qSd
Alfredo
Opschepper mag voortaan
opschepper blijven
SPROETJE EN OEERFGENAMEN
<a
ovw
DE HEER VAN
DE GOUDS
OLD SHATTERHAND
DE EERLOZE KRIJG
s
Zonder klemmen lijmt u snel met SNELFIX
de wadders I Het avontuur met de Grote Troel
Boerenhuizen in Zwitserland
M'Ni3ter>
**&£M JOVIALE K,EQ£L,
•&N KUNDIG MAN,
BfmiE-ACHTIGT/PE-'
MREUZE VEAJT
HüMOBISTISCH I0W©
^®5DIEflD2SaiNJJAHÊII)
D|g
ZÏCk GfeWSLMTZIEN'
Paniek
f/?r%
ZATERDAG 16 NOVEMBER 1963
PAGINA 15
LUNS /S -
llSCJidSrV"
'3
39. Gelukkig! Daar vond ik een voetafdruk! Zij
waren de rechtse kloof ingegaan. Weer wierp ik mij
in he't zadel en volgde zo snel mogelijk het verloop
van de kloof. Spoedig splitste zich de kloof alweer
en moest ik andermaal afstijgen. Wellicht gebeurde
dit al te vaak en zou het paard nu maar tot last
zijn. Ik bond het dier aan een boom en rende te
voet verder, nadat ik me overtuigd had van de rich
ting der voetsporen. Ik rende nu een nauwe rots
achtige spleet door, waardoor op dat ogenblik geen
water liep. Angst dreef mij tot de grootste spoed
aan, die mij meer en meer de adem benam. Op een
puntige hoogte aangekomen moest ik blijven staan
om op adem te komen. Dan ging het weer omlaag,
tot het spoor plotseling links het woud inboog. Ik
vloog meer, dan ik liep, de bomen stonden eerst
dicht dan wat verder uit elkaar, tot het mij toe
scheen, spoedig -een vrije open plek te zullen be
reiken. Nog had ik die niet bereikt, of ik hoorde
enige schoten vallen! Nog geen ogenblik later
hoorde ik een geschreeuw, dat mij door merg en
been drong: de doodsroep der Apachen! Als een
roofdier stortte ik me naar voren.
p
71. - Nadat overste Ventje de Bruin
de marconistenhut had verlaten, ont
waarde hij Wroetiloff en Hat Si Kee,
die met voorbeeldige ijver het dek
van de Grote Troel aan het schrob
ben waren. Nu en dan wierpen zij
een onderdanige blik op Piet Loeris,
die de werkzaamheden vanaf de brug
leidde. „Zó zie ik ze graag," mom
pelde de beroemde detective: „M'n
oom Johan zei altijd: Een boef aan
het werk is als een gier zonder vlerk.
En zo is het! Sientje, die naast hem
van het ongewone schouwspel stond
te genieten, knikte. „Zo kunnen ze
tenminste geen kwaad doen, meneer
Loeris!" Haar vermaarde opdracht
gever haalde de schouders op. „We
zullen ze allebei tóch in de gaten
moeten houden, Sientje," zei hij. „Ik
zal het kippenvet krijgen, als ze
straks geen kunstje proberen uit te
halen!" Overste Ventje keek hem
verwonderd aan. „Dan laat je die lui
gewoon in de boeien slaan, Loeris!"
sprak hij. „En als je ze dan nog
onder permanente bewaking stelt,
heb je geen cent last!" „En wie zou
ze dan moeten bewaken?" vroeg de
detective geprikkeld. „Er loopt hier
voor minstens zesduizend jaar tucht
huis aan boord rond. Wou je 't die
soms toevertrouwen?" Op datzelfde
ogenblik stootte Sientje hem aan.
