BITTER ACTUEEL PLAATJE: Na frater Venantius nu broeder Een verdrietig repertoire Juke-box Zanggroepjes —van her en der— „Zo'n gala-avond kun je uit één gouden plaat betalen" SPECIALE VERMELDING WAARD: De Spaanse burgeroorlog E Johnny Hallyday: Jumping Jewels - voor liefhebbers ZATERDAG 19 OKTOBER 1963 PAGINA BROEDER BONTFATIUS „The Brothers Four" na een televisie optreden in ons land. Zoals gewoonlijk vond Wim Kan direct de goede karak teristiek: het was La Grand Gala du Duys. Met zijn Kurhaus- avond van jongstleden zaterdag presenteerde Willem O. Duys een geruchtmakend feestje. De tele visie kreeg haar „programma van het jaar", met 's nachts om één Uur verkeersopstoppingen van gasterende tv-kijkers in Amster dam en Den Haag en een week lang gesprekstof voor een mil joenenpubliek. Detail van Picasso's „Guernica", gruwelijke herinnering aan Spaanse burgeroorlog. -• A WILLEM O. DUYS, Het kan nauwelijks actueler: de N.V. Bovema heeft een lang speelplaat laten verschijnen van de Benedictijner monnik broeder Bonifatius (Hakvoort in de wereld) die met begeleiding van zijn gitaar een tiental liedjes zingt. Nog zijn de vaak felle aanvallen op het optreden van Wim Sonneveld tijdens het Grand Gala du Disque als frater Venantius uit Schin-op-Geul niet verstomd, of daav worden wij opgeschrikt door een lang speelplaat van wéér een zingend gitaar spelend Godgewijd persoon, bepaald géén brullende broeder" uit Ubach over-Worms, maar een hele lieve, zorg vuldig articulerende Benedictijnermon nik van de St. Adelbert Abdij te Eg- mond-Binnen. Broeder Bonifatius bracht vóór hij in 1942 in het klooster trad op feest- avondjes en partijtjes met zijn gitaar en banjo uitsluitend Cowboydeuntjes en negro-songs, jodelliedjes en Hawaii lied jes ten gehore. Hij heeft dat ongetwijfeld altijd met overgave gedaan. Broeder Bo nifatius schrijft op de hoes van de plaat (Imperial ILTP 111): .,Ik gaf mijn gi taar en banjo weg aan myn zusje en mijn broer. Ik zou niet meer in het theater optreden maar meezingen in het koor van de monniken. Ik maakte het voornemen geen gitaar meer aan te raken". Maar zoals het meer gebeurt: de weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens... Broeder Bonifatius raakte wèl een gi taar aan. Hij zong voor de monniken en voor de gasten die zo veelvuldig deze eerbiedwaardige abdij bezoeken. Op de enige vrije dag van het jaar maakte de broeder in de Bovema-studio's in Heem stede de opnamen voor deze plaat. Men kan zich afvragen of men op een der gelijke dag niet wat anders zou kunnen doen, maar in ieder geval getuigt deze daad van een ongetwijfeld groot idealis me. Nu wjj de plaat beluisteren rijst echter de vraag of men niet beter had gedaan de broeder tegen dit idea lisme in bescherming ie nemen. Dui delijk hoort men in al de liedjes de liefde die de broeder twintig jaar ge leden heeft gekoesterd voor het jodei- cowboy- en verkenners-repertoire. De mooiste Bijbelteksten krijgen een uit gesproken banaal melodisch en rit misch ondergrondje. En in die lied jes waarin geen Bijbelteksten worden gebruikt, krijgt men een proza voor gezet dat de naïeve en kinderlijke broeder kennelijk geschreven heeft voor wat rijpere kleuters. Want voor volwassenen zijn deze teksten eenvou dig onaanvaardbaar. Regels als „de vogels zeggen twiet, twiet, het haantje zegt kukeleku en jij moet zeggen, Jezus ik houd van u" of (in het liedje „Wij Monniken") „Als dartele vlinders die bontgekleurd boven korenvelden zweven, dansen wij rond het altaar in kleurig gewaad om het Brood van het Eeuwig Leven" kunnen ook in normale katholieke kring alleen maar de lachspieren prikkelen. Niemand die dat kwalijk mag nemen. In een ander liedje, „Jezus speelt" (op de melodie van het bekende „jaja, jippie jippie jéé") zingt de broeder: „Jezus vecht met de haasjes in het duin, Jezus kleurt de bloemen in de tuin, Jezus