KERSTMIS NOC IMMER EEN MOEILIJKE TIJD VOOR HET GEVOGELTE De grote en sterke man van Dans Theater _PmYSBB Vriendenschaar-boekje van reclame-makende schrijvers „Bloodkook" en Duivekater" Groen in de mast Om de mooiste ThÉATRE des Na'ï Bescheiden Moeilijkheden Afwachten MITCH BAUET THE DINSDAG 24 DECEMBER 1963 De dagen dat menige duivekater over de tong gaat. (Vervolg van vorige pagiha) Volgend jaar in de maanden januari en februari wordt er een jubileum gevierd in de kunstwereld. Een jubileum waaraan ieder de grootst moge lijke aandacht dient te schenken: het eerste lustrum van het Neder lands Dans Theater. Wie in het voorjaar van 1959, toen de eerste repetities van het nieuwe gezel schap begonnen, voorspeld zou hebben dat het Dans Theater aan het einde van 1963 tot de opmer kelijkste, door rijk en gemeenten gesubsidieerde balletgroepen van ons land zou behoren, zou zonder twijfel bemoedigend op de schou der zijn geklopt met de gerust stellende mededeling dat het in het gesticht allemaal wel beter zou gaan. Zo ongeveer behandelde men in die verschrikkelijke begin periode van het Dans Theater de zakelijke leider van het gezelschap Carl Birnie. CARL BIRNIE Mentaliteit SIMON VINKENOOG Reclame HARRY MULIBCH GERRIT. HOUWEN AAR PSEM by dit nachteiyke gezang ter zijde, en bekend is het beeld van die twee; hy diep in zijn „schansloper" gedoken en zy met de schoudermantel over de oren, onder de ouderwetse hanglantaam, zo als deze aan een touw tot midden bo ven de straat werd opgehesen en door de wind heen en weer geslingerd. De bedoeling was goed, maar de stem men klonken soms dermate onwellui dend, dat menig eeriyk slaper de weg van de minste weerstand verkoos en hun vertrek naar elders eenvoudig af kocht. En misschien was het daarom dan wel te doen, want het zingen van Kerstliedjes voor geld is een algemeen gebruik geweest. Aan het begin van de ze eeuw kende men in Utrecht tegen Kerstmis de haveloos geklede meisjes op straat, die door hun ouders naar dê ryke buurten en langs de winkels wer den gestuurd. Terwijl het oudste kind met de klomp de winkeldeur open hield, blèrden de zusjes of vriendinnen een oud Kerstlied naar binnen. Op zyn Utrechts natuuriyk waarbij extra lang werd uitgehaald: „Maria hetter prof- fecie gedaan. En daar heeft ze-n uit ge- leze. En astat ter uwer Koning zou ge boren zyn, uit een zuivere maagdelijn". By de duurdere hulzen krijsten zy derge- ïyke liederen door de brievenbus, net zo lang tot zy wat geld kregen of eenvou dig werden weggejaagd. De gewoonte van het zingen op Kerstmis heeft goed stand gehou den. Men deed en doet het graag. Vandaar wellicht dat ook bepaalde eetgewoonten zo sterk zyn gebleken. De vermaarde kerstganzen die ooit te Amsterdam met hele scheepsladingen by de Haringpakkery aankwamen en ver volgens met volle karren werden door- vervoerd, zijn nu veelal kippen en kal koenen geworden. Maar het gevogelte en de daaraan verbonden pluk zyn ac tueel gebleven. Vroeger lootte men om een gans. Het gebeurde in de herbergen en kroegen, waar het vette beest al ge ruime tyd tevoren aan een spijker te pronk hing. Nu is het meestal een kal koen en in plaats van loten, legt men er liever een klaverjassie voor. En wat de snoeplust aangaat, wel die is onver minderd op niveau gebleven. Goed, de Kerstkoek, een knaap van een koek, soms drie voet lang en anderhalve voet breed, met witte suiker overdekt en van binnen vol sukade pruimen en rozy- nen, ligt er uit. Maar daarvoor in de plaats z(jn de kerstbroden gekomen en ook daarvan worden de afmetingen eigeniyk al elk jaar groter. En wat dacht u van de aloude duive kater, het heidense brood van weleer. Vanuit bakkery Kroes aan de oude dyk in Nieuwendam is dit wonder- lijke, zoete baksel aan een geweldige terugkeer begonnen en thans