Ze wees naar Wroetiloff en Hat Si
Kee, die het schrobben hadden ge
staakt en bewegingloos naast hun
emmertjes stonden. „Wat betekent
dat?!" bulderde Piet Loeris. „Wil
len jullie wel eens gauw aan het
werk gaan!" Hat Si Kee trad een
paar stappen naar voren en maakte
een hulpeloos gebaar. „Emmertjes
leeg zijn," knorde hij. „Vragen
grote mandarijn Loeris verschoning.
Mogen mij en Wroetiloff water
tappen?"
Beleg nYodern
beleg in
•MOORMAN
110. De twee ruiters buigen zich voorover, als de
getroffen Noor prevelend de ogen opent. „Waar is
Axe," klinkt het. „Haal hulp... Axe en Svein... krij
gers... de Pieten komen..." „Waar praat je over Pie
ten, vreemdeling," zegt de ruiter met de boog arg
wanend. „Wie ben je eigenlijk? Waarom probeer je
ons te ontlopen?" Björn zucht wanhopig. „Pieten...
over de bergen... nog twee dagen... misschien drie,
vier... .haast je... dan zijn ze door de kloof..."
„Welke kloof,"' dringt de ruiter verontrust aan. „De
kloof... waar E-Erwin..." Een diepe zucht en Björn
sluit voorgoed de ogen. „Daar is wat aan de hand,
dat is zeker," zegt de ruiter beteuterd tegen zijn
makker. „Pieten, een kloof, Er-win..." Hij denkt even
na. „Erwin?" herhaalt hjj dan, „dat was toch de
naam van de zoon van de Noorse vorst?" De ander
knikt. „Deze had kennelijk een boodschap over te
brengen voor een zekere Axe en Svein. Het zijn geen
Britse namen. En hij sprak over krijgers, Noorse
krijgers wellicht? Als dat zo is, dienen heer Artor en
Koning Eric het te weten." „Goed," knikt de eerste
Brit, „we gaan hier uit elkaar. Ik keer terug naar
ons kamp om dit Artor en de Noorse Koning te mel
den, jij probeert er achter te komen, waar het kam
pement van Noren of Saksers is, onder bevel van
iemand die Axe heet." Met deze afspraak scheidden
de twee Britten en even later jagen ze voort over
de vlakte, met het vage onrust-gevoel, dat ze de
meedogenloos voortschrijdende tijd voor moeten
blijven.
■kTftAr'r4
In 'n grote winkel, waar je messen,
vorken, lepels en nog veel meer ko
pen kon, wat 't 's nachts in het le
pelvakje 'n herrie van belang. Dat
kwam omdat de lepels dan samen aan
het praten waren. Want lepels die pra
ten rinkelen daarbij.'Waarover die le-
gels dan zoveel, te rinkelen hadden?
'ver van alles en nog wat. Over de
winkeljuffrouw, die hen had opgewre
ven. Sommige lepels zeiden, dat ze
hardhandig was en dat ze daarbij 'n
beetje te hard kneep Ze hadden 't ook
wel 'ns over de klanten, waardoor ze bij
na waren gekocht. Maar die nu 'n half
dozijn van hun broertjes hadden mee
genomen. Ja, over die klanten hadden
ze nog wel 't meest te vertellen. Er
waren vriendelijke klanten en knorrige.
Klanten, die de lepels voorzichtig in de
handen namen, maar ook die er maar
wild en slordig mee deden. Bjj wat voor
mensen zouden we toch terecht komen?
zeiden de lepels dikwijls.
Ik hoop dat ik terecht kom, bü iemand
die dol is op tomatensoep, zei 'n lepel
met 'n randje op de steel. Ik vind to
matensoep zo lekker ruiken en 't kleurt
bovendien zo leuk. omdat ik van zilver
ben.
