Ik kan het niet meer aan H E N Kard. Alfrink waarschuwt - namens 124 Concilievaders - voor overbodige woorden Wie neemt weer een sigaret 9 ^stekend door ms$ÊKËËËËÊÊMÊÊËÊÊËËËmm 99 HENK SUèR fofo's van LOUIS VAN PARIDON Oneindig verschil tussen Christus Midde laarschap en dat van de H. Maria ZATERDAG 19 SEPTEMBER 1964 PAGINA 15 Xv ^o^uis^tsen behoren tot "t üe laatste slaven van de «lij ^eschiedenis. Ik maak Heidsrw dat wij van alle ^erjL 'j^'gorieën de langste 66(1 Renv^ maken- Ik kom aan Der LTdoelde van zeventig uur Sliest *s tock oiet tot je fenhiiu te houden? Op het eer ao'i l16'3 al voor de derde 4 tn0f,t ar elkaar angina. En ^WerK :ril'zelf met grof geschut vet], wT" U1" op ae Deen te Diij- H. jeaarv°or? Voor je patiën- ,e.nt immers van je pa- om op de been te blij- on toe voel ik mij de o ^it"aiTuraerlge hysterica. Als lemaal van tevoren ge- Vfiofn van he gevallen vïji etsnozem en het sloofje "t dit 2,aurherige hysterica. Als ^orri Was Lk nooit huisarts denk er nu trou- *'-• aak over om er over enige Ms. r?aan zoeken als bedrijf- ïer' k hoef mijzelf toch niet °P mijn veertigste een Ht(jt te bezorgen niet? Het Mnie §ek. Ik kan het op deze Het q1 meer aan> tenminste P een verantwoorde wijze. au de enige huisarts was vidde aHemaal te veel begint te dat ijl' 2?u ik willen aannemen t n^et geschikt was voor tw Laak. Maar ik weet dat dan de helft van mijn col- Uit te stappen, gewoon een lega's er ongeveer zo over denkt als ik. Wij hebben ons indertijd aangetrokken gevoeld tot een der nobelste beroepen die er be staan, wij hebben ons bereid verklaard nooit ophoudende ver antwoordelijkheid te dragen, maar wij voelen ons nu vaak be drogen. Zie nu eens! Er staat buiten voor het huis een groot bord GEEN DIENST. En toch komen de' patiënten aan bellen. Dat is elke keer weer. Ze zien door een kier van de garage dat je auto binnen is, en dan moeten ze je hebben. Iedereen weet nu toch langzamerhand dat er hier en daar zoiets als een zondagsdienst bestaat en voor dringende gevallen wordt men daarnaar verwezen, maar ze lap pen het gewoon aan hun laars. Ze respecteren je rust niet, je bent immers hun slaaf. Enfin, wilt u mij even verontschuldigen, want ik moet ze toch even te woord staan. Je doet het altijd maar weer. Al word je 's nachts naar de andere kant van de stad geroepen om even iemand die moet hoesten, op zijn rug te klop pen... %^'Cr9T°te meerderheid der Nederlandse huisartsen staat nog *'\e^üar om z^n Vort^e dienstbaarheid en barmhartigheid bij te e>l- Maar vaak ook dreigt hij de slaaf van zijn praktijk te worden. Onlangs is door de staats secretaris van Sociale Zaken en Volksgezond heid, dr. A. J.H. Bartéls, en de minister van O., K. en W., mr. Th. ff.' Bot, een Commissie- Huisartsen ingesteld, welke de opdracht heeft gekregen een studie te maken over de hui dige en in de toekomst te ver wachter taak van de huisarts in Nederland. Op grond van de uitkomsten van deze studie zal de commissie voorts van advies moeten dienen over eventuele organisatorische en andere voorzieningen, die de huisarts in staat zullen stellen zijn taak uit te oefenen, en over eventuele voorzieningen op het gebied van opleiding en nascholing van huisartsen. Wij nemen de vrijheid, de commissie hierbij enig studie materiaal aan te bieden. ffU. J I Gemiddeld duurt een consult JfVz minuut en dat vinden vele huisartsen in talloze gevallen tekort. aa ^ass^stente voor de lichte laboratoriumwerkzaamheden rninistratie is voor vele hmsartsen nauwelijks betaalbaar. 