Jl kBfC? Konijntjes hebben nu eenmaal GEEN PLUIMSTAART 1 „Kaarskensprocessie l SPROETJE EN DE ERFGENAMEN Alfredo DE EERLOZE KRIJG DE HEER VAN DE GOUDBERG OLD SHATTERHAND "RAKnV VAN I de wappers] Het avontuur met de Grote Troel V 88 SS j£ ■m PAGINA 19 99 Deelnemers aan de kaarslcem- processiete Schepenheuvel. aaaa.' (-ter seg/k/t KUK utr.' uer Room.' ua! uatpa&fc. /K 3 e fJ gjz e> ukj et! y* ééM.. Laar Me ogkjkekj.. eetJ /Dee... eer tcee komt. tu/ee ERIC DE NOORMAN 88. „Komaan, kind," zegt Eric zacht, „kom eerst tot jezelf en vertel alles dan nog eens kalm en duidelijk." Hij voert haar naar een ruwe zetel nabij het knapperende houtvuur in de enige kamer van de als hoofdkwartier ingerichte Romeinse bouwval. „Je bent nu in veiligheid," vervolgt hij, „en mij dunk, dat je wel genoeg zult hebben van dit onzalige avontuur. Die twintig krijgers, die bij jou waren, heb ik voorlopig onder bewaking gesteld, dat zullen wel kerels van Erwin geweest zijn?" „Oh, maar het zijn echte helden," zegt het meisje geschrokken. „Als zij niet tussenbeiden gekomen waren, zou Er- win nu dood zijn en ik de gevangene van Camlech, de Pictenvorst." En in korte zinnen vertelt zij, wat hun allemaal overkomen is. „Dus... dus Erwin leeft ook nog?" zegt Eric ademloos en even komt er wat meer glans in zijn ogen. Het meisje knikt zwijgend. „Maar waarom is hij dan niet hier? Hij is dus zwaar gewond?" vraagt de Noorman. „Is het zijn koppig heid..." „Nee," onderbreekt zij hem haastig. „Op weg naar het zuiden ontdekten wij ruitersporen, die in noordelijke richting gingen, sporen van beslagen paarden; alleen Britten hebben beslagen paarden. Dus gingen enkele van onze mannen op onderzoek. Het waren geen Britten, maar Saksers! Deze ont dekking vond Erwin belangrijk genoeg, om er meer van te willen weten, dus bleef hij met vijf man ach ter." „Inderdaad," knikt Eric ernstig. „Belangrijk is het, want wat hebben Saksers zo ver noordelijk in het land der Pieten te zoeken?" AC/j/c.'oaa/z acomt p/e oer. cope, /ju.' KARL MAY n mm 16-n 16. Het is voor hen dan een eer geweest, hem bij zo'n roemvolle dood behulpzaam te zijn geweest. Maar een lafaard, zoals Rattler, die by de eerste pijn schreeuwt en om genade smeekt, is een schan de en geen dapper krijgsman zal dan ook doorgaan met martelen, maar hem een roemloze dood geven, door hem bijvoorbeeld eenvoudig de schedel in te slaan. Intschu Tschuna liet mij roepen en vroeg: „Mijn jonge broeder mag tot hem gaan en hem vragen, waarom hij zo kermt. De messen kunnen hem tot nu toe niet veel pijn veroorzaakt hebben." „Ja! Kom alstublieft hier, mijnheer!" riep Rattler. „Wat wil je nu ineens van me?" vroeg ik hem. „Trek die messen alstublieft uit mijn lijf." „Dat mag ik niet doen." „Je bent een hardvochtig en gevoelloos mens. Doe dan tenminste een goed woord voor me!" „Dat heb ik al gedaan. Vraag me ver giffenis en je zult een snelle dood sterven." „Ster ven! Ik wil niet sterven! Ik wil leven!" „Kleki- petra wilde ook leven, coyote!" donderde Intschu Tschuna. Zijn leven was meer waard, dan duizend levens van jou!" 48. Een paar seconden nadat Kelem, de lokettist, aan Piet Loeris verteld had, dat hij de verblijfplaats van