Bokma Voorbereiding „ander dichterschap Nationale Onderwijsraad Zo lam leven en zo Ëoed produceren Het „verscheurde innerlijk" als blinde darm Kritiek op katholieke en antwoord Medefirmante Geldkistje met f8000,- gestolen IJS LEIDEN Chr. Lyceum bepleit clementie voor oud leerling Soumokil f. 300.000.000 NX ZATERDAG 9 MEI 1964 PAGINA 13 De eerste keer dat ik Bertus Aafjes ontmoette, was in het Hi^a j eüig Jaar 1950, in de Èejj a mei en in Home nog wel. stuk van katholiek Ne st^ vertoefde destijds in de Sy^bornt er moest namens „ons" <3$^ 'sch een radio-zender wor- hv^ijK^boden aan Paus Pius de AafJes was> net terugge- bge Van een reis naar het Hei- t%atsand' in de heilige stad ter ^UrwaanweziS om van de ge- aan de krant waar ten v°or werkte te berich- Mk'bp/j }vas reporter en dus ver hij a in de hete aktualiteit. En k°rnCr]S ,^an °°k niet naar Rome 'ben vr n' maar gewoon ko- hjj j ]'egen. Niettemin maakte van jp 1 geheel niet de indruk hftcj pNfnd die haast had of haast bijj tjp Integendeel, het viel ha^sti n op' dat de meest on" °°it u6 man nioest zijn, die ik rn ontmoet. Wij zaten ®én j-0ar keer op een terras, dat *oOJïlcjer zelfs met rozen was om- jfjj 2e-' en dronken een glas wijn. niet veel en zijn zwijgzaam- betnen^m t0e' naarmate het deel- 'irar,6 gezelschap groter was. 'Ntiie teerde '"middels op zijn ik herinner mij nog ^tld ^0e er destijds bij het e'«thuisfront" enige deining twaalff omdat hij Paus Pius de de, die op de feestelijke Nederlandse audiëntie op rode muilen was binnengekomen, had vergeleken met een „balletdan ser". Reporters bedienen zich over het algemeen niet van der gelijke in dit verband ietwat wuf te beeldspraak. Zij houden het meestal maar bij het „schrijden" van Zijne Heiligheid. Aafjes ech ter verbaasde zich en schreef dus als iemand, die verbaasd was ge weest. Bertus Aafjes als kasteelheer. Aftrap door Frits van Turenhout. Achfer microfoon en beeldbuis door Geert Groothoff Oude genever Bessenrood Citroen jenever AMSTERDAM, 8 mei Het (voorlopig) bestuur van de Katholieke Ouderraad Amsterdam heeft de Katho lieke Nationale Onderwijsraad laten weten, het schrijven te betreuren, dat de K.N.O. heeft gericht aan het be stuur van de Katholieke Raad van O verleg voor Sociaal-Economische Aan gelegenheden, onder welks auspiciën het boekwerk „Welvaart, Welzijn en Geluk" werd samengesteld en waarin de K.N.O. de visie op het katholiek on derwijs en zjjn bestaansrecht afkeurt, zoals deze in dit boekwerk naar voren wordt gebracht. Het bestuur van de Amsterdamse Ka tholieke Ouderraad vraagt zich af, waarom de K.N.O. zulk een haast ge maakt heeft met deze brief, en afschrif ten ervan aan het episcopaat, aan di verse onderwljsinstanties en aan de pers heeft doen toekomen zonder voor afgaande duidelijke informatie aan de ouders over het gewraakte hoofdstuk. Het bestuur meent te mogen betwijfe len of in dit stadium de K.N.O. zich reeds tot tolk maken kan van zoals de Tijd en Sursum Corda citeren 1600 oudercomités, representerend 200.000 katholieke gezinnen, waar de eerste algemene vergadering van deze Katholiek NATIONALE Ouderraad nog zal moeten gehouden worden. Het bestuur betreurt het, dat het ge noemde schrijven alleen via sommige persorganen ter kennis kwam en spreekt de verwachting uit, dat meer aan opinievorming, informatie, over leg, hoor en wederhoor gedacht zal worden, vooraleer een dergelijk schrij ven namens alle aangesloten ouders zal uitgaan. (Van onze correspondent) LEIDEN, 8 mei Bestuur, curato rium, leraren, personeel en leerlingen van het Chr. Lyceum aan de Kager- straat alhier hebben in een telegram aan president Soekarno clementie be pleit voor dr. Soumokil, leider van de