speelt met de huppelende lammeren in de wei, Jezus speelt me' de vrolijke jongens en hun bal en strijkt alle meis jes door hun haar". En met deze ied- jes verwacht men volwassen mensen te bereiken... Na beluistering vraagt men zich af waarom men deze plaat in de handel heeft gebracht. Waarom konden de ar tistieke verrichtingen van de broeder niet beperkt blijven tot de kloosterge meenschap? En dat het juist de Bene dictijnen moesten zijn (van oudsher toch de cultuurbrengers in ons land) die een dergelijke, uiteraard goed en zuiver be doelde, maar voor de moderne (katho lieke) mens bijna aanstootgevende plaat In de handel brachten, is ronduit be treurenswaardig te noemen. Godfried Bomans heeft al eens het eerste num mer van de plaat „Jesu u bent mijn laatste nieuws, mijn krant, u bent mijn vliegtuig, mijn ruimtevaart" aan een scherpe kritiek onderworpen: een wezen lijke eigen-tijdse kritiek op een pseudo- eigen-tijds „chanson". Men had daar lering uit dienen te trekken. Met deze langspeelplaat van de oprechte amateur die broeder Bonifatius nu eenmaal is, lljikt ons niemand gebaat. Goed, hij „doet" dan wel iets in het Frans, maar het zou teveel eer zijn hem hier in de rubriek Chansons in te delen, de bebak- kebaarde Johnny Hallyday, al heeft hij voor hoelang? ook nog zoveel teenagers aan zich verplicht (en dat nog niet eens Franse alléén). Maar goed, toch enkele regels van zijn ze vende Philips EP (Medium 432.799 BE) Wie daaraan zijn geld wil uitgeven re- kene op je reinste verspilling. Podium- kronkelaar Hallyday hijgt, hikt, blèrt en steunt hier op zijn beruchte maar nog niet eens originele wijze vier werk jes bij elkaar uit de internationale school der muzikale onnozelheid. „Ma dison Twist" (Meet me at the twistin' place), de madison „Hey! Baby!", „Pas cette chanson" (de rumba-twist Don't play that song) en de slow-roek (want alles heeft Ook hier zijn etiket je, al is er niet veel verschil te be speuren) „Ce n'est pas juste après tout", een misstap van Charles Azna- vour. Stomvervelend is het allemaal: de „tekst" en de „muziek", de „voordracht" van de rijke jonge vlegel Johnny Hallyday en de geluiden die zijn „begeleiders" uit hun toch zo kost bare instrumenten rammelen. „Voor de liefhebbers" heet dat dan. Want vreemd genoeg blijken die er telkens toch wel weer te zyn. Zo héél blij zijn we zeker niet met de volgende sinp'ee en dat ene EP-tje. Maar we kunnen ons voor stellen, dat ze het, elk althans aan een kant, in de jukebox wel aar dig zullen doen. Als de stemming er bfl de gasten eenmaal goed inzit, wel te verstaan, en „de muziek" er niet zo veel meer toe doet. We bedoelen: Jay Chevalier op Stateside HSS 1054: „Too many bubbles" (dwaas maar niet ongezelligmeezingertje en -stamper- pertje) en „Khrushchev and the de- vil" (luide maar bepaald onwelluiden de poging tot politieke grapjasserij): Steve Allen op Londen HLD 9723: „Whistle boat" (om meteen méé te fluiten) en Gravy waltz" (ligt wat zwaar op de maag) Ray Charles op ABC-Paramount AP 22.159: „No one" (veel lawaai, dat wel) en „Without love" (véél beter, veel meer jazzy, maar niets voor de juke box) Dinah Washington op Roulette RL 21.173: „Soulville" (die zal het weer uitstekend doen) en ..You're a sweet heart (dat zal je wel zo gezegd worden!); tot slot Los Panchos op de CBS-EP EPCG 285.578: „Adio muchachos", ,.31 choclo", „A media luz" en „Loca". Vier tango's dus, en heel bekende nog wel? Jazeker, dat staat zelfs ook op de hoes. Maar met de tango heeft dit plaatje niets te maken, de vakkundige zang van het befaamde trio en de even vakkun dige (maar gladde en ongeïnspireer de) anonieme begeleiding ten spijt; de melodieën hebben een boterachtig rit me gekregen en daarmee niets gewon nen. Integendeel. integendeel iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimmiiit Met de enorme aanwas van popu laire