I J Opmars van de vrouw 'MM I T 1 ■'Sm Ratten onder druk B Geen schadelijke gevolgen DINSDAG 24 DECEMBER 1963 UU.-P! aem de vooravond van een feminale overheersing Mopjes bij de preek In de kerkmuziek- en kerkelijke wetgeving der Nederlandse Sint Gregoriusvereniging staat het nauwkeurig omschreven. Het kerkkoor is een mannenzaak. Van dames op het kerkkoor kan beslist geen sprake zijn, tenzij... de gezongen mis einders tot de on mogelijkheden behoort. „Daarom, heren diri genten, gaat u noodgedwongen over tot ge mengd zingen, dan is het uw grote verant woording er op toe te zien dat de dames ge scheiden staan van de heren en dat al wat onpassend is zorgvuldig wordt vermeden". Thans meer dan ooit mogen deze officiële reglementen actueel heten, nu het mannen koor, met heel zijn onaantastbare glorie, wankelt op zijn grondvesten. De provincie kent nog vele gunstige uitzonderingen, maar in de steden is er danig de klad in gekomen. Het zangkoor als mannensociëteit bij uitstek heeft er afgedaan. De gelederen worden voort durend dunner en er zijn al kerken waar meer vrouwen dan mannen in de wenteling der torens omhoog gaan onder het aloude zangers motto: „Met hart en mond Gods lof verkond". De vrouwen zijn inderdaad uit nood bijge sprongen. Zij hebben van deze nood een schone deugd gemaakt en hun traditionele plaatsen op de eerste rijen van de kerk ver ruild voor de frontloge van het koor. Nog niet zo heel lang geleden zou de man alleen al bij de gedachte hieraan bulderend gelachen hebben. Thans staat met name het stedelijke kerkkoor aan de vooravond van een vrouwelijke overheersing. Het uur van de bassen en teno ren heeft geslagen. Pijlsnelle afzakkertjes Noe-Noe-Noe-liedje 7een jij die van die op topsnelheid naar de volgende Handige Jezuïeten - I Ilf •:-!>, T - m de feestelijkheden bij een huwelijksmis opluisterden en de plechtigheid van een uitvaartmis bepaalden. Op deze leest is thans het „Interparochieel Kerk koor" geschoeid. Er is een centrale figuur, die de telefonische aanvragen van wanhopige pastoors noteert. Soms wel twintig voor een en dezelfde dag. Dan gaat deze man aan het piekeren, maakt een schema en pakt de telefoon. Hjj belt links en rechts zijn mannetjes op. Beroepszangers, vaste koorzangers en nog enkele middenstanders, een vertegenwoordi ger die zich wel even vrij kan maken of een AOW'er en een gepensioneerde, die toch de tijd hebben. Hij kent zijn pappenheimers, weet precies wat hun stemmen waard zijn. De besten gaan naar de dure missen, maar van de andere kant moet hij er ook voor zorgen dat bij een wat zwakkere bezetting toch ook een paar sterke zangers staan om brokken te voorkomen. En dan is het roeien met de riemen die men heeft. Als het bruidspaar er op staat, krijgt het de driestemmige van Perosi, ook al zijn daar dan maar drie zangers voor beschikbaar. Moet het met minder tevreden zijn, dan trouwt het in de kerk op Gregoriaanse muziek. En zo gaat het ook bij de uitvaartdiensten, waar het „Dies Irae" er noodgedwon gen wei eens bij inschiet. Bij twintig missen op een dag is het duidelijk dat er vreemde bokkesprongen moeten worden gemaakt. Dan komt het voor dat er bij het Agnus Dei" een aantal zangers in tomeloze vaart van de trappen rennen, op hun brommers en fietsen springen en zich op topsnelheid naar de vol gende kerk spoeden om daar nog net het „Kyrie" wat meer volume te kunnen geven. Op het koor dat zij zo haastig verlieten blijven dan meestal de organist en de vaste Ave-Mariazangers over. Dat alles geschiedt ie stilte, is eigenlijk een onder onsje dat ook al weer uit de nood is ontstaan. Goed, er wordt wat mee verdiend. Hooguit vijf tot zeven gulden per mis. Maar dat mag er by