opstandelingen op de Molukken, die on langs door een speciale militaire recht bank ter dood Is veroordeeld. Het lyceum heeft dit beroep gedaan, omdat dr. Soumokil oud-leerling van deze school is. In het telegram wordt gewezen op de verbeterde betrekkin gen tussen Nederland en Indonesië. BERTUS AAFJES 50 JAAR vj giutci waa. Enige Jaren nadien ontmoette ik hem in Maastricht. Hij ging het station in, ik kwam er uit. Iemand van ons bei den zei: „Zullen we even een glaasje bier gaan drinken." Even later stond hij mij op de Maasbrug te onderhouden over het fraaie silhouet van de stad en daarna dronken wij ons glaasje bier. Omtrent het middernachte lijk uur aten wij uitsmijters in een ho tel en wij deelden dezelfde kamer. De volgende morgen bij het ontbijt vroeg ik: „Weet je dat je vannacht in je slaap hebt gezongen?" „Dat kan wel", zei hij achteloos, „wat was het?" „Ze zullen hem niet temmen, de fie re Vlaamse Leeuw", antwoordde ik. „Dat ken ik niet", zei hij. Daarna hebben wij nogmaals het sil houet van de stad bewonderd en zijn mosselen gaan eten in een zaak op de markt met ontmoedigend vee) spiegels aan de wand. Wij keken er, al etend, in en Aafjes zei: „Er zitten er hier twee te veel." Toen scheidden zich onze wegen. Hij ging naar het station, ik ging de stad in. Maar die „fiere Vlaamse Leeuw" hangt sindsdien als een mysterie tus sen ons iji: hij ként het lied inderdaad nog steeds niet, als ik niet zeker wist dat hij het heeft gezongen. Misschien en naar ik van harte hoop wordt het ons naderhand in de hemel geopen baard. Ik vertel deze op zichzelf niet erg belangrijke anekdote slechts om dat ik wil aanduiden dat ontmoetin gen met Bertus Aafjes voor mij althans altijd iets hebben van het onverwachte, van het in alle opzich ten verbazing-wekkende zeifs. Maar men denkt er ook altijd met een glimlachende blijdschap aan terug. Ik heb dat gevoel eens trachten te verantwoorden en ik schreef bij die gelegenheid: „Van een ontmoeting met de dichter Bertus Aafjes houdt men een herinnering over als van een ontmoeting met de poëzie zelve. Men spreekt met hem over de ge wone dingen des dagelijksen levens of over zaken van verstrekkender beteke nis en constateert dan achteraf met eni ge verbazing, dat men ze ziet in een nieuw licht. En dat komt dan, geloof ik, niet eens omdat hij zoveel opzien, barends heeft mee te delen, maar eer der omdat hij, sprekend van zijn ge moed uit, de dingen een andere ge stalte geeft. Hij raakt ze als deze beeldspraak geoorloofd is aan met zijn woorden en zij beginnen te glan zen. Bertus Aafjes heeft iets van een tovenaar. En hij woont naar mijn smaak dan ook in alle opzichten te recht in een sprookjesachtig kasteel in het Limburgse Hoensbroek. Ik heb hem dezer dagen weer eens opgezocht op zijn kasteel en ik moet u zeggen dat ik geen neiging voel om iets van deze woorden terug te nemen. Integendeel, ik vond ze op een verheu gende manier bevestigd. Van een ge sprek met Bertus Aaljes houdt men ai- tijd een gulden herinnering over. Ik heb dat verschillende malen ondervon den, Ik ondervond het nu weer. Hij ontvangt mij in zijn werkka mer, die slechts via een veelge lede, houten wenteltrap is te be reiken en hij begint verwelko mend en wel een gesprek, dat eigen lijk een ruisende voortzetting is van een gesprek dat al lang geleden is be gonnen. Op de achtergrond klinkt mu ziek van Mozart. Ik zou haast zeggen: natuurlijk van Mozart: de luciede, mu- zikale poëzie. Bertus Aafjes is niet meer de man, die ik in het Rome van 1950 had aangetroffen. Hij was toen 36 jaar, hij viert straks, op 12 mei, zijn vijftigste verjaardag. Maar hij is niet wezenlijk veranderd. Hij maakt alleen de indruk van