TWEE DAGEN IN ANTWERPS SPORTPALEIS
en
Coaches Derksen
Middelink- Ploeg
°p achtervolging
Seconden
Agüii
ar
Klassieke muziek
op de plaat
H
Nog altijd verzet tegen
3 de afstand van kinderen
IJmuidens echtpaar kreeg
kinderen uit Athene
M
A
Bewijs geleverd
BE
Plus grand nom
du cognac
ice Hubert
POLIGNAC
Hartmann
overleden
ZATERDAG 7 DECEMBER 1963
PAGINA 9
(Van onze speciale verslaggever)
ANTWERPEN, 7 dec. Het is een lange, ver-
Wie]ieri^e ,^aS- 's Morgens om half tien worden de
de ,n' enige losse sturen en de „stukkezakjes" in
geT,anzeride witte wagen van coach Jan Derksen
niet AmsterdamAntwerpen vice versa
per 06,1 snelheid van honderdentwintig kilometer
\v0rfAy,r °P Nederlands gerieflijke race-banen
Weer wielerspul er om zes uur in het donker
ieder Met een rammelende maag zoekt
piSc, 2lJn weg. De training zit er op. De Olym-
sPort wielerkandidaten hebben het Antwerpse
2ptWWs »gedaan". Zij hebben zes uur jachtig
in sd 0in zich twee uur op de Belgische „latten"
ftioei Zweet te jakkeren. „Het is een lange, ver-
Öinsden<Je.dag, maar", zo zei coach Joop Middelink
de v ^middag op de eerste officiële training van
v0] °A°Pig voor de Olympische Spelen van het
be J LT ',a.ar geseIecTerde amateurs: „vandaag
t Tokio. En Tokio moet je verdienen.
De renners in het Antwerpse sportpaleis. Staande v.l.n.r. Karstens, De Graaf, Van der Touw, Cor-
nelisse, Oudkerk, Koel, Van der Lans, coach Middelink en Jan Derksen. Op de hurken v.l.n.r. Pieter-
se, Steevense, Redeker, Koevermans, Schuuring en Zoet.
fc#?ziekb7 rirte°' u(l PI) Na eer'
Jan Derksen (links) en Joop Mid
delink (rechts).
Nieuwe inzichten
„Kerngezond''
Moraal ondermijnd?
Onherroepelijk
Geen natuurrecht
Rens en Agaath de Boer, gelukkige
ouders van twee Griekse kinderen.
Hendrik Andriessen: Missa
Christus Rex en Te Deum.
Het Utrechts Kathedrale Koor
St. Gregorius Magnus, o.I.v.
Huib Voncken en Herman Stra-
tegier. Orgel: Albert de Klerk
en Herman Strategier. Philips
A 02295 L.
Schubert: An Silvia, Im Abend-
rot, Der Wanderer an den
Mond, Erlkönig.
Schumann: Der Hidalgo, Meine
Rose, Der Spielinann.
Brahms: Wiegenlied, Die Mai-
nacht, Sonntag, Dein blaues
Auge, Standchen.
Strauss: Heimliche Aufforde-
rung, Heimkehr, Allerseelen,
Standchen. Hermann Prey,
bariton, Karl Engel, piano.
Decca stereo SXL 6037.
Wegrenners trainen op
de baan voor Tokio—
zo'n door het Neder-
'"esrio Wmpisch Comité betaalde trai-
JiQg aS vroeger. Het is bijvoorbeeld
Het bewijs is geleverd. De coa
ches Derksen en Middelink
hebben voorlopig gelijk gekre
gen in hun bewering dat de
wegrenners het op de baan ver kun
nen brengen. Tijdens de „populaire"
wedstrijden, woensdagmiddag in het
Antwerpse Sportpaleis wonnen Bart
Zoet en Gerben Karstens een kop
pelwedstrijd over vijfentwintig kilo
meter. Nog nooit in hun wielerloop-
baan hadden deze twee zo'n wed
strijd gereden. De eerste vijf minuten
werden zij gelost, omdat zij zich tus
sen al dat gedrang op de gladde
steile baan niet veilig voelden. Zij
overwonnen echter hun vrees, zetten
fel aan en gingen tenslotte als eerste
over de streep. Het uit de specifieke
baanrenners samengestelde koppel
OudkerkVan der Lans, werd
tweede, Koel en Van der Lans kwa
men eerst op de zevende plaats.
