KERSTMIS NOC IMMER
EEN MOEILIJKE TIJD
VOOR HET GEVOGELTE
De grote en sterke man
van Dans Theater
_PmYSBB
Vriendenschaar-boekje van
reclame-makende schrijvers
„Bloodkook" en
Duivekater"
Groen in de mast
Om de mooiste
ThÉATRE des Na'ï
Bescheiden
Moeilijkheden
Afwachten
MITCH BAUET THE
DINSDAG 24 DECEMBER 1963
De dagen dat menige duivekater over de tong gaat.
(Vervolg van vorige pagiha)
Volgend jaar in de maanden
januari en februari wordt
er een jubileum gevierd in
de kunstwereld. Een jubileum
waaraan ieder de grootst moge
lijke aandacht dient te schenken:
het eerste lustrum van het Neder
lands Dans Theater. Wie in het
voorjaar van 1959, toen de eerste
repetities van het nieuwe gezel
schap begonnen, voorspeld zou
hebben dat het Dans Theater aan
het einde van 1963 tot de opmer
kelijkste, door rijk en gemeenten
gesubsidieerde balletgroepen van
ons land zou behoren, zou zonder
twijfel bemoedigend op de schou
der zijn geklopt met de gerust
stellende mededeling dat het in
het gesticht allemaal wel beter
zou gaan. Zo ongeveer behandelde
men in die verschrikkelijke begin
periode van het Dans Theater de
zakelijke leider van het gezelschap
Carl Birnie.
CARL BIRNIE
Mentaliteit
SIMON VINKENOOG
Reclame
HARRY MULIBCH
GERRIT. HOUWEN AAR
PSEM
by dit nachteiyke gezang ter zijde, en
bekend is het beeld van die twee; hy
diep in zijn „schansloper" gedoken en
zy met de schoudermantel over de oren,
onder de ouderwetse hanglantaam, zo
als deze aan een touw tot midden bo
ven de straat werd opgehesen en door
de wind heen en weer geslingerd.
De bedoeling was goed, maar de stem
men klonken soms dermate onwellui
dend, dat menig eeriyk slaper de weg
van de minste weerstand verkoos en
hun vertrek naar elders eenvoudig af
kocht. En misschien was het daarom
dan wel te doen, want het zingen van
Kerstliedjes voor geld is een algemeen
gebruik geweest. Aan het begin van de
ze eeuw kende men in Utrecht tegen
Kerstmis de haveloos geklede meisjes
op straat, die door hun ouders naar dê
ryke buurten en langs de winkels wer
den gestuurd. Terwijl het oudste kind
met de klomp de winkeldeur open
hield, blèrden de zusjes of vriendinnen
een oud Kerstlied naar binnen. Op zyn
Utrechts natuuriyk waarbij extra lang
werd uitgehaald: „Maria hetter prof-
fecie gedaan. En daar heeft ze-n uit ge-
leze. En astat ter uwer Koning zou ge
boren zyn, uit een zuivere maagdelijn".
By de duurdere hulzen krijsten zy derge-
ïyke liederen door de brievenbus, net zo
lang tot zy wat geld kregen of eenvou
dig werden weggejaagd.
De gewoonte van het zingen op
Kerstmis heeft goed stand gehou
den. Men deed en doet het graag.
Vandaar wellicht dat ook bepaalde
eetgewoonten zo sterk zyn gebleken.
De vermaarde kerstganzen die ooit te
Amsterdam met hele scheepsladingen by
de Haringpakkery aankwamen en ver
volgens met volle karren werden door-
vervoerd, zijn nu veelal kippen en kal
koenen geworden. Maar het gevogelte
en de daaraan verbonden pluk zyn ac
tueel gebleven. Vroeger lootte men om
een gans. Het gebeurde in de herbergen
en kroegen, waar het vette beest al ge
ruime tyd tevoren aan een spijker te
pronk hing. Nu is het meestal een kal
koen en in plaats van loten, legt men er
liever een klaverjassie voor. En wat de
snoeplust aangaat, wel die is onver
minderd op niveau gebleven. Goed, de
Kerstkoek, een knaap van een koek,
soms drie voet lang en anderhalve voet
breed, met witte suiker overdekt en van
binnen vol sukade pruimen en rozy-
nen, ligt er uit. Maar daarvoor in de
plaats z(jn de kerstbroden gekomen en
ook daarvan worden de afmetingen
eigeniyk al elk jaar groter.