zangsolisten groeit ook de vorming van vocale groepjes. In Amerika, het land van het popu laire lied bij uitstek, kent men ze in alle variaties; alle met min of meer be gaafde zangstemmen, wier gezamen lijke klankleur beslissend is voor het succes. Opvalt dat de trio-tjes, de kwar tetten, de quintetten of sextetten by de keuze van hun melodieën niet altyd even origineel zqn en zich te zeer la ten leiden door de reeds „verkoop baar" gebleken hit van de solist. Alles volgens het oude recept. EYDIE EN STEVE vormen In het burgerleven het echtpaar Lawrence Beiden hebben als solist verschillende platensuccessen op hun naam staan, zij als Eydie Gormé, hij als Steve Lawrence. Samen proberen zij het nu met „I want to stay here" en „Ain't love" (CBS 1.219), wat lawaaierig ech ter vol ritme en plezierig om naar luisteren. Een met veel vakkennis ge maakt plaatje. MARTHE, een jong negerzangeresje, is een soliste, die twee andere meisjes onder de naam van „The Vandellas" naast zich heeft gezet om twee plaatjes te kunnen maken waarop zij met haar huis-tuin-en-keuken-stem domineert. Zowel in „Heat Wave" en ,,A love like yours" (Motown Go 42 558) als in „Jea- e Parijse ingenieur-chansonnier Guy Béart heeft ons al herhaal delijk met prachtig werk verblijd. Meer dan eens hebben wij daar van hier getuigd; nog onlangs was zijn LP No. 4 aan de beurt, alwéér zo'n verzameling verrukkelijke chansons vandaag helaas een ander geluid. Béarts Philips EP-tje (10e serie, Medium 432.917 BE) is niet anders dan een te leurstelling: twee nieuwe chansons waarvan er slechts één zekere verdien sten bezit, en twee nummers die wij al kenden van bovengenoemde langspeel plaat zij het dan niet in deze vorm Want dat is het vreemde van dit plaat je: Béart zingt „Cinéma" en „Douce", zo kort na het verschijnen van hun oor spronkelijke versie, hier in een andere uitvoering. En dat betekent in dit ge val allesbehalve een verbetering. Het toepassen van het dubbelstemmen-sy- steem en de (vergeleken bij die van Jean Michel Defaye's orkest) te opvallende en weinig aantrekkelijke begeleiding door een anoniem ensemble maken dat wij aan de twee goede chansons in die eerste uitvoering veruit de voorkeur ge ven. lous Lover" en „Come and get these memories" (Motwon GO 42 554) beves tigt zij ervan overtuigd te zijn, de to verformule te hebben gevonden om aan de top van de hitparade te kunnen ko men. Maar voor hoe lang? THE MAR VEDETTES is een kwartel van vlotte meisjesstemmen, de een met een donkere, de andere met een aanstekelijke gilstem. Met z'n vieren kunnen zij het niet verder brengen dan onbeduidende opnamen als „Loc king up my heart" en „Forever". (Mo town GO 42.552). Wie van de vier de allesoverheersende solo zingt wordt niet eens bekend gemaakt. Terecht, men kan zo beter naamloos blijven. THE BROTHERS FOUR kunnen er wat van. Dat wisten wij reeds van hun optreden in de Rudi Carrell Show. Hun op Afrikaanse regermuzi k geïn spireerd „Ringing Bells" (CBS 1-1219) is een bruisend lied waarin zij alle mogelijkheden van het lichtvoetige kwartet hebben uitgebuit. Op de ach terkant zingen zij „Welcome Home Sal ly" een gevoelig, eenvoudig plaatje, maar juist daardoor van goede klasse. Niet iedereen loopt weg met muziek van alleen maar drie elektrische guitaren. Men moet er waar schijnlijk jong e<n temperament vol voor zijn. Dit geldt vooral voor het succes van de begeleiders van het teenager-idool Cliff Richard, die ander 1e naam van „The Shadows'" zelf enige top hits op hun naam hebben staan. Geen imitatie daarvan maar een groep je met een heel eigen geluid dat toch wei af en toe aan The Shadows doet denken vormen de Nederlandse „Jum ping Jewels". Drie jongens met een elektrische guitaar en een drum. Op „Jumping High" een langspeelplaat van Philips (P 08082 L) met bekwame ar rangementen van Ger Daalhuizen leve ren de vier een