De wat meer aan de baan gewende
Cor Schuuring won later een klas-
sementsrit over tien kilometer. Een
andere rit werd een zege voor de
Haagse renner Kopping, die samen
met de „Tokio-selectie" had geoe
fend.
op de f?ns f>P de kille Oostzanerdijk
6aar j, iets stapt voor de eerste etappe
Piet Amsterdamse Olympiaplein.
aCong-T,011 der Touw laat echter in de
Pii b®" een pleisterplaats even voor-
pidse i, waar bij en zijn Haagse en
Hik w Omega's zijn opgewacht, duide-
Uit" 6tan, dat hij er om vijf uur al
gedeelte-
\vei "'ucl vuiK van net, hva, mijn va-
zal vermurwen er voor mij eens
*er wanneer Jaap Oudkerk
Uika *'as. „Denk ik dat die gedeelte-
0er ^"onderving van het NOC
?on 6p[,zal vermurwen er voor CCn=>
ciks jate trainingsdag van te maken,
«en „arvan, vanmorgen om half zes
ik
ï^ioudn11161 een vracht vlees op mijn
®^r Niets van aantrekken, zei mijn
Ze beb het vroeger ook gedaan."
be anpi.leren we' naar praatgrage Piet.
k^ootin gedachten aan de eerste ont-
o»an Wet een steile, houten winter
den vV°rdt er door verdreven. Boven-
il d'e f'Pr Touw is in Tokio geweest
Nooj vo°r-OIympische wedstrijden. „Ik
yW" no°'l dat die nieuwe baan klaar
zegt hij. Die kleine, lachende
Je^^ jes hebben ons wel tien keer
dat wanneer het niet lukt op
h0(lr n baan zal worden gereden. Niet
P»lets bouwen zij daar grote tribu-
''bpssp e>, baan ligt ongeveer drie uur
van de stad, maar slechts
h 1 ba mi?uten van een hotel. De beton-
s a» is strocf en ie moet echt wen-
1 bH Ae Japanse gewoonte, om zo-
.ji de start als bij het passeren
t'h(lst»„ ccbonderd meterlijn en bij de
Pin ijo oe start als bij het passeren
('"'Ist» "Ve®honderd meterlijn en bij de
^n,'> eeP een reuzen-pistool af te schie-
ïofa?" gaat door met vertellen van
lippen De anderen hangen aan zijn
iPpf'j Ze willen meer weten. Is im-
W® vandaag „Tokio" niet voor hen
is om en' Maar coach Jan Derksen
*e ml crbiddelijk. De training wacht,
Tokio verdienen. Ze moeten
de »P weg naar Antwerpen, over
srens, want in Nederland is nog
(Advertentie)
Hubert
DePHaaT°r:TanSe Houtstraat 10-12
a8 - Telefoon 070 -117290*
ka»t "Üsp is hier overleden d<
Sg n*bann onist Kar' Amadeu-
Harti«ar. "JJ bereikte de leeftijd va-
«taj^ann /uz'ekcntici besch-mrde-
hedptui een V8n de meest veel-
vndaagse componisten.
steeds geen winterbaan. „Dat kost
het NOC nu geld" vertelt Joop Mid
delink ons onderweg. „Tweemaal in
de week, dinsdags en woensdags, ma
ken deze tien jongens een reis van
honderdvijftig tot tweehonderd kilo
meter. En in de weekeinden moeten
ze, willen ze wedstrijdervaring op kun
nen doen ook naar het buitenland."
Wat Joop Middelink, de door de Ko
ninklijke Nederlandse Wielren Unie aan
gestelde coach voor de amateur-weg-
Henk Oornelisse en Jan Pieterse. De
andere vijf, Jaap Oudkerk, Piet van
der Lans, Gerard Koei, Piet van der
Touw en Ad de Graaf, zijn baanren
ners." Waarom wegrenners op de baan?
