEN HAAG, 17 sept. De verschil
lende aspecten van de huidige econo
mische situatie overziende, lijkt het
waarschijnlijk dat de expansie zich in
1964 zal voortzetten, aldus wordt opge
merkt in de miljoenennota 1964. De eco
nomische ontwikkeling in ons land be
weegt zich echter sedert geruime tijd
langs het plafond dat de beschikba
re capaciteit aan de expansiemogelijk
heden stelt.
Achter de regelmatige groei van de
economie als geheel tekenen zich enke
le fundamentele verschuivingen af. Op
de achterstand in de kapitaalinstalla
ties, die één der belangrijkste oorzaken
was van de sterk na-oorlogse investe-
ringsdrang, is sterk ingelopen. In enkele
Voor de analyse van het uitgavenpeil is het doelmatig de uitgaven te onder
scheiden in directe bestedingen en overdrachten. Onder de directe beste
dingen worden begrepen de netto-uitgaven van het Rijk voor lonen en sala
rissen (inclusief sociale kosten) en die voor de aanschaffing van goederen
en diensten, zowel voor de consumptie als voor investeringsdoeleinden. De over
drachten omvatten de uitgaven aan de overige sectoren van de volkshuishouding,
waarbij deze op hun beurt in staat zijn koper c.q. als werkgever op te treden.
Onderstaande tabel geeft een beeld van het verloop van de directe bestedingen,
van de overdrachtsuitgaven en van de totale netto uitgaven van het Rijk, in verge
lijking met de ontwikkeling van het nationale inkomen sedert 1959. De relatief
sterke stijging van de uitgaven doet zich voor bij de overdrachten ten behoeve van
het onderwijs, terwijl ook de directe bestedingen over de jaren 1959 tot en met
1964 sneller toenemen dan het nationaal inkomen. De overige overdrachtsuitgaven
vertonen relatief een daling
Wat de directe bestedingen betreft wordt opgemerkt, dat de post salarissen, die
het belangrijkste bestanddeel van de directe bestedingen uitmaakt, procentueel
het minst is toegenomen. De materiële consumptieve bestedingen zijn vooral in
1961 en 1962 sterker toegenomen dan het nationale inkomen. Dit houdt hoofd
zakelijk verband met de stijging van de militaire uitgaven in die jaren, gedeelte
lijk als egvolg van een incidentele verschuiving rond de jaarwisseling 1962/1963.
De investeringen zijn procentueel in de jaren 1959 tot en met 1964 het sterkst
toegenomen.
De overdrachtsuitgaven voor het wetenschappelijk onderwijs zullen in 1964
en volgende jaren nog aanzienlijk toenemen in verband met de verwachte be-
belangrijke uitbreiding van het aantal studenten. De inkomensoverdrachten aan
sociale fondsen stijgen ongeveer in dezelfde mate als het nationale inkomen. De
stijging van de inkomstenoverdrachten aan lagere publiekrechtelijke lichamen van
1962 op 1963 is onder meer het gevolg van de getroffen salarismaatregelen voor
de gemeentepolitie. De raming 1964 van de huurverlagende subsidies en de woning-
bouwpremies wijkt weinig af van de vermoedelijke uitkomsten 1963.
a
G
G
Q) N
'u
cd
cd
G
<U
ttfl
G
T5
<D
C
CU
ri-3
JG
cu
cd
Lr
T3
Li
CU
O
G
cd
ÜD
o
öfl 3
V 2
o
O
13
Li
CU
O
1959
1960
1961
1962
1963
1964
34740
38820
40610
43040
46320
50290
2809
3140
3551
3934
4202
4551
0
t—1
1—I
eö
rt
G
a
a
a
i—1
O
c
0
a
O
8,1
1055
3,0
3218
9,3
7082
20,4
8,1
1521
3,9
3314
8,5
7975
20.5
8,7
1895
4,7
3453
8,5
8899
21,9
9,1
2174
5,1
3576
8,3
9684
22,5
9,1
2412
5,2
3559
7,7
10173
22,0
9,0
2644
5,3
3763
7,5
10958
21,8
G
<u
cd
'00
cd
H
sectoren van het bedrijfsleven is ze#|
een zekere overcapaciteit. Hiertege''
over schiet in een belangrijke secW
als de bouwnijverheid de capaciteit w
kort. Wel zijn er thans aanwijziginge'
dat arbeidskrachten van andere bedrip^
takken toevloeien naar de bouwnijver
heid. Deze verschuiving zal kunnen
dragen tot een meer evenwichtige
duktiepatroon.
