De belevenissen van 'n
WEKKER
Boze BOSBESSENFEE
kreeg een lesje
v
Weet je
veel?
en
verloor
haar
kwade
streken
p&aati
Onze pagina
voor de jeugd
Douwes
Diederik
Dapper
ROBBIE DE
BEER EN:
de springende mannetjes
Plastic armband krijgt nieuw jasje
m
Hardhandig
bazinnetje
In slaap
Op tijd
Vk
Kapot
Si S
SUKf
i;
PLUS
5 MAART 1965
S
TEVREDEN tikkend stond de
kleine wekker op 't nacht
kastje en de kleine wijzer
tjes liepen heel rustig en op hun
gemak in de rondte. Tik, tak, tik
tak, wat was 't rustig en stil. Het
luisterde naar 't zachte gesnurk
en keek naar buiten. Het was he
lemaal donker, alleen de maan en
de sterren verlichtten de hemel.
Maar de straf Ze helfe',-Want ze
had begrepen, dat ze neel verkeerd had
'f
TW..T3?
ROBBIE IS ER nieuwsgierig naar wat er
weer zal gebeuren, en hij gaat naast de dit
teur staan, als er een heleboel wagens, v° ,r
laden met dozen speelgoed, naar buiten komen
reden. „Die jaloerse fiches en pionnen hebben bü
al onze plannen in de war gestuurd", zegt de b1,
„Gelukkig zijn ze op tijd weer teruggegaan, en 3){
is voor een groot deel te danken aan jou, kle' i
beer. Ik ben je erg dankbaar. Nou, goeiedag, ik
nog een heleboel werk te doen." Als hij weer alle.,>
is denkt Robbie na. „Dat is allemaal goed en ^'e,
mompelt hij. „Iedereen is blij en gelukkig.
wat moet IK beginnen?"
ROBBIE TUURT steeds angstiger rond. „Er
nu geen fiche of halmapion te zien", denkt 1>JJ'
„Ze zijn aan het werk gegaan en ze hebben
allemaal vergeten! Wat moet ik nou doen? Ik del1
niet dat ik de weg naar die muur terug kan vindij
Welke kant zou ik uit moeten? Als er maar iern^
in de buurt was wie ik het kon vragen!" Hij t>°
naar voren en dan weer terug. Dan ziet hij ee
vlucht houten vogels en hij schreeuwt naar he
Een vogel zwenkt naar hem toe en staart naar hr
„Wat, ben jij hier nog?" piept hij. „Je hebt het 1
ker wel gehoord hè, we zijn weer uit de ellende!"
ROBBIE SMEEKT DE houten vogel hem de
terug te wijzen naar de muur van dominoS1
nen. „Ik kan nu niet stoppen", zegt de oèe
„Ik heb het ontzettend druk. Nou, je boft, daar kfb\
net een houten slang aan. Die zal je wel wegbre
gen. Daag." Als de slang hoort wat Robbie dW3^
zit brengt hij hem door het struikgewas en over eÊgi
heuvel naar de muur. „O, dank u wel!" zegt RobfA
„Daar is de poort al. En kijk, er is er nog
naast ook. Waar gaat die naar toe?" „Dat is
poort waardoor je naar buiten moet gaan", zegt L
slang. „Dat is de enige die naar buiten open gaat."
ROBBIE BEDANKT DE slang die hem de
heeft gewezen en holt naar de tweede pooft^,,
de muur van dominostenen. „O, wat elA;
roept hij. „Ik ben al die tijd dat ik hier ben geWe
nog steeds gekrompen!" Want ofschoon hij zijn h3^
den zo hoog mogelijk uitstrekt, hij kan niet bij j,
deurknop komen. Plotseling voelt hij weer aan
le kanten geprikkel en als hij zich omdraait ziet
weer een lamp, die deze keer op de grond staat,
die hem overlaadt met heerlijke warme stralen.
