BITTER ACTUEEL PLAATJE:
Na frater Venantius
nu broeder
Een verdrietig repertoire
Juke-box
Zanggroepjes
—van her en der—
„Zo'n gala-avond kun je uit
één gouden plaat betalen"
SPECIALE VERMELDING WAARD:
De Spaanse burgeroorlog
E
Johnny Hallyday:
Jumping Jewels
- voor liefhebbers
ZATERDAG 19 OKTOBER 1963
PAGINA
BROEDER BONTFATIUS
„The Brothers Four" na een televisie optreden in ons land.
Zoals gewoonlijk vond Wim
Kan direct de goede karak
teristiek: het was La Grand
Gala du Duys. Met zijn Kurhaus-
avond van jongstleden zaterdag
presenteerde Willem O. Duys een
geruchtmakend feestje. De tele
visie kreeg haar „programma van
het jaar", met 's nachts om één
Uur verkeersopstoppingen van
gasterende tv-kijkers in Amster
dam en Den Haag en een week
lang gesprekstof voor een mil
joenenpubliek.
Detail van Picasso's „Guernica", gruwelijke herinnering aan Spaanse
burgeroorlog.
-• A
WILLEM O. DUYS,
Het kan nauwelijks actueler: de
N.V. Bovema heeft een lang
speelplaat laten verschijnen van
de Benedictijner monnik broeder
Bonifatius (Hakvoort in de wereld) die
met begeleiding van zijn gitaar een
tiental liedjes zingt. Nog zijn de
vaak felle aanvallen op het optreden
van Wim Sonneveld tijdens het Grand
Gala du Disque als frater Venantius
uit Schin-op-Geul niet verstomd, of daav
worden wij opgeschrikt door een lang
speelplaat van wéér een zingend gitaar
spelend Godgewijd persoon, bepaald
géén brullende broeder" uit Ubach
over-Worms, maar een hele lieve, zorg
vuldig articulerende Benedictijnermon
nik van de St. Adelbert Abdij te Eg-
mond-Binnen.
Broeder Bonifatius bracht vóór hij
in 1942 in het klooster trad op feest-
avondjes en partijtjes met zijn gitaar
en banjo uitsluitend Cowboydeuntjes en
negro-songs, jodelliedjes en Hawaii lied
jes ten gehore.
Hij heeft dat ongetwijfeld altijd
met overgave gedaan. Broeder Bo
nifatius schrijft op de hoes van de plaat
(Imperial ILTP 111): .,Ik gaf mijn gi
taar en banjo weg aan myn zusje en
mijn broer. Ik zou niet meer in het
theater optreden maar meezingen in het
koor van de monniken. Ik maakte het
voornemen geen gitaar meer aan te
raken". Maar zoals het meer gebeurt:
de weg naar de hel is geplaveid met
goede voornemens...
Broeder Bonifatius raakte wèl een gi
taar aan. Hij zong voor de monniken
en voor de gasten die zo veelvuldig deze
eerbiedwaardige abdij bezoeken. Op de
enige vrije dag van het jaar maakte de
broeder in de Bovema-studio's in Heem
stede de opnamen voor deze plaat. Men
kan zich afvragen of men op een der
gelijke dag niet wat anders zou kunnen
doen, maar in ieder geval getuigt deze
daad van een ongetwijfeld groot idealis
me.
Nu wjj de plaat beluisteren rijst
echter de vraag of men niet beter
had gedaan de broeder tegen dit idea
lisme in bescherming ie nemen. Dui
delijk hoort men in al de liedjes de
liefde die de broeder twintig jaar ge
leden heeft gekoesterd voor het jodei-
cowboy- en verkenners-repertoire. De
mooiste Bijbelteksten krijgen een uit
gesproken banaal melodisch en rit
misch ondergrondje. En in die lied
jes waarin geen Bijbelteksten worden
gebruikt, krijgt men een proza voor
gezet dat de naïeve en kinderlijke
broeder kennelijk geschreven heeft
voor wat rijpere kleuters. Want voor
volwassenen zijn deze teksten eenvou
dig onaanvaardbaar.