1 i Iten At a v"" f«- ^eteh v Istg n 6,-"uu" KI achieia van een huisarts Nou, dat was het dan weer. Het zoontje was met zijn kop tegen de aanrecht geslagen. Ze hadden eerst gebeld, maar ze hadden het apparaat van de zondagsdienst gekregen en toen waren ze maar gekomen. ,,Hebt u niet gezien dat er buiten GEEN DIENST staat?" vraag je. „Jawel dokter, maar wij zagen dat u thuis was en wjj dachten dat het toch niet zot lang zou duren. Het bekende praat je. Een stom gebrek aan respect. Als ze de auto niet zien, bellen ze trouwens even goed aan. En mijn vrouw, die dan open doet, wordt aan een soort verhoor onderworpen. „Is-ie er echt niet?" Voor mijn vrouw is het hele maal een toestand. Ik fungeer nog zo'n beetje als de ge liefde playboy van de praktijk, maar mijn vrouw is de kenau. Zij probeert mij te beschermen, maar vele patiën ten beschouwen haar als het grote obstakel op weg naar hun genezing. En dat wordt haar soms recht in het gezicht gezegd: „Uw stem klonk zo snibbig door de telefoon." Het erge is dat het ook nog wel eens waar zou kunnen zijn. Op een van je talloze bedorven avonden bijvoorbeeld, als je met vrienden een glas wijn zit te drinken. Komt er eerst een man aan de deur die zich even wil laten onder zoeken. Hij kan niet overdag op het spreekuur komen, want dan moet hij werken, zegt hij. „En 's avonds hebt u dus vrij?" vraagt mijn vrouw. Als die man dan ja knikt, kan het mijn vrouw wel eens ontvallen dat ze zegt: „De dokter heeft 's avonds ook vrij. Tenzij u met iets dringends komt." Volgende minuut gaat de telefoon. Of Pietje niet andere pilletjes kan krij gen, want Pietje heeft nog steeds koorts. Zo gaat dat. Als iemand lan ger dan één dag koorts heeft, deugen hetzij he pilletjes, hetzij de artsen niet. Weer een minuut later wederom de te lefoon. Mevrouw die-en-die is zo over stuur. Kan ze niet wat kalmerends krijgen voor de nacht? Zoiets kan best reëel zijn. Maar ook als je met je klompen kunt voelen dat het zwaar overdreven is, ga je er toch maar weer uit. Je weet het nooit. Het komt er bijna op neer dat je liever niet je vrienden ontvangt. Dat je avondje gestoord kan worden, is niet het ergste, om dat je weet dat dit je altijd boven het hoofd hangt. Maar je bent eigenlijk te moe. Je staat 24 uur van de dag je service-station te bemannen en je hapt naar adem. Al twee keer ben je deze week 's nachts je bed uitgehaald voor een partus en er zijn er nóg twee uit gerekend. Dit heb je wel geleerd: je moet alle rust die je kunt veroveren ook pikken. Als je in een week vier nachtelijke bevallingen zou hebben, kun je die vierde keer best wel eens dat malle trillende vermoeidheidsge- voel in je handen krijgen. Als arts weet je natuurlijk wel wat je eraan doen moet. Er wordt wel eens gepraat over doping in de sport, maar de do ping in de huisartsenpraktijk is ook heel interessant, en vaak evenmin me disch verantwoord. Je bent echter wel gedwongen. Je moet helder en vast ter been zijn. Er zijn veel collega's die iets tegen vroedvrouwen hebben. Ze beschouwen die zo'n beetje als onhandige indrin gers. Maar ik heb niets tegen vroed vrouwen. Ik ben er dankbaar voor. Alles zelf doen is te veel. En ik bouw liever een goede relatie met ze op zo dat ze mij op tijd roepen als er een complicatie is. Ze worden bovendien heel goed opgeleid tegenwoordig. Maar de keus arts of vroedvrouw is natuurlijk aan de patiënt. Voor de rest blijf je de bevallingen zelf doen, ook in de weekeinden als je geen dienst hebt. Misschien zou je die ook aan de zondagsdienst moeten overla ten, maar dat vind ik wat te ver gaan. Je hebt een zwangerschapsperio de goed gevolgd en tussen de