ALS ROBBIE NAAR voren stapt en het kreUP&
hout opzij duwt komt hij tegenover de Ch1 ef
pop te staan. „Hallo, ik ben blij dat 3 ,jS
nog bent,' 'zegt hij. „Ik vroeg me af hoe ik
moest komen. Nou, je ziet er kleiner uit dan ee t3
ander.„Jou weel mis zijn gegaan, jij
gloot zijn!". „Nou pech gehad, kunnen we
gaan naar het Notenbos?" zegt Robbie. „Natn
niet!" lacht de pop. „Jij veel, veel te glP0^
Jij jouw moedel toch niet bang willen maken-
weel telug op wale glootte!"
hebt", zei de zon. dan roep je me maar.
Ik sta altijd klaar om je te helpen
't Wekkertje was moe geworden van het
tikken van die lange nacht en de wijzers
kropen langzamer en langzamer vooruit.
De maan zakte lager en lager en de
vogels deden hun oogjes open en kwet
terden en tsielpten in hun nestjes.
„Dag wekkertje" zeiden de maan en de
sterren, tot vanavond. We moeten nu
weer plaats gaan maken voor de zon".
En ja hoor, 't wekkertje zag de stralen
al. Daar kwam de zon Rose en tevreden
stond hij Donkerend aan de blauwe he
mel en hij zei: „Hè Ratel, 't is ochtend,
zou jij die kleine meid niet eens wakker
willen maken?"
„AcJ* nee", zei Rateltje, de wekker, de
haan slaapt ook nog. Ik geloof, dat jij
vanmorgen veel te vroeg bent opge
staan".
„Ja", zei de zon, „dat ben ik ook.
Maar ik wou er vandaag eens een stra
lende dag van maken".
„Nou", zei de wekker, „dan zal ik maar
niet langer wachten".
Hij tikte nog eventjes en toen..„prrr-
rnrrrrrrrrrt". De kleine wekker
maakte zovel herie, dat het meisje in
haar bed meteen wakker schrok.
„Hè. vervelende wekker! Waarom
moet Je me nou precies midden in een
fijne droom wakker maken? Jij maakt
altijd zo'n herrie, kun je niet eens wat
zachter ratelen?"
En met een klap op zijn hoofd werd
de wekker 't zwijgen opgelegd. Verdrie
tig tikte hij verder. Ik zorg dat ze op tijd
wakker wordt, zodat ze niet te laat op
school komt en nou is 't nog niet goed.
't Zonnetje gluurde naar binnen en
hoorde de wekker verdrietig tikken.
„Wat is er aan de hand? Waarom ben
je zo somber?"
„Ach", zei Rateltje, „ik doe mijn best
om op tijd te zijn en als ik dat kleine
droomstertje wek, krijg ik een klap op
mijn hoofd, zodat ik niet langer kan ra
telen".
„Wacht maar", zei de zon, „ik zal je
wel helpen".
Hij stuurde een straal naar binnen en
bleef schijnen precies op de oogjes van
de kleine luilak.
,Hè, hè, wat een heerlijk weertje. Wat
fijn, dat de wekker me vandaag zo
vroeg heeft wakker gemaakt". En tevre
den glipte ze haar bedje uit.
„Dank je wel, zon, dank je wel. Ik
ben blij, dat ze nu niet meer boos op me
is".
„Als je ooit nog eens moeilijkheden
„Ik kan niet meer", zei 't Wekkertje
en het was blij, dat het niet werd opge
draaid. Het zei de wijzertjes goede nacht
en viel prompt in slaap. Ineens werd de
wekker opgetild. Suf deed hij z'n oogjes
open en zag dat hij in de keuken te
recht kwam. Hij rook een heerlijke
lucht en zag een appeltaart op het aan
recht staan.
„Mmmmm, wat ruik jij heerlijk", zei
't wekkertje.
„Ja", sprak de appeltaart, "ik moet
toch zorgen dat ze me lekker vinden.
Daarom kruip ik een tijdje in de oven,
zodat ik een mooi knappend bruin korst
je krijg en de appeltjes lekker zacht wor
den. Wil jij me helpen?"
„Natuurlijk" zei de wekker, "maar
hoe dan?"