Verder is tengevolge van de scher-
pere concurrentie, de sterke stijging van
de arbeidskosten, de prijspolitiek en d®
revaluatie een relatieve daling van
winstmarges opgetreden. Daardoor kon
een aanmerkelijke stijging van het werk
nemersaandeel plaatsvinden.
Tegenover een relatieve achteruit
gang van de investeringen in bepaald®
bedrijfstakken staat dat de investerin
gen in enkele andere sectoren, zoals
in bepaalde dienstenverlenende bedrij
ven, toenemen. De indruk bestaat, dat
over het geheel genomen de investerings
neiging eerder is af- dan toegenomen-
De verschuivingen passen op .zódani
ge wijze in elkaar dat in totaal een
betrekkelijk evenwichtig verloop k<>n
ontstaan, waarbij het overschot op de
lopende rekening van de betalingsba
lans binnen vrij kleine marges bleei
schommelen. Anderzijds duren, de span
ningen op de arbeidsmarkt voort. Dit
belemmert de evenwichtige ontplooiing
van het bedrijfsleven en veroorzaakt
een sterke inflatoire druk.
De beweging van de economische ont
wikkeling langs de grens van onze
produktiemogetijkheden kon alleen wor
den bereikt door de voortgezette ster
ke groei van onze export. Voor 1964
wordt in verband met de meer ex
pansieve wereldconjunctuur wederom
een belangrijke groei van de export
verwacht.
De abnormale vorstperiode 1962-1963
heeft invloed op de raming van de stij
ging van het bruto nationale produkt
in het lopende jaar. Geraamd wordt
een stijging van 31/, pet., dit is onge
veer 1 pet. minder dan onder norma
le omstandigheden had mogen worden
verwacht. Voor 1964 wordt een groei
van het nationale produkt met 5',2 pet
verwacht.
In het volume van de particuliere
consumptie en die van de overheid
wordt voor 1963 een accres van resp. 5
pet. en 3 pet. verwacht en voor 1964 een
accres van resp. 41/, pet. en 1% pet.
De bruto investeringen in bedrijven
zullen in het lopende jaar vermoede
lijk een accres van 2 pet. vertonen en
in 1964 een accres van 7 pet. Gemid
deld bedraagt de stijging over de ge
noemde jaren dus ongeveer 4 pet. per
jaar.
De overheidsinvesteringen zullen in
het lopende jaar met 5K pet. stijgen
(1962: 12 pet.). Het accres voor 1964
wordt geraamd op 12 pet. De stijgings
percentages voor 1963 en 1964 zijn be-
invloed door de ongunstige weersom
standigheden in de eerste maanden van
1963.
Het prijspeil van de particuliere con
sumptie nam in 1962 met ruim 2j^ pet.
toe; voor 1963 wordt een stijging ge
raamd van 3 pet. en voor 1964 2 pet.
Over de periode 1959-1963 bedroeg de
gemiddelde toeneming van de kosten
van levensonderhoud bijna 3% per jaar.
De nominale lonen stegen over de perio
de 1954-1963 aanzienlijk. Sterker dan de
kosten van levensonderhoud, waardoor
een verbetering van de reële lonen kon
worden bereikt van 3y2 pet. per jaar.
De verhoging van de lonen is de laat
ste jaren groter dan de toeneming van
de produktiviteit. De daaruit voortvloei
ende opwaartse druk op het prijspeil stelt
hoge eisen aan het prijsbeleid van do
regering.
De stijging van het prijspeil van de
investeringen in vaste bedrijfsactiva
wordt voor 1963 op 3% pet. en voor 1964
op 3 pet. geraamd. De prijsindices van
de consumptieve bestedingen van de
overheid liggen belangrijk hoger dan die
van de particuliere consumptie. Voor
de jaren 1962, 1963 en 1964 bedragen
de prijsstijgingen resp. ongeveer 6i/2
pet., 6V2 pet. en 7 pet.
De sedert 1959 opgetreden daling
van het overschot op de lopende reke
ning van de betalingsbalans is tot sta
gekomen. Het saldo over het gehele
jaar 1962 iag vrijwel op hetzelfde peil
als over 1961. Naar verwachting zal het
overschot op de lopende rekening van
de betalingsbalans over 1963 ongeveer
f 600 min. belopen bij een geraamde
toeneming van de goedereninvoer met
81/, pet. en van de goederenuitvoer met
7pet. Voor 1964 wordt de stijging
van de goedereninvoer geraamd op 8
pet. en die van de goederenuitvoer op
9 pet. Het overschot op de lopende re
kening van de betalingsbalans zal in
dit zelfde jaar naar verwachting 600
min. bedragen.