I
J
Opmars van
de vrouw
'MM
I
T
1 ■'Sm
Ratten onder druk
B
Geen schadelijke
gevolgen
DINSDAG 24 DECEMBER 1963
UU.-P!
aem de vooravond van een feminale overheersing
Mopjes bij de preek
In de kerkmuziek- en kerkelijke wetgeving
der Nederlandse Sint Gregoriusvereniging
staat het nauwkeurig omschreven. Het
kerkkoor is een mannenzaak. Van dames op
het kerkkoor kan beslist geen sprake zijn,
tenzij... de gezongen mis einders tot de on
mogelijkheden behoort. „Daarom, heren diri
genten, gaat u noodgedwongen over tot ge
mengd zingen, dan is het uw grote verant
woording er op toe te zien dat de dames ge
scheiden staan van de heren en dat al wat
onpassend is zorgvuldig wordt vermeden".
Thans meer dan ooit mogen deze officiële
reglementen actueel heten, nu het mannen
koor, met heel zijn onaantastbare glorie,
wankelt op zijn grondvesten. De provincie
kent nog vele gunstige uitzonderingen, maar
in de steden is er danig de klad in gekomen.
Het zangkoor als mannensociëteit bij uitstek
heeft er afgedaan. De gelederen worden voort
durend dunner en er zijn al kerken waar meer
vrouwen dan mannen in de wenteling der
torens omhoog gaan onder het aloude zangers
motto: „Met hart en mond Gods lof verkond".
De vrouwen zijn inderdaad uit nood bijge
sprongen. Zij hebben van deze nood een
schone deugd gemaakt en hun traditionele
plaatsen op de eerste rijen van de kerk ver
ruild voor de frontloge van het koor. Nog
niet zo heel lang geleden zou de man alleen al
bij de gedachte hieraan bulderend gelachen
hebben. Thans staat met name het stedelijke
kerkkoor aan de vooravond van een vrouwelijke
overheersing. Het uur van de bassen en teno
ren heeft geslagen.
Pijlsnelle afzakkertjes
Noe-Noe-Noe-liedje
7een jij die van die
op topsnelheid naar de volgende
Handige Jezuïeten
- I
Ilf •:-!>,
T -
m
de feestelijkheden bij een huwelijksmis opluisterden
en de plechtigheid van een uitvaartmis bepaalden.
Op deze leest is thans het „Interparochieel Kerk
koor" geschoeid. Er is een centrale figuur, die de
telefonische aanvragen van wanhopige pastoors
noteert. Soms wel twintig voor een en dezelfde dag.
Dan gaat deze man aan het piekeren, maakt een
schema en pakt de telefoon. Hjj belt links en rechts
zijn mannetjes op. Beroepszangers, vaste koorzangers
en nog enkele middenstanders, een vertegenwoordi
ger die zich wel even vrij kan maken of een AOW'er
en een gepensioneerde, die toch de tijd hebben.
Hij kent zijn pappenheimers, weet precies wat hun
stemmen waard zijn. De besten gaan naar de dure
missen, maar van de andere kant moet hij er ook
voor zorgen dat bij een wat zwakkere bezetting toch
ook een paar sterke zangers staan om brokken te
voorkomen. En dan is het roeien met de riemen die
men heeft. Als het bruidspaar er op staat, krijgt
het de driestemmige van Perosi, ook al zijn daar dan
maar drie zangers voor beschikbaar. Moet het met
minder tevreden zijn, dan trouwt het in de kerk op
Gregoriaanse muziek. En zo gaat het ook bij de
uitvaartdiensten, waar het „Dies Irae" er noodgedwon
gen wei eens bij inschiet. Bij twintig missen op een
dag is het duidelijk dat er vreemde bokkesprongen
moeten worden gemaakt. Dan komt het voor dat er
bij het Agnus Dei" een aantal zangers in tomeloze
vaart van de trappen rennen, op hun brommers en
fietsen springen en zich op topsnelheid naar de vol
gende kerk spoeden om daar nog net het „Kyrie"
wat meer volume te kunnen geven. Op het koor dat
zij zo haastig verlieten blijven dan meestal de organist
en de vaste Ave-Mariazangers over.