„Wel, als ik roep, moet jij ratelen, zo
dat ze me uit de oven halen, anders ver
brand ik en kunnen ze me niet meer op
eten".
De wekker werd opgedraaid en de
taart ging zijn warm huisje binnen. Tik,
tak, tik, tak, tik, tak. Vrolijk wandelden
de wijzertjes vooruit en 't wekkertje luis
terde naar de appeltaart, die tevreden
lag te bakken in z'n warm hokje.
„Gaat 't goed, daar in de oven?"
vroeg Ratel.
„Oh ja", sprak de taart. 't is hier
heerlijk warm en de appeltjes beginnen
al lekker zacht te worden. Nog eventjes,
dan is mijn korstje knappend bruin en
dan zal ik je roepen".
Ratel hield zijn oortjes wijd open en
opeens hoorde hij" 't Is tijd, 't is tijd!"
De wekker sperde zijn mondje wijd open
en riep: „Prrrrrrrrrrt".
De keukendeur ging open en de taart
werd uit de oven gehaald.
zei het
„Wat zie jij er heerlijk uit'
wekkertje.
„Ja. zeg dat wel. Jij hebt me pre
cies op tijd geroepen, dank je wel".
„Wat fijn dat er toch wekkers zijn,
wat een gemak", hoorde hij zeggen.
Ratel zwol van trots en zei tegen de
wijzers. „Dat hebben we samen toch
weer fijn gedaan. Jullie hebben pre-
cies op tijd gelopen".
„Natuurlijk", zeiden de wijzertjes,
„we kunnen Mijnheer Tijd toch niet
boos maken?"
't Wekkertje verhuisde weer naar het
nachtkastje en tikkend keek hij om zich
heen. Even later ging de deur ruw open
en ploems, daar werd hij van 't kastje
gestoten. „Au, au" zei 't wekkertje en
de wijzers keken geschrokken ODj z'ch
heen. „We kunnen niet meer lopen". Ge-
schrokken keken ze elkaar aan en even
later werd de kapotte wekker meege-J
nomen.
"Moeder, ik heb per ongeluk de wek-
maar <=»w. ----- kreeg hij zijn jasje
weer aanvd®t en 't knopje aan
de achterkant werden weer aangedraaid.
Rateltje voe ae zich ineens helemaal be
ker omgestoten, hij is kapot", zei het keek de binnenkant, Wekkertje schrok
kleine meisje. maar even. later
„Hè, wat dom. Breng hem maar gauw
naar de klokkenmaker, misschien is
"ij vanavond dan weer in orde".
Bij de klokkenwinkel aangekomen,
werd hij op een tafel neergezet. Een oude
man haalde een schroevendraaier en be-
tikte hij zijn wijzertje weer
's Avonds vertelde li ij aan de sterre-
ter en blij
vooruit
tjes en het maantje, wat er gebeurd was.
Gelukkig was 't goed afgelopen en sinds
die tijd heeft het wekkertje geen nare
dingen meer beleefd en nog altijd wekt
hij trouw iedere morgen het meisje, zo
dat zij dank zij hem, nooit te laat op
school komt.
TIEKE SLIJK
ELE jaren geleden waren er eens jjurk droeg van groene bladeren en blau
twee kinderen, een jongen en een we bosbessen
meisje. De jongen heette Hans en
het meisje Grietje. Nu moei', je niet den
ken dat het Hans en Grietje uit het be
kende sprookje waren want dan heb je
het mis. Deze Hans en Grietje waren
heei andere kinderen. Ze woonden toe
vallig ook dicht bij een groot bos, waar
ze dikwijls gingen spelen.
Op een avond, toen hun vader klaar
was met houthakken in het bos. merkte
hij, dat er een heleboel kwade feeën ge
komen waren. Daarom zei hij tegen Hans
en Grietje, dat ze niet meer naar het
bos mochten. Maar Hans en Grietje
waren ongehoorzaam en ze gingen toch.
Zij speelden er verstoppertje, maar ten
slotte werden ze moe en wilden naar huis.
