TWEE DAGEN IN ANTWERPS SPORTPALEIS en Coaches Derksen Middelink- Ploeg °p achtervolging Seconden Agüii ar Klassieke muziek op de plaat H Nog altijd verzet tegen 3 de afstand van kinderen IJmuidens echtpaar kreeg kinderen uit Athene M A Bewijs geleverd BE Plus grand nom du cognac ice Hubert POLIGNAC Hartmann overleden ZATERDAG 7 DECEMBER 1963 PAGINA 9 (Van onze speciale verslaggever) ANTWERPEN, 7 dec. Het is een lange, ver- Wie]ieri^e ,^aS- 's Morgens om half tien worden de de ,n' enige losse sturen en de „stukkezakjes" in geT,anzeride witte wagen van coach Jan Derksen niet AmsterdamAntwerpen vice versa per 06,1 snelheid van honderdentwintig kilometer \v0rfAy,r °P Nederlands gerieflijke race-banen Weer wielerspul er om zes uur in het donker ieder Met een rammelende maag zoekt piSc, 2lJn weg. De training zit er op. De Olym- sPort wielerkandidaten hebben het Antwerpse 2ptWWs »gedaan". Zij hebben zes uur jachtig in sd 0in zich twee uur op de Belgische „latten" ftioei Zweet te jakkeren. „Het is een lange, ver- Öinsden<Je.dag, maar", zo zei coach Joop Middelink de v ^middag op de eerste officiële training van v0] °A°Pig voor de Olympische Spelen van het be J LT ',a.ar geseIecTerde amateurs: „vandaag t Tokio. En Tokio moet je verdienen. De renners in het Antwerpse sportpaleis. Staande v.l.n.r. Karstens, De Graaf, Van der Touw, Cor- nelisse, Oudkerk, Koel, Van der Lans, coach Middelink en Jan Derksen. Op de hurken v.l.n.r. Pieter- se, Steevense, Redeker, Koevermans, Schuuring en Zoet. fc#?ziekb7 rirte°' u(l PI) Na eer' Jan Derksen (links) en Joop Mid delink (rechts). Nieuwe inzichten „Kerngezond'' Moraal ondermijnd? Onherroepelijk Geen natuurrecht Rens en Agaath de Boer, gelukkige ouders van twee Griekse kinderen. Hendrik Andriessen: Missa Christus Rex en Te Deum. Het Utrechts Kathedrale Koor St. Gregorius Magnus, o.I.v. Huib Voncken en Herman Stra- tegier. Orgel: Albert de Klerk en Herman Strategier. Philips A 02295 L. Schubert: An Silvia, Im Abend- rot, Der Wanderer an den Mond, Erlkönig. Schumann: Der Hidalgo, Meine Rose, Der Spielinann. Brahms: Wiegenlied, Die Mai- nacht, Sonntag, Dein blaues Auge, Standchen. Strauss: Heimliche Aufforde- rung, Heimkehr, Allerseelen, Standchen. Hermann Prey, bariton, Karl Engel, piano. Decca stereo SXL 6037. Wegrenners trainen op de baan voor Tokio— zo'n door het Neder- '"esrio Wmpisch Comité betaalde trai- JiQg aS vroeger. Het is bijvoorbeeld Het bewijs is geleverd. De coa ches Derksen en Middelink hebben voorlopig gelijk gekre gen in hun bewering dat de wegrenners het op de baan ver kun nen brengen. Tijdens de „populaire" wedstrijden, woensdagmiddag in het Antwerpse Sportpaleis wonnen Bart Zoet en Gerben Karstens een kop pelwedstrijd over vijfentwintig kilo meter. Nog nooit in hun wielerloop- baan hadden deze twee zo'n wed strijd gereden. De eerste vijf minuten werden zij gelost, omdat zij zich tus sen al dat gedrang op de gladde steile baan niet veilig voelden. Zij overwonnen echter hun vrees, zetten fel aan en gingen tenslotte als eerste over de streep. Het uit de specifieke baanrenners samengestelde koppel OudkerkVan der Lans, werd tweede, Koel en Van der Lans kwa men eerst op de zevende plaats. De wat meer aan de baan gewende Cor Schuuring won later een klas- sementsrit over tien kilometer. Een andere rit werd een zege voor de Haagse renner Kopping, die samen met de „Tokio-selectie" had geoe fend. op de f?ns f>P de kille Oostzanerdijk 6aar j, iets stapt voor de eerste etappe Piet Amsterdamse Olympiaplein. aCong-T,011 der Touw laat echter in de Pii b®" een pleisterplaats even voor- pidse i, waar bij en zijn Haagse en Hik w Omega's zijn opgewacht, duide- Uit" 6tan, dat hij er om vijf uur al gedeelte- \vei "'ucl vuiK van net, hva, mijn va- zal vermurwen er voor mij eens *er wanneer Jaap Oudkerk Uika *'as. „Denk ik dat