zijn er ai tal van bakkeryen die met dit oude brood van onze eerste voorvade ren op de proppen komen. Vooral in Amsterdam en de Zaanstreek is men er sterk in. Zoals men in deze dagen in het Gelderse rivierengebied nog graag een varken mag slachten om zich na de Nachtmis als vanouds te goed te kunnen aan de onvervalste balkenbry. Twente heeft thans een duidebjke voorliefde voor bloed- en leverworst. Ook dat volgens oud gebruik. Als men na de Nachtmis thuis komt, staat nog in heel wat huiskamers de bloed- en leverworst klaar. En op het platteland, waar deze worst door de boeren zelf wordt gemaakt, is het nog steeds de gewoonte dat men er zoveel van eet als men op kan. De echte Twent se bloedworst, of te wel „bloodkook" wordt bereid volgens een speciaal re cept van bloed, rogge en liefst veel dobbelsteentjes spek. Oud is ook het gebruik van de Kerst groepen, al dan niet opgesteld met verlichting. In de grote steden meestal uitsluitend in de kerken, maar elders vaak ook in de openlucht. Zoals in het Overijsselse Hertme, waar pastoor Johan Veeger op de weide naast zyn kerk de levensgrote beelden van zijn Kerstgroep opstelt en tot na Driekoningen laat staan. Deze beelden, waarvan de koppen doob de pastoor zelf zyn geboetseerd, trekken elk jaar weer duizenden bezoekers en Hertme heeft zich daarop ingesteld, 'a Avonds staat de groep in het licht van schijnwerpers en dit jaar voor het eerst kan men via een speciaal hiervoor aangelegd wandel pad tot vlak bp de groep komen. Men heeft het bovendien zo geregeld dat hier geregeld Kerstliederen zullen worden gezongen met muzikale begeleiding. Til burg kent naast de opvoering van een openluchtkerstspel, ook de grote kerst stoet op 26 december 's avonds, met als eindpunt de stal op den Heuvel. Groningen bewaarde een andere, oude traditie, die voorheen in Neder land, Duitsland en Scandinavië meer algemeen was. Nameiyk het voeren van een sparreboom in de mast van de kustvaarders, die omstreeks Kerstmis zo veel mogelijk een thuishaven aandoen. Kerstgroen in de voormast stamt waar- sehijnlijk uit de tyd, dat er nog geen communicatiemiddelen waren. Men kon dan reeds van verre aan het Kerstgroen zien dat het schip op de thuisreis was. Men hijst het groen zodra de thuisreis wordt aanvaard en na de feestdagen wordt het weer uit de mast gehaald. Dat is dus in de regel de tweede januari. Wy houden dit dapper vol met vooral de Duitsers, de Denen en ook de Finnen. In Cuxhaven, Esbjerg en de snel groeien de Finse haven in de Botnische golf Mantyluoto kan men in deze dagen veel schepen met kerstbomen in de mast zien liggen. De stad Groningen heeft in deze traditie zelfs de Koninklijke Ma rine betrokken. Met de autoriteiten in Den Helder werd enige jaren geleden contact opgenomen om ook de thuisva rende onderzeebootjager Groningen van zo'n kerstboom te voorzien. Namens de burgemeester van Groningen werd een spar aangeboden en hees ook de Gronin gen het kerstgroen in de r._«st. Dit jaar kon de traditie niet worden voortgezet omdat de Groningen op het ogenblik niet in de vaart is. Opmerkeiyk is overi gens het feit dat men op de weg dit scheepsgebruik meer en meer gaat overnemen. Tal van vrachtauto's voeren boven in de cabines kleine kerstboom pjes mee. Andere zyn van binnen met roen en lichtjes versierd. Men geloofde eenvoudig niet in de levenskansen van de groep, gevormd door een aantal weggelopen dansers van het Nederlands Ballet van Soma Gaskell: er was geen geld, geen speel- gelegenheid, geen studio. Er was al leen talent. En er was karakter. Deze laatste eigenschap heeft de doorslag gegeven. Algemeen is men het er over eens, dat zonder de tovenary van Carl Birnie men niet veel zou zyn opge schoten. Carl Birnie: een tengere, ble ke man, een scherp profiel, twee vreemde, fel oplichtende ogen die men eerder by een oosterling aantreft dan by een geboren en getogen Viaar- dinger. Carl Birnie: hy spreekt zacht en snel, als het belangryk is komt er even een hardheid in zijn stem het donkere haar is in een grote kuif omhoog ge kamd, zyn lippen zyn dun, de mond heeft iets verbetens, iets onverzette- iyks tevens. Carl Birnie is 38 jaar. Na het beha len van zyn H.B.S.