proeve van bekwaam heid. Voor velen zal de plaat met een surplus aan ritmische geluiden veel te lang duren, maar degenen waarvan het bloed nog warm en bruisend is kunnen er zich met de twist en de madison heerlijk in uitleven. Nog nooit van Joey Dee gehoord? Voorziet u dan van de langspeelplaat „Portrait of Joey Dee' (Roulette MG RL 9424 A). Bijna een half uur lang hese, ongenuanceerde geluiden in een zelfs voor een tiener moordend tempo. Een leuk muziekje voor „happening", lijtot ons. (Van onze verslaggever) De Apollo van de platenbusiness is ®r niet op afgeknapt. „Ik doe niets lie ver dan dit soort evenementen op touw zetten. Ik ben een fixer, en dan kun je een beetje verwarring wel aan. Het kost mij geen moeite mjj er ook los van te maken. Aan het nachtelijke feent je na afloop heb ik niet meegedaan. Ik ben onmiddellijk na de prijsuitrei king naar beneden gegaan en heb de hele nacht piano gespeeld, samen met Jan Blok. Heel fijn. Toen ik 's morgens thuis kwam in Blaricum vroeg ik mijn vrouw: „Hoe vond je het op de tele visie?" Zq zei alleen maar dat ik toch beter een ander smokingdasje had kun nen omdoen. Voor het geval dat no dig was, stond ik meteen weer met twee benen op de grond. En ik kon di rect beginnen met de voorbereiding van myn eerstkomende televisie-program- tna'tje." Willem O Duys is 35 jaar. „Als ik Volgende week wat beter ben uitgerust, geef je mij dat ook." Hij is getrouwd met een Engelse vrouw, die amper in teresse heeft voor de showbiz, en is vader van een zoon van 8 en een doch ter van 6. Hij gelooft te mogen vast stellen dat er niet veel mensen zyn die kunnen wat hij kan. „Ik ken het hele WereldjeIn zijn jonge jaren heeft hy tekenend en pianospelend veel tijd in rote Apollo van de platenbusiness het buitenland doorgebracht. Vijf jaar Is hy journalist geweest bij het Vrije Volk. „Maar ik wist niet eens wie Drees was, zodat ze my maar in Schie dam opsloten". Toen is hij voor de •Unilever reclamefilms gaan maken en scenario's schrijven als hoofd van de afdeling Commerciële TV. Maar de kan sen voor de Commerciële TV waren Diet zo bijster rooskleurig, zodat hy Overstapte naar Phonogram in Baarn, Waar hu leerde omspringen met arties ten. Op het moment dat de Unilever hem vroeg terug te komen, kreeg hy een aanbod de collectieve propaganda Van de platenindustrie te verzorgen. Het eerste Grand Gala du Disque was het uitgedraaid op een enorme chaos, en men wilde voor de volgende keer een vaste hand hebben. „Dat past mü wel, uit die puinhoop wat opbouwen. Met myn belangstel ling voor zowel de klassieke muziek als de showbusiness zag ik er iets fijns in." Hij heeft nu drie keer twee- Grand Gala's achter de rug, en ze mochten er zijn, met al hun verras singen, verwarringen en heibeltjes. „Myn favoriete Gala is het klassieke: Btyivol, sfeer, geen rotzooi, artiesten die hun best doen. Voor het populaire zit dat er niet in. Dat moet blikbaar wat rotzooi geven. Er is een onvermij delijke discrepantie tussen de Spoetniks en smokings." Wat hij persoonlek in de amusementsmuziek waardeert, is vrij Weinig Mijn persoonlijke smaak is niet verkoopbaar. Mijn grootste bewonde ring gaat uit naar Peggy Lee. Ik heb In New York eens vijf avonden achter ten aan haar voeten gezeten. Maar niet haar kan ik hier echt geen zaal vol krijgen. Voor zo'n populaire avond hioet ik zo'n beetje aftasten hoe over al de voorkeuren liggen." Van zyn laatste Gala zegt hjj: heb er meer kritiek op dan wie ook. Maar dan heb ik geen speciale artiesten op het oog, al vond ik sommige ook flut. Je hebt slechte onderdelen in je programma nodig om het goede beter to laten uitkomen. Wat ik mij als or ganisator kan verwyten, is dat de avond te lang is geworden. Daar kon ik wei nig aan doen. Ik moest de minister plotseling inlassen. Dat was al 12 mi- huten. Wim Sonneveid nam het dubbe le van zqn beschikbare