„Omdat de baanploeg nieuw bloed nodig
heeft. Waarom zouden die niet een snel
le sprint kunnen maken? Waarom zou
den we niet uit wegrenners een onver
slaanbare achtervolgingsploeg kunnen
De heide coaches langs de baan: maken? Bij het vorige toernooi om de
wereldtitels werd onze ploeg. zoals
miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiut
renners bij de training van de baan
ploeg doet? „Coachen", luidt het laco
niek. „In deze baanploeg zijn maar
liefst vijf wegrenners opgenomen: Cor
Schuuring, Bart Zoet. Gerben Karstens,
nu al enkele jaren traditie is, opnieuw
met enkele fracties van seconden ver
slagen. Jan Derksen en ik zijn ervan
overtuigd dat we met wegrenners die
fracties, neen zelfs seconden kunnen
winnen."
Jan Derksen en Joop Middelink, twee
vrienden, die werken aan een nieuwe
toekomst van de Nederlanse wielren
ners op de baan. Wanneer hij 's mid
dags, na zelf een uurlang tussen de jon
gens op de fiets het tempo te hebben
aangegeven en kwistig gestrooid te heb
ben met vele adviezen, aan de kant
het peloton langs ziet razen, zegt Jan
Derksen: „Kijk nu eens naar die weg-
jongens. Ook al worden ze het volgende
jaar niet voor de baan gekozen, wat
hebben ze hier dan niet een schat van
ervaring opgedaan. Ze leren hier beter
dan ooit sturen, ze krijgen durf, worden
doortastender en dat kan hen allemaal
op de weg van pas komen. Op hun
beurt neemt Joop Middelink de baan
renners in het voorjaar mee op de weg.
Dan zitten die niet de hele zomer stil
en dan worden ze bovendien wat har
der."
In het Antwerpse Sportpaleis heb
ben de Nederlandse renners tot aan
het einde van het baanseizoen een
aantal eigen cabines. Vanaf december
of januari staan ze ook onder medi
sche controle. Na een wat algemene
training, waarin zij van alle angst
voor de baan worden afgeholpen begmt
Derksen dan ook met de specialisa
tie. Dan wordt er bekeken wie het
meest geschikt zijn voor de tandem,
voor de achtervolging of voor de sprint.
Misschien worden dan nog wel jon
gens aangewezen, die er nu nog niet
bij zijn. Dinsdagmiddag trainden bij
voorbeeld ook Redeker, Koevermans,
de Limburger Harry Steevens en Ker
semakers mee. „Tegen heel wat goe
de renners heb ik gezegd, als je tijd
hebt. en je kan er wat geld voor
uittrekken kom naar Antwerpen. Ze
steken er altijd wat van op", meent
Joop Middelink. „Als er werkelijk
wegrenners in de baanploeg worden
gekozen? Ja, dan ben ik ze kwijt,
maar op de weg staan de talenten
te dringen, ook voor Tokio".
O
Pergolesi: Concertini no. 2 in G.
no. 4 in f, no. 3 in A voor vier
violen, alt, cello en continuo.
Concertino in G voor fluit, strij
kers en cembalo. - Zürcber Kam-
merorchester o.I.v. Edmond de
Stoutz, André Jaunet, fluit.
Amadeo mono AVRS 6271.
Pergolesi verschijnt in deze stukken
als een voor zijn tijd geavan
ceerd componist: in een tussen
gebied van het concert. Er zijn
elementen van het concerto grosso,
maar er is een opmerkelijke door
braak waarneembaar naar het concer
teren in een moderne kamermuziek
stijl. Er is een continuo-basis, maar
daarboven bewegen de instrumenten
zich in vaak autonome stemvoeringen
concerterend tegen elkaar. Niet zelden
ervaart men in onderdelen de binding
met het overgeleverde concerteren in
strenge en virtuoos behandelde vor
men, maar eensklaps verschijnt daar
tussenin een middendeel, dat gedragen
wordt door een echt Napolitaans be
geleide melodie, vervuld van een zeer
gevoelvol pathos. Een vroeg-bloeier
et huis van het echtpaar De Boer in IJmui-
den is sinds kort gevuld met kinderge
luidjes. Na een huwelijk van acht jaar
werd eindelijk de stilte der kinderloos
heid verbroken en zijn Rens en Agaath nu de
gelukkige ouders van Antoinette, een aanhanke
lijk meisje van 2>/« jaar, en Lucas, een donker-
ogige baby van ruim acht maanden.
