Ik kan het niet
meer aan
H
E
N
Kard. Alfrink waarschuwt
- namens 124 Concilievaders -
voor overbodige woorden
Wie neemt weer een sigaret
9
^stekend door
ms$ÊKËËËËÊÊMÊÊËÊÊËËËmm
99
HENK SUèR
fofo's van
LOUIS VAN PARIDON
Oneindig verschil
tussen Christus Midde
laarschap en dat van
de H. Maria
ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1964
PAGINA 15
Xv ^o^uis^tsen behoren tot
"t üe laatste slaven van de
«lij ^eschiedenis. Ik maak
Heidsrw dat wij van alle
^erjL 'j^'gorieën de langste
66(1 Renv^ maken- Ik kom aan
Der LTdoelde van zeventig uur
Sliest *s tock oiet tot je
fenhiiu te houden? Op het
eer ao'i l16'3 al voor de derde
4 tn0f,t ar elkaar angina. En
^WerK :ril'zelf met grof geschut
vet], wT" U1" op ae Deen te Diij-
H. jeaarv°or? Voor je patiën-
,e.nt immers van je pa-
om op de been te blij-
on toe voel ik mij de
o
^it"aiTuraerlge hysterica. Als
lemaal van tevoren ge-
Vfiofn van he gevallen
vïji etsnozem en het sloofje
"t dit 2,aurherige hysterica. Als
^orri Was Lk nooit huisarts
denk er nu trou-
*'-• aak over om er over enige
Ms. r?aan zoeken als bedrijf-
ïer' k hoef mijzelf toch niet
°P mijn veertigste een
Ht(jt te bezorgen niet? Het
Mnie §ek. Ik kan het op deze
Het q1 meer aan> tenminste
P een verantwoorde wijze.
au de enige huisarts was
vidde aHemaal te veel begint te
dat ijl' 2?u ik willen aannemen
t n^et geschikt was voor
tw Laak. Maar ik weet dat
dan de helft van mijn col-
Uit te
stappen, gewoon een
lega's er ongeveer zo over denkt
als ik. Wij hebben ons indertijd
aangetrokken gevoeld tot een
der nobelste beroepen die er be
staan, wij hebben ons bereid
verklaard nooit ophoudende ver
antwoordelijkheid te dragen,
maar wij voelen ons nu vaak be
drogen.
Zie nu eens! Er staat buiten
voor het huis een groot
bord GEEN DIENST. En
toch komen de' patiënten aan
bellen. Dat is elke keer weer. Ze
zien door een kier van de garage
dat je auto binnen is, en dan
moeten ze je hebben. Iedereen
weet nu toch langzamerhand
dat er hier en daar zoiets als een
zondagsdienst bestaat en voor
dringende gevallen wordt men
daarnaar verwezen, maar ze lap
pen het gewoon aan hun laars.
Ze respecteren je rust niet, je
bent immers hun slaaf. Enfin,
wilt u mij even verontschuldigen,
want ik moet ze toch even te
woord staan. Je doet het altijd
maar weer. Al word je 's nachts
naar de andere kant van de stad
geroepen om even iemand die
moet hoesten, op zijn rug te klop
pen...
%^'Cr9T°te meerderheid der Nederlandse huisartsen staat nog
*'\e^üar om z^n Vort^e dienstbaarheid en barmhartigheid bij te
e>l- Maar vaak ook dreigt hij de slaaf van zijn praktijk te
worden.
Onlangs is door de staats
secretaris van Sociale
Zaken en Volksgezond
heid, dr. A. J.H. Bartéls, en de
minister van O., K. en W., mr.
Th. ff.' Bot, een Commissie-
Huisartsen ingesteld, welke de
opdracht heeft gekregen een
studie te maken over de hui
dige en in de toekomst te ver
wachter taak van de huisarts
in Nederland. Op grond van
de uitkomsten van deze studie
zal de commissie voorts van
advies moeten dienen over
eventuele organisatorische en
andere voorzieningen, die de
huisarts in staat zullen stellen
zijn taak uit te oefenen, en
over eventuele voorzieningen
op het gebied van opleiding en
nascholing van huisartsen.
Wij nemen de vrijheid, de
commissie hierbij enig studie
materiaal aan te bieden.
ffU. J
I
Gemiddeld duurt een consult JfVz minuut en dat vinden vele huisartsen in talloze gevallen tekort.
aa ^ass^stente voor de lichte laboratoriumwerkzaamheden
rninistratie is voor vele hmsartsen nauwelijks betaalbaar.