Geef mij dan maar 'n liefhebber van
lammetjespap, zuchtte n ronde paple
pel. En ik wil 't liefst 'n kindje voeren,
rinkelde 't kleinste lepeltje dat erbij
was. Maar 'n gewone rechte lepel, die
altijd het hoogste woord had, zei: ba,
tomatensoep! Ba, lammetjespap! Ba,
kindjes voeren! Nee beste lepels, daar
voor ben ik te deftig en te mooi. Ik
ben 'n lepel voor 'n prinses met lange
gouden haren. Ik ben n lepel voor os
senstaartsoep en schilpadsoep. Ik voel
het, 'n zacht prinsessenhandje zal mij
beetpakken en mij naar haar mondje
brengen. Ik ben de mooiste van jullie
allemaal. En daarom zal ik het dus ook
heel wat verder brengen dan jullie met
je tomatensoep, je lammetjespap, en je
kinderkostjes! Je snapt dat de andere
lepels daar 'n tikkeltje boos om werden.
Schep toch niet zo op, riepen ze. Je
bent niets meer dan wij. Prinsessen eten
trouwens alleen maar van gouden ie
pels. En misschien houden ze niet eens
van schildpadden en ossestaarten.
Dan was het opeens zo'n herrie in
het lepelvak, dat de messen ongedul
dig riepen: kunnen jullie je mondje
niet wat minder roeren!
Daar schrokken de lepels telkens
weer van. Want de messen waren zo
scherp. Je kon ze beter maar te vriend
houden. Alleen die ene verwaande lepel
rinkelde nog door: ik ben 'n heel bij
zondere lepel. Ik ga 'n grote toekomst
tegemoet. Jullie zult nog van me horen,
als ik eenmaal de lepel van 'n prinses
geworden ben.
In 't vak naast de lepels lagen de
vorken. Op 'n keer gluurden die eens
even over het randje en lachten: iaat
hem toch praten, wij weten hoe de vork
aan de steel zit. De lepels lachten rin
kelend met de vorken mee. Alleen de
ene lepel lachte niet. Hij rekte zich
uit van trots en omdat hij zo boos was,
Ongeveer een uur van Bern ligt het
prachtige berg- en heuvelachtige gebied
Emmental, een welvarende landbouw
streek. Akkers en weiden worden goed
onderhouden en de statige hofsteden van
twee en zelfs drie verdiepingen getuigen
van een gezonde welstand. Hier en daar
vormen enkele van die eigenaardig ge
bouwde huizen met hun beschermende
dakschilden, welke doen denken aan de
wijduitstaande hoofddeksels van de Ber-
ner klederdracht voor vrouwen, een
kleine dorpsgemeenschap. Meestal ech
ter staat de Emmentaler hofstede een
zaam temidden van eigen landerijen.
Vele huizen zijn geheel van hout opge
trokken; bij andere is de onderbouw
van steen met een gladde, witte dek
laag. Prachtig steekt dan het roodbruine
hout van de bovenverdiepingen af en
door de horizontale lijnen van de balken
lijkt het huis nog breder en behaaglijker.
Over de hele frontbreedte is een over
loop met een vaak kunstzinnig besneden
houten balustrade, die 's zomers vrij
wel helemaal schuil gaat achter rode
en witte geraniums. Tezamen met de
frisse, groene weiden een ideaal onder
werp voor een kleurenfoto.
blies hij zijn lange gezicht tot het rond
werd en bol. O, het was heel wonder
lijk, wat er met hem gebeurde. Hij was
opeens 'n heel andere lepel gworden:
'n Opscheplepel! Hij had zich zo hard
uitgerekt, dat hij te groot was gewor
den voor het vak van de gewone le
pels, waar hij altijd zo keurig in gepast
had. Nu stak hij met zijn ronde, bolle
gezicht helemaal over de rand. Toen
hij bemerkte, dat hij er opeens heel
anders uitzag, begon hij te blinken van
opwinding. Hij probeerde nog om niet
meer boos te zijn, omdat hij hoopte dat
hij dan wel weer gewoon zou worden.
Maar het hielp niet. Hij had zó hard
opgeschept, dat hij nu maar opschep
lepel blijven moest.