-B diploma liet de jonge Birnie zich inschryven aan de Utrechtse universiteit: Zes jaar studeer de hy medicynen omdat zyn vader en zyn broer arts waren en hy voor dit beroep eveneens grote bewondering had. Maar de kunstverlangens deden al spoedig de interesse in de medicy- nen-studie verflauwen. In 1950 organi seerde de student Carl Birnie ter gelegenheid van de 200ste sterfdag van Joh. Seb. Bach zyn groots opgezet Bachfeest, dat dankzy de perfecte or ganisatie niet op een Ba(c)chanaal, maar op een groot artistiek succes en een eerste fir.vicieel tekort uit liep. Een tekort dat later door handig bij sturen in een overschot werd omge zet. In 1951 by het lustrum van de Utrechtse universiteit wilde student Bir nie een opera laten opvoeren. Er kwa men nogal wat moeilykheden, maar 'n september '51 zette hij zyn zin door en stichtte hy de Utrechtse opera. „Vanaf die tyd stammen de moei lykheden met enkele ambtenaren van O., K. en W. in Den Haag", zegt Bir nie spottend zijn gevoelens achter ge sperde neusvleugels verbergend. „Maar goed de opzet was dan ook even krankzinnig als by het Dans Theater in '59. Toch kreeg ik de mensen: Anneke van der Graaf, An ton Eldering, John van Kesteren, Mimi Aarden, Guus Hoekman, Erna Spoorenberg, Jeunnette v. Dijk; kreeg ik een orkest: het Haarlems orkest, kreeg ik de dirigenten: Chris Bur gers en Hans Lichtenstein; kreeg ik een koor, kreeg ik de administratie ve medewerkers, kreeg ik het tech nisch personeel. De Utrechtse Opera kon starten. Weliswaar zonder een cent subsidie inaar in ieder geval met voldoende materiaal en talent. Twee-en-een-half seizoen heeft de Utrechtse Opera be staan. Er werden uitvoeringen ge geven met het Utrechts Stedelyk Or kest en tal van gastsolisten. Toen de IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIMIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIII1IIIIII Maar veel van wat ooit allemaal gebruikelyk was, is verdwenen. Heus, wy gaan niet meer luiste ren naar de dieren, die in de kerstnacht met elkaar zouden kunnen spreken en het geheimzinnige nachte- lyke gebrom in de byenkorven in Maar- tensdyk nemen we voor lief. Wy ko pen onze kaarten voor de Nachtmis, die weer meer naar het middemachtelyk uur terugkeert en we gaan ter kerke, voor even weer opgenomen in de war me feesteiykheid vol wierook, kaars licht en gezang. De jaar in jaar uit terugkerende kerstgroep staat er weer fyn by en eigeniyk ontdek je op zo'n nacht ook in de kerk tal van duurzame gebruiken. Vooraf de nerveuze jongens- kreten bij de sacristie, van de misdie naars, als vanouds vechtend om de fyn- ste togen en het mogen dragen van de walmende toortsen. Wy hebben daar in onze misdienaarstyd volop aan meege daan, want juist in de kerstnacht wilde je het beste van het beste. In het uur van stilte en vrede streden wy uit alle macht met elkaar en tegen broeder Wolf, die met harde hand de gemoede ren in bedwang hield als zyn compro mis van „jy met Kerstmis en hy in de Paasnacht" niet meer hielp. En dan de mannen vein „Eerbied in Gods huis". Ze zyn zeker in de stad volledig van hun strydtaneel ver dwenen. Maar by gelegenheden als de Kerstnacht keren zy onweerstaan baar terug, zoeils in de Amsterdam se Krytberg, waar als de communie nadert meneer Van Bossum en zyn mannen zich in alle strategische hoe ken opstellen. Het teken van de macht schittert op hun borst, waarop felle