Grote stad slaat terug afSTfe rl len „fijne wijk" MOET dag en nacht LEVEN mm. Jane Jacobs9 boek over dood en leven in de Amerikaanse grote steden, toegepast op de Nederlandse situatie door BEN KROON DINSDAG 27 OKTOBER 1964 PAGINA 13 Reeds lang voor de tweede wereldoorlog kreeg de af deling Stadsontwikkeling Amsterdam opdracht een P an te maken voor de sanering van de Jordaan. Er is, sindsdien, ar men mag aannemen wel an gewerkt, getuige tenminste v. vage mededelingen van hl!r°Uders als raadsleden bij de )nFrotlngsbehandeling ernaar 2e1?rmaren. Eenmaal heeft men latD« -el even' een maquette tvmJ Zlen k°e het misschien is p Z0U' maar nu> anno 1964, r Rog steeds geen officieel plan. Men is het erover eens, dat de stokoude Jordaan ondanks alle romantische liedjes, een ver vallen achterbuurt is, die maar gauw tegen de grond moet, maar dit feit officieel in een plan vast leggen durft men niet aan. In tussen koopt „Diogenes", een actieve organisatie voor het red den van oude pandjes en het huisvesten van kunstenaars, links en rechts schamele krotten, die na restauratie met veel feestelijkheid en in aanwezigheid van het stadsbestuur in gebruik worden genomen. overal in Amsterdam wel een fijne „plek" A*Uergebied Jordaan. Probeert azinD. e saneren en tot ieders ver- testau, ,dt er gevochten om de ge- °°k v eer<le woningen. Hetzelfde geldt buUrtB°r andere versleten binnenstads- *tfa en. Men restaureert in de Koe- Jejïs i a?ast d® beruchte Zeedijk en M'aMpK bart van de even beruchte blik iJe? vestigen zich op het ogen- Hti ,?®zJnne"' die volgens de regels de fjj. eigenlijk een huisje in Handen af van fijne „plek" twee kanten bedreigd. Allereerst zijn er de stedebouwers, die lijnen trekken op kaarten zonder weet te hebben van wat er in de buurten omgaat, maar verder zijn er ook ondernemers die zich graag in zo een wijk willen ves tigen Zij kopen de oude panden, soms een hele rij tegelijk, en bouwen er een blinkend nieuw kantoor. Het ge- vol" kan zijn dat met de oude panden de krenten uit de pudding verdwijnen. Jane Jacobs geeft een opsomming van wat er in één oude kast in haar buurt zit gevestigd. Men vindt er een sport school, een bedrijf van kerkdecora- teurs een radicale democratische par- tii een liberale discussieclub, een mu ziekvereniging, een accordeonclub. een importeur van maté, een papierhan delaar een tandarts, een studio voor aquarellisten, een vervaardiger van toneelsieraden, enz. Zjj woont er zelf tussen en voelt er zich bijzonder te vreden. Meii kan Jane Jacobs nu natuurlijk brandmerken als een onverbe terlijke provinciaal, die de gro te stad alleen maar ziet als een permanente jolige kermis eh geen notie heeft van de normale verlan gens van een normale stadsbewoner. Jane Jacobs gaat namelijk zelfsi zo ver. dat zij grote parken geslist ver werpt hier spreekt wel de °nveihg- heid van een stad als New York in de avonduren een woordje niee hoogstens enig heil ziet in Menie, drukke parkjes met veel verkeer van wandelaars op alle tijden van g avond. Die onveiligheid kent men in 01ns ian-3 nauwelijks al is het tekenend, dat, bijvoorbeeld, de moord op g lina Feenstra in Amsterdam juist ge pleegd werd in een lief modern wu j van de stad met veel tuinen on? de huizen, die de moordenaar de kans boden om vrij om het huis teiopen. En in het Gooi weet elke moeder dat kinderen nooit alleen cp d?.keide mo gen spelen. In de zomer zijn er soms dertig aanrandingen Per, da{^J^uaI hier dreigt het gevaar dat men het betoog gaat scheeftrekken. Jane Ja cobs schermt wat al te makkelijk met de criminaliteit in de nieuwe woon- wiiken en concludeert soms wel eens overhaast. Maar de kern van haar betoog is eigenlijk parallel aan wat de oude directeur van het bureau Stads ontwikkeling van Amsterdam, prof. Van Eesteren al zei, toen de enthou siaste bewoners van de nieuwe tuin steden zich wat al te sterk van de rest van de stad wilden isoleren Dat mag beslist niet," zei hjj, „zv zullen met de hele rest van Amster dam moeten leren leven." Jane Jacobs verzwakt haar betoog nogal eens door de charme van be