En wat dacht u van de aloude duive
kater, het heidense brood van weleer.
Vanuit bakkery Kroes aan de oude
dyk in Nieuwendam is dit wonder-
lijke, zoete baksel aan een geweldige
terugkeer begonnen en thans zijn
er ai tal van bakkeryen die met dit
oude brood van onze eerste voorvade
ren op de proppen komen. Vooral in
Amsterdam en de Zaanstreek is men
er sterk in. Zoals men in deze dagen
in het Gelderse rivierengebied nog
graag een varken mag slachten om
zich na de Nachtmis als vanouds te
goed te kunnen aan de onvervalste
balkenbry. Twente heeft thans een
duidebjke voorliefde voor bloed- en
leverworst.
Ook dat volgens oud gebruik.
Als men na de Nachtmis thuis komt,
staat nog in heel wat huiskamers de
bloed- en leverworst klaar. En op het
platteland, waar deze worst door de
boeren zelf wordt gemaakt, is het nog
steeds de gewoonte dat men er zoveel
van eet als men op kan. De echte Twent
se bloedworst, of te wel „bloodkook"
wordt bereid volgens een speciaal re
cept van bloed, rogge en liefst veel
dobbelsteentjes spek.
Oud is ook het gebruik van de Kerst
groepen, al dan niet opgesteld met
verlichting. In de grote steden
meestal uitsluitend in de kerken,
maar elders vaak ook in de openlucht.
Zoals in het Overijsselse Hertme, waar
pastoor Johan Veeger op de weide
naast zyn kerk de levensgrote beelden
van zijn Kerstgroep opstelt en tot na
Driekoningen laat staan. Deze beelden,
waarvan de koppen doob de pastoor zelf
zyn geboetseerd, trekken elk jaar weer
duizenden bezoekers en Hertme heeft
zich daarop ingesteld, 'a Avonds staat
de groep in het licht van schijnwerpers
en dit jaar voor het eerst kan men via
een speciaal hiervoor aangelegd wandel
pad tot vlak bp de groep komen. Men
heeft het bovendien zo geregeld dat hier
geregeld Kerstliederen zullen worden
gezongen met muzikale begeleiding. Til
burg kent naast de opvoering van een
openluchtkerstspel, ook de grote kerst
stoet op 26 december 's avonds,
met als eindpunt de stal op den Heuvel.
Groningen bewaarde een andere,
oude traditie, die voorheen in Neder
land, Duitsland en Scandinavië meer
algemeen was. Nameiyk het voeren van
een sparreboom in de mast van de
kustvaarders, die omstreeks Kerstmis
zo veel mogelijk een thuishaven aandoen.
Kerstgroen in de voormast stamt waar-
sehijnlijk uit de tyd, dat er nog geen
communicatiemiddelen waren. Men kon
dan reeds van verre aan het Kerstgroen
zien dat het schip op de thuisreis was.
Men hijst het groen zodra de thuisreis
wordt aanvaard en na de feestdagen
wordt het weer uit de mast gehaald.
Dat is dus in de regel de tweede
januari.
Wy houden dit dapper vol met vooral
de Duitsers, de Denen en ook de Finnen.