die gedeelte- 0er ^"onderving van het NOC ?on 6p[,zal vermurwen er voor CCn=> ciks jate trainingsdag van te maken, «en „arvan, vanmorgen om half zes ik ï^ioudn11161 een vracht vlees op mijn ®^r Niets van aantrekken, zei mijn Ze beb het vroeger ook gedaan." be anpi.leren we' naar praatgrage Piet. k^ootin gedachten aan de eerste ont- o»an Wet een steile, houten winter den vV°rdt er door verdreven. Boven- il d'e f'Pr Touw is in Tokio geweest Nooj vo°r-OIympische wedstrijden. „Ik yW" no°'l dat die nieuwe baan klaar zegt hij. Die kleine, lachende Je^^ jes hebben ons wel tien keer dat wanneer het niet lukt op h0(lr n baan zal worden gereden. Niet P»lets bouwen zij daar grote tribu- ''bpssp e>, baan ligt ongeveer drie uur van de stad, maar slechts h 1 ba mi?uten van een hotel. De beton- s a» is strocf en ie moet echt wen- 1 bH Ae Japanse gewoonte, om zo- .ji de start als bij het passeren t'h(lst»„ ccbonderd meterlijn en bij de Pin ijo oe start als bij het passeren ('"'Ist» "Ve®honderd meterlijn en bij de ^n,'> eeP een reuzen-pistool af te schie- ïofa?" gaat door met vertellen van lippen De anderen hangen aan zijn iPpf'j Ze willen meer weten. Is im- W® vandaag „Tokio" niet voor hen is om en' Maar coach Jan Derksen *e ml crbiddelijk. De training wacht, Tokio verdienen. Ze moeten de »P weg naar Antwerpen, over srens, want in Nederland is nog (Advertentie) Hubert DePHaaT°r:TanSe Houtstraat 10-12 a8 - Telefoon 070 -117290* ka»t "Üsp is hier overleden d< Sg n*bann onist Kar' Amadeu- Harti«ar. "JJ bereikte de leeftijd va- «taj^ann /uz'ekcntici besch-mrde- hedptui een V8n de meest veel- vndaagse componisten. steeds geen winterbaan. „Dat kost het NOC nu geld" vertelt Joop Mid delink ons onderweg. „Tweemaal in de week, dinsdags en woensdags, ma ken deze tien jongens een reis van honderdvijftig tot tweehonderd kilo meter. En in de weekeinden moeten ze, willen ze wedstrijdervaring op kun nen doen ook naar het buitenland." Wat Joop Middelink, de door de Ko ninklijke Nederlandse Wielren Unie aan gestelde coach voor de amateur-weg- Henk Oornelisse en Jan Pieterse. De andere vijf, Jaap Oudkerk, Piet van der Lans, Gerard Koei, Piet van der Touw en Ad de Graaf, zijn baanren ners." Waarom wegrenners op de baan? „Omdat de baanploeg nieuw bloed nodig heeft. Waarom zouden die niet een snel le sprint kunnen maken? Waarom zou den we niet uit wegrenners een onver slaanbare achtervolgingsploeg kunnen De heide coaches langs de baan: maken? Bij het vorige toernooi om de wereldtitels werd onze ploeg. zoals miiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiimiut renners bij de training van de baan ploeg doet? „Coachen", luidt het laco niek. „In deze baanploeg zijn maar liefst vijf wegrenners opgenomen: Cor Schuuring, Bart Zoet. Gerben Karstens, nu al enkele jaren traditie is, opnieuw met enkele fracties van seconden ver slagen. Jan Derksen en ik zijn ervan overtuigd dat we met wegrenners die fracties, neen zelfs seconden kunnen winnen." Jan Derksen en Joop Middelink, twee vrienden, die werken aan een nieuwe toekomst van de Nederlanse wielren ners op de baan. Wanneer hij 's mid dags, na zelf een uurlang tussen de jon gens op de fiets het tempo te hebben aangegeven en kwistig gestrooid te heb ben met vele adviezen, aan de kant het peloton langs ziet razen, zegt Jan Derksen: „Kijk nu eens naar die weg- jongens. Ook al worden ze het volgende jaar niet voor de baan gekozen, wat hebben ze hier dan niet een schat van ervaring opgedaan. Ze leren hier beter dan ooit sturen, ze krijgen durf, worden doortastender en dat kan hen allemaal op de weg van pas komen. Op hun beurt neemt Joop Middelink de baan renners in het voorjaar mee op de weg. Dan zitten die niet de hele zomer stil en dan worden ze bovendien wat har der." In het Antwerpse Sportpaleis heb ben de Nederlandse renners tot aan het einde