wat gelukkiger te zijn geworden en dat behoort nu eenmaal tot zijn en trouwens tot 's mensen be stemming. Bertus Aafjes zegt: „Weet je dat ik nog voor jouw krant heb geschreven?" En dat is dan een verhaal. Hij had net zijn voetreis gemaakt en verbleef berooid en wel in Rome. „Ik moest wat verdienen en ik duwde bij de Romeinse correspondent van „De Tijd" nu prof. L. G. M. Schlich- ting, gewezen hoofdredacteur van de krant wat gedichten in de bus. Toen ik hem daarna weer ontmoette zei hij: „U moest maar eens stuk jes voor ons gaan schrijven." Ik schreef een stukje over de mode en gaf het hem. Hij vroeg: „Kunt U niets actuelers schrijven?" Ik vroeg: Wat is actueel?" Hij antwoordde: *Nu, bijvoorbeeld een artikel over de scheve toren van Pisa, als deze zojuist is omgevallen." Sindsdien, iedereen weet het, heeft Bertus Aafjes vele artikelen geschre ven Kort geleden nog heeft hij voor Elsevier" het bezoek van paus Pau- lus VI aan het Heilige Land versla gen Maar de actualiteit van Aafjes is altijd langer geldend dan die van een normaal, verslaand journalist. Ik weet dat hij deze uitspraak niet eens zo op prijs zal stellen hij schrijft niet ,voor de eeuwigheid" maar hij Ban er dan ook niets aan dóen, dat hu slechts hoeft te schrijven om ook de meest „toevallige" gebeurtenissen van de dag een doorlichtend, diffuus licht mee te geven. Hij schrijft weliswaar niet voor de eeuwigheid, maar geen mens, die hem leest, kan ontkomen aan overwegende gevoelens van tijd en eeu wigheid, óók als hij zo hyper-aktueel is als een verslaggever maar kan zyn. Bertus Aafjes is een dichter. Zijn eerste verzamelbundel „Het ge vecht met de muze", verscheen in 1940, daarna volgde de „Voet reis" het honderdduizendste exem plaar gaat binnenkort verkocht worden en daarna verschenen o.m. „Ver zamelde Gedichten", „Het Konings graf", „In den Beginne" en „De Ka ravaan". Het kan niemand ontgaan z«n dat Aafjes de laatste jaren geen gedich ten meer heeft geschreven. Als reporte rend verslaggever stel ik hem dus de vraag: „Hoe komt dat?" Bertus Aafjes vindt het eigenlijk „een discrimineiende vraag". En, zo blükt dan uit zijn antwoord, die discrimina tie ligt verscholen in het oproepen van een zijns inziens niet bestaand pro bleem. Hij zegt: „Ik ben mij, zo zou je kunnen zeg gen, aan het voorbereiden op een ander dichterschap. Ik ben begonnen als een zuiver lyrisch dichter, ongeveer als de tachtigers het waren. Ik heb daar geen spijt van, maar ik heb inmiddels wel een aversie gekregen tegen die hoogst persoonlijke uitingen over mijzelf. Zij leken mij op een gegeven moment niet van waarde vergeleken bij hetgeen er gebeurd is. Overigens, mijn poëzie vloeit nu op een andere manier weg." Hij spreekt over een discriminatie die „een miskenning van het leven en van mijn werk" zou kunnen opleveren. Hij wil „het leven als totaliteit zo goed mo gelijk realiseren." Dat betekent: „Ik wil reizen, ik wil een goed vader en echtgenoot zijn." En hij zegt: „Mijn creativiteit is gebleven, maar zij is an ders geworden. Met het romantische begrip van creativiteit is het afgelopen. Ik wil een medium zijn." De situatie is dezelfde geble ven, slechts het uitgangspunt is ver legd. Een mens, een dichterlijk mens, moet zich dat inderdaad kunnen veroor loven: van uitgangspunt veranderen. Bertus Aafjes zegt: „Ik wil zo lang mogelijk leven en zo goed mogelijk produceren." En hij gewaagt van een verwerpelijke dis tinctie tussen „poëzie en proza". Hij verzet zich tegen „de dichters als mandarijnen, die het als een ver raad beschouwen ais je uit hun kaste treedt." En hij heeft kennelijk niets tegen de mandarijnen zelvon en hun dichterschap, maar wel Iets tegen de kaste. Zij