a.s. moeder en de arts is een soort ver trouwensrelatie ontstaan. Dan druist het tegen mijn gevoel in om het op het beslissende ogenblik af te laten weten. Maar door dit alles heb ik ook weinig vrije weekeinden. Als ik met mijn gezin in het weekeind naar het strand ga, moet ik soms elk uur naar een of ander tentje om te bellen hoe het is. Probeer je dan maar eens zorgeloos te voelen. Overigens hoeft dat sinds kort niet meer, want ik heb een semafoon aangeschaft. Dat is een apparaat van 4.5 kg, dat je overal mee naar toe kunt nemen en dat je met zowel een geluids- als een licht signaal waarschuwt. Als dit ding vol gens een bepaalde code gaat, weet ik dat ik die-of-die moet opbellen. Het is een gemakkelijk ding, maar eigenlijk bindt het me nóg meer aan de praktijk. Nu wil ik nog afzien van de men sen die op zondagmiddag aan je deur komen zaniken of je even een verwijsbriefje voor de specialist wilt tekenen. En ook van de lieden die je wachtkamer bevolken om een receptje voor verband te ha len. Zo zijn ze uiteraard niet alle maal. Maar dan nóg meen ik te mo gen vaststellen dat een middelgrote praktijk van ruim 4000 patiënten te genwoordig meer drukte geeft dan vroeger. Wü hebben duidelijk meer werk dan vroeger. Je geeft meer in jecties dan vroeger. Je houdt zuigelin gencontrole en zwangerschapscontro le, allemaal dingen die vrij nieuw zijn. En ook geloof ik wel eens dat de mensen tegenwoordig vaker ziek zijn dan vroeger. In ieder geval raad plegen ze je vaker en gauwer dan vroeger. Voor de meest onbenullige symptomen soms, hetgeen je ze niet kwalijk kunt nemen, want ze zijn waarschijnlijk eerlijk ongerust en ze willen zekerheid. Maar de kwaaltjes worden je tegenwoordig aangepraat. Overal zijn medische rubrieken te le zen. De radio kletst erover en de tele visie nog veel erger. Ik vraag mij werkelijk af waar al die „Van Swol len" goed voor zijn. „Raadpleeg tij dig uw arts," zeggen deze collega's dan heel verantwoord en oprecht. Maar ik zit de volgende dag met al die knobbeltjes en kloppingen. Ik kan 's morgens na mijn spreekuur nage noeg feilloos vaststellen wat er de avond tevoren op de televisie aan „medische voorlichting" ten beste is gegeven. Ja. en de klachten die ik naar aanleiding daarvan moet aanho ren, zijn voor negen-tienden loos. et oudere type huisarts, de man die zegt: Mijn praktijk, die is helemaal van mij. Die heb ik in 25 jaar opgebouwd en leren kennen. De verantwoordelijkheid voor mijn patiënten rust op mijn schouders. Dat kan een ander niet van mij over nemenDit type huisarts ver dwijnt, onder de druk der omstandig heden. Hij was een individualist en een prachtige figuur. In de huidige omstandigheden gaat zon man er he lemaal onderdoor. Je moet jezelf af en toe losrukken. Je moet jezelf als arts twee keer per jaar een week of drie vakantie gunnen. Dat moet je doen in het belang van je patiënten. En ook moet je tegenwoordig nauw samenwerken met de specialist. Als huisarts ben je evenzeer een specia list, maar dan in de sociaal-genees kundige zin. De verleiding bestaat echter wel om in een drukke prak- tijk veel gevallen naar de specialist te sturen. In onze kringen is er een collega bekend uit een Amsterdamse volksbuurt; als die 's morgens de deur van de wachtkamer open doet, vindt hij liefst veertig, tot vyftig pa tiënten. Die man heeft een veel te drukke praktijk. Maar hij heeft de noodoplossing wel gevonden. Hp vraagt luidop: „Wie hoest er?' Er staan zo'n vijftien patiënten op die hij in zyn spreekkamer achter elkaar een briefje geeft voor het consultatie bureau, om zich te