1
i Iten At a v"" f«-
^eteh v
Istg n 6,-"uu"
KI achieia van
een huisarts
Nou, dat was het dan weer. Het
zoontje was met zijn kop tegen de
aanrecht geslagen. Ze hadden eerst
gebeld, maar ze hadden het apparaat
van de zondagsdienst gekregen en toen
waren ze maar gekomen. ,,Hebt u
niet gezien dat er buiten GEEN
DIENST staat?" vraag je. „Jawel
dokter, maar wij zagen dat u thuis
was en wjj dachten dat het toch niet
zot lang zou duren. Het bekende praat
je. Een stom gebrek aan respect. Als
ze de auto niet zien, bellen ze trouwens
even goed aan. En mijn vrouw, die
dan open doet, wordt aan een soort
verhoor onderworpen. „Is-ie er echt
niet?" Voor mijn vrouw is het hele
maal een toestand.
Ik fungeer nog zo'n beetje als de ge
liefde playboy van de praktijk, maar
mijn vrouw is de kenau. Zij probeert
mij te beschermen, maar vele patiën
ten beschouwen haar als het grote
obstakel op weg naar hun genezing.
En dat wordt haar soms recht in het
gezicht gezegd: „Uw stem klonk zo
snibbig door de telefoon." Het erge
is dat het ook nog wel eens waar zou
kunnen zijn. Op een van je talloze
bedorven avonden bijvoorbeeld, als
je met vrienden een glas wijn zit te
drinken. Komt er eerst een man aan
de deur die zich even wil laten onder
zoeken. Hij kan niet overdag op het
spreekuur komen, want dan moet hij
werken, zegt hij. „En 's avonds hebt
u dus vrij?" vraagt mijn vrouw. Als
die man dan ja knikt, kan het mijn
vrouw wel eens ontvallen dat ze zegt:
„De dokter heeft 's avonds ook vrij.
Tenzij u met iets dringends komt."
Volgende minuut gaat de telefoon. Of
Pietje niet andere pilletjes kan krij
gen, want Pietje heeft nog steeds
koorts. Zo gaat dat. Als iemand lan
ger dan één dag koorts heeft, deugen
hetzij he pilletjes, hetzij de artsen niet.
Weer een minuut later wederom de te
lefoon. Mevrouw die-en-die is zo over
stuur. Kan ze niet wat kalmerends
krijgen voor de nacht? Zoiets kan best
reëel zijn. Maar ook als je met je
klompen kunt voelen dat het zwaar
overdreven is, ga je er toch maar
weer uit. Je weet het nooit.
Het komt er bijna op neer dat je
liever niet je vrienden ontvangt.
Dat je avondje gestoord kan
worden, is niet het ergste, om
dat je weet dat dit je altijd boven het
hoofd hangt. Maar je bent eigenlijk te
moe. Je staat 24 uur van de dag je
service-station te bemannen en je hapt
naar adem. Al twee keer ben je deze
week 's nachts je bed uitgehaald voor
een partus en er zijn er nóg twee uit
gerekend. Dit heb je wel geleerd: je
moet alle rust die je kunt veroveren
ook pikken. Als je in een week vier
nachtelijke bevallingen zou hebben,
kun je die vierde keer best wel eens
dat malle trillende vermoeidheidsge-
voel in je handen krijgen. Als arts
weet je natuurlijk wel wat je eraan
doen moet. Er wordt wel eens gepraat
over doping in de sport, maar de do
ping in de huisartsenpraktijk is ook
heel interessant, en vaak evenmin me
disch verantwoord. Je bent echter wel
gedwongen. Je moet helder en vast
ter been zijn.
Er zijn veel collega's die iets tegen
vroedvrouwen hebben. Ze beschouwen
die zo'n beetje als onhandige indrin
gers. Maar ik heb niets tegen vroed
vrouwen. Ik ben er dankbaar voor.
Alles zelf doen is te veel. En ik bouw
liever een goede relatie met ze op zo
dat ze mij op tijd roepen als er een
complicatie is. Ze worden bovendien
heel goed opgeleid tegenwoordig.