zo'n morgen van zingen, rennen en fietsen echt wel by zün. Het is beslist niet waar dat al deze stemmen van te lage kwaliteit zijn. Er zitten uitstekende zangers tussen, die met volle overgave uit hun partituren zingen. Ook bij de ouderen, want bij de man is het zo dat zijn stem er zelfs in de zeventiger jaren nog best wezen mag. Als ,hy tenminste met zorg is behandeld en niet is over schreeuwd. Er zyn pastoors en dirigenten die zich tegen dergelijke noodmaatregelen hevig hebben ver weerd. Het geen geld, geen zangers als variant op het aloude „Geen geld, geen Zwitsers" speelt hun da nig parten. Maar hun aantal wordt kleiner en het „Interparochieel kerkkoor" wordt onderhand bedol ven onder de aanbiedingen. Er zijn nu zelfs aanvragen voor Nachtmissen in verschillende grote steden bin nengekomen. En bij dit alles is men al heel gauw geneigd om te zeggen dat hier de bruikbare ruimte voor een beroepskerkkoor volledig aanwezig is Of dat te verwezeniyken valt. mag een tweede héten. Het is een kwestie die in de kerken zelf geregeld zou moeten worden. Er wordt wel eens beweerd dat het koor bij de geestelijkheid niet altijd even hoog in aanzien heeft gestaan. Dat zou dan ook in de betaling van de onmisbare krachten als de dirigent vaak een jong, talentvol musicus aan het begin van' de kracht van de oude vriendenbinding. Merkwaardig dat waar men het oude sociëteitskarakter heeft ge handhaafd, het echte mannekoor is blijven bestaan. Ook al zijn de gelederen dan nog zo gedund. Als voor beeld hiervan mag onze parochie-kerk de Krijt berg aan het Singel gelden. Als de pastoor er door de week voor huurzangers zou zorgen, loopt de vaste organist met een sissende verwensing van het koor. Dat koor bevindt zich in dit wonderlyk bouwsel van Tepe op ongeëvenaarde hoogt^ En zy die overbleven, hebben vaak grote moeite de enorme afstand naar het priesterkoor te overbruggen. Ooit heeft een pastoor geprobeerd de mannen naar beneden te krygen, hen voortaan te laten zingen bij een klein orgeltje achter de pilaar van het priesterkoor. De zangers toon den zich mannen zonder vrees. Zij weigerden alle maal. En zij zijn gebleven waar ze waren hoog boven op het koor. Zo klein als dit koor is, houdt het de tradities in ere, compleet met het flitsende borrel tje na de repetities. Wy hebben het nog gekend in een machtige formatie, met daverende orgelmuziek op de achtergrond. Dan liepen ons de heilige rillingen over de rug, werd de huid van ons gezicht gladgetrok ken en werden we met de prikkelende lucht van wierook in de neus volledig in de plechtige ere dienst opgenomen. Dan waren we al heel gauw ryp voor de totale overmeestering, zoals die in de nacht mis steevast samenviel met een heel geraffineerd „noe-noe-noe-liedje" tijdens het communiceren van de gelovigen. Dan schoten de tranen in je ogen en lag de weg voor een vredige Kerst helemaal open. Het „noe-noe-noe-liedje" is er nog steeds en zal ook in de komende kerstnacht de harten beroeren. Alleen we verwerken het nu anders. Per slot van rekening wen je aan alles. Maar vertederen doet het nog steeds. Wij zijn nog een keer de Hoogmis gaan zingen. Met de mannenbroeders byeen rond het orgel van de Nicolaaskerk. Vroeger zou zoiets voor een niet-lid ongehoord zyn, maar vandaag de dag zijn ze biy als je het gelid van de bassen komt versterken. De „Nieolaas" is door de knieën gegaan en heeft dames cv» 1 u u '-"JVAJ o Waar zijn ze gebleven, de dagen van „Grijze Karei", de fameuze bibbertenor? Hij zong de soli. Dat was na heel veel pyn en moeite eindelijk zo tot stana gekomen. En deze overgeven aan een ander wem voor hem meer letterlijk dan figuurlijk een kwestie van „over zyn lijk". Goed, hij