Regels als „de vogels zeggen twiet,
twiet, het haantje zegt kukeleku en jij
moet zeggen, Jezus ik houd van u" of
(in het liedje „Wij Monniken") „Als
dartele vlinders die bontgekleurd boven
korenvelden zweven, dansen wij rond
het altaar in kleurig gewaad om het
Brood van het Eeuwig Leven" kunnen
ook in normale katholieke kring alleen
maar de lachspieren prikkelen. Niemand
die dat kwalijk mag nemen. In een
ander liedje, „Jezus speelt" (op de
melodie van het bekende „jaja, jippie
jippie jéé") zingt de broeder: „Jezus
vecht met de haasjes in het duin, Jezus
kleurt de bloemen in de tuin, Jezus
speelt met de huppelende lammeren in
de wei, Jezus speelt me' de vrolijke
jongens en hun bal en strijkt alle meis
jes door hun haar". En met deze ied-
jes verwacht men volwassen mensen te
bereiken...
Na beluistering vraagt men zich af
waarom men deze plaat in de handel
heeft gebracht. Waarom konden de ar
tistieke verrichtingen van de broeder
niet beperkt blijven tot de kloosterge
meenschap? En dat het juist de Bene
dictijnen moesten zijn (van oudsher toch
de cultuurbrengers in ons land) die een
dergelijke, uiteraard goed en zuiver be
doelde, maar voor de moderne (katho
lieke) mens bijna aanstootgevende plaat
In de handel brachten, is ronduit be
treurenswaardig te noemen. Godfried
Bomans heeft al eens het eerste num
mer van de plaat „Jesu u bent mijn
laatste nieuws, mijn krant, u bent mijn
vliegtuig, mijn ruimtevaart" aan een
scherpe kritiek onderworpen: een wezen
lijke eigen-tijdse kritiek op een pseudo-
eigen-tijds „chanson". Men had daar
lering uit dienen te trekken. Met deze
langspeelplaat van de oprechte amateur
die broeder Bonifatius nu eenmaal is,
lljikt ons niemand gebaat.
Goed, hij „doet" dan wel iets in
het Frans, maar het zou teveel
eer zijn hem hier in de rubriek
Chansons in te delen, de bebak-
kebaarde Johnny Hallyday, al heeft
hij voor hoelang? ook nog zoveel
teenagers aan zich verplicht (en dat
nog niet eens Franse alléén). Maar
goed, toch enkele regels van zijn ze
vende Philips EP (Medium 432.799 BE)
Wie daaraan zijn geld wil uitgeven re-
kene op je reinste verspilling. Podium-
kronkelaar Hallyday hijgt, hikt, blèrt
en steunt hier op zijn beruchte maar
nog niet eens originele wijze vier werk
jes bij elkaar uit de internationale
school der muzikale onnozelheid. „Ma
dison Twist" (Meet me at the twistin'
place), de madison „Hey! Baby!",
„Pas cette chanson" (de rumba-twist
Don't play that song) en de slow-roek
(want alles heeft Ook hier zijn etiket
je, al is er niet veel verschil te be
speuren) „Ce n'est pas juste après
tout", een misstap van Charles Azna-
vour. Stomvervelend is het allemaal:
de „tekst" en de „muziek", de
„voordracht" van de rijke jonge vlegel
Johnny Hallyday en de geluiden die
zijn „begeleiders" uit hun toch zo kost
bare instrumenten rammelen. „Voor de
liefhebbers" heet dat dan. Want vreemd
genoeg blijken die er telkens toch wel
weer te zyn.