Maar de keus arts of vroedvrouw is
natuurlijk aan de patiënt. Voor de
rest blijf je de bevallingen zelf doen,
ook in de weekeinden als je geen
dienst hebt. Misschien zou je die ook
aan de zondagsdienst moeten overla
ten, maar dat vind ik wat te ver
gaan. Je hebt een zwangerschapsperio
de goed gevolgd en tussen de a.s.
moeder en de arts is een soort ver
trouwensrelatie ontstaan. Dan druist
het tegen mijn gevoel in om het op
het beslissende ogenblik af te laten
weten. Maar door dit alles heb ik ook
weinig vrije weekeinden. Als ik met
mijn gezin in het weekeind naar het
strand ga, moet ik soms elk uur naar
een of ander tentje om te bellen hoe
het is. Probeer je dan maar eens
zorgeloos te voelen. Overigens hoeft
dat sinds kort niet meer, want ik heb
een semafoon aangeschaft. Dat is een
apparaat van 4.5 kg, dat je overal
mee naar toe kunt nemen en dat je
met zowel een geluids- als een licht
signaal waarschuwt. Als dit ding vol
gens een bepaalde code gaat, weet
ik dat ik die-of-die moet opbellen.
Het is een gemakkelijk ding, maar
eigenlijk bindt het me nóg meer aan
de praktijk.
Nu wil ik nog afzien van de men
sen die op zondagmiddag aan
je deur komen zaniken of je
even een verwijsbriefje voor de
specialist wilt tekenen. En ook van
de lieden die je wachtkamer bevolken
om een receptje voor verband te ha
len. Zo zijn ze uiteraard niet alle
maal. Maar dan nóg meen ik te mo
gen vaststellen dat een middelgrote
praktijk van ruim 4000 patiënten te
genwoordig meer drukte geeft dan
vroeger. Wü hebben duidelijk meer
werk dan vroeger. Je geeft meer in
jecties dan vroeger. Je houdt zuigelin
gencontrole en zwangerschapscontro
le, allemaal dingen die vrij nieuw
zijn. En ook geloof ik wel eens dat
de mensen tegenwoordig vaker ziek
zijn dan vroeger. In ieder geval raad
plegen ze je vaker en gauwer dan
vroeger. Voor de meest onbenullige
symptomen soms, hetgeen je ze niet
kwalijk kunt nemen, want ze zijn
waarschijnlijk eerlijk ongerust en ze
willen zekerheid. Maar de kwaaltjes
worden je tegenwoordig aangepraat.
Overal zijn medische rubrieken te le
zen. De radio kletst erover en de tele
visie nog veel erger. Ik vraag mij
werkelijk af waar al die „Van Swol
len" goed voor zijn. „Raadpleeg tij
dig uw arts," zeggen deze collega's
dan heel verantwoord en oprecht.
Maar ik zit de volgende dag met al
die knobbeltjes en kloppingen. Ik kan
's morgens na mijn spreekuur nage
noeg feilloos vaststellen wat er de
avond tevoren op de televisie aan
„medische voorlichting" ten beste is
gegeven. Ja. en de klachten die ik
naar aanleiding daarvan moet aanho
ren, zijn voor negen-tienden loos.
et oudere type huisarts, de man
die zegt: Mijn praktijk, die is
helemaal van mij. Die heb ik
in 25 jaar opgebouwd en leren
kennen. De verantwoordelijkheid voor
mijn patiënten rust op mijn schouders.
Dat kan een ander niet van mij over
nemenDit type huisarts ver
dwijnt, onder de druk der omstandig
heden. Hij was een individualist en
een prachtige figuur. In de huidige
omstandigheden gaat zon man er he
lemaal onderdoor. Je moet jezelf af
en toe losrukken. Je moet jezelf als
arts twee keer per jaar een week of
drie vakantie gunnen. Dat moet je
doen in het belang van je patiënten.
En ook moet je tegenwoordig nauw
samenwerken met de specialist. Als
huisarts ben je evenzeer een specia
list, maar dan in de sociaal-genees
kundige zin. De verleiding bestaat
echter wel om in een drukke prak-
tijk veel gevallen naar de specialist
te sturen. In onze kringen is er een
collega bekend uit een Amsterdamse
volksbuurt; als die 's morgens de
deur van de wachtkamer open doet,
vindt hij liefst veertig, tot vyftig pa
tiënten. Die man heeft een veel te
drukke praktijk. Maar hij heeft de
noodoplossing wel gevonden. Hp
vraagt luidop: „Wie hoest er?' Er
staan zo'n vijftien patiënten op die
hij in zyn spreekkamer achter elkaar
een briefje geeft voor het consultatie
bureau, om zich te laten doorlichten.