tyd, en dat *vas hem van harte gegund, want hy Werd het succes van de avond. Sarah Vanghan kwam er onverwacht bii la. heus onverwacht, dat vertel ik je direct nog, ik ben nameiyk heel boos op degenen die mij van valse voorlich ting hebben beschuldigd, ik lieg nooit, dus Vaughan 13 minuten, en toen hog Bomans die tegen alle afspraken in 20 minuten te lang doorpraatte. Dat soort verrassingen hoort er nu een maal by. Intussen heb ik nog een ge weldige boot gemist. Arthur Rubinstein bleek nameiyk in Scheveningen één straat verder te zitten. Ik zag hem de Volgende morgen op Schiphol toen ik Vaughan en Dietrich wegbracht. Als ik dat geweten had, had ik hem het podium opgesleept en hem alsnog de Edison ge geven die hy op de bewuste klassieke •■vond niet in ontvangst kon nemen. En nou Sarah Vaughan, daar heb ik Zwaar de pest over in, want ze was een verrassing. Ik hoorde vrijdag dat de beroemde orkestleider Quincy Jones bi Kopenhagen zat. Ik ben nogal be vriend met hem en ik bel hem op, Vraag: Vlieg even naar Holland, zo taaar voor een stuntje, dan zet ik je Voor het Metropole Orkest met een spe ciaal arrangement voor jouzelf. Maar bij voelde er weinig voor. Hy had ge- hoeg te doen en vond het niet aardig tegenover Dolf van der Linden. Maar, *ei hy, hier zit ook Sarah Vaughan en baar wil ik wel vragen. Is er niemand die haar kan begeleiden? Ik noem Quincy Jones de naam van Douglas Duke. Die is o.k., zei hij. Ik zal vra- fen of ze Duke wil bellen, aldus Quincy ones. Ik bel Douglas Duke meteen en ver tel hem dat er een klein kansje is dat Vaughan overkomt. Kun Je haar a l'ïm- •Toviste begeleiden? Hy vond het ge weldig. Toen liet ik in het script voor de televisiemensen „S.V." zetten, on middellijk voor Mariene Dietrich. Ik niet eens een schijntje van zeker bad «eid iet CCllO CCll ovupnvj" maar ik moest er nu rekening iiiaur *bee houden. De hele zaterdag heb ik niets ge boord. Uit Kopenhagen vernam ik dat Vaughan by iemand in Hilversum Jou kunnen logeren. Ik Hilversum af bellen, maar ik kon geen spoor van baar vinden. Niemand had haar ge zien. Het Gala begint en ik vertel overal teleurgesteld: Jongens, S.V. Raat niet door. Douglas Duke had ook niets vernomen en die was heel triest. Krijg ik om kwart voor negen s avonds die Hilversumse kennis aan be telefoon. Hy vertelde tot myn stom me verbazing dat hy met Sarah Vau ghan naar het begin van het televi- ■toprogramma had zitten kijken, ZiJ vond het heel aardig en toen had die münheer X gezegd: Stap in een auto en ga naar Scheveningen. Ik heb een uur lang het hele Kurhaus afgezocht. Douglas Duke werd voor zün nummer al het podium opgeduwd en op dat moment ontdekte ik Vaughan heel huiselijk ergens in een hoek van de zaal. Ik vroeg of zy nog wat zou wil len zingen en zjj vond het best. Dat was voor mü toch iets enorms, zo'n stuntje, een echte verrassing. Én als zodanig heb ik haar aangekondigd. Het wAs een verrassing. Douglas Duke was met stomheid geslagen en wist niet wat hy moest spelen tot zü haar eerste noot had ingezet. Laat zij nu gaan zingen van I can't give you anything but love, het liedje dat ook Mariene Dietrich zou zingen. Die stond op haar achterste benen en wei gerde op te treden. Maar Sarah Vau ghan hoorde dat en stapte direct naar Dietrich d'r kleedkamer en praatte haar binnen twee minuten om. Vau ghan heeft my geen roole cent ge kost." Willem Duys is niet zo erg gelukkig over de wyze waarop Bomans de Edi- sons uitreikte. „Dat was toch soms erg onelegant... Ik zou het liever zelf doen, maar ik ben geen attractie". Of de contribuerende platenbusiness zo geluk kig is met de gang van zaken, weet de heer Duys niet. Hij is er echt niet de man naar om telkens angstig kool en geit te sparen. „Ik neem de vrij heid om te zeggen en te doen wat ik wil. Dat kan mij natuurlijk zekere dag de kop kosten, maar dan ben ik nog niet werkloos. Ik