kon het hele koor van tweeënveertig man tegenover zich hebben. En hu moest toestaan dat men hem tijdens de solo de parti turen onder zyn wippende linkervoet schoof, uit angst zo zei men dat hij anders de hoge C niet zou kunnen halen. Maar hü verdedigde zyn felbegeerde Positie als solozanger met een buna duivelse hard nekkigheid. Waar zün ze gebleven, die twee onaf scheidelijke Amsterdamse toptenoren? Op elk kooi konden ze als solozanger terecht, maar ze bleven by elkaar om het gevecht tot de laatste snik voort te zetten. Als het moment van de solo naderde dron gen zy beiden naar voren. De een lang, ietwat schraal maar ook altyd een tikkeltje sneller dan zün nogal gezette tegenstander. Totdat hij plotseling twee finnen om zich heen voelde. Twee uzersterke armen die hem even van de vloer tilden en naar de brede borst trokken van zyn grote ••vriend". Een hand snoerde zijn mond. Alleen zijn °gen bleven vrij om te zien en zijn ore** om te horen boe fraai en gevoelig zün lijvige tegenstander het ,,Et bomo factus est" ten beste gaf. Waar zun ze gebleven, de dagen dat men met een vriendelijke glimlach de achtstemmige van Diepenbrock uitvoerde, maar er dan ook geweldig voor repeteerde? Het mannen koor is in zijn kiemen aangetast en zeker wat de stad betreft ernstig ziek. We zeiden het al: het mannen koor was een sociëteit, een hechte vriendenclub, waar- te zich voornameiyk de middenstanders hadden ver- ®higd. En dat was vrijwel een gesloten aangelegen- beid, met voldoende belangstelling om de mankracht peil te houden. Lid worden ging echt niet zomaar. Dat werd eerst eens terdege bekeken en overwogen en er zijn er geweest waar ronduit nee tegen werd gezegd. Het zingen vormde uiteraard het hoofddoel. Maar bleef daarbij toch ook een doel dat andere middelen heiligde. Het jaarlükse potverteren was büvoorbeeld een gebeurtenis van de eerste orde, waarvoor men weken te voren al druk in de weer was. En aan de fepetitieavonden kleefden vele uurtjes van absolute *rUheid, voor even buiten het gezichtsveld van moe- Qer-de-vrouw en dus volop de gelegenheid voor de klassieke, pijlsnelle afzakkertjes. De avond van het ■hngkoor was 's mans vrye avond, dat stond als een boven water. De wilde moppen van Jan, de gekke belevenissen van Piet, de opvliegendheid van h-obus en het goedlachse van Dré. het alles deed *hee in de sfeer van het kerkkoor, die beslist allure ad. En jUist tn die sfeer nu is veelal de klad ge komen. Het hechte groepje van weleer is uit- ongevallen. Slechts kleine groepjes getrouwen ble- vfh over en zy vechten nog altyd tegen de verleide- t?ke aantrekkingskracht van het toneelstuk op de TV, «ïgen psv en zyn Europacupavonturen, tegen moeder KLAD IN HET MANNENKOOR de vrouw die van die ene vrye avond echt wel haar deel wil hebben en er nu by moet zün als er wordt uitgegaan. Kortom tegen allerlei dingen die het ooit zo hechte bolwerk van de repetitieavond duchtig heb ben ondermünd. Talloos zijn de dirigenten, die in een razende woede-uitbarsting hun dirigeerstok aan stukken slaan, wanneer er ondanks de vele waarschuwingen en beloftes toch maar weer een man of vier voor de repetitie zun opgekomen. En hy wilde nog wel zo veel voor de komende Nachtmis, had een schitterend spektakelstuk in- het hoofd en de pastoor er al zo'n beetje op voorbereid... Mannen en jongens vormden de beproefde combi natie van het kerkkoor. Maar sneller nog dan de man nen verdwenen de yie, hoge stemmetjes, de zoet gevooisde keelklanken bij het orgel. De jongetjes hadden er genoeg van en toen de harde, dwingende hand verslapte grepen zy gretig hun kans. Niet hele maal onbegrijpelijk wanneer men bedenkt dat zij vrij wel elke woensdag- en