laten doorlichten. Dan vraagt hij: „Wie heeft er buik pijn?" Er staan pak weg tien pa tiënten op en die mogen een briefje voor de internist in ontvangst nemen. Zo gaat hij nog even door tot hij nog een paar patiënten voor zichzelf over- houdt. Dit is natuurlijk krankzinnig. Maar misschien is hij éen van de weinige huisartsen die nog tijd over houden om te voorkomen dat zij af stompen en 'n gladde routiné wor- y <a« den.Nou nee, dat is wat al te para doxaal, maar wel vrees ik dat artsen tot de minst ontwikkelde academici behoren. Zij hebben toch nóóit tijd om eens een boek te lezen of 'n con cert te horen. Wij komen amper toe aan onze vaktijdschriften. En nu wordt ons altijd met klem aangera den om 'n niet te zwaar wetenschap pelijk werkje erbij te nemen 'n on derzoekje in te stellen naar dit of dat, maar ik zou niet weten hoe ik dat moest plooien. Dat weet trou wens bijna niemand van ons, hoe wel wij graag de noodzaak onder schrijven. en collega merkte laatst op: „Voor chauffeurs bestaat er een wettelijk rijtijdenbesluit, dat oververmoeide brokkenmakers moet voorkomen. Maar artsen, die even grote brokken kunnen maken, ploeteren gepijnigd en overbelast door." Waarom krimp je de praktijk dan niet in, zo wordt vaak opgemerkt. Dat is een serieuze vraag en als arts kan men wel beamen dat men met een praktijk van ongeveer 2000 zielen pas goed zijn taak voor de volksgezond heid kan vervullen. Een andere ha chelijke kwestie is dat huisartsen niet graag willen toegeven dat ze óók wel behoorlijk willen verdienen. Dat is een hoogst eerbaar verlangen, vind ik. En daarvoor is de meerderheid ook echt bereid om zijn portie dienstbaarheid en barmhartigheid bij te dragen, ook voor de bromfietsnozem met een her senschudding, heus. Wat is behoorlijk betaald voor iemand die al een halve dagtaak achter de rug heeft als hij 's morgens om half tien snel een kop koffie naar binnen slurpt, zijn koffer tje klaar maakt, een lijstje opstelt van de adressen waar hij te vinden is en zijn vrouw goeiedag kust? Wat mag zo'n academicus met zijn aanzienlijke verantwoordelijkheid verdienen? Ik weet niet wat het gemiddelde bruto jaarinkomen van een huis arts is. Maar waarschijnlijk ligt het in de buurt van 30.000 gulden. Dat klinkt op het eerste gehoor niet eens zo gek. Maar daarvoor moet hij werkdagen maken van twaalf tot zes tien uur. Daarvoor moet hü zelf voor zijn oude dag zorgen. Hü heeft hoge uitgaven met o.a. zijn_ auto, zijn in strumenten en vooral niet te vergeten zijn doorgaans steendure huis. In iéder geval houdt hij niets meer over voor het zo noodzakelijke praktyk- hulpje, dat lichte laboratoriumkarwei tjes en de administratie kan verzor gen. Die 30.000 gulden zün veel te weinig, met als gevolg dat een huis arts wel móét streven naar een prak tijk van vierduizend zielen of meer. En dan móét hü zün praktijk op een gegeven moment wel sluiten voor zie kenfondspatiënten. Het is nu eenmaal zo: ziekenfondspatiënten geven meer werk dan particuliere. Dat is niet eens een verwijt aan de ziekenfondspatiën ten, maar dat is de moeilükheid van het systeem. Eu de vergoeding voor fondspatiënten is naar mijn smaak te gering om deze moeilijkheid op te lossen. De huisarts haalt zich wellicht het gevaar op de hals dat men hem onmaatschappelijkheid verwijt. Maar waarom is de man die voor Piet Snot in mijn wachtkamer zit om mij een wondje te laten zien altüd een fonds patiënt en nooit een particuliere? Waar zit dan de onmaatschappelijk heid? u hoop ik wel dat ik geen mis verstanden heb opgeroepen. Een huisarts is niet bang voor zwaar, hard