Dat alles geschiedt ie stilte, is eigenlijk een onder
onsje dat ook al weer uit de nood is ontstaan. Goed,
er wordt wat mee verdiend. Hooguit vijf tot zeven
gulden per mis. Maar dat mag er by zo'n morgen van
zingen, rennen en fietsen echt wel by zün. Het is
beslist niet waar dat al deze stemmen van te lage
kwaliteit zijn. Er zitten uitstekende zangers tussen,
die met volle overgave uit hun partituren zingen. Ook
bij de ouderen, want bij de man is het zo dat zijn stem
er zelfs in de zeventiger jaren nog best wezen mag. Als
,hy tenminste met zorg is behandeld en niet is over
schreeuwd. Er zyn pastoors en dirigenten die zich
tegen dergelijke noodmaatregelen hevig hebben ver
weerd. Het geen geld, geen zangers als variant op
het aloude „Geen geld, geen Zwitsers" speelt hun da
nig parten. Maar hun aantal wordt kleiner en het
„Interparochieel kerkkoor" wordt onderhand bedol
ven onder de aanbiedingen. Er zijn nu zelfs aanvragen
voor Nachtmissen in verschillende grote steden bin
nengekomen. En bij dit alles is men al heel gauw
geneigd om te zeggen dat hier de bruikbare ruimte
voor een beroepskerkkoor volledig aanwezig is Of
dat te verwezeniyken valt. mag een tweede héten.
Het is een kwestie die in de kerken zelf geregeld
zou moeten worden. Er wordt wel eens beweerd
dat het koor bij de geestelijkheid niet altijd even
hoog in aanzien heeft gestaan. Dat zou dan ook in de
betaling van de onmisbare krachten als de dirigent
vaak een jong, talentvol musicus aan het begin van'
de kracht van de oude vriendenbinding. Merkwaardig
dat waar men het oude sociëteitskarakter heeft ge
handhaafd, het echte mannekoor is blijven bestaan.
Ook al zijn de gelederen dan nog zo gedund. Als voor
beeld hiervan mag onze parochie-kerk de Krijt
berg aan het Singel gelden. Als de pastoor er door
de week voor huurzangers zou zorgen, loopt de vaste
organist met een sissende verwensing van het koor.
Dat koor bevindt zich in dit wonderlyk bouwsel van
Tepe op ongeëvenaarde hoogt^ En zy die overbleven,
hebben vaak grote moeite de enorme afstand naar
het priesterkoor te overbruggen. Ooit heeft een pastoor
geprobeerd de mannen naar beneden te krygen,
hen voortaan te laten zingen bij een klein orgeltje
achter de pilaar van het priesterkoor. De zangers toon
den zich mannen zonder vrees. Zij weigerden alle
maal. En zij zijn gebleven waar ze waren hoog
boven op het koor. Zo klein als dit koor is, houdt het
de tradities in ere, compleet met het flitsende borrel
tje na de repetities. Wy hebben het nog gekend in
een machtige formatie, met daverende orgelmuziek
op de achtergrond. Dan liepen ons de heilige rillingen
over de rug, werd de huid van ons gezicht gladgetrok
ken en werden we met de prikkelende lucht van
wierook in de neus volledig in de plechtige ere
dienst opgenomen. Dan waren we al heel gauw ryp
voor de totale overmeestering, zoals die in de nacht
mis steevast samenviel met een heel geraffineerd
„noe-noe-noe-liedje" tijdens het communiceren van
de gelovigen. Dan schoten de tranen in je ogen en
lag de weg voor een vredige Kerst helemaal open.
Het „noe-noe-noe-liedje" is er nog steeds en zal
ook in de komende kerstnacht de harten beroeren.
Alleen we verwerken het nu anders. Per slot van
rekening wen je aan alles. Maar vertederen doet het
nog steeds.
Wij zijn nog een keer de Hoogmis gaan zingen.