Zo héél blij zijn we zeker niet met
de volgende sinp'ee en dat ene
EP-tje. Maar we kunnen ons voor
stellen, dat ze het, elk althans
aan een kant, in de jukebox wel aar
dig zullen doen. Als de stemming er bfl
de gasten eenmaal goed inzit, wel te
verstaan, en „de muziek" er niet zo
veel meer toe doet. We bedoelen:
Jay Chevalier op Stateside HSS 1054:
„Too many bubbles" (dwaas maar niet
ongezelligmeezingertje en -stamper-
pertje) en „Khrushchev and the de-
vil" (luide maar bepaald onwelluiden
de poging tot politieke grapjasserij):
Steve Allen op Londen HLD 9723:
„Whistle boat" (om meteen méé te
fluiten) en Gravy waltz" (ligt wat
zwaar op de maag)
Ray Charles op ABC-Paramount AP
22.159: „No one" (veel lawaai, dat
wel) en „Without love" (véél beter, veel
meer jazzy, maar niets voor de juke
box)
Dinah Washington op Roulette RL
21.173: „Soulville" (die zal het weer
uitstekend doen) en ..You're a sweet
heart (dat zal je wel zo gezegd worden!);
tot slot Los Panchos op de CBS-EP
EPCG 285.578: „Adio muchachos", ,.31
choclo", „A media luz" en „Loca". Vier
tango's dus, en heel bekende nog wel?
Jazeker, dat staat zelfs ook op de hoes.
Maar met de tango heeft dit plaatje
niets te maken, de vakkundige zang van
het befaamde trio en de even vakkun
dige (maar gladde en ongeïnspireer
de) anonieme begeleiding ten spijt; de
melodieën hebben een boterachtig rit
me gekregen en daarmee niets gewon
nen. Integendeel.
integendeel
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiMiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiimmiiit
Met de enorme aanwas van popu
laire zangsolisten groeit ook de
vorming van vocale groepjes. In
Amerika, het land van het popu
laire lied bij uitstek, kent men ze in alle
variaties; alle met min of meer be
gaafde zangstemmen, wier gezamen
lijke klankleur beslissend is voor het
succes. Opvalt dat de trio-tjes, de kwar
tetten, de quintetten of sextetten by de
keuze van hun melodieën niet altyd
even origineel zqn en zich te zeer la
ten leiden door de reeds „verkoop
baar" gebleken hit van de solist. Alles
volgens het oude recept.
EYDIE EN STEVE vormen In het
burgerleven het echtpaar Lawrence
Beiden hebben als solist verschillende
platensuccessen op hun naam staan,
zij als Eydie Gormé, hij als Steve
Lawrence. Samen proberen zij het nu
met „I want to stay here" en „Ain't
love" (CBS 1.219), wat lawaaierig ech
ter vol ritme en plezierig om naar
luisteren. Een met veel vakkennis ge
maakt plaatje.
MARTHE, een jong negerzangeresje,
is een soliste, die twee andere meisjes
onder de naam van „The Vandellas"
naast zich heeft gezet om twee plaatjes
te kunnen maken waarop zij met haar
huis-tuin-en-keuken-stem domineert.
Zowel in „Heat Wave" en ,,A love like
yours" (Motown Go 42 558) als in „Jea-
e Parijse ingenieur-chansonnier
Guy Béart heeft ons al herhaal
delijk met prachtig werk verblijd.
Meer dan eens hebben wij daar
van hier getuigd; nog onlangs was zijn
LP No. 4 aan de beurt, alwéér zo'n
verzameling verrukkelijke chansons
vandaag helaas een ander geluid. Béarts
Philips EP-tje (10e serie, Medium
432.917 BE) is niet anders dan een te
leurstelling: twee nieuwe chansons
waarvan er slechts één zekere verdien
sten bezit, en twee nummers die wij al
kenden van bovengenoemde langspeel
plaat zij het dan niet in deze vorm
Want dat is het vreemde van dit plaat
je: Béart zingt „Cinéma" en „Douce",
zo kort na het verschijnen van hun oor
spronkelijke versie, hier in een andere
uitvoering. En dat betekent in dit ge
val allesbehalve een verbetering. Het
toepassen van het dubbelstemmen-sy-
steem en de (vergeleken bij die van Jean
Michel Defaye's orkest) te opvallende
en weinig aantrekkelijke begeleiding
door een anoniem ensemble maken dat
wij aan de twee goede chansons in die
eerste uitvoering veruit de voorkeur ge
ven.
lous Lover" en „Come and get these
memories" (Motwon GO 42 554) beves
tigt zij ervan overtuigd te zijn, de to
verformule te hebben gevonden om aan
de top van de hitparade te kunnen ko
men. Maar voor hoe lang?