ben de enige die dit werk wil doen. En het is een karwei... Weet je dat ik vanaf april met Wim Kan bezig ben geweest, dat ik hem 9 avonden achter elkaar op zijn tournee heb gevolgd om hem te bepraten. Dan weer ja, en dan weer nee, en zo is het met al die artiesten. Je moet ze allemaal vastnagelen, overtuigen, hel pen." Hoeveel zo'n populaire Gala, dat toch een ietwat poenig aanzien heeft en in iedei geval nauweiyks ergens ter we reld zijn weerga vindt, hoeveel zo'n avond kost, wil Willem Duys niet recht streeks zeggen. „Het valt mee. Het is niet zo verschrikkelyik duur om Marie ne Dietrich hier te laten optreden. Voor 4.000 dollar kun je haar hebben als je het netjes voor haar verzorgt. Voor een optreden in Las Vegas kan zij het tien voudige krijgen, maar daar kan ze ook niet een heel jaar bfljven. Maar omdat het voor een Nederlandse televisie zou komen, vroeg ze 8.000 dollar en dat is heel normaal. Het is dan ook terecht als ik tegen de televisie zeg dat zij die extra 4.000 dollar moet bedragen. Zo gaat dat. Dus ik kreeg van radio en televisie een flink bedrag in de kos ten terug. Dan komt er ook nog het nodige binnen aan entreegelden, zodat de organisatie zelf voor zo'n Gala min der dan een ton kwyt is. Behoorlijk minder dan een ton. De duurste post is heus niet een topster als Dietrich, maar is het Metropole-orkest van 43 man met een paar repetities. Het Me tropole-orkest is duur, zelfs duurder dan het Concertgebouworkest van honderd man op de klassieke avond. Een Grand Gala als van zaterdag is echt drage lijk. Je zou het waarschijnlijk uit één gouden plaat van Anneke Grönioh kun nen betalen." In de bekende Ooievaar-serie ver soheen dezer dagen een dubbele pocket, getiteld: „De Spaanse bur geroorlog", van de hand van Rudolf de Jong. Dit in de boekhandel reeds lang aangekondigde werk verdient speciale vermelding om verschillende redenen. De oorlog, die in Spanje van 1936 tot 1939 werd uitgevochten, liet in die jaren geen politieke partij onberoerd, in welk land van Europa dan ook. Het ideolo gisch bepaalde conflict werd terecht aan gevoeld als de eerste uitbarsting van een veel grotere en tot dan toe latente strijd. Nu, vijf-en-twintig jaar later blijkt nog sUds dat diegenen gelijk hadden die toentertijd wezen op de sinistere tekens aan de wand. Schrijvers in alle landen kozen Dartii en veel beroemd geworden Hteratuur was de Spaanse ge^urte- nissen geïnspireerd. Wat Johan Brmiwer, Jef Last, Hemingway, Orwell, Bemant», Koestier, daarover schreven, is nog met vergeten. In de grote Europese talen ver- schijnt regelmatig literatuur over de Spaanse kwestie, daaronder langzamer hand ook de eerste wetenschappelijke studies. Afgezien van de talryke publi caties, die in de jaren van het confnct zelf verschenen, en van tijdschriftarti kelen sindsdien, bezitten we in het ne- derlands aan boeken alleen dat van dr. E. Brongersma, „Voorproef in Spanje", dat by het Spectrum in 1946 uitkwam, en een vertaling van het meesterwerk van Gerald Brenan, „Het Spaanse laby rinth", door Van Oorschot in 1947 uit gegeven. Na 1947 is het werk van Rudolf de Jong het eerste Nederlandse boek, dat over de Spaanse burgeroorlog het licht ziet De schryver heeft het verloop van de oorlog van 1936 tot 1939 gevolgd en in korte samenvattingen van feiten weerge geven. Wat aan beschrijvingen is inge last, is meestal rechtstreeks ontleend aan persberichten en andere publicaties uit die jaren zelf. Daarby is ruimschoots aandacht geschonken aan de reacties van de Nederlandse pers in die dagen, een werkwijze, die de Spaanse gebeurtenis sen weer terugplaatst in de felle actua liteit, die zy toenmaals ook in Neder land hadden. De auteur is door de om vang van zijn 320 pagina's tot aanmerke lijke beperking gedwongen geweest. Binnen deze beperking toont hij een wijze keuze in wat hij meedeelt. De Spaanse oorlog