Met de mannenbroeders byeen rond het orgel van de
Nicolaaskerk. Vroeger zou zoiets voor een niet-lid
ongehoord zyn, maar vandaag de dag zijn ze biy als
je het gelid van de bassen komt versterken. De
„Nieolaas" is door de knieën gegaan en heeft dames
cv» 1 u u '-"JVAJ o
Waar zijn ze gebleven, de dagen van „Grijze Karei",
de fameuze bibbertenor? Hij zong de soli. Dat was
na heel veel pyn en moeite eindelijk zo tot stana
gekomen. En deze overgeven aan een ander wem
voor hem meer letterlijk dan figuurlijk een kwestie van
„over zyn lijk". Goed, hij kon het hele koor van
tweeënveertig man tegenover zich hebben. En hu
moest toestaan dat men hem tijdens de solo de parti
turen onder zyn wippende linkervoet schoof, uit angst
zo zei men dat hij anders de hoge C niet zou
kunnen halen. Maar hü verdedigde zyn felbegeerde
Positie als solozanger met een buna duivelse hard
nekkigheid. Waar zün ze gebleven, die twee onaf
scheidelijke Amsterdamse toptenoren? Op elk kooi
konden ze als solozanger terecht, maar ze bleven
by elkaar om het gevecht tot de laatste snik voort
te zetten. Als het moment van de solo naderde dron
gen zy beiden naar voren. De een lang, ietwat
schraal maar ook altyd een tikkeltje sneller dan zün
nogal gezette tegenstander. Totdat hij plotseling twee
finnen om zich heen voelde.
Twee uzersterke armen die hem even van de vloer
tilden en naar de brede borst trokken van zyn grote
••vriend". Een hand snoerde zijn mond. Alleen zijn
°gen bleven vrij om te zien en zijn ore** om te horen
boe fraai en gevoelig zün lijvige tegenstander het ,,Et
bomo factus est" ten beste gaf. Waar zun ze gebleven,
de dagen dat men met een vriendelijke glimlach
de achtstemmige van Diepenbrock uitvoerde, maar
er dan ook geweldig voor repeteerde? Het mannen
koor is in zijn kiemen aangetast en zeker wat de
stad betreft ernstig ziek. We zeiden het al: het mannen
koor was een sociëteit, een hechte vriendenclub, waar-
te zich voornameiyk de middenstanders hadden ver-
®higd. En dat was vrijwel een gesloten aangelegen-
beid, met voldoende belangstelling om de mankracht
peil te houden. Lid worden ging echt niet zomaar.
Dat werd eerst eens terdege bekeken en overwogen
en er zijn er geweest waar ronduit nee tegen werd
gezegd.
Het zingen vormde uiteraard het hoofddoel. Maar
bleef daarbij toch ook een doel dat andere middelen
heiligde. Het jaarlükse potverteren was büvoorbeeld
een gebeurtenis van de eerste orde, waarvoor men
weken te voren al druk in de weer was. En aan de
fepetitieavonden kleefden vele uurtjes van absolute
*rUheid, voor even buiten het gezichtsveld van moe-
Qer-de-vrouw en dus volop de gelegenheid voor de
klassieke, pijlsnelle afzakkertjes. De avond van het
■hngkoor was 's mans vrye avond, dat stond als een
boven water. De wilde moppen van Jan, de
gekke belevenissen van Piet, de opvliegendheid van
h-obus en het goedlachse van Dré. het alles deed
*hee in de sfeer van het kerkkoor, die beslist allure
ad. En jUist tn die sfeer nu is veelal de klad ge
komen. Het hechte groepje van weleer is uit-
ongevallen. Slechts kleine groepjes getrouwen ble-
vfh over en zy vechten nog altyd tegen de verleide-
t?ke aantrekkingskracht van het toneelstuk op de TV,
«ïgen psv en zyn Europacupavonturen, tegen moeder
KLAD IN HET MANNENKOOR
de vrouw die van die ene vrye avond echt wel haar
deel wil hebben en er nu by moet zün als er wordt
uitgegaan. Kortom tegen allerlei dingen die het ooit
zo hechte bolwerk van de repetitieavond duchtig heb
ben ondermünd. Talloos zijn de dirigenten, die in een
razende woede-uitbarsting hun dirigeerstok aan stukken
slaan, wanneer er ondanks de vele waarschuwingen en
beloftes toch maar weer een man of vier voor de
repetitie zun opgekomen. En hy wilde nog wel zo
veel voor de komende Nachtmis, had een schitterend
spektakelstuk in- het hoofd en de pastoor er al zo'n
beetje op voorbereid...
Mannen en jongens vormden de beproefde combi
natie van het kerkkoor. Maar sneller nog dan de man
nen verdwenen de yie, hoge stemmetjes, de zoet
gevooisde keelklanken bij het orgel. De jongetjes
hadden er genoeg van en toen de harde, dwingende
hand verslapte grepen zy gretig hun kans. Niet hele
maal onbegrijpelijk wanneer men bedenkt dat zij vrij
wel elke woensdag- en zaterdagmiddag de klos waren
om dan hun stemmen vaak nog met krachtige midde
len te laten scholen." „Want denk er om Keesje, als
jü die hoge noten niet zuiver aanhoudt, verpest je
mijn hele mis. Zet jü hier iedereen op het koor
voor aap. Ook je vader." En gezongen hebben ze.