In Cuxhaven, Esbjerg en de snel groeien
de Finse haven in de Botnische golf
Mantyluoto kan men in deze dagen
veel schepen met kerstbomen in de mast
zien liggen. De stad Groningen heeft in
deze traditie zelfs de Koninklijke Ma
rine betrokken. Met de autoriteiten in
Den Helder werd enige jaren geleden
contact opgenomen om ook de thuisva
rende onderzeebootjager Groningen van
zo'n kerstboom te voorzien. Namens de
burgemeester van Groningen werd een
spar aangeboden en hees ook de Gronin
gen het kerstgroen in de r._«st. Dit jaar
kon de traditie niet worden voortgezet
omdat de Groningen op het ogenblik
niet in de vaart is. Opmerkeiyk is overi
gens het feit dat men op de weg dit
scheepsgebruik meer en meer gaat
overnemen. Tal van vrachtauto's voeren
boven in de cabines kleine kerstboom
pjes mee. Andere zyn van binnen met
roen en lichtjes versierd.
Men geloofde eenvoudig niet in de
levenskansen van de groep, gevormd
door een aantal weggelopen dansers
van het Nederlands Ballet van Soma
Gaskell: er was geen geld, geen speel-
gelegenheid, geen studio. Er was al
leen talent. En er was karakter. Deze
laatste eigenschap heeft de doorslag
gegeven. Algemeen is men het er over
eens, dat zonder de tovenary van Carl
Birnie men niet veel zou zyn opge
schoten. Carl Birnie: een tengere, ble
ke man, een scherp profiel, twee
vreemde, fel oplichtende ogen die
men eerder by een oosterling aantreft
dan by een geboren en getogen Viaar-
dinger.
Carl Birnie: hy spreekt zacht en snel,
als het belangryk is komt er even een
hardheid in zijn stem het donkere
haar is in een grote kuif omhoog ge
kamd, zyn lippen zyn dun, de mond
heeft iets verbetens, iets onverzette-
iyks tevens.
Carl Birnie is 38 jaar. Na het beha
len van zyn H.B.S.-B diploma liet de
jonge Birnie zich inschryven aan de
Utrechtse universiteit: Zes jaar studeer
de hy medicynen omdat zyn vader en
zyn broer arts waren en hy voor dit
beroep eveneens grote bewondering
had. Maar de kunstverlangens deden
al spoedig de interesse in de medicy-
nen-studie verflauwen. In 1950 organi
seerde de student Carl Birnie ter
gelegenheid van de 200ste sterfdag van
Joh. Seb. Bach zyn groots opgezet
Bachfeest, dat dankzy de perfecte or
ganisatie niet op een Ba(c)chanaal,
maar op een groot artistiek succes en
een eerste fir.vicieel tekort uit liep.
Een tekort dat later door handig bij
sturen in een overschot werd omge
zet. In 1951 by het lustrum van de
Utrechtse universiteit wilde student Bir
nie een opera laten opvoeren. Er kwa
men nogal wat moeilykheden, maar 'n
september '51 zette hij zyn zin door
en stichtte hy de Utrechtse opera.
„Vanaf die tyd stammen de moei
lykheden met enkele ambtenaren van
O., K. en W. in Den Haag", zegt Bir
nie spottend zijn gevoelens achter ge
sperde neusvleugels verbergend.
„Maar goed de opzet was dan ook
even krankzinnig als by het Dans
Theater in '59. Toch kreeg ik de
mensen: Anneke van der Graaf, An
ton Eldering, John van Kesteren,
Mimi Aarden, Guus Hoekman, Erna
Spoorenberg, Jeunnette v. Dijk; kreeg
ik een orkest: het Haarlems orkest,
kreeg ik de dirigenten: Chris Bur
gers en Hans Lichtenstein; kreeg ik
een koor, kreeg ik de administratie
ve medewerkers, kreeg ik het tech
nisch personeel.
De Utrechtse Opera kon starten.
Weliswaar zonder een cent subsidie
inaar in ieder geval met voldoende
materiaal en talent. Twee-en-een-half
seizoen heeft de Utrechtse Opera be
staan. Er werden uitvoeringen ge
geven met het Utrechts Stedelyk Or
kest en tal van gastsolisten. Toen de
IIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII1IIMIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIII1IIIIII
Maar veel van wat ooit allemaal
gebruikelyk was, is verdwenen.