biedt nameiyk een on voorstelbare overvloed aan materiaal voor wie pamfletliteratuur wil schrijven, in welke richting dan ook. Wat over de houding van de Spaanse kerk, over de voorlichting in de Nederlandse pers, over de gruwelen aan beide zijden van de fronten wordt meegedeeld, had in heel wat sterkere bewoordingen kunnen gezegd worden, zonder dat aan de waar heid tekort werd gedaan. De gebeurte nissen zelf geven bovendien alle aan leiding om zich ook nu nog erover op te winden, omdat wjj uit de rampen van de tweede wereldoorlog eerst geleerd hebben, hoe jammeriyk slecht de toen malige staatslieden de tekenen aan de wand begrepen. In zyn bondige weer gave van de feiten heeft De Jong zich binnen de grenzen va® zijö taak als ob jectief documentator gehouden. Het moet een bizondere verdienste heten, dat hy nergens is bezweken voor de verleiding van het pamflet-schrijven. nkele opmerkingen. Terecht wordt in het boek aandacht geschonken aan het tragisch lot van enkele ;rote Spaanse schrijvers. Een af- 'h hoofdstuk béhandeit hst Ook de religieuze bezieling, die zowel in htt anarchisme als in de nationalistische beweging zo'n machtige factor is ge- weest, zou beter tot haar recht zijn ge komen, indien meer Spaanse bronnen waren aangehaald. Op blz. 231 is een opschrift verkeerd vertaald: Las órdenes son por algo, wordt daar weergegeven met: „de bevelen gelden voor iedereen". De juiste vertaling is: „bevelen hebben een reden", of: „bevelen dienen ergens In Nederland is over de Spaanse ge schiedenis van deze laatste kwart eeuw nog weinig gepubliceerd, in tegenstelling tot landen als Italië en Engeland, waar de laatste jaren tal van uitstekende studies uitkomen, zoals bijv. het werk van Tho mas, „The Spanish Civil War", dat in 1961 te Londen verscheen. Het boek van Rudolf de Jong is een uitstekend samen gesteld en zeer leesbaar overzicht, dat beknopt en gedocumenteerd alle voor naamste aspecten van het Spaanse dra ma tot hun recht laat komen. Bopeiyk zal het voor Nederlandse hispanisten een uitnodiging tot breder onderzoek wor den. De uitgave is voorzien van een se lecte bibliografie en van een overdaad aan authentiek foto-materiaal. Wy wen sen deze pocket over de Spaanse burger oorlog een ruime verspreiding toe. Th. G. SINNIGE venseinde van de dichter en toneelschry- ver Federico Garcia Lorca. Hij was één van de eerste slachtoffers van de uit brekende gruwelen. Toch wijzen de om standigheden van deze moord naar al lerlei andere dan juist politieke motie ven. Daarom staat binnen het kader van deze historische documentatie de behan deling van „het geval Lorca" enigszins buiten verhouding tegenover de enkele regels, die gewijd worden aan Antonio Machado en aan Miguel Hernandez. Het lot van deze twee dichters, vooral dat van Miguel Hernandez, is veel meer door politieke factoren bepaald geweest, en is tegelijk ook veel meer karakteris tiek voor de aard van het conflict. Dit laatste komt weer prachtig tot zijn recht in het verslag van de beruchte academi sche zitting van 12 oktober 1936 te Sa lamanca. Het verhaal daarvan en de authentieke woorden van Unamuno zyn uitvoerig weèrgegeven. In het algemeen is het boek, in zover het zich ook met de achtergronden van het conflict bezig houdt, te weinig van uit Spaanse gezichtspunten geschreven. De meeste visies zijn die van buitenlan ders op Spanje. Een uitzondering is de beschrijving van het anarchisme, dat als echt Spaans verschynsel duidelijk wordt gemaakt. Vanuit het Spaanse gevoels leven en de Spaanse historische achter grond zou het partij kiezen van de grijze Unamuno en parallel daarmee dat van onze Nederlandse hispanist Johan Brou wer, beter begrijpelijk zyn geworden. Rudolf de Jong, „De Spaanse burger oorlog". Ooievaar-serie no. 150-151. Uitg. Bert Bakker/Daamen, Den Haag. 8.50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 15