Dan vraagt hij: „Wie heeft er buik
pijn?" Er staan pak weg tien pa
tiënten op en die mogen een briefje
voor de internist in ontvangst nemen.
Zo gaat hij nog even door tot hij nog
een paar patiënten voor zichzelf over-
houdt. Dit is natuurlijk krankzinnig.
Maar misschien is hij éen van de
weinige huisartsen die nog tijd over
houden om te voorkomen dat zij af
stompen en 'n gladde routiné wor-
y <a«
den.Nou nee, dat is wat al te para
doxaal, maar wel vrees ik dat artsen
tot de minst ontwikkelde academici
behoren. Zij hebben toch nóóit tijd
om eens een boek te lezen of 'n con
cert te horen. Wij komen amper toe
aan onze vaktijdschriften. En nu
wordt ons altijd met klem aangera
den om 'n niet te zwaar wetenschap
pelijk werkje erbij te nemen 'n on
derzoekje in te stellen naar dit of
dat, maar ik zou niet weten hoe ik
dat moest plooien. Dat weet trou
wens bijna niemand van ons, hoe
wel wij graag de noodzaak onder
schrijven.
en collega merkte laatst op:
„Voor chauffeurs bestaat er een
wettelijk rijtijdenbesluit, dat
oververmoeide brokkenmakers
moet voorkomen. Maar artsen, die
even grote brokken kunnen maken,
ploeteren gepijnigd en overbelast
door."
Waarom krimp je de praktijk dan
niet in, zo wordt vaak opgemerkt. Dat
is een serieuze vraag en als arts kan
men wel beamen dat men met een
praktijk van ongeveer 2000 zielen pas
goed zijn taak voor de volksgezond
heid kan vervullen. Een andere ha
chelijke kwestie is dat huisartsen niet
graag willen toegeven dat ze óók wel
behoorlijk willen verdienen. Dat is een
hoogst eerbaar verlangen, vind ik. En
daarvoor is de meerderheid ook echt
bereid om zijn portie dienstbaarheid
en barmhartigheid bij te dragen, ook
voor de bromfietsnozem met een her
senschudding, heus. Wat is behoorlijk
betaald voor iemand die al een halve
dagtaak achter de rug heeft als hij
's morgens om half tien snel een kop
koffie naar binnen slurpt, zijn koffer
tje klaar maakt, een lijstje opstelt van
de adressen waar hij te vinden is en
zijn vrouw goeiedag kust? Wat mag
zo'n academicus met zijn aanzienlijke
verantwoordelijkheid verdienen?
Ik weet niet wat het gemiddelde
bruto jaarinkomen van een huis
arts is. Maar waarschijnlijk ligt
het in de buurt van 30.000 gulden.
Dat klinkt op het eerste gehoor niet
eens zo gek. Maar daarvoor moet hij
werkdagen maken van twaalf tot zes
tien uur. Daarvoor moet hü zelf voor
zijn oude dag zorgen. Hü heeft hoge
uitgaven met o.a. zijn_ auto, zijn in
strumenten en vooral niet te vergeten
zijn doorgaans steendure huis. In
iéder geval houdt hij niets meer over
voor het zo noodzakelijke praktyk-
hulpje, dat lichte laboratoriumkarwei
tjes en de administratie kan verzor
gen. Die 30.000 gulden zün veel te
weinig, met als gevolg dat een huis
arts wel móét streven naar een prak
tijk van vierduizend zielen of meer.
En dan móét hü zün praktijk op een
gegeven moment wel sluiten voor zie
kenfondspatiënten. Het is nu eenmaal
zo: ziekenfondspatiënten geven meer
werk dan particuliere. Dat is niet eens
een verwijt aan de ziekenfondspatiën
ten, maar dat is de moeilükheid van
het systeem. Eu de vergoeding voor
fondspatiënten is naar mijn smaak te
gering om deze moeilijkheid op te
lossen. De huisarts haalt zich wellicht
het gevaar op de hals dat men hem
onmaatschappelijkheid verwijt. Maar
waarom is de man die voor Piet Snot
in mijn wachtkamer zit om mij een
wondje te laten zien altüd een fonds
patiënt en nooit een particuliere?