THE MAR VEDETTES is een kwartel
van vlotte meisjesstemmen, de een
met een donkere, de andere met een
aanstekelijke gilstem. Met z'n vieren
kunnen zij het niet verder brengen
dan onbeduidende opnamen als „Loc
king up my heart" en „Forever". (Mo
town GO 42.552). Wie van de vier de
allesoverheersende solo zingt wordt niet
eens bekend gemaakt. Terecht, men
kan zo beter naamloos blijven.
THE BROTHERS FOUR kunnen er
wat van. Dat wisten wij reeds van hun
optreden in de Rudi Carrell Show.
Hun op Afrikaanse regermuzi k geïn
spireerd „Ringing Bells" (CBS 1-1219)
is een bruisend lied waarin zij alle
mogelijkheden van het lichtvoetige
kwartet hebben uitgebuit. Op de ach
terkant zingen zij „Welcome Home Sal
ly" een gevoelig, eenvoudig plaatje,
maar juist daardoor van goede klasse.
Niet iedereen loopt weg met muziek
van alleen maar drie elektrische
guitaren. Men moet er waar
schijnlijk jong e<n temperament
vol voor zijn. Dit geldt vooral voor het
succes van de begeleiders van het
teenager-idool Cliff Richard, die ander
1e naam van „The Shadows'" zelf enige
top hits op hun naam hebben staan.
Geen imitatie daarvan maar een groep
je met een heel eigen geluid dat toch
wei af en toe aan The Shadows doet
denken vormen de Nederlandse „Jum
ping Jewels". Drie jongens met een
elektrische guitaar en een drum. Op
„Jumping High" een langspeelplaat van
Philips (P 08082 L) met bekwame ar
rangementen van Ger Daalhuizen leve
ren de vier een proeve van bekwaam
heid. Voor velen zal de plaat met een
surplus aan ritmische geluiden veel te
lang duren, maar degenen waarvan het
bloed nog warm en bruisend is kunnen
er zich met de twist en de madison
heerlijk in uitleven.
Nog nooit van Joey Dee gehoord?
Voorziet u dan van de langspeelplaat
„Portrait of Joey Dee' (Roulette MG
RL 9424 A). Bijna een half uur lang
hese, ongenuanceerde geluiden in een
zelfs voor een tiener moordend tempo.
Een leuk muziekje voor „happening",
lijtot ons.
(Van onze verslaggever)
De Apollo van de platenbusiness is
®r niet op afgeknapt. „Ik doe niets lie
ver dan dit soort evenementen op touw
zetten. Ik ben een fixer, en dan kun je
een beetje verwarring wel aan. Het
kost mij geen moeite mjj er ook los
van te maken. Aan het nachtelijke feent
je na afloop heb ik niet meegedaan.
Ik ben onmiddellijk na de prijsuitrei
king naar beneden gegaan en heb de
hele nacht piano gespeeld, samen met
Jan Blok. Heel fijn. Toen ik 's morgens
thuis kwam in Blaricum vroeg ik mijn
vrouw: „Hoe vond je het op de tele
visie?" Zq zei alleen maar dat ik toch
beter een ander smokingdasje had kun
nen omdoen. Voor het geval dat no
dig was, stond ik meteen weer met
twee benen op de grond. En ik kon di
rect beginnen met de voorbereiding van
myn eerstkomende televisie-program-
tna'tje."
Willem O Duys is 35 jaar. „Als ik
Volgende week wat beter ben uitgerust,
geef je mij dat ook." Hij is getrouwd
met een Engelse vrouw, die amper in
teresse heeft voor de showbiz, en is
vader van een zoon van 8 en een doch
ter van 6. Hij gelooft te mogen vast
stellen dat er niet veel mensen zyn die
kunnen wat hij kan. „Ik ken het hele
WereldjeIn zijn jonge jaren heeft hy
tekenend en pianospelend veel tijd in
rote Apollo van
de platenbusiness
het buitenland doorgebracht. Vijf jaar
Is hy journalist geweest bij het Vrije
Volk. „Maar ik wist niet eens wie
Drees was, zodat ze my maar in Schie
dam opsloten". Toen is hij voor de
•Unilever reclamefilms gaan maken en
scenario's schrijven als hoofd van de
afdeling Commerciële TV. Maar de kan
sen voor de Commerciële TV waren
Diet zo bijster rooskleurig, zodat hy
Overstapte naar Phonogram in Baarn,
Waar hu leerde omspringen met arties
ten. Op het moment dat de Unilever
hem vroeg terug te komen, kreeg hy
een aanbod de collectieve propaganda
Van de platenindustrie te verzorgen.
