het groene luipaard
PROBLEEM IN
AEROENBERG
ALS U HET
VRAAGT
TOM POES en de vuursalamander
Pelsjagers van Rio Peeos
het verwenste land
het valse hoofd
door
Marten
Toonder
Henri de Greeve
Bezitsvorming
Kinderen
Vakbonden
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1965
oe Mo rog z/T inde£e^
daad meg... laat /k ppo
BeaeM Me re ne/Z/U-
De oursreK/HG.' it<^~
Cec-ooF, coat oe draad
H'EfiZ Z./T. Her Zoo
l/ooOoEfiJDe ZIJN
HEM £-c>s re M
r/zeuHeHH
f HIJ zat-
onze A/eg
No B/ze
/een.'
PAUL
VLAANDEREN
De Wadders
door OLAF J. DE LANDELL
Lezers schrijven de krant
5382 Heer Bommel nam hartelijk afscheid en schreed
heen, zwaaiend met de toverstaf van Merlijn. De beide
gebaarde vreemdelingen keken hem buigend na totdat
hij buiten gehoorsafstand was. Toen barsten ze uit in
een bulderend gelach, dat akelig tussen de zerken weer
kaatste.
„Die bolle!" riep de grootste uit. „Zie je wel, dat je
hem alles kunt wijsmaken, Hiep?"
„Ja baas", gaf de ander toe. „Een volle portefeuille
voor een oude boomtak. Hoe bestaat het? Daar moet je
toch Bul Super voor zijn!".
„Er komt nog meer!" voorspelde de eerste. „Hij zal
drakestaarten en helleveegsel willen hebben en die
kosten veel geld. Zo zie je: eerlijk zaken doen is toch be
ter dan inbraak. Kom Hiep; we gaan ons voddenpakhuis
inrichten als toverwinkel - en daarom gaan we nu eerst
even langs de vuilnisbelt".
„Langs de vuilnisbelt?" herhaalde Hiep Hyper proes
tend. „Hoe verzin je het? Die dikke moest eens weten!"
„Die weet niets!" riep Bul Super onder gorgelend ge
lach. „Zo'n bolle geldbuidel op voeten heeft maar één
hersen tussen de oren!"
Met deze ruwe scherts verlieten de beide duistere figu
ren nu ook de oude begraafplaats zonder te merken, dat
hun gesprek was afgeluisterd door Tom Poes.
„Ik heb gelijk gehad", mompelde die. „Heer Bommel
is beetgenomen door een paar schurken. Maar gelukkig
kan ik hem waarschuwen voordat het te ver gaat!"
Zo denkende sloeg hij snel de weg in, die naar Bom-
melstein voerde. Hij zou echter al spoedig merken, dat
het niet meevalt om een heer, die verborgen krachten in
zichzélf ontdekt heeft, tegen te houden.
En wat is dat toch voor een vreemde figuur die daar
op de achtergrond rondhangt?
zuiaaiz Zijn ze M/er.Die
neen, pie/ze-Y en oe Ko
uster, cue moeJnind denk
ten HEM MEE-f Je Nier,
Nemen naar. dat nu t>i&~
t/e/Z TERUCv
COo e
S LQM„eT «uto op oe
HOE HIJ
Dl RON? MET
VLAANDEREN... WAAK
KRNIKEEN K1KV0ES-
UITEUSTING VANDAAN
HALEN?
UURVOOESPEOUG
KON OP
BELLEN.'
83. voor ik mijn bijl weer kon'°P f*en> klonk
er. een schot uit zijn revolver. Old r irenand stak
ziJn armen in de lucht en stortte ais een omge
hakte woudreus tussen zijn vijanden neer. Het was
{jyj, of de kogel door mijn eigen nart was gegaan.
Met een welgemikte slag maakte tk een einde
aan het leven van de indiaan, die mi] aanviel en
juist wilde ik mij op de moordenaar Parranoh stor
ten, toen er een donkere gedaante voor mij op
dook. „Waar is die hond der Atabaskah.' Hier staat
Winnetou, het opperhoofd der Apachen. Hij 2al de
dood van zijn blanke broeder wreken!" een jacj,
en een vloek, meer hoorde ik niet. De gebeurtenis
sen om mij heen namen mij zo in beslag, dat ik
vergat, de volle aandacht aan de verdediging van
mijzelf te wijden. Daardoor had ik niet gemerkt,
dat het bevel van Parranoh was opgevolgd en voor
ik er erg in had, voelde ik een strik om mijn hals.
Ik greep met de linkerhand de wurgende lus om
meer ruimte om mijn hals te houden en terwijl ik
werd weggetrokken, sloeg ik als een wildeman de
Ponkas, die aanstormden, weg. Toen ik even kon,
greep ik naar mijn mes om de lasso door te snij
den, maar een enorme slag op mijn hoofd, deed mij
het bewustzijn verliezen.