Heus, wy gaan niet meer luiste
ren naar de dieren, die in de
kerstnacht met elkaar zouden kunnen
spreken en het geheimzinnige nachte-
lyke gebrom in de byenkorven in Maar-
tensdyk nemen we voor lief. Wy ko
pen onze kaarten voor de Nachtmis, die
weer meer naar het middemachtelyk
uur terugkeert en we gaan ter kerke,
voor even weer opgenomen in de war
me feesteiykheid vol wierook, kaars
licht en gezang. De jaar in jaar uit
terugkerende kerstgroep staat er weer
fyn by en eigeniyk ontdek je op zo'n
nacht ook in de kerk tal van duurzame
gebruiken. Vooraf de nerveuze jongens-
kreten bij de sacristie, van de misdie
naars, als vanouds vechtend om de fyn-
ste togen en het mogen dragen van de
walmende toortsen. Wy hebben daar in
onze misdienaarstyd volop aan meege
daan, want juist in de kerstnacht wilde
je het beste van het beste. In het uur
van stilte en vrede streden wy uit alle
macht met elkaar en tegen broeder
Wolf, die met harde hand de gemoede
ren in bedwang hield als zyn compro
mis van „jy met Kerstmis en hy in de
Paasnacht" niet meer hielp.
En dan de mannen vein „Eerbied
in Gods huis". Ze zyn zeker in de
stad volledig van hun strydtaneel ver
dwenen. Maar by gelegenheden als
de Kerstnacht keren zy onweerstaan
baar terug, zoeils in de Amsterdam
se Krytberg, waar als de communie
nadert meneer Van Bossum en zyn
mannen zich in alle strategische hoe
ken opstellen. Het teken van de
macht schittert op hun borst, waarop
felle gekleurde rosettes zyn aange
bracht. Zy wenken, duwen voor meer
spoed en kmypen voor het verminde
ren van de snelheid, wanneer men ry
voor ry naar de communiebank gaat.
Dit is hun grote uur. Ook al wordt
de nachtmis van de Krytberg minder
druk bezocht dan voorheen, niemand
moet het wagen hun dit oude voor
recht af te nemen.
HAYE THOMAS.
zoveelste subsidie-aanvraag by net
ryk werd afgewezen, gaf ik er de
brui aan. De laatste opera die wy
brachten was Carmen. Mimi Aarden
zong onze zwanenzang.
Uit de Utrechtse Opera is in feite
het operagezelschap Forum ontstaan,
dat nu in Enschede zetelt. Na een Kor
te onderbreking voor militaire dienst
„ik had steeds weer uitstel weten te
versieren" ging ik weer aan de slag.
Ik maakte een uitgebreide reis langs
alle Westduitse theaters. Per theater
bleef ik vier dagen in de stad. Ik maak
te een studie van het Duitse theater
sprak langdurig met verschillende men
sen van de diverse gezelschappen en zag
voor myn ogen wat men met ooms
geringe financiële mogeiykheden
's avonds op het toneel zette. Ik stond
perplex", zegt Carl Birnie.
Na terugkomst in Holland krygt Bir
nie een beurs van de Festspiele :n
Bayreuth. Hy geeft zyn ogen en oren
weer goed de kost en keert beladen
met een schat aan ervaring naar
Utrecht terug. Maar er is nog iets
van het tumult om de Utrechtse opera
blyven hangen en Birnie gaat zich wy-
den aan het sociologisch onderzoek. Hy
houdt zich bezig met het onmaatschap-
Eelyk gedrag van de Utrechtenaren,
e onmaatschappelykheid van deze
mensen laat hem na een tydje onver
schillig. Hy solliciteert naar de func
tie van zakelyk leider by het Neder
land- Ballet van mevrouw Gaskell.
keil het zag hangen werd ze razend.
Verdere bestellingen werden afge
last en het affiche verdween. Enige
maanden later werd ditzelfde, afgekeur
de affiche, gekozen als het best ver
zorgde culturele affiche van 1958 door
het Genootschap van Reclame. Later
gebruikte ik hetzelfde affiche als foto
omslag voor een pocketboek over het
Dans Theater. Ook deze omslag werd
later bekroond. Wat my vooral tegen
stond by het Ned. Ballet was de zwak
heid van het bestuur. Ik heb my daar
voortdurend aan geërgerd."