Hat Si Kee niet kenbaar mocht maken, uitte de spoorzoeker zijn ont stemming in een paar korte, goed gekozen bewoordingen. Vervolgens ging hij tot daden over. Een ogenblik later lag Kelem druk, maar verward te praten, want de detectieve had de Schiedamse scharrenklapper toege past, en hield hem nu met de kin tegen de vloer gedrukt, hetwelk het voeren van een geregelde conversatie in aanzienlijke mate belemmerde. „Nou, vertel 't maar es aan ome Loeris," sprak de beroemde speurder „Waar zit Hat Si Kee?" „Achter lo ketje gangetje," hijgde de onder vraagde: „Einde gangetje linksaf tweede deur rechts." Piet Loeris knikte goedkeurend. „Mooi zo," zei hy: „Je bent een brave borst!" Daarna begon hij het ventje vakbe kwaam te binden en schoof hem ver volgens door het ruit van het loket. „Nou kunnen ze tenminste niet zeg gen, dat je je post hebt verlaten!" lachte hij: „Vooruit Sientje! We moeten ook door dat loket, want daarachter ligt de weg naar die kleine adder! Ik zal dit keer maar voorgaan!" En met een sierlijk uit gevoerde sprong dook de populaire detective dwars door het loket, even later gevolgd door Sientje. Inderdaad bleek zich achter in het kleine ver trekje een deur te bevinden, en toen Piet Loeris deze opende, was er een lange, schaars verlichte gang. En nóg iets, maar dat zien we wel in de volgende aflevering! CWiw LI U Kasper was 'n klein, dom konijntje, dat in het Bramenbos 'n holletje had gegraven. Hij wilde graag groot en mooi zijn, zodat iedereen naar hem kijken zou. En hij at daarom alle da gen drie grote borden pap van klaver tjes-vier. 's Morgens ging hij altijd naar de bosbeek en daar spiegelde hij zich, om te zien of hij al wat groter en mooier geworden was. Sta eens even stil! riep hij dan tegen het water van de beek. Dan hield het water een ogenblik zijn adem in, zo dat de rimpeltjes verdwenen en het beekje glad werd als een spiegel. Piepiep Kaspar, riep de bosmuis, je bent heus heel mooi. Rrrr...rrrrr... deed het torretje, je ziet er aardig uit. Kaspar Konijn. Maar Kaspar luisterde maar met de helft van zijn ene lange oor. Hij vond zulke kleine dieren eigenlijk te min. Nee, dan die deftige juffrouw Emilien de eekhoorn! Dat was nog eens wat anders. Hoe zou die wel vinden, dat hij eruit zag? Op 'n dag trok Kaspar konijn de stoute schoenen aan, stapte naar de eekhoorntjesboom én riep: lieve juffrouw Emilien, vertel me eens of ik al groter en mooier geworden ben, van al die borden pap van kla vertjes-vier. De eenhoorn gluurde naar beneden, schudde haar kopje en zei: of je nu pap van klavertjes-vier gegeten hebt of niet, ik vind je helemaal niet .mooi. Kaspar schrok zo geweldig dat hij bij na achterover tuimelde. Hebt u wel >ed naar me gekeken, juffrouw Emi- len? vroeg hij. Natuurlijk! knikte de eekhoorn. Hoe kun je nu mooi zijn, als je zo'n onno zel klein pluimstaartje hebt. Nee, kijk dan eens naar mijn lange pluimstaart! Als je zó eens voor de dag zou kum nen komen, dan zou ie er pas mooi uitzien! Kaspar konijn werd verdrie tig en dat kwam natuurlijk omdat hij maar 'n dom konijntje was. Hij had moeten weten dat je als konijn nooit zo'n lange pluimstaart achter je aan kunt slepen. En dat Emilientje