Waar zit dan de onmaatschappelijk
heid?
u hoop ik wel dat ik geen mis
verstanden heb opgeroepen. Een
huisarts is niet bang voor
zwaar, hard werk en evenmin
voor de last van zijn verantwoordelijk
heid. Dat hü zün gezin dreigt te ver
waarlozen en wellicht in intellectuele
ontwikkeling achterop raakt, acht hü
ook overkomelük. Ondanks de lasten
en de kleine en grote ergernissen met
weinig begripvolle patiënten, vindt hü
bevrediging in zün werk. Diep in zün
hart echter is hü als de dood zo bang
voor de verkeerde diagnose, de ver
gissing die hü, vermoeid, haastig en
overbelast, dreigt te maken, en die
fatale gevolgen kan hebben. Vandaar
zün benarde klacht voor deze ene
keer.
(Van onze Romeinse correspondent)
ROME, 19 sept. De Vaders zün
druk bezig om tüdens de vergaderingen
en tussen de lopende discussies door
te stemmen over artikelen en hoofdstuk
ken van de ontwerp-constitutie over de
Kerk en wel over die, welke in de vori
ge zittingsperiode reeds doorgesproken
werden en naar de commissies verwe
zen voor verbeteringen en omwerkingen
volgens de wil van het Concilie. Het
gaat nu vlug, de procedure is vereen
voudigd en deze werd door de Vaders
heel democratisch na hoofdelüke stem
ming aanvaard.
Maar men vraagt zich wel af, of
het Concilie dit tempo menselükerwijs
za' kunnen büjven volhouden. De zit
tingen duren van negen uur tot over
half een in een ruk door (de koffie
kamer gaat pas om elf uur open) en
de geconcentreerde stemmingen eisen
een niet minder geconcentreerde voor
bereiding in de eigen kleine of grotere
kring der bisschoppen en evenzeer in
gedachtenwisselingen tussen landen en
continenten.
Wij zün eerst aan het begin,
het blüft nu de vraag of de te lang
zame gang van zaken in de vorige
zittingen minder op de zenuwen en het
uithoudingsvermogen der Vaders
werkte, dan de thans ingezette zeer
snelle gaat doen.
In eerste ronde zün de discussies
ovei het schema „De Ecclesia" achter
de rug. De sprekers in de 82ste en 83ste
zitting over het laatste, d.i. het Maria-
hoofdstuk, hebben duidelük de tegenge
stelde standpunten en denkbeelden uit
de 81ste vergadering herhaald. Felle
geluiden werden gehoord van Italiaanse
en Spaanse bisschoppen: de plaats in
Gods heilseconomie van de Heilige
Maagd en haar eer kunnen nooit genoeg
en nooit loffelük genoeg gezegd wor
den. Het schema komt hierin schrome
lijk tekort. Anderen stelden, dat een
Concilie-uitspraak een fundamentele is
en als het ware grondwetteüjke richtiü-
nen en bepalingen inhoudt.
In de zitting van gisteren hebben de
kardinalen Frings en Alfrink de laatste
interventies gehouden namens grote
groepen bisschoppen. Kardinaal Alfrink
sprak namens 124 Vaders uit de gehele
wereld. Volgens het oordeel in de ver-
riiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiRiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|'iiiiiiiiiiiiiiiMHiiiiiHiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiniiiimiiiiii!miiiiiiiiiiiin
(Door HENK SUÈR)
Toen ik op Oudejaarsdag open
lijk, maar timide afscheid nam
van de sigaret, durfde ik niet
aan de rookloze toekomst te
denken. Nu ben ik acht maanden
verder en iedereen die mij vraagt
of ik alweer rook, kan ik naar waar
heid antwoorden: Nee, nog steeds
niet.