gekleurde rosettes zyn aange bracht. Zy wenken, duwen voor meer spoed en kmypen voor het verminde ren van de snelheid, wanneer men ry voor ry naar de communiebank gaat. Dit is hun grote uur. Ook al wordt de nachtmis van de Krytberg minder druk bezocht dan voorheen, niemand moet het wagen hun dit oude voor recht af te nemen. HAYE THOMAS. zoveelste subsidie-aanvraag by net ryk werd afgewezen, gaf ik er de brui aan. De laatste opera die wy brachten was Carmen. Mimi Aarden zong onze zwanenzang. Uit de Utrechtse Opera is in feite het operagezelschap Forum ontstaan, dat nu in Enschede zetelt. Na een Kor te onderbreking voor militaire dienst „ik had steeds weer uitstel weten te versieren" ging ik weer aan de slag. Ik maakte een uitgebreide reis langs alle Westduitse theaters. Per theater bleef ik vier dagen in de stad. Ik maak te een studie van het Duitse theater sprak langdurig met verschillende men sen van de diverse gezelschappen en zag voor myn ogen wat men met ooms geringe financiële mogeiykheden 's avonds op het toneel zette. Ik stond perplex", zegt Carl Birnie. Na terugkomst in Holland krygt Bir nie een beurs van de Festspiele :n Bayreuth. Hy geeft zyn ogen en oren weer goed de kost en keert beladen met een schat aan ervaring naar Utrecht terug. Maar er is nog iets van het tumult om de Utrechtse opera blyven hangen en Birnie gaat zich wy- den aan het sociologisch onderzoek. Hy houdt zich bezig met het onmaatschap- Eelyk gedrag van de Utrechtenaren, e onmaatschappelykheid van deze mensen laat hem na een tydje onver schillig. Hy solliciteert naar de func tie van zakelyk leider by het Neder land- Ballet van mevrouw Gaskell. keil het zag hangen werd ze razend. Verdere bestellingen werden afge last en het affiche verdween. Enige maanden later werd ditzelfde, afgekeur de affiche, gekozen als het best ver zorgde culturele affiche van 1958 door het Genootschap van Reclame. Later gebruikte ik hetzelfde affiche als foto omslag voor een pocketboek over het Dans Theater. Ook deze omslag werd later bekroond. Wat my vooral tegen stond by het Ned. Ballet was de zwak heid van het bestuur. Ik heb my daar voortdurend aan geërgerd." Carl Birnie staart even voor zkb uit en laat dit onderwerp dan rusten. Het Dans-Theater. In het voorjaar van '59 startten de eersfe repetities met de zestien Gaskell-,.rebellen". Onder deze opstandigen zaten beroemde na men in de Nederlandse balletwereld: Marianne Hilarides, Jaap Flier, Willy de la Bye, Milly Gramberg, Charles Czarny, Aart Verstegen, Hans van Ma nen, en Alexandra Radius. Over die begintyd zegt Carl Birnie: „Het was een onbeschryflyke chaos: Iedereen noemde ons krankzinnig. Men gaf ons nog geen half jaar van bestaan. Kon ik voorheen by het Ne derlands Baliét geld krijgen voor be paalde balletten zoveel ik wilde, nu waren dezelfde ambtenaren niet voor my te spreken. De toestand was meer dan eens hopeloos. Precies 250 gul den per maand verdienden onze dan sers (ook onze ster-solisten). Soms öóectio® CAREt BIRNIE - AARtE VERST! «JIIMUJU» BANS VAN M Oman, toi.. smjAMiïj BAREfiavr - t Kiti b stuk meer dan honderd uitvoeringen haalden. In het eerste seizoen gaven wy 159 voorstellingen in Den Haag zowel als Lutjebroek. Van meet af aan werkten wij voor de televisie. Na veldslagen ir de Kamer, de Haagse en de Amsterdamse ge meenteraad kregen wij eindelyk de zo vurig begeerde subsidie. Juist op tijd, want het kon niet meer. Wij konden niet meer." Carl Birnie zweeg de eerste maal, dat wy hem spraken over zyn tovenarij Hij hoort niets en neemt ontmoedigd een baan aan by een architectenwerk groep. „In 1957 drie jaar na myn sollici tatie by het Ned. Ballet ontving ik een brief waarin stond of ik genegen was om op myn eerdere sollicitatie terug te komen. Goed, ik ging met mevrouw