zaterdagmiddag de klos waren om dan hun stemmen vaak nog met krachtige midde len te laten scholen." „Want denk er om Keesje, als jü die hoge noten niet zuiver aanhoudt, verpest je mijn hele mis. Zet jü hier iedereen op het koor voor aap. Ook je vader." En gezongen hebben ze. Dat de stukken eraf vlogen. Zo gauw echter deed de kans zich voor of zy verkozen de vrijheid. En dan kregen de dirigenten te horen dat zy van moeder niet meer hoefden. Slechts een enkele koorleider heeft dit zien aankomen en bijtijds zijn maatregelen ge nomen. De Redemptoristen aan de Amsterdamse Kei zersgracht waren er zelfs al heel snel by. En wü die hier ooit ons beste beentje hebben voorgezet, her inneren ons nog als de dag van gisteren de dadels, de appelen en peren die we er kregen en die altyd op verrassende wyze lekkerder smaakten dan by moe- op het koor hadden geïntroduceerd. Deze meisjes wa ren inmiddels dames geworden en dus al zo lang trouwe leden dat hier ook de bisschop niets meer aan kon veranderen. Het verbod voor de vrouw om op het koor te zingen is nooit opgeheven, maar zij heeft nu toch onmiskenbaar haar intrede gedaan. En van daag de dag is het al heel gewoon dat Sjaan en Greet samen met Wim en Gerrit het kwartet van Mozarts Missa Brevis zingen. Onder de dames die kwamen, waren uiteraard ook nieuwsgierigen. Zy die jaren lang voor in de kerk met priemende blik hadden omgekeken naar dat typische geklofte man- nenwereldje, daar achteraan hoog in de kerk. Of het er iets mee te maken heeft weten wü niet. Wel staat vast dat'prompt de trouw gebleven zangers hun eega's mee naar het koor namen. Willens en wetens? Wie zal het zeggen? Maar het aantal zingende echtparen neemt voortdurend toe. Dat kan natuurlijk heel gezellig zün. Maar voor het oude karakter van het mannenkoor betekent het zonder twyfel de genade slag. Het slijtageproces van het mannenkoor is in de stad begonnen. En misschien voert Amsterdam, met zün tientallen kerken, wel de boventoon. Zo zondags weet men er zich, met soms heel veel kunst en vliegwerk nog wel te redden. De Trinitatus van Cuypers zit er goed in. Als men een koorzanger midden in de nacht zon wakker schudden kan hij hem meteen opdreunen. Een paar geheide krachten voor het Gregoriaans zijn er ook wel te vinden. Maar anders is het door de week bij de trouw- en rouwmissen. Dan is de situatie vaak erbarmelijk. De zingende middenstander van vroeger kon altijd wel een gaatje vinden om er even tussen uit te knijpen. Maar dat is er vandaag de dag niet meer bij. Er is een kerk in de hoofdstad en nog wel een van de grootste, waar voor dit werk zegge en schrijve één zanger beschikbaar is. Dfze houdt dit buitengewoon dapper vol. HU heeft destijds over een goede stem beschikt. Dat wist hy en als hij nu zich zelf hoort zingen, wéét hij het nog. De werkelijkheid is wel anders geworden. Maar wie zal hem dat zeg gen? In de crisisjaren trad in Amsterdam het z.g. werkelozenkoor op. Mannen die voor een zakcentje zyn carrière en de organist tot uitdrukking zün ge komen. In de loop der jaren is er op dit punt heel wat verbeterd. Maar bekend is nog de ruzie die Eduard van Beinum. als koordirigent met zün pastoor moest maken. Hij woonde toen buiten Amsterdam en reisde regelmatig per trein naar de stad om met het koor te repeteren en regelmatig te zingen. Hy klopte bf de pastoor aan om reiskostenvergoeding omdat hij zo luidde zün betoog het dirigentschap van het koor toch moeiiyk uit eigen zak kon bekostigen. De pastoor moet hem lang en vreemd hebben aangekeken. En zou zich hebben beroepen op het feit dat het kerk koor een erezaak was, waar men wel wat voor over kon hebben. Dat alles ligt nu anders. Een dirigent die de eeuwig