Naar aanleiding van het artikel van uw
Limburgse redacteur van 10 februari
j.l. over Henri de Geeve wil ook ik
gaarne hem zijn adhesie betuigen. Hij
heeft in het „confronta!tie"-bulletin op
de hem eigen, duidelijke, kernachtige
wijze stelling genomen niet tegen de ver
nieuwingen, maar zoals hij het noemt
tegen „de ontluistering van de H. Eucha
ristie", de allerkostbaarste schat die wij
bezitten.
Deze eminente, geleerde priester (hij
werd eerste Kerstdag 72 jaar) is heus
wel meegegroeid met zijn tijd, hij heeft
duizenden mensen geestelijk en stoffe
lijk uit de ellende geholpen en heeft op
alle terreinen van de zielzorg zijn spo
ren verdiend.
Deze dag- en nachtwerker voor het Ko
ninkrijk Gods (hij sprak voor de kelners
midden in de nacht) met zijn grote er
varingen op elk gebied, had als afgevaar
digde naar het concilie gezonden moeten
worden.
Henri de Greeve, deze onvermoeibare
goede herder, komt in de vastentijd
weer conferenties geven in de kerk aan
de Kalverstraat te Amsterdam. Op de
woensdagen 10, 17, 24 en 31 maart en 7
april om 12.45 uur. Moge hij evenals
vorig jaar een groot en dankbaar ge
hoor vinden.
Amsterdam, L. STAPPERS
In „Opzij" in uw nummer van 11
februari 1.1. las ik uw artikeltje over
bezitsvorming. Ik ben niet overtuigd van
de grote spaarzin van ons volk en daar
om vind ik het zeer wijs dat minister
Wieveen het betreffende geld niet in
de consumptieve sfeer wil laten terecht
komen.
Ik vermoed dat als het geld ter vrije
beschikking van de verkrijgers zou ko
men dit weer tot grote bestedingen zou
leiden waardoor onze handelsbalans nog
verder uit het evenwicht zou kunnen ge
raken, hetgeen niet in het belang onzer
economie en dus niet in het belang van
ons volk zou zijn.
Ik vind uw suggestie om het tot vrije
beschikking te stellen daarom niet juist.
Bennebroek, J. C. van den BERG.
Naar aanleiding van het ingezonden
stukje van mej. M. van Dam op 13 fe
bruari j.l. onder de titel „kinderen" ben
ik zo vrij het navolgende op te merken:
Het is voor alle partijen toch nog pret
tig dat mej. v. Dam al is het dan
maar af en toe „Wat kinderen er
van zeggen" wil lezen. „Wat „men" al
niet voor een beetje geld doet, zal wel
verschillend zijn. Als mej. Van Dam dit
nu maar van zich zelf weet, dan is dat
al voldoende.
Het is mij niet bekend of zij 'juffrouw'
zal blijven, maar ook in dat geval moet
het toch mogelijk zijn, althans als men
zich zelf niet opsluit, kennis te nemen
van wat de kindermond pleegt te zeg
gen. Het z.g. „enfant terrible" is naar
ik meen een verschijnsel zo oud als de
wereld zelf.
Rotterdam, J. J. MEIJER.
Gaarne zou ik mijn mening willen ge
ven over twee zaken: le Het wel of niét
betalen van contributie aan de bonden
door ongeorganiseerden: 2e De nieuwe
manier van mishoren op zondag.
Ie. Zelf ben ik meer dan 25 jaar ge
organiseerd geweest en heb het nooit
een al te groot bezwaar gevonden dat an
deren, die niet georganiseerd waren, mee
profiteerden, ten minste geen reden om
ze te dwingen mee te betalen. De vrij
heid in deze zaken vind ik veel belang
rijker. Ik begrijp niet waarom de bon
den zich nu zo druk maken .Iedere week
hebben ze nog altijd een gezamenlijk
inkomen van plm. één miljoen gulden.
Mij dunkt daar kan heel wat voor ge
daan worden. Er zijn in den lande nog
vele andere instellingen, zoals de kerken,
A.N.W.B. enz. waar ook velen gratis
van profiteren, maar die gelukkig ook
nog door vrijwillige bijdragen in stand
worden gehouden. Dat strekt ons meer
tot eer, dan als dat afgedwongen zou
moeten worden. Hier wordt het zelfres
pect van vele afgevaardigden opgeofferd
en 'n stuk onafhankelijkheid in de waag
schaal gelegd. Werkgevers en werkne
mers zijn allemaal mensen, die altijd
nog te vaak meer tegenover dan naast
elkaar staan Als er werkelijk een te
kort aan inkomsten zou ontstaan zou
men volgens mij een staatssubsidie kun
nen aanvragen, maar hiermee zou te
vens een bewijs geleverd zijn dat hier
of daar ten aanzien van de bonden iets
niet deugt. Dat is niet omdat ik de con
tributie niet kan of wil betalen of het ze
genrijk werk niet wil erkennen dat de
bonden in het verleden verricht hebben
en waarin ikzelf ook mijn bijdrage gel<?>-
verd heb, door veel van mijn vrije tijd
op te offeren maar omdat oten ik zelf
een vervelende kwestie met mijn werk
gever had, de heren mij op een niet te
verdedigen manier in de steek lieten.