Ouders van andermans kinderen. De droom
van het IJmuidense echtpaar is vervuld in
Athene, in het befaamde babycentrum Me
tera, waar hun al meer dan tweehonderd Ne
derlandse echtparen waren voorgegaan. Antoi
nette en Lucas zijn beiden kinderen van onge
huwde Griekse moeders, die vrijwillig afstand
deden in het belang van hun kroost. Maar waar
om ondernamen Agaath en Rens de Boer die
kostbare reis naar Griekenland? Waarom niet
wat dichter bij huis gebleven om dat ideaal
van een eigen kind te bereiken? Het antwoord
moet luiden, dat de adoptiemogelijkheid van
Nederlandse kinderen uiterst gering is en dat
bovendien kandidaat-ouders door de sluis .moe
ten van een ontmoedigend groot aantal officiële
en semi-officiële instanties. Rens en Agaath de
Boer hebben het in ons eigen land niet eens ge
probeerd, en ze zijn daarmee jaren van ouder
lijk geluk vóór op degenen, die dat wél hebben
gedaan, maar, na de zoveelste teleurstelling,
hun hoop tenslotte ook vestigen op Metera.
Adoptie is nog maar een jong begrip in de
Nederlandse wet. Sinds de afschaffing van de
Napoleontische Code Civil, in 1838, kende ons
land die mogelijkheid niet meer. Ruim honderd
jaar lang is daarna ons volk opgevoed in de
overtuiging, dat het afstaan van kinderen een
vergrijp was tegen de natuurlijke orde, een
moreel en zedelijk laakbare handelwijze, die
de banden des bloeds ontheiligde. In het ergste
geval mocht een kind in een pleeggezin worden
geplaatst of liever nog in een internaat, een
„gesticht" zoals dergelijke inrichtingen werden
aangeduid. Voor kinderen van ongehuwde moe
ders golden dezelfde opvattingen. De vrouw die
de misstap had begaan, moest de gevolgen daar
van dragen door zelf voor haar kind te zorgen.
Moeder en kind waren nu eenmaal door de
natuurlijke band van het bloed verenigd, en
wee degeen die aan deze sacrosancte relatie
durfde tomen. Zo werd aan het element boete
recht gedaan, terwijl men anderzijds het „ge
vallen meisje" hoopte te kunnen reclasseren
door het doen beleven van haar moederschap.
wachte zijde". Was het denken over afstand
op zich al een immorele zaak, zoveel te meer
wanneer dit al tijdens de zwangerschap ge
schiedde. „Wacht eerst de geboorte af". Tien
tegen één, dat zij er na de geboorte niet meer
over denkt afstand te doen, voegt de schrijver er
voldaan aan toe.
Geen wonder dat deze mentaliteit in brede
kringen van ons land nog altijd opgeld doet,
ondanks het feit dat de adoptiewet nu zeven
jaar in werking is en behoorlijk functioneert.
Met name in het katholieke kamp hebben de
zich verantwoordelijk voelende instanties en per
sonen zich lang verzet tegen de adoptiegedach
te, en nog zijn de restanten van die afkeer nog
lang niet opgeruimd. In dit verband geven wil
enkele citaten uit de in 1949 verschenen bro»
chure „Zielzorg voor ongehuwde moeders",
waarvan de „kerngezonde denkbeelden" van
harte door het aartsbisdom werden aanbevolen.
De schrijver gaat uit van de richtlijnen zoals
die in diverse bisdommen van kracht waren.
