De T rompet Een solo voor de bisschop Een spe1'y Trumpet Moordenaar De blees wan de bisschop Vrienden WIM HORNMAN a het bezoek van de bis shop van Santo André, 0tn J or ge, aan Simon tvitzars Jongensstad in hoorde ik 's avonds 0tn half elf hoe een van de °udere jongens op het voet- alveld een trompet-solo &af> dezelfde, die hij 's mid- ugs had gespeeld. hegreep het niet, omdat Qt eenzelvige jongeman, hekend stond als een te zeer teruggetrokken eefde. e volgende dag leek het of hij totaal veranderd en toen begon het ge- mij te obsederen. Wat er gebeurd met de °ngen, die de bijnaam De -*0tnt>et had. et behulp van Simon toitzar heb ik geprobeerd achter te komen en zo- U\s/ heeft De Trompet XJ zijn levensgeschiedenis Verteld, terwijl ik daarvoor *et de Walvis, de Zwarte, 9 Ballon en de Haan heb *°st>roken. et resultaat van mijn ge- bekken leg ik »eer in dit levensverhaal van een jon- Sen, die twintig jaar lang een der eenzaamste mensen tvas, die ik ooit ontmoette. Ga!», da 5-» van 18 tot 21 jaar, en haff de oudere jongens Son Switzars Jongensstadin Poa in BnaHê É?k kïï?ertfe hreft van de bewoner. Baleia houdt van vliegtUip-An Lf J ri de foto's aan de wanden te zien is; Negao, de ZwarteTan vissers ^Uke ptr' Gtal°' IIaat]+ Van diT- er|^en Trornbeta' de Trompet van 'Me ilg?nVÏmS "TLX b? Pra,ten' en allen spelen band, die telkens optreedt als er bezoekers komen Hun levens- Ijj^ai edenis hebben ze elkaar nooit verteld, daar zwijgen ze hardnek- Trombeta is van nature hun leider, niet alleen omdat hij groter (w1, .gestalte is dan de anderen; niet alleen omdat hij zo'n goedlrom- D,! 5' is, waaraan hij overigens zijn bijnaam te danken heeft, maar ^ehfC door zijn Kesloten karakter, zijn rust, zijn ernst en de min net u g' die voor vrijwel iedereen heeft. Die avond spraken ze over «orte praatje, dat Simon Switzar elke avond voor hen houdt en vanrin hij zojuist had verteld, dat morgen Dom Jorge, de bisschop v0o ?n^° André, op bezoek zou komen, een bisschop, die alles doet r «e armen. 4 hSaafeeg'- k6elj n jlks vo°r |ieh ^fee^a,rde De tamboer van Jongensstad, kerelsdie de trommelstokken bij zonder goed kunnen hanteren. PAGINA 7 Dom Jorge, de bisschoj van Santo André en vriend van Simon Switzars Jongensstad. A Met de „TRUMPET BLUES" ontwaakte de trompet uit een boze droom had dat diepe indruk 4iï° vond ha, egreSP- het„niet helemaal, Sok' zoal» hetprachtig, alleen Trornbeta, 4NnmhjriJwel altijd' zijn kompet ü?in glaïvL e' 20(131 het k°per een gou- h, J niPt'„alde z,Jn schouders op. „Zegt Sus?al* .Zeiuh'h "3ls lk indruk wille in u lk bisschop was, dan ging Ik h!j0ïv, r burgerkleren lopen. Allemaal i?r mi; een vl'egt er natuurlijk in, le av,jmaicen ze niets wijs" Jjrte einderen zwegen. Ze kenden die o J twt^cu. z,c ivenuen ore ril van de Trompet maar al te J"reken an was het b^ter hem niet te 4r 'h;i zult het zelf zien", ver- eersto e kl'ijgen een show van al.L0rde- Och schei toch uit, ze vP d?nkr?jaj!! hetzelfde, alle mannen. tjjh(lien alleen maar aan zichzelf. Bo- W v°or a ik er weinig zin in om al- Sou. sPelo„ !.e opgeblazen idioten te moe- >®ri haS' j E(1 vlel weer een stilte. Mis- „j 2°Udo„ Trompet wel gelijk. Enfin, t-dgen nd Wo1 zien. Ze stonden op en de Tr^L eigen kamertje en lie- °mpet alleen. naar het voor hem hiaL het eni,Ument in zijn handen. Het C*d- Langz'f' waarvan hij werkelijk hü n doekip wreef hy met het zeem- nj *het onPL°Ver e beker. Dan zette eva6" opendl le zorg het mondstuk er- Qhed kraChuBde sPeekselklep. Hij blies kLu* Stond „i za£ dat. er druppels wist hii it1?' |U?rwij' hij daarna mj, dat hy zojuist gelogen had. Hij speelde wél graag