Carl Birnie staart even voor zkb
uit en laat dit onderwerp dan rusten.
Het Dans-Theater. In het voorjaar
van '59 startten de eersfe repetities met
de zestien Gaskell-,.rebellen". Onder
deze opstandigen zaten beroemde na
men in de Nederlandse balletwereld:
Marianne Hilarides, Jaap Flier, Willy
de la Bye, Milly Gramberg, Charles
Czarny, Aart Verstegen, Hans van Ma
nen, en Alexandra Radius.
Over die begintyd zegt Carl Birnie:
„Het was een onbeschryflyke chaos:
Iedereen noemde ons krankzinnig.
Men gaf ons nog geen half jaar van
bestaan. Kon ik voorheen by het Ne
derlands Baliét geld krijgen voor be
paalde balletten zoveel ik wilde, nu
waren dezelfde ambtenaren niet voor
my te spreken. De toestand was meer
dan eens hopeloos. Precies 250 gul
den per maand verdienden onze dan
sers (ook onze ster-solisten). Soms
öóectio® CAREt BIRNIE - AARtE VERST!
«JIIMUJU» BANS VAN M
Oman, toi.. smjAMiïj BAREfiavr - t
Kiti b
stuk meer dan honderd uitvoeringen
haalden. In het eerste seizoen gaven wy
159 voorstellingen in Den Haag zowel
als Lutjebroek.
Van meet af aan werkten wij voor de
televisie. Na veldslagen ir de Kamer,
de Haagse en de Amsterdamse ge
meenteraad kregen wij eindelyk de zo
vurig begeerde subsidie. Juist op tijd,
want het kon niet meer. Wij konden
niet meer."
Carl Birnie zweeg de eerste maal,
dat wy hem spraken over zyn tovenarij
Hij hoort niets en neemt ontmoedigd
een baan aan by een architectenwerk
groep.
„In 1957 drie jaar na myn sollici
tatie by het Ned. Ballet ontving ik
een brief waarin stond of ik genegen
was om op myn eerdere sollicitatie
terug te komen. Goed, ik ging met
mevrouw en de heren praten. Tot mijn
grote verbazing hoorde ik dat men mij
al drie jaar geleden had willen be
noemen, maar door de Utrechtse Opera
affaire hadden sommige mensen ik
kèn ze nu bezwaren tegen mijn aan
stelling gemaakt Om kort te gaan:
ik accepteerde de functie. Tot septem
ber '58 ging alles goed. Toen kwamen
er conflicten met mevrouw Gaskell en
het bestuur. De samenwerking werd
moeilijk.
Ik had een affiche laten ontwer
pen waarover ik erg tevreden was. Som
mige critici vonden het maar een be-
lachelyk „goedkoop" geval en ook in
het bestuur verschilde men van me
ning. Toch werd he<t affiche in een gro
te oplage gedrukt. Toen mevrouw Gas-
miiiiiiiliiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiilliillliiiiiiii
ook was er helemaal geen geld. Een
enkele maal moesten wy op de dag
van uitbetaling aan een van onze
mensen de 250 gulden, die hy zojuist
als salaris had ontvangen, weer te
leen vragen om de bus te betalen.
De belasting-ontvangers waren ver
trouwde figuren geworden in de straat
waar ik woonde. Twee jaar heeft
deze situatie geduurd. Toen eindelyk
zagen wy licht aan de horizon.