strookt niet met zijn begrip van (een poëtische) totaliteit. Bertus Aafjes vindt mijn vraag dis criminerend omdat zij wijst in de rich ting van een „highbrow-literatuur, die zich verzet tegen algemene vormen." Hij zegt: „Het is onzin te schrijven in het besef dat die bezigheid uiteinde lijk op de eeuwigheid is gericht. Van daag om twaalf uur wordt door iemand een stuk gelezen; dat heeft alleen al een enorme waarde." De dichter en het „verscheurde in nerlijk". Het verscheurde, zij het ly rische, innerlijk. Aafjes zegt: „Het ver scheurde innerlijk wil ik evenmin heb ben als een blindedarmontsteking of een gebroken been. En dan zul je er nog een schepje op willen doen vanwege de dichtkunst." Het éndere dichterschap. Het hééft zich al baangebroken in zijn reisbe: schrijvingen, in zijn vertalingen (Odys see) en met name ook in zijn kinder boeken, die juweeltjes van een heldere poëzie zijn. Ik geloof dat het „andere" dichterschap van Bertus Aafjes vooral hierin bestaat dat hjj niet alleen geluk kig wil maken, maar vooral ook geluk kig wil zijn. Een niet al te merkwaar dige behoefte, die hem overigens wel in conflict brengt met „de kaste", ai was het maar omdat hij haar als een functie van het dichterschap beschouwt. De criticus C. J Kelk schreef eens naar aanleiding van „Een voetreis naar Ro me" een vróeg werk van de dichter nog wel hij is niet een, die proble men uitvecht in zijn produktie of het moest het eenvoudige probleem zijn van zijn eigen groei. Hij is niet een dichter, die aan de dingen vorm wil geven, ais Verwey, die denkbeelden „belichamen" wil. Hij is niet de „bijzondere" mens. Hij is de gewone, met zinnen en een zinnenleven als gij en ik. Maar door het zuiver liefhebben der dingen ver krijgen ze in hun uiterlijke verschij ning en in hun betekenis tevens een to verachtige macht op zijn ziel, welke hij op de onze weet over te dragen." Ik krijg de indruk dat C. F. Kelk destijds Bertus Aafjes zelve met een vooruitziende blik dan ook vóór is ge weest. Een „énder" dichterschap maar dezelfde levensinstelling. Bertus Aafjes zelve is overigens niet zó overtuigd van zijn „gelijk" als destijds C. J. Kelk van het zijne moet zijn geweest. Hij is dat voor al niet op het moment, nu hem door sommigen „discriminerend" wordt verweten da, hij iets (voorlopig?) niet meer doet. „Ik weet niet wie gelijk heeft: zij of ik. Wat is gelijk? Dat laatste vraagt hij op dezelfde naar geluk dorstende toon, waarop Pilatus destijds moet heb ben uitgeroepen: „Wat is waarheid?" Ik geloof dat men de dichter Bertus Aafjes vooral met rust moet laten. En Advertentie) lp het eind oktober 1963 verschenen boekje „De H.B.B. en haar beleggingsfondsen" (dat u op aanvraag alsnog gaarne wordt toegezonden) Btaat als totaal vermogen van deze fondsen nog vermeld: f 250.000.000. Dit Dedrag is inmiddels door verdere toetredingen verhoogd tot N.V. HOLLANDSCHE BELEGGING EN BEHEER MAATSCHAPPIJ Keizersgracht 706 - Amsterdam-C. Tel. 020-6 76 61 nu bedoel Ik niet direct de rust die hem wordt onthouden door sommige mensen, die voor een kwartje het kas teel komen bezichtigen en die dan óók bij hem komen aanbellen. „Als ze in „Artis" naar de apen gaan kijken, betalen ze een gulden", zegt Aafjes met een joyeuze zelfspot. Maar Bertus Aafjes heeft recht op een ander soort rust. Men zou zeggen: „Laat die man in 's hemelsnaam zijn gang gaan." Letterlijk „in 's hemels naam". Want aan zijn rust die overi gens toch wel weer bestaat uit een bijzonder actieve soort luiheid kun nen wij alleen een soort paradijselijk plezier beleven. De vijftigste verjaardag van Bertus Aafjes gaat natuurlijk gevierd worden. Dat wil zeggen, op het moment dat u deze regelen leest