Even goed hoop ik mij na verloop
van tijd opnieuw bij de bonden aan te
sluiten, maar niet door dwang. Want
het lijkt er nu veel op dat de heren vrij
gestelden in de bonden alleen de dienst
uitmaken. De heren zijn goed geschoold-
in het uitoefenen van hun overwicht
op de leden, maar sportief met hun
leden om te gaan dat laat nogal eens
te wensen over. Het zou zeker zijn nut
hebben als er eens een eerlijk, gedegen
onderzoek werd ingesteld onder de men
sen die jaren georganiseerd zijn geweest
en voor de bonden gewerkt hebben en
nu geen lid meer zijn, dan kon er wel
eens heel wat voor de dag komen.
En daarom protesteer ik tegen de
nieuwe methode van contributie-heffing.
Zij zal zeker veel ergernis geven.
2e Over de nieuwe manier van mis
horen. Nu voor mij was die verandering
maar gedeeltelijk gewenst. Ik vind het
mooi volkszang er tussen door, maar
er moet ook tijd zijn voor een persoonlijk
beleven van de H. Mis. Van de zang is
de tekst wel mooi, maar de melodie te
klagelijk. Als men daar eens meer aan
dacht aan besteedde! Een beertje opge
wektheid kunnen wij allemaal best ge
bruiken.
Bussum, C. DORESTEIN
79.
Ons entrée in het dorp was uiterst bloemzoet. De mensen stonden nog altijd
te praten en keken ons na, vervuld van gevolgtrekkingen. We stopten voor
het huis van de Van Doff's op bevel van mijn vriend. Ik stapte het eerste uit.
Langs mijn jas streek aldoor de dreiging.
Ik grinnikte schaapachtig tegen een agent, die me met uitpuilende ogen
aankeek. In stilte bad ik, dat er dus iets aan me te zien zou zijn, want zijn
kijken leek me niet gewoon. Hij knikte of salueerde ook bijna niet, het scheen
wel dat hij versteend was.
Het geheel begon op een benauwde droom te lijken. Boven in het huis
waren stemmen. Dat hoorde ik, toen we in de gang stonden, achter een tril
lende juffrouw Booner, met rode randen om de ogen, die ook al zo spook
achtig keek.
Uit de kamer, waar we 's middags met Crommer hadden gesproken, kwam
Menters te voorschijn.
„Menters," zei ik flink. De loop van de revolver zocht een plekje onder
mijn schouderblad. Het maakte me opeens misselijk. Was het niet precies een
Wild West-verhaal?! „We hebben een vergissing begaan, Menters," besloot ik
flauw. Had kunnen grienen van vernedering. Zo moest ik dus het werk van
Terry ongedaan maken, of tenminste een heel stuk terug zetten.
„Ja, meneer?" vroeg Menters, en salueerde voor ons beiden.
„J-ja," antwoordde ik. „Deze meneer is de broer van madame Enbourg.
„Juist, meneer." Menters boog. Ik had hem tegen zijn schenen kunnen
schoppen omdat hij zo ezelachtig was, niets te begrijpen!
„Madame is onschuldig," legde ik uit. „Haar broer heeft me enkele dingen
uitgelegd die alles in een ander licht stellen.
De druk van de revolver scheen lichter te worden.
„Wil je madame even beneden brengen, Menters? ik hoopte, dat hij het
nu zou begrijpen, want Arlette zat voorzover ik wist in het hotel.
„Zeker, meneer," antwoordde Menters vriendelijk.
De mogelijkheid doemde voor me op, dat ze wellicht juist hierheen was
getransporteerd. Er was geen ontkomen. De broer van madame, nog altijd
met zijn onbeschaamde hoedje op, ging tegen de gesloten voordeur leunen en
ik stond helemaal alleen naast hem, zodat ik geen seintjes kon geven. En van
achteren laten besluipen was onmogelijk. Het was afschuwelijk, vernederend,
brekend voor mijn zelfvertrouwen. Ik wilde niet denken aan mijn eerste
ontmoeting met Terry, hierna.