Wat er door onze mensen in die af
schuwelijke tyd is gepresteerd grenst
aan het onwaarschyniyke. Het is die
periode geweest die onze dansers &y-
een heeft gehouden tot op de dag van
vandaag. In die twee jaai hebben zy
een prestatie verricht die ver uitstygt
boven welke grandioze voorstelling dan
ook die zy ooit hebben gegeven. Ons
eerste optreden was in de Kurzaal te
Ostende. De Belgische critici waren op
getogen. Daarna begonnen wy in Neder
land. Wy speelden een volle week in
het' Kurhaus-paviljoen en het publiek
was enthousiast, of beter: stapelgek
waren ze. We hadden een aantal ballet
ten op het programma als „De maan
in de Trapeze", „Four Times Six",
met de centjes in die 24 eindeloze
maanden; Carl Birnie zweeg ook de
tweede maal toen wy nem erover spra
ken. Het is geen man om zijn eigen
prestaties te roemen. Wel is hy bereid
om volkomen openheid van zaken te
geven in tal van financiële en organisa
torische moeilykheden Maar over zijn
eigen werk in die harde begintyd zwygt
hy liever. Als men er met hem over
praat dan glimlacht Birnie hoogstens.
Op de manier van oosterlingen.
Snel vervolgt hij: „Wij hebben nu iets
bereikt in die vyf jaar. Ik geloof dat
het Dans Theater bijzonder in de be
langstelling staat. Wy krijgen nu in to
taal 315.000 gulden subsidie (200.000
van het Rijk, 70.000 van Den Haag en
45.000 van Amsterdam). De financiële
positie is nog altijd niet rooskleurig.
We betalen nog schulden af uit die
beginperiode. Als je dan beseft dat het
Nationale Ballet een subsidie ontvangt
van 1.200.000 gulden, dan kun je be-
grypen dat er nog altijd iets scheef zit.
Als je voorts weet wat wy na het
betalen van het personeel overhou
den en welk bedrag het Nationaal Bal
let tenslotte overhoudt, dan vraag je je
soms af wat zy toch in hemelsnaam
met al het geld doen. Hét vreemde is,
dat wy ondanks dit alles jaarlyks meer
„Feestgericht", „Don Quichotte", „Gio-
vinezza" en „Septet", die stuk voor
het
nieuwe balletten uitbrengen dan
Nationale Ballet. Wy gaan ook
op reis. Het grote succes In het I® fi
tre des Nations in Parys ligt nog v
in het geheugen.
Maar er zal meer geld moeten
men. Alle hoop hebben wij gevest
op minister Bot en staatssecretaris v r
der Laar, die in korte tyd een
inzicht getoond hebben in de nog uj.
moeilyke ballet-situatie in ons l°' r
Wy hopen zoals wy dat vyf P„.
lang doen op een duidelyke er»
ning van de overheid. Wij hopen
een constante samenwerking met 1
Nationale Ballet. Het zou ons gew
balletwereldje ten goede komen. j"
name op het gebied van het afslai
van gezameniyke abonnementen, het v
tevoren overleg plegen over prerm?1^
data, het overleg plegen over soci»'
maatregelen en het gelijktrekken
de Sociale status van de dansers
beide gezelschappen (nu verdienen 08 r
dansers nog zo'n 20 tot 70 pet. A
dan hun collega's by het Nationale
let). Die samenwerking móet er
men.
wy het Dans Theater intussf
w,achten af en werken door. Keihar„p
Artistiek groeien wij nog steeds.
jonge danseressen maken moment®
een geweldige ontwikkeling door:
rian Sarstadt en Alexandra Radius.
hebben in de afgelopen jaren de D„
schikking gekregen over uitsteken»
krachten als Glen Tetley, en Job h»
ders. De eensgezindheid, de goede Jr
menwerking in de vyf-hoofdige directj
de wilskracht en de overgave van a'.,
by het Dans Theater betrokken mens®
geven ons de overtuiging dat wy
In de toekomst zullen klaren. Er J3®
weinig of geen mensen weg by
Dat is een enorm voordeel. By on
is de opbouw precies tegengesteld n8
die van het Nationale Ballet. Die oyt
bouw voldoet goed. Heel goed zelfs
En dan na een korte adempau8
zegt Birnie; „alle bijverdiensten v8e
onze dansers gaan in een gezamenUI8
pot. Als er veel tv-werk of iets derg®_
lyks gedaan wordt, dan merken de <|a8
sers dat alleen aan hun reiskostenve'
goeding en eetgeld. Er is nieman
die daar ooit over gevallen Is. Zo'e',.
komt by ons nu eenmaal niet voor-
FRANS BOEli^
„En aanstellerij is
Simon Vinkenoog: „Ik rook twee
pakjes Gauloise per dag. En je
weet wat ik nog méér rook. Tel
kens opnieuw, als je de smaak
weer proeft, is het toch een fyne er
varing".