Eén daarvan wordt als volgt omschreven:
„Wij (dat is de toenmalige bisschop van
Haarlem) willen er met nadruk op wijzen dat
het onze wens is dat de priesters bij de be
handeling van deze gevallen (het buitenechte
lijk moederschap) de natuurwet indachtig zijn,
dat moeder en kind bijeenhoren, en dat het
de heilige plicht der moeder is zélf voor haar
kind te zorgen. Ook de ongehuwde moeder
behoort zulks te doen en de sociale zorg is
erop gericht haar daarbij zoveel mogelijk be
hulpzaam te zijn."
De brochure werkt deze gedachte dan nader
uit. Het betrokken meisje wordt o.a. onder het
oog gebracht: „aanvaard de consequenties van
je daad. Die daad was verkeerd maak dat
met God in orde. De weg verder naar de hemel
is altijd weer die ene: de rechte weg". Als
rechte weg gold blijkbaar, dat onder vrijwel
a!'e omstandigheden de moeder de zorg voor
bet kind zelf op zich nam. Afstand doen van-
we-™ menselijk opzicht om de schande te ver-
m" Vn, kwam natuurlijk helemaal niet te pas:
Gom-= katholieken dragen hun kruis en ont
vluchten het nooit, ook al kwam het van onver-
Als gewoonlijk de beste oplossing suggereert
de schrijver, dat moeder en kind hun intrek
nemen in een tehuis voor ongehuwde moeders,
zo mogelijk al vóór de bevalling. „We moeten de
inrichting nooit een gesticht noemen", zegt hij.
„Allen samen vormen één groot gezin." Over
het vraagstuk van afstand doen en pleegouders
wordt nog opgemerkt: „Zij die adviseren tot af
stand doen, bedoelen het gewoonlijk goed met
de ongehuwde moeder, en misschien nog beter
met de a.s. pleegouders. Maar wie van al
die grote mensen parochiegeestelijkheid in
cluis komt op voor de rechten en belangen
van het kind?" De ironie wil, dat juist de ge
dachte die in deze laatste alinea is vervat, de
laatste jaren tot geheel andere inzichten heeft
geleid, althans in die kringen die zich meer
wetenschappelijk bezighouden met kwesties als
afstand, adoptie en pleeggezinnen. In het licht
van de nieuwe opvattingen is men al gauw ge
neigd de vroegere standpunten in het belachelijke
te trekken. Toch zou dit onbillijk zijn, niet al
leen omdat de overwegend charitatieve geest
waaruit die standpunten voortkwamen, ondanks
het gemis aan deskundigheid toch veel goeds
bewerkstelligd heeft, maar evenzeer omdat het
nu eenmaal irreëel is een vroeger gangbare
opinie tot de risée te maken met behulp van
argumenten die pas onlangs verworven zijn. Men
wist immers niet beter. Maar wel wordt het
tijd, dat al degenen die zich, beroepsmatig of in
de particuliere sfeer, bezighouden met de onge
huwde moederzorg, afstand, adoptie en alle za
ken daarmee annex, serieus rekening gaan hou
den met de resultaten van het moderne weten
schappelijke onderzoek op dit terrein. In vele
kringen, ook katholieke, is men nog met vele
reserves geladen tegenover de nieuwere opvat
tingen. Van die indruk kunnen wij ons tenminste
moeilijk losmaken, na alle gesprekken, die wij
over deze materie hebben gevoerd. En dat de
adoptie een wettelijke plaats kreeg in ons Neder
lands rechtsbestel, in sterk vertraagde navol
ging van de andere Europese landen, mag ach
teraf nog een wonder heten, gezien de heftige
weerstanden die overwonnen moesten worden,
maar zich nog altijd soms in het verborgene,
doen gelden.
van de ongehuwde moeder dan als beschermers
van het kind. Maar zij gingen er stilzwijgend
van uit dat hetgeen in het belang van de moeder
strekte, tegelijkertijd het kind ten goede kwam.