paalde oude wijken in of bij het een trum der grote steden iets te rianl te confronteren met de, in haar ogen. vrijwel nooit geslaagde nieuwe wijken De vergelijking van Amerika en Ne derland is op dit gebied beslist niet altijd mogelijk. Nederland kent geen steden van Amerikaanse omvang. Ne derland kent, Amsterdam misschien uitgezonderd, bovendien geen intens levende grotestadscultuur. Bovendien is de bedreiging van de oude wijken in Nederland beslist (nog) niet zo groot als in Amerika, waar in een aantal steden de centra volkomen te gronde zijn gegaan. Haar betoog is slechts sterk waar ztj de essentie' van het stadsleven duidelijk omschrijft. Zij werkt daarbij niet met grote woor den of statistieken maar grotendeels intuïtief. Zij attaqueert met veel suc ces een aantal vermolmde vooroorde len. Het idee, bijvoorbeeld, dat oude wijken nog steeds broeiplaatsen zou den zijn van ziekten en misdaad. Het idee bok dat de arbeider van vandaag nog steeds de ondervoede, revolutio naire proletariër van eert eeuw gele den zou zijn.'Maar vermolmde ideeën werken lang na. Duidelijk omschrijft zij hoe een gezonde, levende wijk in staat is de overgang van de immi granten en achtergestelde groepen naar een menswaardiger bestaan te effectueren, omdat in de grote stad de sociale discriminatie minder kans krijgt dan in de fraai op stand en klasse geselecteerde nieuwe woonwij ken. Diarom is haar boek, dat geïn teresseerden beslist moeten le zen. ook wel als een noodkreet op te vatten. De steden worden niet bedreigd in hun economisch be staan, want zij bloeien als nooit te voren, en evenmin vormen zij meer een bedreiging voor de volksgezond heid, want juist in de steden is de strijd tpgen alle vormen van ziekten het best geslaagd, maar zij worden nu bedreigd in hun essentiële functie: ont moetingsplaats te zijn voor mensen en ideeën, creatief centrum op vrijwel alle gebieden, laboratorium voor het beproeven van nieuwe levensvormen. Jane Jacobs ziet met schrik steden groeien, die feitelijk een conglomeraat zijn van provincieplaatsen met alle klassen en groepen netjes op orde en een minimum aan vruchtbaar con tact. Dat zij juist de oude wijken als kroongetuige opvoert, bewijst dat zij instinctief de buurten heeft gevonden, waar dit creatieve proces nog gaande is. Wie enigszins gedetailleerd met grote steden vertrouwd is kan die angst wel meevoelen. Men heeft veel te lang gedacht dat decentralisatie van alle stedelijke functies de remedie was voor alle problemen. Jane Jacobs is in haar stellingname voor centralisatie en tegen, spreiding zonder twijfel in het gelijk. Haar the orie, bijvoorbeeld, dat de stad aller eerst een handelscentrum is en dat de industriële bedrijvigheid zich aller eerst moet kenmerken door een einde loos veelvoud van kleine ondernemin gen, klopt volkomen met de Amster damse situatie, al plegen de Amster damse raadhuiseconomen dit altijd als een zwak van de stad af te schilderen. ames Boswell schreef al in 1791 over Londen: „Ik heb mj dikwu1® bezig gehouden met de ged'achte hoe verschillend een stad als La den is voor verschillende mensen. Zü. wier bekrompen gee«t beper» Dfén de oy^mzmg janansjec ene daarvan is onuitputtelijk. Voor Boswells verbazing is er nog •steeds reden, maar er zullen dan ook zeer intelligente stedebouwers en zeer fasüee en critische stadsbewoners no- dtó zijn om die steden zo gevarieerd ie houden. Mocht dat met lukken dan glijdt met de stad het hele land naar een onschadelijk maar rijkelijk verve lend soort provincialisme en er zijn gelukkig langzamerhand heel wat lie den in ons land, die deze groeiende achterstand ten opzichte van het bui tenland met enige onrust constateren. Een hoogleraar vatte in een gesprek met Jane Jacobs het hele probleem in zijn essentie samen. „Alleen in een heel grote stad," zei hij, „kan ikmis schien voldoende mensen ontmoeten om een beetje zinnig over zaken te praten die my bezighouden." Karei Appel, de kapperszoon uit de Dapper- buurt „domweg gelukkig in de Dapperbuurt" woont op het ogen blik in New York en hij heeft er zijn „nesomme". Blijkbaar is er niet zo veel verschil tussen Amsterdam en zijn dochterstad. 