van het baanseizoen een aantal eigen cabines. Vanaf december of januari staan ze ook onder medi sche controle. Na een wat algemene training, waarin zij van alle angst voor de baan worden afgeholpen begmt Derksen dan ook met de specialisa tie. Dan wordt er bekeken wie het meest geschikt zijn voor de tandem, voor de achtervolging of voor de sprint. Misschien worden dan nog wel jon gens aangewezen, die er nu nog niet bij zijn. Dinsdagmiddag trainden bij voorbeeld ook Redeker, Koevermans, de Limburger Harry Steevens en Ker semakers mee. „Tegen heel wat goe de renners heb ik gezegd, als je tijd hebt. en je kan er wat geld voor uittrekken kom naar Antwerpen. Ze steken er altijd wat van op", meent Joop Middelink. „Als er werkelijk wegrenners in de baanploeg worden gekozen? Ja, dan ben ik ze kwijt, maar op de weg staan de talenten te dringen, ook voor Tokio". O Pergolesi: Concertini no. 2 in G. no. 4 in f, no. 3 in A voor vier violen, alt, cello en continuo. Concertino in G voor fluit, strij kers en cembalo. - Zürcber Kam- merorchester o.I.v. Edmond de Stoutz, André Jaunet, fluit. Amadeo mono AVRS 6271. Pergolesi verschijnt in deze stukken als een voor zijn tijd geavan ceerd componist: in een tussen gebied van het concert. Er zijn elementen van het concerto grosso, maar er is een opmerkelijke door braak waarneembaar naar het concer teren in een moderne kamermuziek stijl. Er is een continuo-basis, maar daarboven bewegen de instrumenten zich in vaak autonome stemvoeringen concerterend tegen elkaar. Niet zelden ervaart men in onderdelen de binding met het overgeleverde concerteren in strenge en virtuoos behandelde vor men, maar eensklaps verschijnt daar tussenin een middendeel, dat gedragen wordt door een echt Napolitaans be geleide melodie, vervuld van een zeer gevoelvol pathos. Een vroeg-bloeier et huis van het echtpaar De Boer in IJmui- den is sinds kort gevuld met kinderge luidjes. Na een huwelijk van acht jaar werd eindelijk de stilte der kinderloos heid verbroken en zijn Rens en Agaath nu de gelukkige ouders van Antoinette, een aanhanke lijk meisje van 2>/« jaar, en Lucas, een donker- ogige baby van ruim acht maanden. Ouders van andermans kinderen. De droom van het IJmuidense echtpaar is vervuld in Athene, in het befaamde babycentrum Me tera, waar hun al meer dan tweehonderd Ne derlandse echtparen waren voorgegaan. Antoi nette en Lucas zijn beiden kinderen van onge huwde Griekse moeders, die vrijwillig afstand deden in het belang van hun kroost. Maar waar om ondernamen Agaath en Rens de Boer die kostbare reis naar Griekenland? Waarom niet wat dichter bij huis gebleven om dat ideaal van een eigen kind te bereiken? Het antwoord moet luiden, dat de adoptiemogelijkheid van Nederlandse kinderen uiterst gering is en dat bovendien kandidaat-ouders door de sluis .moe ten van een ontmoedigend groot aantal officiële en semi-officiële instanties. Rens en Agaath de Boer hebben het in ons eigen land niet eens ge probeerd, en ze zijn daarmee jaren van ouder lijk geluk vóór op degenen, die dat wél hebben gedaan, maar, na de zoveelste teleurstelling, hun hoop tenslotte ook vestigen op Metera. Adoptie is nog maar een jong begrip in de Nederlandse wet. Sinds de afschaffing van de Napoleontische Code Civil, in 1838, kende ons land die mogelijkheid niet meer. Ruim honderd jaar lang is daarna ons volk opgevoed in de overtuiging, dat het afstaan van kinderen een vergrijp was tegen de natuurlijke orde, een moreel en zedelijk laakbare handelwijze, die de banden des bloeds ontheiligde. In het ergste geval mocht een kind in een pleeggezin worden geplaatst of liever nog in een internaat, een „gesticht" zoals dergelijke inrichtingen werden aangeduid. Voor kinderen van ongehuwde moe ders golden dezelfde opvattingen. De vrouw die de misstap had begaan, moest de gevolgen daar van dragen