Op dit punt nu breken zich de laatste jaren
totaal andere zienswijzen baan. Ze zijn nog lang
geen gemeengoed, en het is nog te vroeg om
te spreken van een algehele geestelijke revolu
tie, maar de Umwertung aller Werte kondigt zich
toch duidelijk aan. Aan het front bevinden zich
voornamelijk sociologen en (kinder-)psycholo-
gen, en de opvattingen die zij nu en dan ver
kondigen, laten niet na beroering teweeg te
brengen in de rijen van hen die absolute waar
de toekennen aan de heilige banden des bloeds
en de moeder-hoort-bjj-kind-gedachte, ook al ver
richt de adoptiewet nu al jaren zijn zegenrijk
werk.
Wat behelzen nu eigenlijk die nieuwe inzich
ten rondom het vraagstuk van de afstand? Zij
kunnen als volgt worden samengesteld, zeer in
het kort overigens. Op de biologische band tus
sen moeder en kind valt veel minder nadruk,
omdat de waardering voor de natuur is veran
derd. De relatie moeder-kind is niet meer zo
onaantastbaar als vroeger bij wijze van axio
ma werd aangenomen. Men stelt zich namelijk
nu bewust de vraag: waarmee is het belang
van de ongehuwde moeder het best gediend,
en waarmee dat van het kind? Weegt men voor-
en nadelen tegen elkaar af, dan slaat de balans,
volgens deze moderne inzichten, in het alge
meen beslist door ten gunste van de afstand.
Maar al te vaak geldt een ongehuwde moeder
die haar kindje afstaat, nu nog voor ontaard,
en er zijn er, die propaganda voor adoptie ge
lijk vinden staan met ondermijning van de mo
raal. „Nonsens", antwoordde de Utrechtse ze
nuwarts dr. C. Trimbos, toen wjj hem deze
De bezwaren tegen wettelijke adoptie waren
voor een belangrijk deel gebaseerd op gevoels
matige overwegingen. Er ging immers niets
boven de natuurlijke banden tussen moeder en
kind, en door een door de wet bekrachtigde
afstand werd er iets verbroken dat men niet
gerechtigd was te verbreken. Er werd een on
herroepelijke daad gesteld, en wie kan voor
spellen, dat deze oplossing voor moeder en kind
zal blijken de beste te zijn? De natuurlijke moe
der moest altijd het recht kunnen behouden
haar kind weer bij zich te nemen, en als de
pleegouders werkelijk uit altruïstische liefde zou
den handelen, zouden ze ook altijd bereid moeten
zijn hun pleegkind aan de van nature rechtheb
bende af te staan, zo was ongeveer de algemene
gedachte in het kamp van de tegenstanders.
Het denkbeeld dat ook de natuurlijke moeder
uit ware liefde afstand moest kunnen doen als
het belang van het kind dit eiste, was evenwel
te veel gevraagd.
Intussen traden deze tegenstanders van de
adoptie er waren veel vrouwen onder, ook
ongehuwden steeds meer op als beschermers
opmerking voorlegden. „Er is geen enkele
vrouw die zich gemakkelijker tot buitenechtelij
ke zwangerschap zou laten brengen door de ge
dachte dat zij de baby altijd nog kan afstaan."
Om enkele van deze voor- en nadelen te noe
men: het krijgen en zelf voeden en opvoeden
van een kind komt uiteraard tegemoet aan het
verlangen dat iedere vrouw van nature bezit.
Wanneer de ongehuwde moeder haar baby bij
zich houdt, kan dit haar persoonlijkheid ten goe
de komen en haar bestaan een diepere zin
geven. Het kind kan derhalve een reclasserende
werking op de vrouw uitoefenen, maar even
goed kan het omgekeerde het geval zijn. Het
kind confronteert de moeder immers telkens
opnieuw met de schande, de vrouw verspeelt
wellicht huwelijkskansen, haar carrière kan in
gevaar komen en in elk geval zal zij het in
materieel opzicht, om van de geestelijke moei
lijkheden nog maar te zwijgen, aanzienlijk
zwaarder krijgen. Van het kind uit beoordeeld
springen de nadelen al direct duidelijk in het
oog. Het mist om te beginnen een vader en de
gezinsrelatie is dus incompleet. Vaak geniet het
kind voorts geen continue moederlijke zorg, om
dat mama doorgaans overdag de kost moet ver
dienen. Het moederschap leidt namelijk niet
automatisch tot moederlijkheid, en dat laatste
is toch waar het om gaat. Kortom, heel de sfeer
van het ouderlijk huis ontbreekt in de meeste
gevallen en daarbij komt nog de status van
onwettig kind, waar het vroeg of laat onder ge
bukt zal gaan. Om van het laatste een voor
beeld te noemen: in de kerkelijke codex be
staat nog steeds het voorschrift, dat alleen wet
tig geboren kinderen priester kunnen worden.