„Heb je er nog wel eens trek in""
is meestal de volgende vraag. En
dan kom ik met het verhaal van de
ex-roker, die nog heel duidelijk
voelt dat de definitieve triomf nog
lang niet bevochten is. Ik heb nog
herhaaldelijk trek in roken, al is
dit lang niet meer dezelfde kwel
lende behoefte van de eerste weken,
zins geoefend ben in het nee-zeggen
De kwestie is dat ik nu al enigs-
tegen mijzelf. Ik kan het verlangen
opzij zetten, temeer daar dit niet zo
hevig meer is. Er gaan dagen voor
bij zonder dat ik aan een sigaret
denk. En als je dit eenmaal bü je
zelf hebt opgemerkt, kun je ie met
die gedachte troosten op de momen
ten dat je geplaagd wordt door het
verlangen om te roken.
Ik ben blü dat ik niet meer rook,
maar toch voel ik het soms als een
gemis. Ik mis mün paffertje in de
pauzes van een theatervoorstelling
of van een concert. Ik mis het wel
eens op gezellige, feestelüke byeen-
komsten, waar druk rokende en
drinkende mensen om mij heen
zün. En op momenten van intense
spanning zoek ik naar iets, waarvan
ik spoedig bespeur dat het een siga
retje is. Maar, zoals gezegd, dit is
nu overkomenlijk.
Helemaal zeker echter ben ik nog
niet van mijzelf. Soms sla ik zonder
overtuiging een aangeboden sigaret
af. Ik ben soms bang dat ik, zonder
dat mijn wil eraan te pas komt, ga
zeggen: „Ach ja, laat ik er eens
eentje opsteken." Het gevaar, dat
je dingen doet die je eigenüjk niet
wilt, blyft bestaan. Afschuwelük.
Ik heb inmiddels een arts ontmoet
die een studie maakt van de rook
verslaving. Hü deed helemaal niet
zo bemoedigend. „Van het roken
af te komen, is net zo moeilijk als
van de morfine af te komen," vond
hij. Dit zijn lang niet alle artsen
pret hem eens, maar intussen is het
wel duidelük dat rookverslaving
niet aan de oppervlakte zit. Volgens
deze arts, zelf ex-roker, duurt het
gemiddeld een jaar of acht eer men
verlost is van die af en toe opdui
kende rookbehoefte. Ik vond dat
niet zo prettig om te horen, maar nu
ik toch al weer driekwart jaar de
sigaret achter mij heb gelaten, weet
ik dat ik zo'n uitspraak niet erg
tragisch hoef op te vatten. Immers,
ik voel mij niet ongelukkig of stak-
kerig. Gedurende korte tijd heb ik
gemeend dat ik bij afwezigheid van
een sigaret mü slechter kon concen
treren dan vroeger, maar dat wil ik
nu niet meer aannemen. Mün licha-
melüke conditie is er wel wat op
vooruit gegaan. Dat gebroken ge
voel dat ik vroeger wel eens had na
een doorrookte avond of nacht heb
ik lang niet zo mg meer.
Van de andere kant: dat frap
pante energieke van de eerst week,
die behoefte aan lichamelüke in
spanning is er niet meer. Dit is nu
wel ontmaskerd als een reactiever-
schünsel. En ben ik dikker gewor
den? Een toelaatbaar beetje.
Volgens deskundigen is er een sa
menhang tussen niet meer roken en
dikker worden.
Er zün nog allerlei dingen die ik
niet begrüp- Volgens mij heb ik
vroeger via mün sigaretjes toch heel
wat afgereageerd: spanning, onrust
en onlustgevoelens etc. Het roken
beantwoordt nu eenmaal aan een
diepe behoefte. Maar hoe reageer
ik nu af? Ik moet bekennen dat ik
in de afgelopen tijd meermalen een
enorme zin heb gehad om er een
dolle troep van te maken en eens
goed door te halen. Dat was echter
vroeger ook wel eens het geval.
Misschien minder vaak of minder
intensief, dat weet ik niet.
Waar ik nu in ieder geval nog
over moet spreken, is over de actie
„Ik stop ermee". Enkele duizenden
van u zijn ermee gestopt, inhakend
op ons gezamenlijk streven. Ik ben
razend nieuwsgierig hoe het nu
met iedereen is. Van een aantal
weet ik het al. en ik ben vol bange
vermoedens dat van de duizenden er
amper honderden zijn overgebleven,
tk ken er die nog steeds fier over
eind staan, maar ik heb ook moeten
vernemen hoe sommigen voor de
verleiding zijn bezweken. De vakan
tie heeft natuurlük velen in hun
resolute afweerhouding aangetast.