eek hoorn hem eigenlijk maar geplaagd had. Maar Kaspar zei treurig tegen zichzelf: ik zal zo'n mooie lange staart krijgen, al moet ik er ik weet niet wat voor doen! Niet treurig zijn, Kaspar! piepte de bosmuis. Luister niet naar juffrouw Emilien! snorde het torretje. Maar Kaspar keerde zich om en ging regel recht naar het huis van Professor Uil. Die zat in de uileboom heerlijk te dut ten, want het was zijn gewoonte om alleen maar 's nachts wakker te zijn. Kaspar moest heel hard roepen om hem uit de slaap te krijgen. Wat...wat is dat? kraste professor Uil slaperig. Staat het bos soms in brand? Nee, dat niet professor, zei Kaspar verlegen. Maar ik kwam U wat vragen. Kunt u mij een van uw hooggeleerde middeltjes geven om een lange staart te krijgen? Professor Uil keek het konijntje helemaal niet vriendelijk aan.Een lange staart? mopperde hij. Bedoel je een koeie- staart met een kwast eraan? Neenee, riep Kaspar verschrikt, 'n Pluimstaart, zoals juffrouw Emilien de eekhoorn die heeft. Ik wil zo graag mooi zijn, ziet u. En juffrouw Emilien heeft me gezegd, dat ik alleen maar mooi kan zijn, als ik een pluimstaart heb als zij. En voor zulke smoesjes moet je me nou wakker maken! mopperde profes sor Uil. Ga naar je hol en kijk onder weg naar alle neefjes en nichtjes, die in het bos rondlopen. Dan zul je zien, r„ konijntjes nooit lange pluimstaar ten hebben. Dat hoort niet. En als je niet zo oliedom was, zou je dat al lang geweten hebben. Kaspar Konijn begon verschrikkelijk te huilen. Ik wil een pluimstaart, net als juffrouw Emilien! En de profes sor dacht: met zo'n schreeuwlelijk on der mijn uileboom komt er de hele dag van slapen niets meer terecht! Stil, stil, riep hij naar beneden. Ik zal je 'ns wat zeggen. Je moet naar 't zevende heuveltje van het Bramen- bos gaan. Daar zul je 'n struikje vol bramen vinden. Die moet je allemaal opeten. Het zijn heel bijzondere bra men en ze zullen misschien niet zo lekker zijn, maar je moet het toch maar doen. Natuurlijk, natuurlijk, schreeuwde het domme konijntje en het holde weg. Professor Uil keek hem eventjes na. De domoor! lachte hij. Hij weet zelf nog niet, dat iedereen hem uit zou lachen als hij een pluimstaart had. Ik zal hem eens wat wijzer maken. Deze nacht nog. Daarna kneep de uu zijn wijze ogen dicht en deed ze pas weer open, toen de maan al aan de hemel stond. Aha, zei hij toen, eerst moet ik naar Kaspar Konijn, voor ik het vergeet. Dat arme dier zal mijn hulp nu wel heel goed kunnen gebruiken. Uit 'n spleet in de uileboom haalde hij 'n kleine groen besje, dat hij wegstopte tussen zijn veren. Vlug sloeg hij zijn vleugels uit en verdween in het bos. Oehoe! riep Professor Uil, toen hij voor het konijnehol was neergestre ken. Kaspar, hoe is het nu met je pluimstaart? Kom eens naar buiten! Uh. .uh. .oe-oe, au-au.. klonk het daarbinnen. Zuchtend en kreunend kwam het konijntje even later tevoor schijn. O professor! huilde hij, Ik heb zo'n vreselijke buikpijn gekregen. Ik weet me geen raad. Vanavond heb ik niet eens mijn klavertjesvierpap op kunnen eten. Ik ben vast heel erg ziek. Maar je pluimstaart, heb je die nu al? vroeg professor Uil. Nee! Wat kan mij die pluimstaart