trouw waarmaken. Zich blijven vry- reglementen maximaal ƒ3480 per jaar ontvangen. Is de man of organist of dirigent dan ligt het maximum op 2160. Per uitvaart- en huweiyksmis kan daar dan nog een rijksdaalder bykomen. Misschien klinkt dit niet geweldig, maar men moet niet vergeten dat er al vele kerkelüke activiteiten geruisloos zü'n ver dwenen. He* plechtig lof, ooit de grote kans voor elk koor om te tonen wat het waard was, is er praktisch geheel onderdoor gegaan. Het gewone lof zelfs is een trieste zaak geworden. En welke toe komst heeft de hoogmis? Wie 's zondags de hoogmis bezoekt voelt zich onderhand een eenzame in de woestijn. In Amsterdam zün kerken waar de hoog mis niet meer dan zo'n dertig belangstellenden trekt. En er gaan al stemmen op om tydens een gewone stille mis, de gelovigen met orgelbegeleiding te laten zingen in plaats van de hoogmis. Men noemt dat de Ge meenschapsmis en ziet deze als de oplossing. Er zit de klad in het mannenkoor. Zyn toekomst is verre van rooskleurig. Ook al zyn er dan nog zangers die de eeuwige trouw waarmaken. Zivm blijven vrij maken voor het koor en er niet tegen opzien om, ook al horen zij al niet meer tot die parochie, toch naar hun geboortekerk te biyven komen. Het is moeten aannemen. Maar zo af en toe is er de hoog mis nog ouderwets, een mannenzaak. Grote krachten hebben hier aan de leiding gestaan. Eduard van Beinum, Jan Out, Heystek, zy allen zweepten het koor op tot machtige zangprestaties. In de oude stoffige kast naast het nu wat luie orgel staan deze gebundelde prestaties netjes op een rij. Het zyn voor de huidige bezetting onbereikbare stuk ken. Stukken uit de dagen dat men tegen de organist kon roepen „Stein, open die pot!" Maar iets van de sfeer was gebleven. Nog vonden wij er de oude zan- gerskaarten van het Centrum voor de Acolythen-Ac- tie. Met opschriften als: „Van oneerbiedige zangers, verlos ons Heer!" of „Onze ziel blyft vroom en fris. wanneer zingen bidden is. Maar het mooiste lied verdort wanneer zingen schreeuwen wordt.". Of „Wij zingen héél de kerk door., recht naar het tabernakel!" Eigenlijk was het nog helemaal echt. De solotenor die er even naast zat en onmiddellyk de dreigende zwie pende vinger van de dirigent voor zyn ogen zag op duiken. En dan, de mopjes bij de preek „Zeg, ken je die van die twee ysberen?" „En, wat zal Ajax vanmiddag doen". „Straks in de Grote Zwaan moet ik je wat vertellen". De kaart met het opschrift: „De preek is het woord Gods. Ook voor de zan gers!' heeft het nooit goed gedaan. Wat was, is ge bleven by de zangers van het laatste uur. Zelfs de opofferingsgezindheid var de solobas, die na een geweldige zelfoverwinning de man naast zich aan stootte en zei: „Zeg Theo, ik heb je vrouw in de kerk zien zitten. Wil jy vandaag het Agnus Dei" zin gen. Dat is vast leuk voor haar!" HAKE THOMAS AMERIKAANSE VRIJWILLIGERS LEVEN EEN HELE WEEK LANG VELE METERS ONDER WATER der thuis. Wy herinneren ons de enorme kannen cho colademelk, kortom de feestjes en pretjes die men voor ons onder het motto: „de kost gaat voor de baat uit", organiseerde. Die feestjes en pretjes zijn geble ven en sterker nog, zo veel mogelyk uitgebreid met filmvoorstellingen en toneeluitvoeringen. Maar de Re demptoristen hebben dan ook nog wat onderhand tot de zeldzaamheden behoort: een puntgaaf jongenskoor. In tal van gezongen missen is het hele hoge werk onontbeerlijk. En du verd er gezocht naar oplos singen. Meisjes werden aangetrokken maar daar gol den al heel gauw dezelfde problemen als by de jon getjes. En toen kwam de dag dat men het voorzichtig aan met de vrouw ging proberen. Eerst nog ter aan vulling of ter vervanging van de jongens, maar later