Dat de stukken eraf vlogen. Zo gauw echter deed de
kans zich voor of zy verkozen de vrijheid. En dan
kregen de dirigenten te horen dat zy van moeder
niet meer hoefden. Slechts een enkele koorleider heeft
dit zien aankomen en bijtijds zijn maatregelen ge
nomen. De Redemptoristen aan de Amsterdamse Kei
zersgracht waren er zelfs al heel snel by. En wü
die hier ooit ons beste beentje hebben voorgezet, her
inneren ons nog als de dag van gisteren de dadels,
de appelen en peren die we er kregen en die altyd
op verrassende wyze lekkerder smaakten dan by moe-
op het koor hadden geïntroduceerd. Deze meisjes wa
ren inmiddels dames geworden en dus al zo lang
trouwe leden dat hier ook de bisschop niets meer aan
kon veranderen. Het verbod voor de vrouw om op
het koor te zingen is nooit opgeheven, maar zij heeft
nu toch onmiskenbaar haar intrede gedaan. En van
daag de dag is het al heel gewoon dat Sjaan en
Greet samen met Wim en Gerrit het kwartet van
Mozarts Missa Brevis zingen. Onder de dames die
kwamen, waren uiteraard ook nieuwsgierigen. Zy die
jaren lang voor in de kerk met priemende blik
hadden omgekeken naar dat typische geklofte man-
nenwereldje, daar achteraan hoog in de kerk. Of
het er iets mee te maken heeft weten wü niet. Wel
staat vast dat'prompt de trouw gebleven zangers hun
eega's mee naar het koor namen. Willens en wetens?
Wie zal het zeggen? Maar het aantal zingende echtparen
neemt voortdurend toe. Dat kan natuurlijk heel
gezellig zün. Maar voor het oude karakter van het
mannenkoor betekent het zonder twyfel de genade
slag.
Het slijtageproces van het mannenkoor is in de stad
begonnen. En misschien voert Amsterdam, met zün
tientallen kerken, wel de boventoon. Zo zondags weet
men er zich, met soms heel veel kunst en vliegwerk
nog wel te redden. De Trinitatus van Cuypers zit er
goed in. Als men een koorzanger midden in de nacht
zon wakker schudden kan hij hem meteen opdreunen.
Een paar geheide krachten voor het Gregoriaans zijn
er ook wel te vinden. Maar anders is het door de
week bij de trouw- en rouwmissen. Dan is de situatie
vaak erbarmelijk. De zingende middenstander van
vroeger kon altijd wel een gaatje vinden om er even
tussen uit te knijpen. Maar dat is er vandaag de dag niet
meer bij. Er is een kerk in de hoofdstad en nog
wel een van de grootste, waar voor dit werk zegge
en schrijve één zanger beschikbaar is. Dfze houdt dit
buitengewoon dapper vol. HU heeft destijds over een
goede stem beschikt. Dat wist hy en als hij nu zich
zelf hoort zingen, wéét hij het nog. De werkelijkheid
is wel anders geworden. Maar wie zal hem dat zeg
gen? In de crisisjaren trad in Amsterdam het z.g.
werkelozenkoor op. Mannen die voor een zakcentje
zyn carrière en de organist tot uitdrukking zün ge
komen. In de loop der jaren is er op dit punt heel
wat verbeterd. Maar bekend is nog de ruzie die Eduard
van Beinum. als koordirigent met zün pastoor moest
maken. Hij woonde toen buiten Amsterdam en reisde
regelmatig per trein naar de stad om met het koor
te repeteren en regelmatig te zingen. Hy klopte bf de
pastoor aan om reiskostenvergoeding omdat hij zo
luidde zün betoog het dirigentschap van het koor
toch moeiiyk uit eigen zak kon bekostigen. De pastoor
moet hem lang en vreemd hebben aangekeken. En zou
zich hebben beroepen op het feit dat het kerk
koor een erezaak was, waar men wel wat voor over
kon hebben. Dat alles ligt nu anders. Een dirigent
die de eeuwig trouw waarmaken. Zich blijven vry-
reglementen maximaal ƒ3480 per jaar ontvangen. Is
de man of organist of dirigent dan ligt het maximum
op 2160. Per uitvaart- en huweiyksmis kan daar
dan nog een rijksdaalder bykomen. Misschien klinkt
dit niet geweldig, maar men moet niet vergeten dat
er al vele kerkelüke activiteiten geruisloos zü'n ver
dwenen. He* plechtig lof, ooit de grote kans voor
elk koor om te tonen wat het waard was, is er
praktisch geheel onderdoor gegaan. Het gewone lof
zelfs is een trieste zaak geworden. En welke toe
komst heeft de hoogmis? Wie 's zondags de hoogmis
bezoekt voelt zich onderhand een eenzame in de
woestijn. In Amsterdam zün kerken waar de hoog
mis niet meer dan zo'n dertig belangstellenden trekt.