Deze discriminatie heeft al tot menig drama
geleid, al wordt de bepaling niet altijd zo strikt
in acht genomen.
Het is langzamerhand een erkend feit, dat
de eerste levensjaren van een kind beslissend
zijn voor zijn verdere affectieve vermogens en
uitgroei. Ontbreekt het aan het juiste „kli
maat", dan is al de kiem gelegd voor stoor
nissen van allerlei aard en de kans aanwezig,
dat te zijner tijd een defectueus mens zijn intre
de doet in onze maatschappij. Voorstanders van
afstand bepleiten daarom een zo vroeg moge
lijke plaatsing van het kind in een pleeggezin,
als de moeder zelf het kind geen behoorlijke
opvoeding kan waarborgen. Vóór de bevalling
zou een dergelijke beslissing al genomen moe
ten zijn, vinden de meest fervente aanhangers
van de nieuwe leer, want in een later stadium
spelen te veel andere factoren een rol („tien
tegen één, dat zij er na de geboorte niet meer
over denkt afstand te doen").
Zijn er, tenslotte, ethische of religieuze bezwa
ren aan te voeren tegen het verbreken van de
band tussen natuurlijke moeder en kind? Hier
over heeft prof. dr. P. J. Roscam Abbing, spre
kend vanuit protestants-christelijke visie, eens
een belangwekkende inleiding gehouden. Hu
ontkende, dat er een of ander christelijk begin
sel bestond volgens hetwelk de (ongehuwde)
moeder haar kind diende te behouden. Er is
geen enkel natuurrecht dat hieromtrent iets
decreteert. Van overheersend belang is, of het
kind kan opgroeien in een sfeer van zelfver
loochenende liefde, zodat het zich volledig naar
eigen aard en aanleg kan ontplooien. Als er
van natuurrecht gesproken wordt, kan men
eerder zeggen dat het kind recht heeft op
vaderlijke en moederlijke liefde dan dat iedere
moeder recht heeft op haar kind. Op grond
van de ervaring kan rustig aangenomen worden,
dat het verschil tussen natuurlijke moederliefde
en pleegmoederliefde wat wezen en werking
betreft, gering is. Als een kind reeds zeer vroeg
aan een kinderloos echtpaar wordt toevertrouwd
heeft het praktisch dezelfde kansen als wanneer
de pleegouders de echte ouders zouden zijn. De
factor van het bloed is gering vergeleken bjj
de factor van liefde en goede opvoeding. Aldus
de mening van prof. Roscam Abbing. De Ne
derlandse adoptiewet is in zoverre met deze
gedachten in overeenstemming, dat allereerst
het „kennelijke belang" van het kind wordt
beoogd. Alleen bestaat over de interpretatie van
dat belang nog een breed terrein van menings
verschillen.
HANS STEVENS
was de jong gestorven Pergolesi en
een heel geestrpk man bovendien.
Chopin: 24 Préludes op. 28 -
Adam Harasiewicz, piano. Fon-
tana stereo 873 082 CY.
Na zoveel vertolkingen van Chopin-
preludes als er concertpianisten
bestaan, krijgt men hier dan
eens een lezing, die de luiste
raars het gevoel geeft, dat dit het nu
ongeveer wel is, althans naar ons he
dendaagse muziekbegrip, dat alle no
ten exact eist, maar tevens doordron
gen van de poëtische geest die hen
bezielt.
en kan Hendrik Andriessens
Christus Rex-Mis beschouwen
als een zeer goed voorbeeld van
zijn kerkelijke stijl, zoals deze
zich heeft aangepast aan de zeer strik
te normen van kerkmuziek die hier
tientallen jaren geheerst hebben. An
driessen is daar zelfs ver in gegaan.