morgen. Hij speelde altijd graag. Hy begon pas te Leven als hij de heldere tonen hoorde uit zijn trompet. Maar desondanks had hij toch ook de waarheid gesproken. Tot nu toe had hij alleen maar voor zichzelf ge speeld, voor niemand anders en daar was hij tros op. Zijn handen liefkoosden het instru ment. In zijn kleine spiegel keek hy naar de spiertjes bij zijn lippen, cue iedere trompettist heeft. Hij drukte met zijn vingers langzaam op de ventielen en zag toen zijn eigen gezicht verkleind in het diep glanzehde koper. Daarop legde hij voorziohtig,| alsof het een klem kind was, zijn trompet op het bed, nam het foudraal, dat hij op zijn verjaardag had gekregen, liet het instrument daarm glijden en legde het zorgvuldig in de grote lade van zijn kast, waarin zich niets anders bevond. Toen hij de lade had dichtgeschoven, leek het hem of hij helemaal alleen was, niets meer in de wereld had, en om die plotselinge paniek te verbreken, schoof hij de lade open en omklemde het instrument alsof het zijn geliefde was. Daarop kleedde hij zich uit en ging naar bed. Van dié tijd, even voordat de slaap hem meenam naar een absolute leegte, was hij het meest bang, want dan kwa men alle beelden uit zijn jeugd weer terug. Het was zijn verschrikkelijk ge heim, dat hij niet kwijt kon raken, dat hij aan niemand durfde meedelen. In het fluwelen duister van de nacht werd zijn jonge leven met scherp licht geprojecteerd. Dan zag hij weer het klei ne huis waarin ze woonden. Dan zag hij weer zijn vader, die een harstochtelijke speler was op de Jockey-club van Sao Paulo, waar de paarden hoofdrolvertol kers waren in de hoofden en de harten van rijk en arm. Drie keer .per week hij naar de paardenrennen, zater dag, zondag en maandag, soms ook in andere steden, en elke keer verloor hij meer dan 6000 Cruzeiros van het kleine salaris van 60.000 (ongeveer 240,—) dat hij verdiende. Als hij geld tekort kwam, dan moest zijn vrouw, die ver pleegster was, hem alles wat ze had on middellijk ter hand stellen. Als ze wei gerde rukte hij haar het geld uit haar blouse, waarin ze het verborg, brak haar paraplu ie doormidden, omdat hij daar ook en iedereen de vuisten samenkneep. Hij had zijn liefde verkocht aan de totali- sator, zijn vrouw het ziekenhuis inge dreven en haar gedood, omdat hij zich zelf niet meer meester was als hij niet kon spelen. Sindsdien haatte en wantrouwde de Trompet alle mannen en daarom geloof de hij ook niet, dat een bisschop zoveel mee kon voelen met de kleine man, dat hij zelfs in zijn kleren één met hem wilde zijn. De volgende morgen stond de Trom pet met gemengde gevoelens op. Hy zou eerst In de fanfare de tuba spelen en daarna ln de band zijn trompet. De tuba was goed om wat in te spelen, ofschoon hij ook hield van de grote hoorn, die hem een gevoel van macht gaf. Even later stond hij met een on verschillig gezicht aangetreden. Balela, Negao en Balao speelden trom en ze stonden achter elkaar te wachten, totdat de bisschop zou arriveren. Toen ze in de verte een auto zagen aankomen, zei de Trompet zo hard, dat iedereen het kon horen: „De show begint!", maar hij had zich kennelijk vergist, want uit de wagen stapte ee/i man met een donkerblauwe alpino pet op. overtrokken door plastic, die er in zijn schamele regenjas uitzag als een arbeider. Deze liep snel de richting in van het hoofdgebouw en werd door pater Simon Zwitzar verwelkomd. „Dat is hij", zei Negao, maar de Trom pet geloofde het niet, anders hadden ze toch wel voor hem moeten spelen. Maar enkele minuten later kregen ze toch het sein van de tambour-maitre in zijn prach tige, rode uniform met witte kepi. Dat