door zelf voor haar kind te zorgen. Moeder en kind waren nu eenmaal door de natuurlijke band van het bloed verenigd, en wee degeen die aan deze sacrosancte relatie durfde tomen. Zo werd aan het element boete recht gedaan, terwijl men anderzijds het „ge vallen meisje" hoopte te kunnen reclasseren door het doen beleven van haar moederschap. wachte zijde". Was het denken over afstand op zich al een immorele zaak, zoveel te meer wanneer dit al tijdens de zwangerschap ge schiedde. „Wacht eerst de geboorte af". Tien tegen één, dat zij er na de geboorte niet meer over denkt afstand te doen, voegt de schrijver er voldaan aan toe. Geen wonder dat deze mentaliteit in brede kringen van ons land nog altijd opgeld doet, ondanks het feit dat de adoptiewet nu zeven jaar in werking is en behoorlijk functioneert. Met name in het katholieke kamp hebben de zich verantwoordelijk voelende instanties en per sonen zich lang verzet tegen de adoptiegedach te, en nog zijn de restanten van die afkeer nog lang niet opgeruimd. In dit verband geven wil enkele citaten uit de in 1949 verschenen bro» chure „Zielzorg voor ongehuwde moeders", waarvan de „kerngezonde denkbeelden" van harte door het aartsbisdom werden aanbevolen. De schrijver gaat uit van de richtlijnen zoals die in diverse bisdommen van kracht waren. Eén daarvan wordt als volgt omschreven: „Wij (dat is de toenmalige bisschop van Haarlem) willen er met nadruk op wijzen dat het onze wens is dat de priesters bij de be handeling van deze gevallen (het buitenechte lijk moederschap) de natuurwet indachtig zijn, dat moeder en kind bijeenhoren, en dat het de heilige plicht der moeder is zélf voor haar kind te zorgen. Ook de ongehuwde moeder behoort zulks te doen en de sociale zorg is erop gericht haar daarbij zoveel mogelijk be hulpzaam te zijn." De brochure werkt deze gedachte dan nader uit. Het betrokken meisje wordt o.a. onder het oog gebracht: „aanvaard de consequenties van je daad. Die daad was verkeerd maak dat met God in orde. De weg verder naar de hemel is altijd weer die ene: de rechte weg". Als rechte weg gold blijkbaar, dat onder vrijwel a!'e omstandigheden de moeder de zorg voor bet kind zelf op zich nam. Afstand doen van- we-™ menselijk opzicht om de schande te ver- m" Vn, kwam natuurlijk helemaal niet te pas: Gom-= katholieken dragen hun kruis en ont vluchten het nooit, ook al kwam het van onver- Als gewoonlijk de beste oplossing suggereert de schrijver, dat moeder en kind hun intrek nemen in een tehuis voor ongehuwde moeders, zo mogelijk al vóór de bevalling. „We moeten de inrichting nooit een gesticht noemen", zegt hij. „Allen samen vormen één groot gezin." Over het vraagstuk van afstand doen en pleegouders wordt nog opgemerkt: „Zij die adviseren tot af stand doen, bedoelen het gewoonlijk goed met de ongehuwde moeder, en misschien nog beter met de a.s. pleegouders. Maar wie van al die grote mensen parochiegeestelijkheid in cluis komt op voor de rechten en belangen van het kind?" De ironie wil, dat juist de ge dachte die in deze laatste alinea is vervat, de laatste jaren tot geheel andere inzichten heeft geleid, althans in die kringen die zich meer wetenschappelijk bezighouden met kwesties als afstand, adoptie en pleeggezinnen. In het licht van de nieuwe opvattingen is men al gauw ge neigd de vroegere standpunten in het belachelijke te trekken. Toch zou dit onbillijk zijn, niet al leen omdat de overwegend charitatieve geest waaruit die standpunten voortkwamen, ondanks het gemis aan deskundigheid toch veel goeds bewerkstelligd heeft, maar evenzeer omdat het nu eenmaal irreëel is een vroeger gangbare opinie tot de risée te maken met behulp van argumenten die pas onlangs verworven zijn. Men wist immers niet beter. Maar wel wordt het tijd, dat al degenen die zich, beroepsmatig of in de particuliere sfeer, bezighouden