schelen! huilde Kaspar. Als mijn buik- Êijn maar over was, zou ik altijd vro- jk zijn. Uh-uh... oe-oe... au-au.... Toen haalde de uil het groene besje tussen zijn veren uit en gaf het aan 't konijntje. Eet dit maar 'ns op, kras te hij. Kaspar slikte het braaf naar binnen en bemerkte dat zijn buikpijn dadelijk overging. Van opluchting maakte hij 'n grote sprong. Dank u wel professor! riep hij. O, wat ben ik blij. De uil krabde eens achter zijn oor. Tjaja, zei hij, die buikpijn was eigen lijk mijn schuld. Die bramen waren buikpijnbramen. Maar ik wou je wat wijzer maken. En ik bén nu wat wijzer, riep Kas par blij. Het is dom om ergens over te zeuren als je gezond bent en geen buikpijn hebt. Ik zal 't nooit meer ver geten. Hoe staat 't met je pluimstaart? vroeg Emilientje eekhoorn de volgen de dag plagerig. Konijntjes willen niet eens 'n pluimstaart, knuffelde Kas par. En hij huppelde naar de bos beek, waar hij ging spelen met de bosmuis en de tor. Ze maakten samen zo'n pret, dat hij vergat zich te spiege len. t Leek wel of 't water die mor gen meer rimpeltjes had dan anders. Misschien kwam dat wel, omdat de bosbeek lachte. LEA SMULDERS Ieder jaar wordt op de eerste zondag van november te Scherpenheuvel in Bel gië de zogenaamde „kaarskensprocessie gehouden. Laten wij eerst even mede delen dat deze bedevaart eigenlijk niets met allerzielenherdenking heeft te ma ken. Deze processie zou in het jaar 1962 ingesteld zijn ter herdenking van het ophouden van de pestziekte op voor spraak van Onze Lieve Vrouw van Scherpenheuvel tengevolge van een be lofte om haar beeld 's avonds bij kaars licht rondom de wallen van de stad te dragen. Na deze omgang daalde het sterftecijfer en enkele dagen later was de besmetting geheel verdwenen. Uit dankbaarheid tegenover O. L. Vrouw hernieuwen de pelgrims ieder jaar de ze processie. De „kaarskensprocessie" begint 's middags na het lof. De huizen zijn dan met kaarsen verlicht en zoals de gelo vigen, die het beeld van de H. Maagd begeleiden, houden zij die langs de be- devaartsweg staan, brandende kaarsen in de hand of zetten ze zo maar bij groep jes in de grond. Het is dan wat men noemt „een zee van lioht". De zondag van de kaarsenprocessie is een feestdag voor Scherpenheuvel. Duizenden bedevaartgangers komen van allerlei kanten toegestroomd. En naar Belgische gewoonte zijn er vele kraam pjes en tenten opgeslagen, waar men, behalve kaarsen ook allerlei eetwaar, zoals patates-frites, wafels en snoep ver koopt. (NADRUK VERBODEN) West-Duitsland. In de Bondsrepu bliek is een grammofoonplaat in de handel gebracht met een beknopt ver slag van het proces Adolf Eichmann. De plaat bevat de belangrijkste getui- tenverklaringen, een verklaring van lichmann zelf, het pleidooi en het von nis. (DPA) O/oa/ZB/K/A/GK/ TG ujgazkek// VPK W/£ a/egm atu CeekJ JCoFP/e MEEfS, de ts i/eet. re sreRK. t i cr-r lO AIEE.' Copyright P. I. B. Boi 6 Copy»Kofl«w 7/3/ MQCQ /3EU/ET TG/ZUOr' s/ee' pc k/eb ééA// /-/// /s jCP" T TE/ZEKJO.' d e USEC. D/Crf /AC ZOU OOK KJ O O EEK/ KOIK/DSCUOEK/ MOETEK/ kopek/.' s* A//J M£E/=T EEfJ K//euu/e /cap ekj &Et-UEKj K/O D/Cr/

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 19