Toen week de revolver nog verder terug: hij verdween van mijn rug. De
lange man naast me maakte een beweging van verbazing. Meteen klonk er
achter me een stem, die me als muziek leek. Terry zei, door het geopende
raampje in de voordeur: „Handen omhoog!" en vóór me herhaalde Menters,
zonder enige verandering in zijn gezicht, precies hetzelfde: „Handen omhoog!"
Ik was zo stomverbaasd, dat ik zelf de handen ook op stak.
i metgezel sprak geen woord. Hij bleef staan waar hij stond.
Aarzelend gingen zijn armen de hoogte in; en ik kon me gelukkig een paar
passen van hem verwijderen.
Terry schoof langs hem heen naar binnen, terwijl een agent de door
Mentersin bedwang gehouden man boeide.
'i,t°p!.f+V° zei Terry toen, en ging naast me staan, in het volle lamp-
-L- ViH w°en °P hot gezicht van onze gevangene dezelfde verbazing las,
J1ÉI t m, ?gent. buiten en bij juffrouw Booner had opgemerkt, begreep ik,
dat 1 er y natuurlijk al lang eerder zijn aanwezigheid had kenbaar gemaakt
en iv a1f begrepen had, hoe handig hij zijn dubbelganger gebruikte.
Jfaat h;^n i kamer, Han," zei Terry. „En toen jullie daarnet zo aller-
aaraig i nnenkwamen, ben ik door het raam gestapt, om deze man z'n
t richting te geven."
"el a,, woord wat ik gaf was helaas zwaar gepeperd: „Waarom heb
]6 n J» Zll6dl,g ingelicht, G.V.D." zei ik.
"L, voi™, 6 tv doen hebben met een zeldzaam handig mannetje," vertelde
moeten speie'n Z°U dade**>>k doorzien hebben, als je te veel toneel had
(Wordt vervolgd)
DAT /S BELACH ELUKZo
Dl HMANTEN/ Ze ZUN HEEL,
HEEL MLE/f/f Ce/E ZOUDEN
beten? Mo nul e acnte/z
aconneN laten/
JS Te ZUJNAg BELA-
T£ HUNNEN VL/E-
oDL LO£ tullen De ZAK
DIAMANTEN PCNTE& MOE'
tn—
je, wie dat is?" fluisterde hij opge
wonden. Sientje tuurde ingespannen
naar de mannekijn. „Ze komt me wél
bekend voor" zei ze zachtjes. „En ik
weet zeker, dat ze geen Neeltje heet.
Kunt u haar misschien thuisbrengen,
inspecteur Parbleu?" De fransman
knikte. „Mijn hoofd eraf, als dat de
Hertogin van Toulouse niet is", mur
melde hij. „Alias Linke Loes
„Goed geschoten, broer, deegrol",
prees de scherpzinnige speurder hem.
„Ik geloof, dat we geluk hebben, want
|nou zal die kleine putaal van een Hat
Si Kee ook niet ver uit de buurt zijn.
Ik heb zo'n gevoel dat er nog meer
verrassingen volgen". De wakkere
spoorzoeker bleek het weer eens bij
het rechte eind te hebben, want even
later verhief de dame op het podium
wederom haar stem, maar dit keer
niet, om een mannekijn aan te kondi
gen. „Dames", sprak zij. „De show is
afgelopen, maar blijft u nog heel even
zitten, want de grote ontwerper van
onze collectie, de heer Paultje Poular
de, wil u zélf komen bedanken voor uw
belangstelling!"
55. Piet Loeris kreeg ogen als scho
teltjes, toen er weer een nieuwe man
nekijn de salon binnenhuppelde, ten
einde een van de onovertroffen crea
ties van Paultje Poularde te tonen.
„En daar hebben we onze Neeltje",
jubelde de dame op het podium. „Ze
draagt een fliederdun moezelientje,
gegarneerd met versgepofte kastan
jes. Dit jurkje is bij uitstek geschikt
voor het zwaardere grondwerk en tui
nieren!" Terwijl ze verder ging met
het beschrijven van het kledingstuk,
stootte de detetive Sientje aan. „Zie
S?GflNJE^4-0' HflgD DOOg/Z/JPT,
cao?' op oGGMBuk
°s RfiD/flTOEDoP <_OS.„
■FELIX ZOO 0VEK"N"PHHR
DAGEN TERUGKOMEN.
GïEfrT ONS BUNR'2#
OP HEM... ItC
■MOET DIEEKT
'AGENT Gl
MOCO
NRTUUE-
PJN...rHLSZE'
WE' DAGBOEKEN IN
EENMETALEN.DQ05 0P
DE BODEM VHM DE
BAAI HEBBEN ORDE-
BOEGEN- KUNNEN .ZE
DIE 1ATEE WEEK EOS-^
TIS OPVISSEN, ALS
W'J WEGZ'JN.