met de onge huwde moederzorg, afstand, adoptie en alle za ken daarmee annex, serieus rekening gaan hou den met de resultaten van het moderne weten schappelijke onderzoek op dit terrein. In vele kringen, ook katholieke, is men nog met vele reserves geladen tegenover de nieuwere opvat tingen. Van die indruk kunnen wij ons tenminste moeilijk losmaken, na alle gesprekken, die wij over deze materie hebben gevoerd. En dat de adoptie een wettelijke plaats kreeg in ons Neder lands rechtsbestel, in sterk vertraagde navol ging van de andere Europese landen, mag ach teraf nog een wonder heten, gezien de heftige weerstanden die overwonnen moesten worden, maar zich nog altijd soms in het verborgene, doen gelden. van de ongehuwde moeder dan als beschermers van het kind. Maar zij gingen er stilzwijgend van uit dat hetgeen in het belang van de moeder strekte, tegelijkertijd het kind ten goede kwam. Op dit punt nu breken zich de laatste jaren totaal andere zienswijzen baan. Ze zijn nog lang geen gemeengoed, en het is nog te vroeg om te spreken van een algehele geestelijke revolu tie, maar de Umwertung aller Werte kondigt zich toch duidelijk aan. Aan het front bevinden zich voornamelijk sociologen en (kinder-)psycholo- gen, en de opvattingen die zij nu en dan ver kondigen, laten niet na beroering teweeg te brengen in de rijen van hen die absolute waar de toekennen aan de heilige banden des bloeds en de moeder-hoort-bjj-kind-gedachte, ook al ver richt de adoptiewet nu al jaren zijn zegenrijk werk. Wat behelzen nu eigenlijk die nieuwe inzich ten rondom het vraagstuk van de afstand? Zij kunnen als volgt worden samengesteld, zeer in het kort overigens. Op de biologische band tus sen moeder en kind valt veel minder nadruk, omdat de waardering voor de natuur is veran derd. De relatie moeder-kind is niet meer zo onaantastbaar als vroeger bij wijze van axio ma werd aangenomen. Men stelt zich namelijk nu bewust de vraag: waarmee is het belang van de ongehuwde moeder het best gediend, en waarmee dat van het kind? Weegt men voor- en nadelen tegen elkaar af, dan slaat de balans, volgens deze moderne inzichten, in het alge meen beslist door ten gunste van de afstand. Maar al te vaak geldt een ongehuwde moeder die haar kindje afstaat, nu nog voor ontaard, en er zijn er, die propaganda voor adoptie ge lijk vinden staan met ondermijning van de mo raal. „Nonsens", antwoordde de Utrechtse ze nuwarts dr. C. Trimbos, toen wjj hem deze De bezwaren tegen wettelijke adoptie waren voor een belangrijk deel gebaseerd op gevoels matige overwegingen. Er ging immers niets boven de natuurlijke banden tussen moeder en kind, en door een door de wet bekrachtigde afstand werd er iets verbroken dat men niet gerechtigd was te verbreken. Er werd een on herroepelijke daad gesteld, en wie kan voor spellen, dat deze oplossing voor moeder en kind zal blijken de beste te zijn? De natuurlijke moe der moest altijd het recht kunnen behouden haar kind weer bij zich te nemen, en als de pleegouders werkelijk uit altruïstische liefde zou den handelen, zouden ze ook altijd bereid moeten zijn hun pleegkind aan de van nature rechtheb bende af te staan, zo was ongeveer de algemene gedachte in het kamp van de tegenstanders. Het denkbeeld dat ook de natuurlijke moeder uit ware liefde afstand moest kunnen doen als het belang van het kind dit eiste, was evenwel te veel gevraagd. Intussen traden deze tegenstanders van de adoptie er waren veel vrouwen onder, ook ongehuwden steeds meer op als beschermers opmerking voorlegden. „Er is geen enkele vrouw die zich gemakkelijker tot buitenechtelij ke zwangerschap zou laten brengen door de ge dachte dat zij de baby altijd nog kan afstaan." Om enkele van deze voor- en nadelen te noe men: het krijgen en zelf voeden en opvoeden van een kind komt uiteraard tegemoet aan het verlangen