Zijn schrijfwijze is in feite goeddeels
homophoon geworden, zijn harmonische
structuur heel simpel. De zelfbeheer
sing die hij zijn lyrisch talent aandoet,
dwingt bewondering af, al kan de luis
teraar het gevoel niet van zich afzetten
dat dit talent zich meer dan eens stoot
tegen een keurslijf. Hij heeft indruk
wekkende inventies die menigmaal om
een bredere uitwerking vragen dan de
componist zichzelf veroorlooft. In het
Te Eieum lost hij die tweesoalt op door
ec relatief lange tijd de verschillende
tekstonderdelen in een jubilante toon
te componeren. Dat maakt het stuk
enigszins monotoon en ook ietwat on
evenwichtig ondanks verschillende
prachtige muzikale gedachten. De Mis,
voor dubbelkoor geschreven, bevat ook
de later bijgecomponeerde Proprium-
delen, die bij hun eenvoudiger opzet
evenwichtiger in vorm gekomen zijn.
De uitvoering is zeer geestdriftig en
wint het daarin stellig van de verfij
ning. Men moest aan de metropolitane
kathedraal van ons land over de mid
delen beschikken om een perfect koor
te hebben. En ook een beter orgel. Aan
de bespelers ligt het waarlijk niet, dat
het zo knorrig klinkt.
Is het nog niet uit andere dingen
duidelijk' was geworden, dan
blijkt uit het program van dit
liederen-recital, dat Hermann
Prey een worp doet naar de positie,
die eens Heinrich Schlusnus in de Duit
se zangerswereld heeft ingenomen. Hij
heeft dezelfde soort uiterst lyrische
hoge bariton; hü zingt hetzelfde vak.
Er is tot dusver één verschil: Schlus
nus was een ernstige: artiest; Prey
kan zich niet vrij houden van behaag-
ziekte en virtuoze stempralerij. Dat
blijkt ook uit deze plaat. De ijdelheid is
van een subtiel soort, zoals bij liede
ren welhaast onvermijdelijk is. Noch
tans zal zij de kenner niet ontgaan.
Pre zingt de liederen maar al te vaak
nu' naar hun aard doch naar zijn
stem en haar zeer aanzienlijke tech
nische mogelijkheden, inzonderheid in
het hoge register met pianissimotonen.
Eerlijk gezegd bederft hij daarmee
menig lied. Vooral in Brahms druipt
de sentimentaliteit eraf. Het tempo
komt .laar ook trouwens vrijwel tot
stilstand. Dat is dwaas en het is te be
treuren. Hij kan ook anders, als het
onvermijdelijk is. Dat bewijst hij bij
voorbeeld in een lied als Schumanns
..Der Hidalgo", dat ook een van
Schlusnus' grote liederen is geweest,
voortvarend en met een elegante
„Schwung" in die buigzame stem. die
Prey de zijne mag noemen. Dc Strauss-
liedèren zijn heel goed in hun genre
getroffen. Geen wonder, ze zijn het
meest gemaniereerd en kunstrijk,
eigenlijk maar weinig echte melodie-
liederen. Dat gaat Prey magnifiek af.
Hij behoort tot de weinigen die het
„Standchen" werkelijk goed kunnen
zingen. Hij doet het voortreffelijk ge-
frazeerd en met een hemelse
„Schmelz" in zijn stem. Trouwens ook
„Heimkehr" is een juweel en „Heim
liche Aufforderung" wordt een in een
enkele ononderbroken Hjn geschetst ta
fereel, wat he* ook moet ziin. Daar ligt
vooralsnog de kracht var. Hermann
Prey; voor het grote klassieke Lied is
hij nog aanzienlek te coquet. Karl En
gel begeleidt precies in het evenwicht
tussen aanpassing en persoonlijke zeg
gingskracht. L. H.