1) Jane Jacobs „The death and hfe of great American cities". Uitg. Jona than Cape, Thirty Bedford Square, London. kopen 10 Amste,veen badden moeten kljfl Probleem beperkt zich niet al- ge„'tot de binnenstad. Ook in de veel- «n ®de negentiende-eeuwse gordel biet a' ln de PÜP, wordt bepaald °Veral getreurd over de geringe te 'rekkelijkheid van huizen en stra- flVn e PÜP heeft een voortreffelijke dajjrnische winkelstand en de beste CuHn.?rkt van Amsterdam, de „Albert waar ook intensief gewinkeld gr Qt dooi de bewoners van het aan- Öa.azfnde fraaie „Zuid van Berlage", Val, dan ook als winkelgebied nooit van de grond is gekomen. Elke stad tie ®nige omvang en van enige histo- bUwent zulke merkwaardige pro est„?,ebierien, die statistisch vloeken moderne normen, maar met- o?en onmiskenbare charme heb ban' h 1'®debouwkundigen, die gaarne Bebai* rand der steden zorgvuldig uit- Verer, nceerde tuinsteden bouwen, hui- 0th hQ;?° gauw ze geroepen worden °UdeJl2ame chirurgie te plegen in de stadsdelen. Een enkele maal *ekenonZe °P algemene instemming bin t* i.maar meestal rijzen veler ha- S.P taL er§e als de eerste projecten bordro'. k°men. Alkmaar, Utrecht en Ret zÜn recente voorbeelden. V°°t VrifZet ';s dikwijls karakteristiek gebied vitaliteit van het omstreden bte en eschuldigingen van barbaris- ^„ddhservatisme gaan over en ?°eUnJLaar bh het uiten van hun be- "tacht voelen beide partijen hun on- 01 hu precies duidelijk te om schrijven waarom zij een bepaalde wijk nu precies willen slopen respec tievelijk behouden. Steden zijn inge wikkelde organismen, die bij de bewo ners en gebruikers zeer verschillenae reacties teweeg brengen. En die cac0" fonie wordt heviger naarmate die stad ingewikkelder en groter wordt. Het Amsterdam waar Carmiggelt rond wandelt is hetzelfde Amsterdam waar forensen knarsetandend naar een par keerplaats zoeken, maar vraag ze niet naar hun mening. In de tijd dat de stedebouwkunde nog een liefhebbert) was voor nobele lieden met een ver ontrust sociaal gevoel, kon men de stadsproblemen nog zwart-wit tekenen en zijn conclusies simpel formuleren. De remedie voor elke kwaal was af braak en de bouw van lieflijke tuin- dorpjes ver van het centrum. Later kwam men al tot genuanceerder be naderingen, maar het debat is pas in volle omvang op gang gekomen toen "et nutvan steden, vooral van grote „i«?en' Ln het gading kwam. Een com plete school van intelligente schrijvers aj Jarenlang de markt gedomi neerd met zwarte beschouwingen over ,varV Meg»Iopolis, de immen- e onhanteerbare stad, die als een kankergezwel blijft groeien tot het hele 'aad .eraan te gronde gaat. Hun boe- be.bben succes gehad, want er is gespreid waar er maar te spreiden viel totdat men merkte dat er op die manier van het land en de natuur nauwelijKs meer iets ongerept bleef. Maar ondanks alle spreiding bleven de steden groeien omdat de economie zich weinig om de stedebouwkundige theorie bekommerde en toch naar de steden trok, want ondernemers zijn nuchtere practici die hun voordeel zoeken waar het te halen is. Niet temin staat de stad nog steeds in een kwade reuk. En niet altijd ten onrech te, want de onmacht van bestuurders en stedebouwkundigen in het verleden en soms ook nog in het heden om dit zeer gecompliceerde organisme levend en bloeiend te houden, kan men in vrijwel elke stad constateren. Er zijn dode wijken, achterbuurten, lelijke buurten, saaie nieuwbouwwij ken, monsterlijke doorbraken, slecht gesitueerde bedrijven en gebouwen enz. In ons land, met zijn sterke stes debouwkundige traditie, vindt men in het algemeen weinig echt mislukte stadsgebieden, maar wel veel saaiheid. De Grote Erosie der Saaiheid noemt de Amerikaanse schrijf ster Jane Jacobs in haar boek „De dood en het leven van de grote Amerikaanse steden" de kwaad aardigste ziekte van de steden. Jane Jacobs heeft met haar boek heftige debatten op gang gebracht, want als bewoonster van de oude, maar heftig levende New Yorkse wijk Greenwich Village, heeft zij haar liefde