Het eerste Grand Gala du Disque was
het uitgedraaid op een enorme chaos,
en men wilde voor de volgende keer
een vaste hand hebben.
„Dat past mü wel, uit die puinhoop
wat opbouwen. Met myn belangstel
ling voor zowel de klassieke muziek
als de showbusiness zag ik er iets
fijns in." Hij heeft nu drie keer twee-
Grand Gala's achter de rug, en ze
mochten er zijn, met al hun verras
singen, verwarringen en heibeltjes.
„Myn favoriete Gala is het klassieke:
Btyivol, sfeer, geen rotzooi, artiesten
die hun best doen. Voor het populaire
zit dat er niet in. Dat moet blikbaar
wat rotzooi geven. Er is een onvermij
delijke discrepantie tussen de Spoetniks
en smokings." Wat hij persoonlek in
de amusementsmuziek waardeert, is vrij
Weinig Mijn persoonlijke smaak is niet
verkoopbaar. Mijn grootste bewonde
ring gaat uit naar Peggy Lee. Ik heb
In New York eens vijf avonden achter
ten aan haar voeten gezeten. Maar
niet haar kan ik hier echt geen zaal
vol krijgen. Voor zo'n populaire avond
hioet ik zo'n beetje aftasten hoe over
al de voorkeuren liggen."
Van zyn laatste Gala zegt hjj:
heb er meer kritiek op dan wie ook.
Maar dan heb ik geen speciale artiesten
op het oog, al vond ik sommige ook
flut. Je hebt slechte onderdelen in je
programma nodig om het goede beter
to laten uitkomen. Wat ik mij als or
ganisator kan verwyten, is dat de avond
te lang is geworden. Daar kon ik wei
nig
aan doen. Ik moest de minister
plotseling inlassen. Dat was al 12 mi-
huten. Wim Sonneveid nam het dubbe
le van zqn beschikbare tyd, en dat
*vas hem van harte gegund, want hy
Werd het succes van de avond. Sarah
Vanghan kwam er onverwacht bii
la. heus onverwacht, dat vertel ik je
direct nog, ik ben nameiyk heel boos
op degenen die mij van valse voorlich
ting hebben beschuldigd, ik lieg nooit,
dus Vaughan 13 minuten, en toen
hog Bomans die tegen alle afspraken
in 20 minuten te lang doorpraatte.
Dat soort verrassingen hoort er nu een
maal by. Intussen heb ik nog een ge
weldige boot gemist. Arthur Rubinstein
bleek nameiyk in Scheveningen één
straat verder te zitten. Ik zag hem de
Volgende morgen op Schiphol toen ik
Vaughan en Dietrich wegbracht. Als ik
dat geweten had, had ik hem het podium
opgesleept en hem alsnog de Edison ge
geven die hy op de bewuste klassieke
•■vond niet in ontvangst kon nemen.
En nou Sarah Vaughan, daar heb ik
Zwaar de pest over in, want ze was
een verrassing. Ik hoorde vrijdag dat
de beroemde orkestleider Quincy Jones
bi Kopenhagen zat. Ik ben nogal be
vriend met hem en ik bel hem op,
Vraag: Vlieg even naar Holland, zo
taaar voor een stuntje, dan zet ik je
Voor het Metropole Orkest met een spe
ciaal arrangement voor jouzelf. Maar
bij voelde er weinig voor. Hy had ge-
hoeg te doen en vond het niet aardig
tegenover Dolf van der Linden. Maar,
*ei hy, hier zit ook Sarah Vaughan en
baar wil ik wel vragen. Is er niemand
die haar kan begeleiden? Ik noem
Quincy Jones de naam van Douglas
Duke. Die is o.k., zei hij. Ik zal vra-
fen of ze Duke wil bellen, aldus Quincy
ones.