en de heren praten. Tot mijn grote verbazing hoorde ik dat men mij al drie jaar geleden had willen be noemen, maar door de Utrechtse Opera affaire hadden sommige mensen ik kèn ze nu bezwaren tegen mijn aan stelling gemaakt Om kort te gaan: ik accepteerde de functie. Tot septem ber '58 ging alles goed. Toen kwamen er conflicten met mevrouw Gaskell en het bestuur. De samenwerking werd moeilijk. Ik had een affiche laten ontwer pen waarover ik erg tevreden was. Som mige critici vonden het maar een be- lachelyk „goedkoop" geval en ook in het bestuur verschilde men van me ning. Toch werd he<t affiche in een gro te oplage gedrukt. Toen mevrouw Gas- miiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliillliiiiiiii ook was er helemaal geen geld. Een enkele maal moesten wy op de dag van uitbetaling aan een van onze mensen de 250 gulden, die hy zojuist als salaris had ontvangen, weer te leen vragen om de bus te betalen. De belasting-ontvangers waren ver trouwde figuren geworden in de straat waar ik woonde. Twee jaar heeft deze situatie geduurd. Toen eindelyk zagen wy licht aan de horizon. Wat er door onze mensen in die af schuwelijke tyd is gepresteerd grenst aan het onwaarschyniyke. Het is die periode geweest die onze dansers &y- een heeft gehouden tot op de dag van vandaag. In die twee jaai hebben zy een prestatie verricht die ver uitstygt boven welke grandioze voorstelling dan ook die zy ooit hebben gegeven. Ons eerste optreden was in de Kurzaal te Ostende. De Belgische critici waren op getogen. Daarna begonnen wy in Neder land. Wy speelden een volle week in het' Kurhaus-paviljoen en het publiek was enthousiast, of beter: stapelgek waren ze. We hadden een aantal ballet ten op het programma als „De maan in de Trapeze", „Four Times Six", met de centjes in die 24 eindeloze maanden; Carl Birnie zweeg ook de tweede maal toen wy nem erover spra ken. Het is geen man om zijn eigen prestaties te roemen. Wel is hy bereid om volkomen openheid van zaken te geven in tal van financiële en organisa torische moeilykheden Maar over zijn eigen werk in die harde begintyd zwygt hy liever. Als men er met hem over praat dan glimlacht Birnie hoogstens. Op de manier van oosterlingen. Snel vervolgt hij: „Wij hebben nu iets bereikt in die vyf jaar. Ik geloof dat het Dans Theater bijzonder in de be langstelling staat. Wy krijgen nu in to taal 315.000 gulden subsidie (200.000 van het Rijk, 70.000 van Den Haag en 45.000 van Amsterdam). De financiële positie is nog altijd niet rooskleurig. We betalen nog schulden af uit die beginperiode. Als je dan beseft dat het Nationale Ballet een subsidie ontvangt van 1.200.000 gulden, dan kun je be- grypen dat er nog altijd iets scheef zit. Als je voorts weet wat wy na het betalen van het personeel overhou den en welk bedrag het Nationaal Bal let tenslotte overhoudt, dan vraag je je soms af wat zy toch in hemelsnaam met al het geld doen. Hét vreemde is, dat wy ondanks dit alles jaarlyks meer „Feestgericht", „Don Quichotte", „Gio- vinezza" en „Septet", die stuk voor het nieuwe balletten uitbrengen dan Nationale Ballet. Wy gaan ook op reis. Het grote succes In het I® fi tre des Nations in Parys ligt nog v in het geheugen. Maar er zal meer geld moeten men. Alle hoop hebben wij gevest op minister Bot en staatssecretaris v r der Laar, die in korte tyd een inzicht getoond hebben in de nog uj. moeilyke ballet-situatie in ons l°' r Wy hopen zoals wy dat vyf P„. lang doen op een duidelyke er» ning van de overheid. Wij hopen een constante samenwerking met 1 Nationale Ballet. Het zou ons gew balletwereldje ten goede komen. j" name op het gebied van het afslai van gezameniyke abonnementen, het v tevoren overleg plegen over prerm?1^ data, het overleg plegen over soci»' maatregelen en het gelijktrekken