was zijn eerste vergissing. Negao had gelijk gehad; de man met het alpino petje op was Dom Jorge, de bisschop van Santo André. Een vage verwondering, waaraan hij niet toe wilde geven, kwam er in hem op. Hij was nog stiller dan gewoonlijk toen hij na een paar marsen terugkwam in zijn kamertje, de lade opentrok en zijn trompet eruit haalde. Hij dacht aan Negao, die straks in de band de drum zou spelen, het slagwerk zou bedienen; aan de prachtige cacha da guerra, de oorlogstrom, de pauken, de kleine trom metjes, de pandeira's en het meest aan zijn eigen trompet. Die kon niemand hem afnemen. Hij alleen was de schep per van de tonen, die eruit voortkwamen. Zijn trompet kon huilen, schreeuwen, vloeken, ja, ze kon liefde oproepen, haat en mededogen. Ze was zij", stem, zjjn heimwee, zijn dromen, zijn verlangen Voordat hij naar de zaal ging, waar ze om half één moesten zijn, zat hij nog lang alleen, dan hoorde hij het sein en onverschillig lopend tussen de Walvis, de Zwarte, de Ballon en de Haan ging hij naar de grote zaal. Zijn trompet was nu in het foudraal, het mondstuk zat in zijn zak, maar de muziek in zyn hoofd. Hij groette niemand toen hij bin nenkwam, keek niet eens op, maar ging naar een lage kast, legde daar zijn trom pet op, maakte het foudraal los en nam daarop het glanzende, koperen mstru- eens geld gevonden had en verdween dan naar zyn vrienden, met wie hij weer glimlachend naar de Jockey-club reisde. Sinds die tijd haatte de Trompet de paarden, waaraan zyn vader verslaafd was, maar het meest haatte hy zyn vader zelf. Die haat verschroeide hem toen zijn moeder met een maagzweer in het zie- huis moest worden opgenomen. Hij liep van huis weg en sloot zich aan bij een Xurma een bende van kleinere jongens, die onder bevel stonden van een jongen van achttien jaar. Hü vierde door het stukslaan van rriten, het vechten met fietskettingen, het vernielen van alles wat hij tegenkwam zyn haat bot op een maatschappij, die hij verachtte. Hij werd een .moleque da rua van het ergste soort, behalve als hy zyn moeder bezocht in het ziekenhuis en hij haar hoorde bidden tot God om haar te sparen voor de opvoeding van haar kind. Op de dag, dat ze weer thuis kwam, keerde hij ook terug, ondanks het pak slaag dat hij van zijn vader kreeg. Toen die op een avond weer geld wilde heb ben en zijn vrouw met een mes achter volgde, zodat ze in haar doodsangst en misleid door het duister in volle vaart tegen een boom in de tuin aanliep en weer naar het ziekenhuis moest worden gebracht, vluchtte hij ook het huis uit en sliep de eerste weken onder de brug gen van de grote stad. Op een avond liep hij het ziekenhuis binnen en hoorde, dat zijn moeder zo juist gestorven was. Hij sliep die nacht in een portiek aan de overkant en zag de volgende dag de begrafenis voorbij trekken met zijn vader achter de dood kist. Op dat moment wist hij hoe sterk hij hem haatte en de volgende dag ging hij naar zijn huis met de bedoeling zijn vader te zeggen, dat deze een moorde naar was. Maar het huis was gesloten, alle blinden waren dicht en sindsdien had hij nooit meer iets gehoord van die harstochtelijke speler, die door de Jockey-club zijn vrouw en zijn kind ten gronde had gericht. Hij werd door een bunrvrouw opge nomen, die hem van het ene familielid naar het andere stuurde, totdat hij te recht kwam bij volkomen onbekenden die hem opnamen in hun huis en waar van de man eiste, dat hij vader zou zeggen. Hij weigerde, want in zijn ogen was een vader een ondier, een speler, een moodenaar en omdat men niets met hem kon beginnen, werd hij naar Simon Zwitzars Jongenstad gezonden, waarin hij