Ik bel Douglas Duke meteen en ver
tel hem dat er een klein kansje is dat
Vaughan overkomt. Kun Je haar a l'ïm-
•Toviste begeleiden? Hy vond het ge
weldig. Toen liet ik in het script voor
de televisiemensen „S.V." zetten, on
middellijk voor Mariene Dietrich. Ik
niet eens een schijntje van zeker
bad
«eid
iet CCllO CCll ovupnvj"
maar ik moest er nu rekening
iiiaur
*bee houden.
De hele zaterdag heb ik niets ge
boord. Uit Kopenhagen vernam ik dat
Vaughan by iemand in Hilversum
Jou kunnen logeren. Ik Hilversum af
bellen, maar ik kon geen spoor van
baar vinden. Niemand had haar ge
zien. Het Gala begint en ik vertel
overal teleurgesteld: Jongens, S.V.
Raat niet door. Douglas Duke had
ook niets vernomen en die was heel
triest. Krijg ik om kwart voor negen
s avonds die Hilversumse kennis aan
be telefoon. Hy vertelde tot myn stom
me verbazing dat hy met Sarah Vau
ghan naar het begin van het televi-
■toprogramma had zitten kijken, ZiJ
vond het heel aardig en toen had die
münheer X gezegd: Stap in een auto
en ga naar Scheveningen. Ik heb een
uur lang het hele Kurhaus afgezocht.
Douglas Duke werd voor zün nummer
al het podium opgeduwd en op dat
moment ontdekte ik Vaughan heel
huiselijk ergens in een hoek van de
zaal. Ik vroeg of zy nog wat zou wil
len zingen en zjj vond het best. Dat
was voor mü toch iets enorms, zo'n
stuntje, een echte verrassing. Én als
zodanig heb ik haar aangekondigd.
Het wAs een verrassing. Douglas
Duke was met stomheid geslagen en
wist niet wat hy moest spelen tot
zü haar eerste noot had ingezet. Laat
zij nu gaan zingen van I can't give
you anything but love, het liedje dat
ook Mariene Dietrich zou zingen. Die
stond op haar achterste benen en wei
gerde op te treden. Maar Sarah Vau
ghan hoorde dat en stapte direct naar
Dietrich d'r kleedkamer en praatte
haar binnen twee minuten om. Vau
ghan heeft my geen roole cent ge
kost."
Willem Duys is niet zo erg gelukkig
over de wyze waarop Bomans de Edi-
sons uitreikte. „Dat was toch soms erg
onelegant... Ik zou het liever zelf doen,
maar ik ben geen attractie". Of de
contribuerende platenbusiness zo geluk
kig is met de gang van zaken, weet
de heer Duys niet. Hij is er echt niet
de man naar om telkens angstig kool
en geit te sparen. „Ik neem de vrij
heid om te zeggen en te doen wat ik
wil. Dat kan mij natuurlijk zekere dag
de kop kosten, maar dan ben ik nog
niet werkloos. Ik ben de enige die dit
werk wil doen. En het is een karwei...
Weet je dat ik vanaf april met Wim
Kan bezig ben geweest, dat ik hem 9
avonden achter elkaar op zijn tournee
heb gevolgd om hem te bepraten. Dan
weer ja, en dan weer nee, en zo is
het met al die artiesten. Je moet ze
allemaal vastnagelen, overtuigen, hel
pen."