En er gaan al stemmen op om tydens een gewone
stille mis, de gelovigen met orgelbegeleiding te laten
zingen in plaats van de hoogmis. Men noemt dat de Ge
meenschapsmis en ziet deze als de oplossing.
Er zit de klad in het mannenkoor. Zyn toekomst is
verre van rooskleurig. Ook al zyn er dan nog zangers
die de eeuwige trouw waarmaken. Zivm blijven vrij
maken voor het koor en er niet tegen opzien om,
ook al horen zij al niet meer tot die parochie,
toch naar hun geboortekerk te biyven komen. Het is
moeten aannemen. Maar zo af en toe is er de hoog
mis nog ouderwets, een mannenzaak.
Grote krachten hebben hier aan de leiding gestaan.
Eduard van Beinum, Jan Out, Heystek, zy allen
zweepten het koor op tot machtige zangprestaties.
In de oude stoffige kast naast het nu wat luie orgel
staan deze gebundelde prestaties netjes op een rij.
Het zyn voor de huidige bezetting onbereikbare stuk
ken. Stukken uit de dagen dat men tegen de organist
kon roepen „Stein, open die pot!" Maar iets van de
sfeer was gebleven. Nog vonden wij er de oude zan-
gerskaarten van het Centrum voor de Acolythen-Ac-
tie. Met opschriften als: „Van oneerbiedige zangers,
verlos ons Heer!" of „Onze ziel blyft vroom en fris.
wanneer zingen bidden is. Maar het mooiste lied
verdort wanneer zingen schreeuwen wordt.". Of „Wij
zingen héél de kerk door., recht naar het tabernakel!"
Eigenlijk was het nog helemaal echt. De solotenor die
er even naast zat en onmiddellyk de dreigende zwie
pende vinger van de dirigent voor zyn ogen zag op
duiken. En dan, de mopjes bij de preek „Zeg, ken
je die van die twee ysberen?" „En, wat zal Ajax
vanmiddag doen". „Straks in de Grote Zwaan moet
ik je wat vertellen". De kaart met het opschrift:
„De preek is het woord Gods. Ook voor de zan
gers!' heeft het nooit goed gedaan. Wat was, is ge
bleven by de zangers van het laatste uur. Zelfs de
opofferingsgezindheid var de solobas, die na een
geweldige zelfoverwinning de man naast zich aan
stootte en zei: „Zeg Theo, ik heb je vrouw in de
kerk zien zitten. Wil jy vandaag het Agnus Dei" zin
gen. Dat is vast leuk voor haar!"
HAKE THOMAS
AMERIKAANSE VRIJWILLIGERS
LEVEN EEN HELE WEEK LANG
VELE METERS ONDER WATER
der thuis. Wy herinneren ons de enorme kannen cho
colademelk, kortom de feestjes en pretjes die men
voor ons onder het motto: „de kost gaat voor de baat
uit", organiseerde. Die feestjes en pretjes zijn geble
ven en sterker nog, zo veel mogelyk uitgebreid met
filmvoorstellingen en toneeluitvoeringen. Maar de Re
demptoristen hebben dan ook nog wat onderhand tot
de zeldzaamheden behoort: een puntgaaf jongenskoor.
In tal van gezongen missen is het hele hoge werk
onontbeerlijk. En du verd er gezocht naar oplos
singen. Meisjes werden aangetrokken maar daar gol
den al heel gauw dezelfde problemen als by de jon
getjes. En toen kwam de dag dat men het voorzichtig
aan met de vrouw ging proberen. Eerst nog ter aan
vulling of ter vervanging van de jongens, maar later
zelfs uit pure nood, omdat de mankracht beneden
het minimum was gekomen.