werk en evenmin voor de last van zijn verantwoordelijk heid. Dat hü zün gezin dreigt te ver waarlozen en wellicht in intellectuele ontwikkeling achterop raakt, acht hü ook overkomelük. Ondanks de lasten en de kleine en grote ergernissen met weinig begripvolle patiënten, vindt hü bevrediging in zün werk. Diep in zün hart echter is hü als de dood zo bang voor de verkeerde diagnose, de ver gissing die hü, vermoeid, haastig en overbelast, dreigt te maken, en die fatale gevolgen kan hebben. Vandaar zün benarde klacht voor deze ene keer. (Van onze Romeinse correspondent) ROME, 19 sept. De Vaders zün druk bezig om tüdens de vergaderingen en tussen de lopende discussies door te stemmen over artikelen en hoofdstuk ken van de ontwerp-constitutie over de Kerk en wel over die, welke in de vori ge zittingsperiode reeds doorgesproken werden en naar de commissies verwe zen voor verbeteringen en omwerkingen volgens de wil van het Concilie. Het gaat nu vlug, de procedure is vereen voudigd en deze werd door de Vaders heel democratisch na hoofdelüke stem ming aanvaard. Maar men vraagt zich wel af, of het Concilie dit tempo menselükerwijs za' kunnen büjven volhouden. De zit tingen duren van negen uur tot over half een in een ruk door (de koffie kamer gaat pas om elf uur open) en de geconcentreerde stemmingen eisen een niet minder geconcentreerde voor bereiding in de eigen kleine of grotere kring der bisschoppen en evenzeer in gedachtenwisselingen tussen landen en continenten. Wij zün eerst aan het begin, het blüft nu de vraag of de te lang zame gang van zaken in de vorige zittingen minder op de zenuwen en het uithoudingsvermogen der Vaders werkte, dan de thans ingezette zeer snelle gaat doen. In eerste ronde zün de discussies ovei het schema „De Ecclesia" achter de rug. De sprekers in de 82ste en 83ste zitting over het laatste, d.i. het Maria- hoofdstuk, hebben duidelük de tegenge stelde standpunten en denkbeelden uit de 81ste vergadering herhaald. Felle geluiden werden gehoord van Italiaanse en Spaanse bisschoppen: de plaats in Gods heilseconomie van de Heilige Maagd en haar eer kunnen nooit genoeg en nooit loffelük genoeg gezegd wor den. Het schema komt hierin schrome lijk tekort. Anderen stelden, dat een Concilie-uitspraak een fundamentele is en als het ware grondwetteüjke richtiü- nen en bepalingen inhoudt. In de zitting van gisteren hebben de kardinalen Frings en Alfrink de laatste interventies gehouden namens grote groepen bisschoppen. Kardinaal Alfrink sprak namens 124 Vaders uit de gehele wereld. Volgens het oordeel in de ver- riiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiRiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|'iiiiiiiiiiiiiiiMHiiiiiHiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiHiiiiiiMiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiniiiimiiiiii!miiiiiiiiiiiin (Door HENK SUÈR) Toen ik op Oudejaarsdag open lijk, maar timide afscheid nam van de sigaret, durfde ik niet aan de rookloze toekomst te denken. Nu ben ik acht maanden verder en iedereen die mij vraagt of ik alweer rook, kan ik naar waar heid antwoorden: Nee, nog steeds niet. „Heb je er nog wel eens trek in"" is meestal de volgende vraag. En dan kom ik met het verhaal van de ex-roker, die nog heel duidelijk voelt dat de definitieve triomf nog lang niet bevochten is. Ik heb nog herhaaldelijk trek in roken, al is dit lang niet meer dezelfde kwel lende behoefte van de eerste weken, zins geoefend ben in het nee-zeggen De kwestie is dat ik nu al enigs- tegen mijzelf. Ik kan het verlangen opzij zetten, temeer