de Sociale status van de dansers beide gezelschappen (nu verdienen 08 r dansers nog zo'n 20 tot 70 pet. A dan hun collega's by het Nationale let). Die samenwerking móet er men. wy het Dans Theater intussf w,achten af en werken door. Keihar„p Artistiek groeien wij nog steeds. jonge danseressen maken moment® een geweldige ontwikkeling door: rian Sarstadt en Alexandra Radius. hebben in de afgelopen jaren de D„ schikking gekregen over uitsteken» krachten als Glen Tetley, en Job h» ders. De eensgezindheid, de goede Jr menwerking in de vyf-hoofdige directj de wilskracht en de overgave van a'., by het Dans Theater betrokken mens® geven ons de overtuiging dat wy In de toekomst zullen klaren. Er J3® weinig of geen mensen weg by Dat is een enorm voordeel. By on is de opbouw precies tegengesteld n8 die van het Nationale Ballet. Die oyt bouw voldoet goed. Heel goed zelfs En dan na een korte adempau8 zegt Birnie; „alle bijverdiensten v8e onze dansers gaan in een gezamenUI8 pot. Als er veel tv-werk of iets derg®_ lyks gedaan wordt, dan merken de <|a8 sers dat alleen aan hun reiskostenve' goeding en eetgeld. Er is nieman die daar ooit over gevallen Is. Zo'e',. komt by ons nu eenmaal niet voor- FRANS BOEli^ „En aanstellerij is Simon Vinkenoog: „Ik rook twee pakjes Gauloise per dag. En je weet wat ik nog méér rook. Tel kens opnieuw, als je de smaak weer proeft, is het toch een fyne er varing". Gerard van het Reve: ,.Ik geloof dat meer mensen behoefte hebben aan iets goeds dan men denkt. Ik bedoel, 99 procent van de mensheid kun je na tuuriyk veilig uitroeien Sybren Polet: „Dat kringetje van Si mon lykt me toch bepaald niet op wekkend". Dit zijn drie willekeurige citaten uit „Boekje Open", een door de Boekerij N.V. te Baarn uitgegeven, typografisch fraai verzorgd werkje, waarin vyf wil lekeurige literaire jongens de lezer te gen de prys van nog geen vijftien gul den op de hoogte trachten te brengen van het doen en laten van 26 wille keurig gekozen schryvers, die na de Tweede wereldoorlog aan het woord zyn gekomen. Wy zouden daartegen geen enkel be zwaar hebben, ware het niet dat de keuze van de 26 uitverkorenen zo wil lekeurig is dat men direct al het ver trouwen in de bedoelingen van de sa menstellers verliest. Zo staat er over Ellen Warmond (niet in deze „nieuwe almanak van Gotha" opgenomen) het volgende: „Byna was Ellen Warmond ook in dit boekje terechtgekomen, maar op het laatste moment bedachten wy dat het toch „ergens" een vervelende vrouw is". Dat de lezer toevallig kan menen dat de jongens Simon (Vinkenoog), Hans (Verhagen), Cornelis Bastiaan (Vaan drager), Hans (Sleutelaar) en Henk (Oolbekkink) ook ergens vervelende lummels zyn, laat de samenstellers koud. Het gaat er maar om dat zy de samenstellers zelf kiezen wie zy aardig vinden. Die samenstellers Vinkenoog, Verhagen, Simons, Campeit en Oolbekkink moeten dat natuuriyk helemaal zelf weten, maar het is merk waardig dat er in de literaire sleutel- club-van-zessen-klaar onder leiding van Hans Sleutelaar (in 1984 wordt zyn eerste beiangryke essay verwacht) me mand is, die door de anderen als „toch ergens vervelend" wordt gekwalificeerd. Gevolg; al de zichzelf nogal veraf godende jongens als Vaandrager Verhagen en Sleutelaar zijn in dit boek met een min of meer slecht geschre ven interview over hun leven en wer ken (voor zover zy daar aan toegeko men zyn) vertegenwoordigd. Proficiat. Om ons tot het boekje te bepalen: er staan zoals gezegd 26 inter views en opstelletjes in over 26 ver schillende schryvers. De onderscheiden stukjes zyn niet getekend, zodat men slechts aan de meestal eenzydige kyk op de dingen, de vaak gedrongen stijl en de graad van verwaandheid kan af lezen wie over een bepaalde auteur aan het woord is geweest. Claus.) Maar dan houdt