dat iedere vrouw van nature bezit. Wanneer de ongehuwde moeder haar baby bij zich houdt, kan dit haar persoonlijkheid ten goe de komen en haar bestaan een diepere zin geven. Het kind kan derhalve een reclasserende werking op de vrouw uitoefenen, maar even goed kan het omgekeerde het geval zijn. Het kind confronteert de moeder immers telkens opnieuw met de schande, de vrouw verspeelt wellicht huwelijkskansen, haar carrière kan in gevaar komen en in elk geval zal zij het in materieel opzicht, om van de geestelijke moei lijkheden nog maar te zwijgen, aanzienlijk zwaarder krijgen. Van het kind uit beoordeeld springen de nadelen al direct duidelijk in het oog. Het mist om te beginnen een vader en de gezinsrelatie is dus incompleet. Vaak geniet het kind voorts geen continue moederlijke zorg, om dat mama doorgaans overdag de kost moet ver dienen. Het moederschap leidt namelijk niet automatisch tot moederlijkheid, en dat laatste is toch waar het om gaat. Kortom, heel de sfeer van het ouderlijk huis ontbreekt in de meeste gevallen en daarbij komt nog de status van onwettig kind, waar het vroeg of laat onder ge bukt zal gaan. Om van het laatste een voor beeld te noemen: in de kerkelijke codex be staat nog steeds het voorschrift, dat alleen wet tig geboren kinderen priester kunnen worden. Deze discriminatie heeft al tot menig drama geleid, al wordt de bepaling niet altijd zo strikt in acht genomen. Het is langzamerhand een erkend feit, dat de eerste levensjaren van een kind beslissend zijn voor zijn verdere affectieve vermogens en uitgroei. Ontbreekt het aan het juiste „kli maat", dan is al de kiem gelegd voor stoor nissen van allerlei aard en de kans aanwezig, dat te zijner tijd een defectueus mens zijn intre de doet in onze maatschappij. Voorstanders van afstand bepleiten daarom een zo vroeg moge lijke plaatsing van het kind in een pleeggezin, als de moeder zelf het kind geen behoorlijke opvoeding kan waarborgen. Vóór de bevalling zou een dergelijke beslissing al genomen moe ten zijn, vinden de meest fervente aanhangers van de nieuwe leer, want in een later stadium spelen te veel andere factoren een rol („tien tegen één, dat zij er na de geboorte niet meer over denkt afstand te doen"). Zijn er, tenslotte, ethische of religieuze bezwa ren aan te voeren tegen het verbreken van de band tussen natuurlijke moeder en kind? Hier over heeft prof. dr. P. J. Roscam Abbing, spre kend vanuit protestants-christelijke visie, eens een belangwekkende inleiding gehouden. Hu ontkende, dat er een of ander christelijk begin sel bestond volgens hetwelk de (ongehuwde) moeder haar kind diende te behouden. Er is geen enkel natuurrecht dat hieromtrent iets decreteert. Van overheersend belang is, of het kind kan opgroeien in een sfeer van zelfver loochenende liefde, zodat het zich volledig naar eigen aard en aanleg kan ontplooien. Als er van natuurrecht gesproken wordt, kan men eerder zeggen dat het kind recht heeft op vaderlijke en moederlijke liefde dan dat iedere moeder recht heeft op haar kind. Op grond van de ervaring kan rustig aangenomen worden, dat het verschil tussen natuurlijke moederliefde en pleegmoederliefde wat wezen en werking betreft, gering is. Als een kind reeds zeer vroeg aan een kinderloos echtpaar wordt toevertrouwd heeft het praktisch dezelfde kansen als wanneer de pleegouders de echte ouders zouden zijn. De factor van het bloed is gering vergeleken bjj de factor van liefde en goede opvoeding. Aldus de mening van prof. Roscam Abbing. De Ne derlandse adoptiewet is in zoverre met deze gedachten in overeenstemming, dat allereerst het „kennelijke belang" van het kind wordt beoogd. Alleen bestaat over de interpretatie van dat belang nog een breed terrein van menings verschillen. HANS STEVENS was de jong gestorven Pergolesi en een heel geestrpk man bovendien. Chopin: 24 