daar dit niet zo hevig meer is. Er gaan dagen voor bij zonder dat ik aan een sigaret denk. En als je dit eenmaal bü je zelf hebt opgemerkt, kun je ie met die gedachte troosten op de momen ten dat je geplaagd wordt door het verlangen om te roken. Ik ben blü dat ik niet meer rook, maar toch voel ik het soms als een gemis. Ik mis mün paffertje in de pauzes van een theatervoorstelling of van een concert. Ik mis het wel eens op gezellige, feestelüke byeen- komsten, waar druk rokende en drinkende mensen om mij heen zün. En op momenten van intense spanning zoek ik naar iets, waarvan ik spoedig bespeur dat het een siga retje is. Maar, zoals gezegd, dit is nu overkomenlijk. Helemaal zeker echter ben ik nog niet van mijzelf. Soms sla ik zonder overtuiging een aangeboden sigaret af. Ik ben soms bang dat ik, zonder dat mijn wil eraan te pas komt, ga zeggen: „Ach ja, laat ik er eens eentje opsteken." Het gevaar, dat je dingen doet die je eigenüjk niet wilt, blyft bestaan. Afschuwelük. Ik heb inmiddels een arts ontmoet die een studie maakt van de rook verslaving. Hü deed helemaal niet zo bemoedigend. „Van het roken af te komen, is net zo moeilijk als van de morfine af te komen," vond hij. Dit zijn lang niet alle artsen pret hem eens, maar intussen is het wel duidelük dat rookverslaving niet aan de oppervlakte zit. Volgens deze arts, zelf ex-roker, duurt het gemiddeld een jaar of acht eer men verlost is van die af en toe opdui kende rookbehoefte. Ik vond dat niet zo prettig om te horen, maar nu ik toch al weer driekwart jaar de sigaret achter mij heb gelaten, weet ik dat ik zo'n uitspraak niet erg tragisch hoef op te vatten. Immers, ik voel mij niet ongelukkig of stak- kerig. Gedurende korte tijd heb ik gemeend dat ik bij afwezigheid van een sigaret mü slechter kon concen treren dan vroeger, maar dat wil ik nu niet meer aannemen. Mün licha- melüke conditie is er wel wat op vooruit gegaan. Dat gebroken ge voel dat ik vroeger wel eens had na een doorrookte avond of nacht heb ik lang niet zo mg meer. Van de andere kant: dat frap pante energieke van de eerst week, die behoefte aan lichamelüke in spanning is er niet meer. Dit is nu wel ontmaskerd als een reactiever- schünsel. En ben ik dikker gewor den? Een toelaatbaar beetje. Volgens deskundigen is er een sa menhang tussen niet meer roken en dikker worden. Er zün nog allerlei dingen die ik niet begrüp- Volgens mij heb ik vroeger via mün sigaretjes toch heel wat afgereageerd: spanning, onrust en onlustgevoelens etc. Het roken beantwoordt nu eenmaal aan een diepe behoefte. Maar hoe reageer ik nu af? Ik moet bekennen dat ik in de afgelopen tijd meermalen een enorme zin heb gehad om er een dolle troep van te maken en eens goed door te halen. Dat was echter vroeger ook wel eens het geval. Misschien minder vaak of minder intensief, dat weet ik niet. Waar ik nu in ieder geval nog over moet spreken, is over de actie „Ik stop ermee". Enkele duizenden van u zijn ermee gestopt, inhakend op ons gezamenlijk streven. Ik ben razend nieuwsgierig hoe het nu met iedereen is. Van een aantal weet ik het al. en ik ben vol bange vermoedens dat van de duizenden er amper honderden zijn overgebleven, tk ken er die nog steeds fier over eind staan, maar ik heb ook moeten vernemen hoe sommigen voor de verleiding zijn bezweken. De vakan tie heeft natuurlük velen in hun resolute afweerhouding aangetast. Het is wel zo dat ik met hen erg meevoel: want uiteindelük hebben zÜ behalve de narigheid van het iee-zeggen tegen zichzelf, nu ook nog de teleurstelling van het.eh mislukken der