voor grote steden niet onder stoelen of banken gestoken. Een grote stad is voor haar geen noodzakelijk kwaad maar een on misbaar goed. Zy wil precies datgene wat velen als het grootste euvel van de stad aanwijzen: drukte, ontmoetin gen met allerlei soorten mensen, vrij heid sn toch betrokken zijn bij zo ge varieerd mogelijke levensuitingen. Jane Jacobs heeft alle boeken en rapporten over de stad en haar pro blemen doorgewiprsteld en die getoetst aan haar ervaringen, sinds ze als meisje uit de provincie de wereldstad New York tot haar woonplaats koos. Haar oordeel over de idealisten en de nieuwe zakeÜjken (Le Corbusier in cluis) is vrijwel vernietigend. Het zijn, naar haar mening, stuk voor stuk chi rurgen die de patient niet genezen maar verminken. Haar eigen theorie heeft ze opgebouwd vanuit haar wo ning op de zoveelste verdieping in een drukke gezellige winkelstraat. Ze is gaan zwerven door New York en door allerlei andere steden en ze heeft in tuïtief de wijken gevonden waar het goed was te wonen. Haar ervaring was al spoedig dat het nooit de mooi ste wijken waren. Ze ontdekte wijken, die als achterbuurten op de sanerings- kaart stonden aangetekend, maar die in werkelijkheid blaakten van gezond heid en omgekeerd vond ze model- wijken waar geen kraak of smaak aan was. Uit al die ervaringen heeft ze een soort formule gedestilleerd, die vele deskundigen de haren te berge heeft doen rijzen. Een fijne wi)k, zegt ze, moet voor zoveel mogelijk verschillende doelein den dienst doen. Geen scheiding dus van wonen, werken en recreatie vol gens de heilige formule van de CIAM, maar maximale menging Er moet de hele dag en liefst ook 's avonds, 's nachts verkeer zun van alle soorten mensen. Voorts moeten de huizenblok ken klein zijn. Zoveel mogelijk stra ten dus als in de Amsterdamse bin nenstad met zijn netwerk van straten en stegen. Lange blokken zijn haar een ergernis, want zp hinderen de wandelaar en beletten het contact in de buurt. Ook moet een fijne wijk een „plek" zouden jonge architec ten zeggen een mengeling vertonen van allerlei huizen en gebouwen, oude en nieuwe, mooie en lelijke. Die goed kope oude zijn nodig om onmisbare „gekke" winkeltjes en bedrijfjes een kans te geven voor wie de nieuwe gebouwen te duur zjjn. En tenslotte wil Jane Jacobs een zo dicht mogelijke concentratie van woningen en mensen Uitgestrekte wijken met veel groen en lage bebouwing vindt zij grondmis- bruik, ze verhinderen het contact en zijn bovendien niet meer te bewande len met als gevolg een overmatig autoverkeer. Alleen door een combina tie van de vier bovengenoemde facto ren is een stadswijk, naar haar smaak, levensvatbaar. Uitgebannen dienen te worden grote parkeerterreinen, gara ges, benzinestations en stinkende of te grote bedrijven. Wie de formule toepast op enkele gezellige wijken uit zijn eigen stad, zal constateren dat Jane Jacobs haar ogen goed de kost heeft gegeven. Het is opvallend dat de „plek"-filosofieën van jongere ar chitecten, die nogal moeite hebben met het appreciëren van de naoorlogse tuinsteden, in dezelfde richting gaan. Ook hier gaat het om Slotermeer en Jordaan, niet Slotermeer of Jordaan. Jane Jacobs ontwikkelt haar gedach ten nog verder als zij constateert dat in een goede stadswijk de huizen „ogen" hebben. De veiligheid van de kinderen is gewaarborgd door de druk te en de aandacht van de winkeliers. Het is bekend dat in de Jordaan nau welijks politiesurveillance nodig is in tegenstelling tot de tuinsteden met hun blinde boxen op de begane grond, die vele straten iets wezenloos geven. Een fijne wijk heeft verder zijn on misbare publieke figuren, mannen of vrouwen die het oor hebben van de buurtgenoten en als eersten klaar staan om een pittig adres over een misstand naar het gemeentebestuur te sturen. Want fijne wijken, zegt Jane Jacobs, die al menig adres heeft ver zonden, moeten van zich af kunnen bijten, vooral als de heren van het Stadhuis weer iets uitgedokterd heb ben. Een fijne wijk wordt namelijk van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1964 | | pagina 13