nu vocht met zijn herinneringen Want nu hij twintig was, besefte hij wat zijn vader had gedaan. Hij had zijn geld vergooid aan de voeding van paarden, aan de rijken, aan de gespannen stilte als de jockey's hun dieren opzweepten ment in zijn vingers. Hij maakte wat vingeroefeningen en terwijl hij daarmee bezig was, voelde hij hoe iemand aan zijn trompet kwam Zyn c rste reaktie was een hevige woede, maar toen hoorde hii een stem, die hem vroeg: „Wat heb je daar een prachtig instrument. Mag ik hem eens zien?". De slem was heel rustig, belangstel lend, vriendelijk. Hij keek op en zag de man voor zich staan, die hij 's mor gens uit de auto had zien komen, de Hij knikte kort en zag toen hoe twee handen hee'l voorzichtig, alsof het van glas was, zijn instrument oppakten. „Je onderhoudt het goed", zei de bisschop Nog steeds zweeg hij. „Wist je dat ik vroeger in de schoolklas ook gespeeld heb. „Trumpet blues". Ken je dat?" Nu keek hij op. Er kwam interesse in zijn ogen. Een bisschop, die over „Trumpet blues" sprak, dat had hij niet gedacht. „Het is lang geleden dat ik een goede trompet-solo heb gehoord. Zou jij er straks een voor mij willen spelen?" Hij keek de ander nu recht in de ogen en zag alleen maar goedheid. Maar hij geloofde het nog niet. Behoorde dit i^Bgsssess~s£—ss==^= Ze hoorden hoe hij door zijn mu ziek bezeten was, hoe de tonen als dia manten de lucht inspoten, hoe de mu ziek klaroengeschal werd van een op nieuw geboren mens. Zij keken naar hem, maar hij zag niemand. Het bleek hem ineens of de haat, die hij zijn vader toedroeg een zeepbel was, die door de tonen uit elkaar spatte. Het leek hem of hij nu niets anders meer kon zien dan het gezicht van zijn moeder in de enkele dagen, dat ze blij was geweest Hy constateerde, dat niet alle paar den renpaarden waren en niet alle vaders spelers. Hij ontwaakte uit een lange, boze droom en zag de wereld, zoals een piloot het wolkendek ziet. dat beneden zijn vliegtuig drijft. En nog sprankelender werd zijn mu ziek. De zwarte ondertoon verdween er uit en schallend verkondigde zijn instru ment de bevrijding, die hij in zichzelf voelde. Plotseling zag hij hoe de bisschop een krant nam, een potlood uit zijn zak pakte en begon te schrijven. Het deerde hem niet Hij speelde voor iemand en die schreef 'n brief aan hem Hij speelde verder, het lied van zijn verlossing de geboorte van zijn hoop. en toen hij zijn trompet liet zakken tevreden, bleef het doodstil in de zaal. En in die ademloze stilte stond de bisschop op en las voor wat hij zojuist op de krant had ge schreven. „Heer zo dikwijls heb ik geprobeerd u te zien, te onmoeten tussen de men sen, die regeren, de machtigen, de fa belachtige wereld van rijkdommen en... nooit heb ik u gevonden. Ik heb geprobeerd u te vinden tus- sen de politici, die van u en hnn kin deren profiteren om het zover moge lijk te brengen, maar: u was niet tussen hen. Ik verlangde u te ontmoeten tus sen de mensen, die gewapend mar cheren in de oorlogen tussen de vol keren en de broeders, maar u was altijd afwezig. Vandaag Heer heb ik u gevonden tussen de paters, zusters en de jongens, gele, zwarte, rode en witte, allen uw kinderen. Ik heb u gevonden, ook in hun mu ziek. Gij zult altijd één van hen zijn, Gij was altijd met hen, want ook GU Heer bent een jongen van het Rijk van de Jeugd, van Jongensstad." De Trompet stond nog altijd op het toneel, heel strak alsof hij voor iemand in de houding stond. Dan draaide hij zich om en verliet haastig de zaai zonder te kijken. Hij sloot zich de gehele dag in zijn kamertje op, waar hij pas heel laat in de avond uitkwam met de trompe' in