Préludes op. 28 - Adam Harasiewicz, piano. Fon- tana stereo 873 082 CY. Na zoveel vertolkingen van Chopin- preludes als er concertpianisten bestaan, krijgt men hier dan eens een lezing, die de luiste raars het gevoel geeft, dat dit het nu ongeveer wel is, althans naar ons he dendaagse muziekbegrip, dat alle no ten exact eist, maar tevens doordron gen van de poëtische geest die hen bezielt. en kan Hendrik Andriessens Christus Rex-Mis beschouwen als een zeer goed voorbeeld van zijn kerkelijke stijl, zoals deze zich heeft aangepast aan de zeer strik te normen van kerkmuziek die hier tientallen jaren geheerst hebben. An driessen is daar zelfs ver in gegaan. Zijn schrijfwijze is in feite goeddeels homophoon geworden, zijn harmonische structuur heel simpel. De zelfbeheer sing die hij zijn lyrisch talent aandoet, dwingt bewondering af, al kan de luis teraar het gevoel niet van zich afzetten dat dit talent zich meer dan eens stoot tegen een keurslijf. Hij heeft indruk wekkende inventies die menigmaal om een bredere uitwerking vragen dan de componist zichzelf veroorlooft. In het Te Eieum lost hij die tweesoalt op door ec relatief lange tijd de verschillende tekstonderdelen in een jubilante toon te componeren. Dat maakt het stuk enigszins monotoon en ook ietwat on evenwichtig ondanks verschillende prachtige muzikale gedachten. De Mis, voor dubbelkoor geschreven, bevat ook de later bijgecomponeerde Proprium- delen, die bij hun eenvoudiger opzet evenwichtiger in vorm gekomen zijn. De uitvoering is zeer geestdriftig en wint het daarin stellig van de verfij ning. Men moest aan de metropolitane kathedraal van ons land over de mid delen beschikken om een perfect koor te hebben. En ook een beter orgel. Aan de bespelers ligt het waarlijk niet, dat het zo knorrig klinkt. Is het nog niet uit andere dingen duidelijk' was geworden, dan blijkt uit het program van dit liederen-recital, dat Hermann Prey een worp doet naar de positie, die eens Heinrich Schlusnus in de Duit se zangerswereld heeft ingenomen. Hij heeft dezelfde soort uiterst lyrische hoge bariton; hü zingt hetzelfde vak. Er is tot dusver één verschil: Schlus nus was een ernstige: artiest; Prey kan zich niet vrij houden van behaag- ziekte en virtuoze stempralerij. Dat blijkt ook uit deze plaat. De ijdelheid is van een subtiel soort, zoals bij liede ren welhaast onvermijdelijk is. Noch tans zal zij de kenner niet ontgaan. Pre zingt de liederen maar al te vaak nu' naar hun aard doch naar zijn stem en haar zeer aanzienlijke tech nische mogelijkheden, inzonderheid in het hoge register met pianissimotonen. Eerlijk gezegd bederft hij daarmee menig lied. Vooral in Brahms druipt de sentimentaliteit eraf. Het tempo komt .laar ook trouwens vrijwel tot stilstand. Dat is dwaas en het is te be treuren. Hij kan ook anders, als het onvermijdelijk is. Dat bewijst hij bij voorbeeld in een lied als Schumanns ..Der Hidalgo", dat ook een van Schlusnus' grote liederen is geweest, voortvarend en met een elegante „Schwung" in die buigzame stem. die Prey de zijne mag noemen. Dc Strauss- liedèren zijn heel goed in hun genre getroffen. Geen wonder, ze zijn het meest gemaniereerd en kunstrijk, eigenlijk maar weinig echte melodie- liederen. Dat gaat Prey magnifiek af. Hij behoort tot de weinigen die het „Standchen" werkelijk goed kunnen zingen. Hij doet het voortreffelijk ge- frazeerd en met een hemelse „Schmelz" in zijn stem. Trouwens ook „Heimkehr" is een juweel en „Heim liche Aufforderung" wordt een in een enkele ononderbroken Hjn geschetst ta fereel, wat he* ook moet ziin. Daar ligt vooralsnog de kracht var. Hermann Prey; voor het grote klassieke Lied is hij nog aanzienlek te coquet. Karl En gel begeleidt precies in het evenwicht tussen aanpassing en persoonlijke zeg gingskracht. L. H.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 9