Hoeveel zo'n populaire Gala, dat toch
een ietwat poenig aanzien heeft en in
iedei geval nauweiyks ergens ter we
reld zijn weerga vindt, hoeveel zo'n
avond kost, wil Willem Duys niet recht
streeks zeggen. „Het valt mee. Het is
niet zo verschrikkelyik duur om Marie
ne Dietrich hier te laten optreden. Voor
4.000 dollar kun je haar hebben als je
het netjes voor haar verzorgt. Voor een
optreden in Las Vegas kan zij het tien
voudige krijgen, maar daar kan ze ook
niet een heel jaar bfljven. Maar omdat
het voor een Nederlandse televisie zou
komen, vroeg ze 8.000 dollar en dat is
heel normaal. Het is dan ook terecht
als ik tegen de televisie zeg dat zij die
extra 4.000 dollar moet bedragen. Zo
gaat dat. Dus ik kreeg van radio en
televisie een flink bedrag in de kos
ten terug. Dan komt er ook nog het
nodige binnen aan entreegelden, zodat
de organisatie zelf voor zo'n Gala min
der dan een ton kwyt is. Behoorlijk
minder dan een ton. De duurste post
is heus niet een topster als Dietrich,
maar is het Metropole-orkest van 43
man met een paar repetities. Het Me
tropole-orkest is duur, zelfs duurder dan
het Concertgebouworkest van honderd
man op de klassieke avond. Een Grand
Gala als van zaterdag is echt drage
lijk. Je zou het waarschijnlijk uit één
gouden plaat van Anneke Grönioh kun
nen betalen."
In de bekende Ooievaar-serie ver
soheen dezer dagen een dubbele
pocket, getiteld: „De Spaanse bur
geroorlog", van de hand van Rudolf
de Jong. Dit in de boekhandel reeds lang
aangekondigde werk verdient speciale
vermelding om verschillende redenen.
De oorlog, die in Spanje van 1936 tot
1939 werd uitgevochten, liet in die jaren
geen politieke partij onberoerd, in welk
land van Europa dan ook. Het ideolo
gisch bepaalde conflict werd terecht aan
gevoeld als de eerste uitbarsting van een
veel grotere en tot dan toe latente strijd.
Nu, vijf-en-twintig jaar later blijkt nog
sUds dat diegenen gelijk hadden die
toentertijd wezen op de sinistere tekens
aan de wand. Schrijvers in alle landen
kozen Dartii en veel beroemd geworden
Hteratuur was de Spaanse ge^urte-
nissen geïnspireerd. Wat Johan Brmiwer,
Jef Last, Hemingway, Orwell, Bemant»,
Koestier, daarover schreven, is nog met
vergeten. In de grote Europese talen ver-
schijnt regelmatig literatuur over de
Spaanse kwestie, daaronder langzamer
hand ook de eerste wetenschappelijke
studies. Afgezien van de talryke publi
caties, die in de jaren van het confnct
zelf verschenen, en van tijdschriftarti
kelen sindsdien, bezitten we in het ne-
derlands aan boeken alleen dat van dr.
E. Brongersma, „Voorproef in Spanje",
dat by het Spectrum in 1946 uitkwam,
en een vertaling van het meesterwerk
van Gerald Brenan, „Het Spaanse laby
rinth", door Van Oorschot in 1947 uit
gegeven. Na 1947 is het werk van Rudolf
de Jong het eerste Nederlandse boek,
dat over de Spaanse burgeroorlog het
licht ziet
De schryver heeft het verloop van de
oorlog van 1936 tot 1939 gevolgd en in
korte samenvattingen van feiten weerge
geven. Wat aan beschrijvingen is inge
last, is meestal rechtstreeks ontleend
aan persberichten en andere publicaties
uit die jaren zelf. Daarby is ruimschoots
aandacht geschonken aan de reacties van
de Nederlandse pers in die dagen, een
werkwijze, die de Spaanse gebeurtenis
sen weer terugplaatst in de felle actua
liteit, die zy toenmaals ook in Neder
land hadden. De auteur is door de om
vang van zijn 320 pagina's tot aanmerke
lijke beperking gedwongen geweest.