zijn hand. Hij wandelde langs de sla pende papegaaien. Langs de grote vo gelkooien. langs de palmbomen naar het voetbalveld en daar stak hij zijn instru ment opnieuw omhoog en speelde... Toumpet blues. Hij hoorde niet dat de ramen van de slaapzaal van de jongens werden opengedaan, dat de paters ge spannen luisterden, dat de Walvis, de Zwarte, de Ballon en de Haan uit hun kamertjes slopen en zich verbo gen ach ter de vogelkooi. Hij speelde opnieuw, als in trance, de „blues van de bisschop". En toen de laat-te noten waren weg gestorven, liep hen heel langzaam de trompet achteloos in zijn hand, om dat het niet maar zijn enige vriend was, terug naar zijn kamer, voorbij de vier anderen, die niet konden na laten sarcastisch o- te merken: „Wat een show hé!!" Hij knik te even, keek hen dan recht in het gezicht, glimlachte alsof hij het tegendeel bedoelde van wat hij uitriep en zei: „Você pode pifar!" „Jullie kunnen barsten! Ik heb vrienden ge noeg". Ze begonnen te spelen totdat het laatste nummer kwam. De Trompet kondigde niets aan, maar zijn ogen gingen naar Dom Jorge toen hij een paar passen naar voren kwam en zijn trompet ophief Trompet-blues, het was een oud nummer, maar hij kende het. Hij begon heel voorzichtig, zijn ogen strak gericht op het muziekboek, maar toen hij hoorde hoe zuiver zijn trompet klonk, gaf hij eindelijk aan zijn muzikale kunnen toe. En terwijl hij speelde, zijn trompet recht naar het plofond, werd het heel stil in de zaal. De Walvis, de Zwarte, de Bal lon en de Haan voelden instinctief, dat er iets gebeurde. Ze draaiden hun hoof den om naar de Trompet en staarden naar hem alsof ze hem voor het eerst zagen. Advertentie soms ook tot de show? „Waarom", vroeg hij nors. „Om er mij een plezier mee te doen" Dom Jorge wist niet, dat dit een recht streekse aanval was op het hart van de Trompet, die nog voor niemand anders had gespeeld dan voor zichzelf. Hij wachtte het antwoord ook niet af, maar ging terug naar zijn plaats, waar iemand hem iets vroeg. De Trompet deed alsof hij zijn instru ment schoonmaakte, maar probeerde elk woord op te vangen. De vraag ver stond hij niet, maar het antwoord wel. ,Toen ik dat huis voor ongehuwde moeders opende en ik de eerste drie kreeg, dacht ik: Goddank, dat ze geen abortus hebben gepleegd". Ja, ik houd van muziek. Het geeft je een gevoel van bevrijding" ...„Neen, ik ben het niet met u eens, Ik veroordeel spelen of het nu hazard, dobbelen of paardenrennen is. Het heeft al teveel slachtoffers gemaakt..." De Trompet liet bijna zijn instrument vallen. Dit was geen show, dat wist hij zeker. Want nooit had hij iemand over het spelen van zijn vader verteld. Dit was echt en op dat moment besloot hij de solo te geven. Hij ging niet naar dé bisschop, kondigde het nummer niet aan, maar besprak het eenvoudig met de anderen. Hij zou het laatste spelen.... de trompet-solo. Hij keek nu ernstig de zaal in. De bisschop was niet, zoals andere auto riteiten, omringd door ouderen, maar door kinderen. Twee zaten er op zijn knieën, twee op de brede leuningen van zijn stoel en drie hingen er tegen hem aan. Ook dat was geen show wist de Trompet, want kinderen doorzien dat onmiddelUjk en doen er niet aan mee. Helpt het kind in zyn schreeuwende nood I Bij storting vanaf 25— ontvangt V deze aangrijpende litho, of langspeel plaat van het koor van de Jongensstad. Beperkte voorraad Stichting Swftzar's Jongensstad. Brasil. Secr.: Vijverhoef 54 Amsterdam-Zuid 2, Postgiro 559955. iOO.OOO kinderen leven angstig in de riolen van de grote steden tn ?.uid- Amerika.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1964 | | pagina 7