Het is wel zo dat ik met hen erg
meevoel: want uiteindelük hebben
zÜ behalve de narigheid van het
iee-zeggen tegen zichzelf, nu ook
nog de teleurstelling van het.eh
mislukken der poging te verwer
ken.
Niettemin, zou ik eens mogen ver-
nerpen wie wèl en wie niét is gaan
roken sinds die Januarimaand? Ik
ken u allemaal nog uit telefoontjes
en brieven en ik wil dolgraag weten
hoe het met u gaat. Geneer u niet.
gaderzaal behoorde Kardinaal Alfrinka
interventie tot de beste in deze stof. De
kardinaal meende, dat er een misver
stand in het Concilie over de tekst van
hoofdstuk 8 bestaat. In wezen gaat het
Conciliedocument niet over het
„Nunquam satis de Maria" (over Maria
nooit genoeg), niet over devoties, dich-
terüjke lofspraak over de Heilige Maagd
en evenmin over mariologische opvattin
gen van theologen in de Kerk, het be
handelt het geloof van de Kerk. Er
zün, stelde de Utrechtse aartsbisschop,
in de discussies verkeerde begrippen ge
hanteerd. Er werd bewogen gesproken
over devotioneel minimalistische en
r.iaximalistische opvattingen onder de
Vaders. Hierover dient het niet t° gaan.
Onze taak is te denken over het ware
geloof in de Kerk. Inderdaad is dit
Concilie pastoraal. Maar het wezen van
de hoogste kerkvergadering brengt mee,
dat zü de gelovigen de doctrinaire ba
sis van de Mariaverering voorhoudt.
Di* Is eminent pastoraal. Uw corres
pondent herinnert zich, dat de wereld
federatie van katholieke jonge vrouwen
in haar eindconclusie van 1956 en niet in
het minst onder aandrang van Latjjns-
Amerika juist op deze leerstellige basis
van de Mariaverering aandrong.
Elk woord in het onderhavige hoofd
stuk, aldus kardinaal Alfrink, weegt
daarom zwaar en zwaarder dan die in
pauselüke toespraken of brieven. In dit
stuR bijvoorbeeld is het woord Media
trix (Middelares) zo moeilijk, dat men
hel niet moet gebruiken, omdat het de
leer van de Kerk niet duidelük tot uit
drukking brengt. Volgens de Heilige
Schrift kent de Kerk slechts één Mid
delaar tussen God en de mens- en
Deze is Christus. Dit woord is dus
schriftuurlijk geijkt. De geheel bijzonde
re plaats van Maria in Gods heilseco
nomie, haar moederlijke en eigengea ar
de voorspraak bij God -roge men met
„Middelaarschap" aanduiden, maar met
het kerkelijke magisterium moet ook do
eenvoudigste gelovige weten, dat er tus
sen Christus' middelaarschap en dat
van do Heilige Maagd een waarlijk „on
eindig" verschil bestaat.
Het ontwerp is in paragraaf 53 zeer
nuchter en laat dit verschil ook duide
lük uitkomen, maar psychologisch krügt
het woord Mediatrix in een Conciliedo
cument een autoriteit, waardoor er pas
toraal gesproken verwarring en onbe
grip ontstaat. Anderzüds wordt de leer
van de Kerk over Maria in dit achtste
hoofdstuk zo duidelük uitgedrukt, dat
het schrappen van deze en wellicht an
dere titels aan het document niets ver
andert. Het Concilie heeft in het alge
meen en krachtens zün büzondere doel
stelling ook de plicht, aldus de kardi
naal, om misverstanden over de wezen-
lpke katholieke leer bü onze geschei
den broeders te voorkomen. Mün gewe
ten en dat van de vele bisschoppen na-
ïans wie ik spreek, dwingt mü om de
ze dingen te zeggen.
Op een diepe devote en simpele ma
nier had gisteren nog de bisschop van
Troyes mgr. Le Couedic, de Concilie
vaders gevraagd het bij de omschrij
ving van Maria's plaats in de Kerk en
haar werk niet te zoeken in een op
stapeling van eretitels en uitroepen,
maar van de Heilige Schrift te leren,
hoe Maria haar eenmalige taak als Moe
der van de Heer vervulde „sine stre-
pitu verborum et suaviter", zonder
grote woorden en in stille liefde. De
schrift dient het voorbeeld te zün bij
de opstelling van de tekst van hoofd
stuk 8.