het ook echt op. Verder is het boek ongenietbaar. De ondervragers en onaervragenden maken voortdurend op een welhaast aanstootgevende wijze reclame voor elkaar. ,,Ik ben getrouwd en moet het nu van de extra-tjes heb ben. Als je dus eens wat hebt, wat in myn lijn ligt? Ik ben ontzettend handig, kan alles", laat de intervie wer Simon Vinkenoog zeggen. Zo gaat het door: 141 soms onver teerbare bladzijden lang. Niet alleen met de keuze van de schrijvers is men willekeurig omge sprongen ook met de lengte van som mige stukken heeft men danig gesold: Zo krygt een man als Jan G. Elburg slechts twee karige bladzyden en C. B. Vaandrager zes bladzyden toegeme ten Terwyl samensteller Vinkenoog vyf bladzyden inneemt (zyn foto's kan men verspreid in het hele boek vinden, ook op die bladzyden waar hij niets te ma ken heeft), moet een man als Paul Ro- denko het met twee blaadjes doen. Voor het grofste staaltje van zelfoverschat ting zorgt samensteller-journalist H. J. Oolbekkink. Hij beslaat zes lange blad zijden „platte tekst", waarin hij verkon digt verheugd te zyn dat men tegen woordig veel opener mag zyn over tal van intieme-liefdeshandelingen, die men vroeger tactvol moest omsehryven. Te gen H. J. Oolbekkink (zyn literaire uit verkiezing moet op een betreurenswaar dig misverstand berusten) steekt een groot auteur als Sybren Polet (twee-en- een-halve bladzyde-met-piin) wel heel droevig af. En in dit opzicht voldoet de titel van dit werk aan de verwachting: „Boekje Open" doet inderdaad een boekje ap Maar dan vooral over de mental® ,e van de samenstellers en hun v Deze geheimzinnigheid is in sleahts enkele gevallen te betreuren. Want hoewel men lang moet zoeken: er staan een paar ver haaltjes in die de moeite van het le zen waard zyn. (Wy denken aan de opstelletjes over Lucebert samen gesteld uit citaten en krantekritieken W. F. Hermans, Louis Paul Boon „koop toch lieve mensen, koop toch zyn boeken. Stapt dus naar uw boekhandelaar en schaft u lets van hem aan", schryft de Interviewer publiciteitsagent van deze Vlaamse auteur Hans Andnas, en Hugo vriendjes (er is slechts één vriend^ netje in opgenomen d.i. Mischa r Vreede. Zy voelt zich dan ook k? „ne lyk niet thuis). Als men er ben o», aan heeft kan men zich op alle "Tfeii ïyke manieren aan dit boek erg6„ep (wy zouden overigens niemand aanraden dat te doen, daarvoor v schijnen er gelukkig nog te veel kelyk goede boeken): Na een aller^,jgt koopste, hoogst warrige inleiding ge- men een reeks te absolute, ster* Jjjj kleurde meningen voorgezet waar de honden geen brood van lusten. wemelt voorts van de onjuistheden- laat samensteller Remco Camper' schryfster Clara Eggink als zün der doorgaan, terwyl niemand °e is. dan hy weet wie wel zyn moeder g{ Het is maar een voorbeeld. Zo vele aan te wyzen. Verder heeft 1 te gemeend deze almanak origineel moeten illustreren, voorzien van S tige byschriften. Hierin bewyzen °frat\S mensteliers H. J. Oolbekkink en be. Verhagen (beiden journalist van roep) zelfs in journalistiek opzicht stig te kort te schieten: de foto s verschrikkeiyk gezocht en by de halen over Nooteboom en Van hei ve zelfs walgeiyk geposeerd. schriften zouden het vakantie-foto-»1 ^et van een tiener-meisje waarachtig e[t ontsieren. Zelfs op dit onderdeel men dus gefaald. Toegegeven: er blijft weinig <>vej fl0g dit „Open boekje". Maar zolang c jer uitgevers in ons land zyn die eeD jr"* gelijke Vriendenschaarlectuur 'ï-ijve, willen brengen, zolang er nog scj1 ,viJ' zyn die op een dergelyke ordinair l0- ze voor zichzelf reclame maken „of lang er (tot overmaat van ra("Seu lezers zyn die dit alles mooi vu1»^ j[0B voor zoete koek aannemen, zo men niet hard genoeg toesla»®' FRANS BOl lang

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1963 | | pagina 18