zelfs uit pure nood, omdat de mankracht beneden het minimum was gekomen. Deze omschakeling is niet gemakkeJyk gegaan. Wy herinneren ons nog het verzoek van de Nicolaaskerk in Amsterdam aan monseigneur Huibers in Haarlem om dames op het koor te mogen toelaten. De gryze bisschop sloeg krachtig met de vuist op tafel en wei gerde. „Maar monseigneur, kyk dan naar „De Zaaier" aan de Rozengracht. Daar zingen allang dames." En dat kon monseigneur Huibers niet ontkennen. Hier was hij verslagen door het gedegen vemunft der Jezu ïeten dia destijds met zijn toestemming kleine meisjes Het volgend jaar zullen de Ameri kaanse en Franse Marine belangrijke ex perimenten ondernemen om de bruik baarheid van het „onderzee hotel" te testen. Bij de kust van Bermuda zullen vrijwilligers 70 meter onder de opper vlakte afdalen met instructies om daar een week te blijven. De Franse Marine zal hetzelfde ondernemen bij de kust van Villefranche in de Middellandse Zee. De mannen zullen op deze manier trachten te bewijzen dat een langer verblijf onderzee mogelijk is, terwijl zij voor hun ademhaling gebruik moeten maken van gas onder druk. Het expe riment staat internationaal in de be langstelling gezien de drang naar ont dekking van de wereld op de zeebo dem. Het „hotel" is een onderdeel van een voormalige radartoren, een cilindri sche ruimte die is ingericht met kooien, een speciale werkkamer en een recrea tiekamer. Binnen in deze „capsule" moei de druk aangepast worden naarmate men dieper afdaalt. Op de bodem, die op 70 meter diepte is gelegen, is de druk vyf maal zo groot als de normale druk waaronder wij leven. Het samengeperste gas zal bestaan uit een mengsel van zuurstof en helium, dat in tegenstelling met gassen die vroeger voor het duiken gebruikt wer den, geen gezichtsbedrog of verwarring teweegbrengt. Het mengsel is beproefd met niet-dulkers, nl. geiten en witte ratten die enkele weken onder gas- „druk" moesten leven, zij bet dan niet onder water. Vier jaar geleden werd het eerste plan om duikers op deze manier hun werk te laten doen ontwikkeld door de leider van de expeditie, Kapitein George F. Bond. Hij wilde een oude on derzeeboot ombouwen tot „onderzee ho- iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiii Zo ziet de tekenaar de toekomstige ontwikkeling diep onder het water oppervlak. SKHSSSSSHM ..->r v J É||p Vy r-' y ':v w tel" waarmee de duikers verscheidene dagen onder water konden doorbrengen, zonder naar de oppervlakte te hoeven terugkeren. Het grote voordeel hiervan is dat men niet zoveel tijd hoeft te ver liezen om het gas kwijt te raken, dat bij het duiken is ingeademd en in het li chaam opgelost. De duikers kunnen nu in het „hotel" uitrusten en hoeven niet naar de oppervlakte terug voordat het werk af is. Bij proeven is gebleken dat de hoe veelheid gas die oplost in het bloed en de weefsels van de duiker, hier tame lijk snel verzadiging teweeg brengt, en dat verzadiging met het mengsel zuur- stof-helium de mens niet schaadt. Mits de gasdruk steeds aan de diepte waar- Op men zich bevindt, wordt aangepast, en de duiker steeds op deze diepte blijft, zal hij van het gas geen schade lijke gevolgen ondervinden. Een van de proeven om dit te bewijzen werd geleid door Kapitein Jacques-Yves Cousteau, die een team duikers in de Rode Zee, afwisselend op 10 tot 30 meter liet wer ken. Het komende experiment zal hier. van een verlenging zijn, maar op gro tere diepte. Het voornaamste doel van de proeven Is om aan te tonen dat het „onderwater hotel" veilig en economisch brukbaar is, om de grote bodemoppervlakte van be- trekkelyk ondiepe oceanen te onder zoeken.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 15