is het feest in kas teel Hoensbroek in volle gang. Er is bereids door Karei Jonckheere een ten toonstelling, gewijd aan het werk van de dichter, geopend. Valt er dan aan het werk van een dichter iets te zien? De beantwoording van die vraag moet op zijn minst de unieke positie, die Bertus Aafjes in ons letterlievend vaderland inneemt, doen uitkomen. Gaat dat zien, dames en he ren, gaat dat zien. HERMAN HOFHUIZEN emelvaartsdag. Adspiranten spelen in Hilversum een par tij voetbal. Het is de wedstrijd ,,Velox"-Zeist. Frits van Tu renhout, de man van de toto-uitsla gen van het zondagmiddagprogram ma van de K.R.O. en wedstrijdlei der van „profs tegen jong talent" onderdeel van het Djinn-program- ma van dezelfde omroep op do za terdagochtenden verricht de af trap. De keuze was op Frits van Turen hout gevallen omdat de Gooi-jeugd reeds met 3 ballen speelt die in de wedstrijd „Profs tegen jong talent" waren gewonnen. En Fits van Tu renhout was er wel voor te vinden, als actief speler in het team van de K.R.O.om in een wedstrijd van de jeugdige spelers één van de ballen aan het rollen te brengen, die hij zelf ten geschenke had gegeven. beeldbuis zijn of lid of supporter. Eenmaal per veertien dagen wordt een aantrekkelijk gedrukt clubor gaan uitgegeven, dat luistert naar de naam „De Omroeper". Uit het laatste nummer is mij gebleken, dat naast velerlei takken van sport men nu ook het plan heeft opgevat om een kanoclub in het leven te roepen. Minstens zo belangrijk als de N.T.S. of de N.R.U., of een van de omroepverenigingen is de O.S.O. Buiten Hilver- versum weet men praktisch niet wat met deze drie letters wordt bedoeld. O.S.O. wil zeggen: Omroep Sport organisatie, een machtig instituut met honderden leden verdeeld in vele onderafdelingen. Alle sterren van achter de microfoon en de Frits Reinders, oud-medewerker van de Ramblers, bij de oude ren populair door zijn optreden in o.a. „Het huwelijk van Pie- terje Swing", waarin hij met Wim Poppink en Sem Nijveen samenwerk te en de roi vervulde van de aan staande mevrouw Swing, heeft een zilveren jubileum gevierd. Niet als artiest. Maar als zakenman.Frits vestigde 25 jaar geleden in de Here straat in Hilversum een importzaak van autobanden. In de eerste jaren speelde hij nog als musicus in het orkest van de Ramblers, maar later eiste de zaak zijn volle dagtaak. Het artiestendom van de omroep is Frits trouw gebleven. Want er is bij na geen omroepmedewerker te vin den, of hjj betrekt de banden voor de auto bij Frits. Vragen voor deze rubriek rlchte men aan de Redactie van ona blad (met In de linker-bovenhoek der enveloppe ,,Vragenrubriek"). De beantwoording geschiedt gratlt. Men boude er nog rekening mee, det men 14 dagen op antwoord kan moeten wachten. VRAAG: Kan een gehuwd man, me defirmant in een zaak met zijn moeder, buiten zijn vrouw om zijn gehuwde zuster medefirmante ma ken? De vrouw werkt ook mee in de zaak en dan dus ook voor haar schoonzuster, aldus A. H. ANTWOORDDe vrouw kan een andere werkgeefster zoeken. Krijgt zij nu loon of niet? Toen haar man zich als firmant terugtrok, was zij moreel niet meer verplicht verder in de zaak te werken, tenzij zij loon kreeg, illlllllllliiiilllliiiiiiiiiiiiiiliiiiimiiiliiiiiiiimiliillllliliiiir TILBURG, 9 mei Bij een Tilburg- se caféhouder is een geldkistje verdwe nen. inhoudende een bedrag van onge veer achtduizend gulden. Aanvankelijk dachten man en vrouw wederzijds, dat zij het kistje hadden verplaatst, maar toen dit niet het geval bleek te zijn, werd het duidelijk dat de caféhouder was bestolen. Van de dader ontbreekt nog elk spoor. (Advertentie)

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1964 | | pagina 13