Lieve Lepelaars! schrokken de broer
tjes. Wat is er met jou gebeurd? O,
je bent helemaal veranderd. Wat vinden
we dat zielig. Nu komt er van die
rinses met lange, gouden haren natuur-
jk helemaal niets meer terecht.
Maar de messen riepen snedig: dan
had hjj maar niet zo op moeten snijden!
En eigenlijk hadden ze nog gelijk ook!
De volgende dag zei de winkeljufrfouw
hoe komt er nou toch 'n opscheplepel in
het vak van de gewone lepels terecht?
Ze pakte de opschepper en legde hem
even op de toonbank neer. Juist kwam
er 'n dikke kok voorbij. Hij had 'n hoge
witte muts op zijn hoofd en 'n snor
onder zijn neus. Kijk er-es aan, zei hij,
die opscheplepel is nou echt iets voor
mij. Ik kook alle dagen grote pannen
vol tomatensoep, erwtensoep en soep
met balletjes. Ik moet wel honderd bor
den vol scheppen, elke dag opneiuw.
Mag ik weten wat die lepel kost, juf
frouw?
Zeker wel, zei de juffrouw, drie gulden
en 'n kwartje, meneer.
Verkocht! lachte de kok. Hij legde
drie gulden en 'n kwartje op de toon
bank.
De juffrouw pakte de lepel in en de
kok ging er vrolijk mee naar huis.
Vanuit het /ak gluurden de broer
tjes hem na. Geen prinses met lange
gouden haren! fluisterden ze. Geen
schildpadsoep en geen soep van ossen-
staartjes. Maar wel 'n dikke kok met 'n
snor, die tomatensoep, erwtensoep en
soep met balletjes kookt. Toen hielden
ze vlug op met rinkelen, want de winkel
juffrouw had 'n zachte doek genomen
en begon hen een voor een op te wrijven.
Maar de kok was intussen al thuisge
komen. H;j was geweldig in ziin schik,
dat hij zo'n grote opscheplepel had kun
nen kopen. Fluitend begon hij de bor
den vol te scheppen. Wat doet hij 't
prachtig, wat doet hij 't goed! zei hij
telkens. En omdat het zo vrolijk en
tevreden klonk, begon de opscheplepel
nog plezier in zijn werk te krijgen ook.
Hij deed zijn uiterste best om het zo
goed mogelijk te doen en niet op de
randjes van de borden te morsen.
Zo mocht de lepel zijn levenlang een
opschepper blijven.
Maar inplaats van een vervelende op
schepper, was hij nu een ixvenstebeste!
LEA SMULDERS
Pan was de Griekse god der bossen
en velden, beschermer van de herders
en hun kudden, maar hij zag er met
zijn afzichtelijke tronie, zijn bokkepoten,
staart en horens allesbehalve vriende
lijk uit. Ook had hjj de hebbelijkheid
de mensen door een plotseling opdui
ken van achter een boom of struik een
hevige schrik aan te jagen. Het moet
hem zelfs gelukt zijn de Titanen an
ders voor geen klein gerucht vervaard,
op de vlucht te jagen. Het is daarom,
dat we spreken van een phniek, wan
neer een grote schrik de mensen hun
bezinning doet verliezen.
Advertentie
D/7P/Z A-V7/V M//M
pputps/o -uer-
sW/eoe/r A//er
&/J upl ba//
^FS.
z~o?... DUS ZÓ
zoet< j/j p/e-
PGLU/eT JU up,
ooc/zu/t
EEfJ JUUTJES/ U/EL.' LUEL/
eu op arze TUD z/e
/e* opi/pfs uog l/cut:
dot /s u/seeofocjp r
dost oomolus aju?
P/J Cr POT Up
ajppp Toe.'
Ucuc-/ 'K DP,
e-p op asf
l Advertentie)
N V.' i'hternationafe Beleggirigs Unie ..Interijnie Postbus 61J. Dfeb blaag