Gerard van het Reve: ,.Ik geloof dat
meer mensen behoefte hebben aan iets
goeds dan men denkt. Ik bedoel, 99
procent van de mensheid kun je na
tuuriyk veilig uitroeien
Sybren Polet: „Dat kringetje van Si
mon lykt me toch bepaald niet op
wekkend".
Dit zijn drie willekeurige citaten uit
„Boekje Open", een door de Boekerij
N.V. te Baarn uitgegeven, typografisch
fraai verzorgd werkje, waarin vyf wil
lekeurige literaire jongens de lezer te
gen de prys van nog geen vijftien gul
den op de hoogte trachten te brengen
van het doen en laten van 26 wille
keurig gekozen schryvers, die na de
Tweede wereldoorlog aan het woord
zyn gekomen.
Wy zouden daartegen geen enkel be
zwaar hebben, ware het niet dat de
keuze van de 26 uitverkorenen zo wil
lekeurig is dat men direct al het ver
trouwen in de bedoelingen van de sa
menstellers verliest. Zo staat er over
Ellen Warmond (niet in deze „nieuwe
almanak van Gotha" opgenomen) het
volgende: „Byna was Ellen Warmond
ook in dit boekje terechtgekomen, maar
op het laatste moment bedachten wy
dat het toch „ergens" een vervelende
vrouw is".
Dat de lezer toevallig kan menen dat
de jongens Simon (Vinkenoog), Hans
(Verhagen), Cornelis Bastiaan (Vaan
drager), Hans (Sleutelaar) en Henk
(Oolbekkink) ook ergens vervelende
lummels zyn, laat de samenstellers
koud. Het gaat er maar om dat zy
de samenstellers zelf kiezen wie zy
aardig vinden. Die samenstellers
Vinkenoog, Verhagen, Simons, Campeit
en Oolbekkink moeten dat natuuriyk
helemaal zelf weten, maar het is merk
waardig dat er in de literaire sleutel-
club-van-zessen-klaar onder leiding
van Hans Sleutelaar (in 1984 wordt zyn
eerste beiangryke essay verwacht) me
mand is, die door de anderen als „toch
ergens vervelend" wordt gekwalificeerd.
Gevolg; al de zichzelf nogal veraf
godende jongens als Vaandrager
Verhagen en Sleutelaar zijn in dit boek
met een min of meer slecht geschre
ven interview over hun leven en wer
ken (voor zover zy daar aan toegeko
men zyn) vertegenwoordigd. Proficiat.
Om ons tot het boekje te bepalen:
er staan zoals gezegd 26 inter
views en opstelletjes in over 26 ver
schillende schryvers. De onderscheiden
stukjes zyn niet getekend, zodat men
slechts aan de meestal eenzydige kyk
op de dingen, de vaak gedrongen stijl
en de graad van verwaandheid kan af
lezen wie over een bepaalde auteur aan
het woord is geweest.
Claus.) Maar dan houdt het ook echt
op. Verder is het boek ongenietbaar.
De ondervragers en onaervragenden
maken voortdurend op een welhaast
aanstootgevende wijze reclame
voor elkaar. ,,Ik ben getrouwd en
moet het nu van de extra-tjes heb
ben. Als je dus eens wat hebt, wat
in myn lijn ligt? Ik ben ontzettend
handig, kan alles", laat de intervie
wer Simon Vinkenoog zeggen.
Zo gaat het door: 141 soms onver
teerbare bladzijden lang.