poging te verwer ken. Niettemin, zou ik eens mogen ver- nerpen wie wèl en wie niét is gaan roken sinds die Januarimaand? Ik ken u allemaal nog uit telefoontjes en brieven en ik wil dolgraag weten hoe het met u gaat. Geneer u niet. gaderzaal behoorde Kardinaal Alfrinka interventie tot de beste in deze stof. De kardinaal meende, dat er een misver stand in het Concilie over de tekst van hoofdstuk 8 bestaat. In wezen gaat het Conciliedocument niet over het „Nunquam satis de Maria" (over Maria nooit genoeg), niet over devoties, dich- terüjke lofspraak over de Heilige Maagd en evenmin over mariologische opvattin gen van theologen in de Kerk, het be handelt het geloof van de Kerk. Er zün, stelde de Utrechtse aartsbisschop, in de discussies verkeerde begrippen ge hanteerd. Er werd bewogen gesproken over devotioneel minimalistische en r.iaximalistische opvattingen onder de Vaders. Hierover dient het niet t° gaan. Onze taak is te denken over het ware geloof in de Kerk. Inderdaad is dit Concilie pastoraal. Maar het wezen van de hoogste kerkvergadering brengt mee, dat zü de gelovigen de doctrinaire ba sis van de Mariaverering voorhoudt. Di* Is eminent pastoraal. Uw corres pondent herinnert zich, dat de wereld federatie van katholieke jonge vrouwen in haar eindconclusie van 1956 en niet in het minst onder aandrang van Latjjns- Amerika juist op deze leerstellige basis van de Mariaverering aandrong. Elk woord in het onderhavige hoofd stuk, aldus kardinaal Alfrink, weegt daarom zwaar en zwaarder dan die in pauselüke toespraken of brieven. In dit stuR bijvoorbeeld is het woord Media trix (Middelares) zo moeilijk, dat men hel niet moet gebruiken, omdat het de leer van de Kerk niet duidelük tot uit drukking brengt. Volgens de Heilige Schrift kent de Kerk slechts één Mid delaar tussen God en de mens- en Deze is Christus. Dit woord is dus schriftuurlijk geijkt. De geheel bijzonde re plaats van Maria in Gods heilseco nomie, haar moederlijke en eigengea ar de voorspraak bij God -roge men met „Middelaarschap" aanduiden, maar met het kerkelijke magisterium moet ook do eenvoudigste gelovige weten, dat er tus sen Christus' middelaarschap en dat van do Heilige Maagd een waarlijk „on eindig" verschil bestaat. Het ontwerp is in paragraaf 53 zeer nuchter en laat dit verschil ook duide lük uitkomen, maar psychologisch krügt het woord Mediatrix in een Conciliedo cument een autoriteit, waardoor er pas toraal gesproken verwarring en onbe grip ontstaat. Anderzüds wordt de leer van de Kerk over Maria in dit achtste hoofdstuk zo duidelük uitgedrukt, dat het schrappen van deze en wellicht an dere titels aan het document niets ver andert. Het Concilie heeft in het alge meen en krachtens zün büzondere doel stelling ook de plicht, aldus de kardi naal, om misverstanden over de wezen- lpke katholieke leer bü onze geschei den broeders te voorkomen. Mün gewe ten en dat van de vele bisschoppen na- ïans wie ik spreek, dwingt mü om de ze dingen te zeggen. Op een diepe devote en simpele ma nier had gisteren nog de bisschop van Troyes mgr. Le Couedic, de Concilie vaders gevraagd het bij de omschrij ving van Maria's plaats in de Kerk en haar werk niet te zoeken in een op stapeling van eretitels en uitroepen, maar van de Heilige Schrift te leren, hoe Maria haar eenmalige taak als Moe der van de Heer vervulde „sine stre- pitu verborum et suaviter", zonder grote woorden en in stille liefde. De schrift dient het voorbeeld te zün bij de opstelling van de tekst van hoofd stuk 8.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1964 | | pagina 15