Deze omschakeling is niet gemakkeJyk gegaan. Wy
herinneren ons nog het verzoek van de Nicolaaskerk
in Amsterdam aan monseigneur Huibers in Haarlem
om dames op het koor te mogen toelaten. De gryze
bisschop sloeg krachtig met de vuist op tafel en wei
gerde. „Maar monseigneur, kyk dan naar „De Zaaier"
aan de Rozengracht. Daar zingen allang dames."
En dat kon monseigneur Huibers niet ontkennen. Hier
was hij verslagen door het gedegen vemunft der Jezu
ïeten dia destijds met zijn toestemming kleine meisjes
Het volgend jaar zullen de Ameri
kaanse en Franse Marine belangrijke ex
perimenten ondernemen om de bruik
baarheid van het „onderzee hotel" te
testen. Bij de kust van Bermuda zullen
vrijwilligers 70 meter onder de opper
vlakte afdalen met instructies om daar
een week te blijven. De Franse Marine
zal hetzelfde ondernemen bij de kust
van Villefranche in de Middellandse
Zee.
De mannen zullen op deze manier
trachten te bewijzen dat een langer
verblijf onderzee mogelijk is, terwijl zij
voor hun ademhaling gebruik moeten
maken van gas onder druk. Het expe
riment staat internationaal in de be
langstelling gezien de drang naar ont
dekking van de wereld op de zeebo
dem. Het „hotel" is een onderdeel van
een voormalige radartoren, een cilindri
sche ruimte die is ingericht met kooien,
een speciale werkkamer en een recrea
tiekamer. Binnen in deze „capsule" moei
de druk aangepast worden naarmate
men dieper afdaalt. Op de bodem, die
op 70 meter diepte is gelegen, is de
druk vyf maal zo groot als de normale
druk waaronder wij leven.
Het samengeperste gas zal bestaan uit
een mengsel van zuurstof en helium,
dat in tegenstelling met gassen die
vroeger voor het duiken gebruikt wer
den, geen gezichtsbedrog of verwarring
teweegbrengt. Het mengsel is beproefd
met niet-dulkers, nl. geiten en witte
ratten die enkele weken onder gas-
„druk" moesten leven, zij bet dan niet
onder water.
Vier jaar geleden werd het eerste
plan om duikers op deze manier hun
werk te laten doen ontwikkeld door de
leider van de expeditie, Kapitein
George F. Bond. Hij wilde een oude on
derzeeboot ombouwen tot „onderzee ho-
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimiiiiiiiiiiiimiiimiiiiiiiiiiii
Zo ziet de tekenaar de toekomstige
ontwikkeling diep onder het water
oppervlak.
SKHSSSSSHM
..->r v J É||p
Vy
r-' y ':v w
tel" waarmee de duikers verscheidene
dagen onder water konden doorbrengen,
zonder naar de oppervlakte te hoeven
terugkeren. Het grote voordeel hiervan
is dat men niet zoveel tijd hoeft te ver
liezen om het gas kwijt te raken, dat bij
het duiken is ingeademd en in het li
chaam opgelost. De duikers kunnen nu
in het „hotel" uitrusten en hoeven niet
naar de oppervlakte terug voordat het
werk af is.
Bij proeven is gebleken dat de hoe
veelheid gas die oplost in het bloed en
de weefsels van de duiker, hier tame
lijk snel verzadiging teweeg brengt, en
dat verzadiging met het mengsel zuur-
stof-helium de mens niet schaadt. Mits
de gasdruk steeds aan de diepte waar-
Op men zich bevindt, wordt aangepast,
en de duiker steeds op deze diepte
blijft, zal hij van het gas geen schade
lijke gevolgen ondervinden. Een van de
proeven om dit te bewijzen werd geleid
door Kapitein Jacques-Yves Cousteau,
die een team duikers in de Rode Zee,
afwisselend op 10 tot 30 meter liet wer
ken. Het komende experiment zal hier.
van een verlenging zijn, maar op gro
tere diepte.
Het voornaamste doel van de proeven
Is om aan te tonen dat het „onderwater
hotel" veilig en economisch brukbaar is,
om de grote bodemoppervlakte van be-
trekkelyk ondiepe oceanen te onder
zoeken.