Niet alleen met de keuze van de
schrijvers is men willekeurig omge
sprongen ook met de lengte van som
mige stukken heeft men danig gesold:
Zo krygt een man als Jan G. Elburg
slechts twee karige bladzyden en C.
B. Vaandrager zes bladzyden toegeme
ten Terwyl samensteller Vinkenoog vyf
bladzyden inneemt (zyn foto's kan men
verspreid in het hele boek vinden, ook
op die bladzyden waar hij niets te ma
ken heeft), moet een man als Paul Ro-
denko het met twee blaadjes doen. Voor
het grofste staaltje van zelfoverschat
ting zorgt samensteller-journalist H. J.
Oolbekkink. Hij beslaat zes lange blad
zijden „platte tekst", waarin hij verkon
digt verheugd te zyn dat men tegen
woordig veel opener mag zyn over tal
van intieme-liefdeshandelingen, die men
vroeger tactvol moest omsehryven. Te
gen H. J. Oolbekkink (zyn literaire uit
verkiezing moet op een betreurenswaar
dig misverstand berusten) steekt een
groot auteur als Sybren Polet (twee-en-
een-halve bladzyde-met-piin) wel heel
droevig af.
En in dit opzicht voldoet de titel van
dit werk aan de verwachting: „Boekje
Open" doet inderdaad een boekje ap
Maar dan vooral over de mental® ,e
van de samenstellers en hun v
Deze geheimzinnigheid is in sleahts
enkele gevallen te betreuren.
Want hoewel men lang moet
zoeken: er staan een paar ver
haaltjes in die de moeite van het le
zen waard zyn. (Wy denken aan de
opstelletjes over Lucebert samen
gesteld uit citaten en krantekritieken
W. F. Hermans, Louis Paul Boon
„koop toch lieve mensen, koop
toch zyn boeken. Stapt dus naar uw
boekhandelaar en schaft u lets van
hem aan", schryft de Interviewer
publiciteitsagent van deze Vlaamse
auteur Hans Andnas, en Hugo
vriendjes (er is slechts één vriend^
netje in opgenomen d.i. Mischa r
Vreede. Zy voelt zich dan ook k? „ne
lyk niet thuis). Als men er ben o»,
aan heeft kan men zich op alle "Tfeii
ïyke manieren aan dit boek erg6„ep
(wy zouden overigens niemand
aanraden dat te doen, daarvoor v
schijnen er gelukkig nog te veel
kelyk goede boeken): Na een aller^,jgt
koopste, hoogst warrige inleiding ge-
men een reeks te absolute, ster* Jjjj
kleurde meningen voorgezet waar
de honden geen brood van lusten.
wemelt voorts van de onjuistheden-
laat samensteller Remco Camper'
schryfster Clara Eggink als zün
der doorgaan, terwyl niemand °e is.
dan hy weet wie wel zyn moeder g{
Het is maar een voorbeeld. Zo
vele aan te wyzen. Verder heeft 1 te
gemeend deze almanak origineel
moeten illustreren, voorzien van S
tige byschriften. Hierin bewyzen °frat\S
mensteliers H. J. Oolbekkink en be.
Verhagen (beiden journalist van
roep) zelfs in journalistiek opzicht
stig te kort te schieten: de foto s
verschrikkeiyk gezocht en by de
halen over Nooteboom en Van hei
ve zelfs walgeiyk geposeerd.
schriften zouden het vakantie-foto-»1 ^et
van een tiener-meisje waarachtig e[t
ontsieren. Zelfs op dit onderdeel
men dus gefaald.
Toegegeven: er blijft weinig <>vej fl0g
dit „Open boekje". Maar zolang c jer
uitgevers in ons land zyn die eeD jr"*
gelijke Vriendenschaarlectuur 'ï-ijve,
willen brengen, zolang er nog scj1 ,viJ'
zyn die op een dergelyke ordinair l0-
ze voor zichzelf reclame maken „of
lang er (tot overmaat van ra("Seu
lezers zyn die dit alles mooi vu1»^ j[0B
voor zoete koek aannemen, zo
men niet hard genoeg toesla»®'
FRANS BOl
lang