Binnen deze beperking toont hij een
wijze keuze in wat hij meedeelt. De
Spaanse oorlog biedt nameiyk een on
voorstelbare overvloed aan materiaal
voor wie pamfletliteratuur wil schrijven,
in welke richting dan ook. Wat over de
houding van de Spaanse kerk, over de
voorlichting in de Nederlandse pers,
over de gruwelen aan beide zijden van
de fronten wordt meegedeeld, had in
heel wat sterkere bewoordingen kunnen
gezegd worden, zonder dat aan de waar
heid tekort werd gedaan. De gebeurte
nissen zelf geven bovendien alle aan
leiding om zich ook nu nog erover op
te winden, omdat wjj uit de rampen van
de tweede wereldoorlog eerst geleerd
hebben, hoe jammeriyk slecht de toen
malige staatslieden de tekenen aan de
wand begrepen. In zyn bondige weer
gave van de feiten heeft De Jong zich
binnen de grenzen va® zijö taak als ob
jectief documentator gehouden. Het moet
een bizondere verdienste heten, dat hy
nergens is bezweken voor de verleiding
van het pamflet-schrijven.
nkele opmerkingen. Terecht wordt
in het boek aandacht geschonken
aan het tragisch lot van enkele
;rote Spaanse schrijvers. Een af-
'h hoofdstuk béhandeit hst
Ook de religieuze bezieling, die zowel in
htt anarchisme als in de nationalistische
beweging zo'n machtige factor is ge-
weest, zou beter tot haar recht zijn ge
komen, indien meer Spaanse bronnen
waren aangehaald. Op blz. 231 is een
opschrift verkeerd vertaald: Las órdenes
son por algo, wordt daar weergegeven
met: „de bevelen gelden voor iedereen".
De juiste vertaling is: „bevelen hebben
een reden", of: „bevelen dienen ergens
In Nederland is over de Spaanse ge
schiedenis van deze laatste kwart eeuw
nog weinig gepubliceerd, in tegenstelling
tot landen als Italië en Engeland, waar
de laatste jaren tal van uitstekende studies
uitkomen, zoals bijv. het werk van Tho
mas, „The Spanish Civil War", dat in
1961 te Londen verscheen. Het boek van
Rudolf de Jong is een uitstekend samen
gesteld en zeer leesbaar overzicht, dat
beknopt en gedocumenteerd alle voor
naamste aspecten van het Spaanse dra
ma tot hun recht laat komen. Bopeiyk
zal het voor Nederlandse hispanisten een
uitnodiging tot breder onderzoek wor
den. De uitgave is voorzien van een se
lecte bibliografie en van een overdaad
aan authentiek foto-materiaal. Wy wen
sen deze pocket over de Spaanse burger
oorlog een ruime verspreiding toe.
Th. G. SINNIGE
venseinde van de dichter en toneelschry-
ver Federico Garcia Lorca. Hij was één
van de eerste slachtoffers van de uit
brekende gruwelen. Toch wijzen de om
standigheden van deze moord naar al
lerlei andere dan juist politieke motie
ven. Daarom staat binnen het kader van
deze historische documentatie de behan
deling van „het geval Lorca" enigszins
buiten verhouding tegenover de enkele
regels, die gewijd worden aan Antonio
Machado en aan Miguel Hernandez. Het
lot van deze twee dichters, vooral dat
van Miguel Hernandez, is veel meer
door politieke factoren bepaald geweest,
en is tegelijk ook veel meer karakteris
tiek voor de aard van het conflict. Dit
laatste komt weer prachtig tot zijn recht
in het verslag van de beruchte academi
sche zitting van 12 oktober 1936 te Sa
lamanca. Het verhaal daarvan en de
authentieke woorden van Unamuno zyn
uitvoerig weèrgegeven.
In het algemeen is het boek, in zover
het zich ook met de achtergronden van
het conflict bezig houdt, te weinig van
uit Spaanse gezichtspunten geschreven.
De meeste visies zijn die van buitenlan
ders op Spanje. Een uitzondering is de
beschrijving van het anarchisme, dat als
echt Spaans verschynsel duidelijk wordt
gemaakt. Vanuit het Spaanse gevoels
leven en de Spaanse historische achter
grond zou het partij kiezen van de grijze
Unamuno en parallel daarmee dat van
onze Nederlandse hispanist Johan Brou
wer, beter begrijpelijk zyn geworden.
Rudolf de Jong, „De Spaanse burger
oorlog". Ooievaar-serie no. 150-151. Uitg.
Bert Bakker/Daamen, Den Haag. 8.50.