Toen merkten ze dat ze de weg niet meer i
konden vinden. Opeens stond er een def
tige dame voor hen, die een prachtige
Dat was de boze bosbessenfee. Maar
dat wisten Hans en Grietje niet. Ze dach-
hadden verteld dat ze niet meer wisten
hoe ze moesten lopen om hun huis te
vinden.
Maar in plaats van de weg te wijzen
nam de boze fee hen mee naar een huis-
ie ,meL een klein schuurtje erbij. En in
dat schuurtje stopte de bosbessenfee de
kinderen en ze deed een dikke grendel
op de deur, zodat ze er niet meer uit
konden.
Han? en Grietje begonnen heel hard
te huilen, want het was erg donker in
het kleine schuurtje, maar opeens kwam
er een witte duif door het getraliede
raam naar binnen vliegen. Die vogel kon
spreken, want de kinderen hoorden dat
hij zei: „Niet bang zijn, kinderen. Ik ben
de vriend van alle ongelukkige kinder
tjes. Vertel maar eens gauw, wat er ge
beurd is".
Toen zeiden de kinderen dat ze door de
fee gevangen waren genomen, en dat
ze zo graag naar huis wilden en ze vroe
gen of de duif hen niet kon verlossen.
„Dat zou ik zeker heel graag doen, kin
dertjes, maar gemakkelijk zal dat niet
gaan. Maar toch zal ik jullie helpen'.'
Toen streek hij met een van zijn witte
vleugels langs de rechterwang van Hans
jen Grietje, die daarna rustig insliepen
Dc duif vloog nu heel snel naar de
j koningin van de goede feeën. Hij ver-
I telde haar wi; de bosbessenfee had ge-
fdaan en toen werd de goede fee zo boos,
dat ze besloot de boze fee flink te straf
fen. Ze nam haar gouden staf en tikte
er drie keer mee op de grond en op het
zelfde ogenblik kreeg de bosbessenfee
ten dat het een lieve dame was omdat ze een lange neus en een grote wrat op haar
zo aardig en vriendelijk was. kin.
TF"lend^onde^^i^if^ó'r'julHe'^opge- de" weg 'SSf'ze?toa? de kinderen I De bosbessenfee wa3 heel kwaad, maar
steld. De juiste antwoorden vind je
eronder, maar ze staan „op hun kop",
zodat je niet in de verleiding komt om
te vlug te kijken.
1. Hoe heet de Nederlandse kardinaal?
2. Wie is de president van de Verenigde
Staten en wie is de vice-president?
3. Wie is de president van Frankrijk?
4. Hoe heet de bijeenkomst, waarin de
kardinalen een nieuwe Paus kiezen?
5. Hoe heet onze Paus en wie waren
de twee Pausen vóór hem?
6. Wie is Swiebertje in werkelijkheid?
7- Hoe heet het grootste schip van de
Holland-Amerika Lijn?
8. Hoe heet onze nationale luchtvaart
maatschappij?
9. Door wie is Willem de Zwijger ge
dood?
10. Noem drie mannen die een belang
rijke rol gespeeld hebben in de tweede
wereldoorlog?
'jCjauiogjuojM IjaA
-asooH 'inqo-mio oi Ip-mao-D jescqueg -g
!'WTM '8 Huojjajsiaaa ojnjq St9'8S)
„urepjawoa" op L Joaapoa doof !ux
sntg snug 'IIIXX souueqof sneg 'ja snt'
-iwg sneg -g fprepuoo Ion™)O op sof
-wtjo 'E ijtojqdninH 'H 'uosuqof 'g 'g z
:jfujajtv 'H -jfw 'i :uapjooMiuv i £>e ene armband heeft versierseltjes, de ander is alleen met wol omwikkeld.
ze kon er niets aan veranderen, omdat
alleen de k°nmgm van de g0e<je feeën
de betovering ™gedaan kon maken.
zelf weg en w wSs hen Ware" dus
bevrijd De duif de weg naar
huis en het.\yaS feest toen Hans
en
waren.
ze "onaera
jaar en n dag haar getoverde gezicht.
Grietje bij hun vader en modder terug
^ren.
De boze bosbessenfeehield honderd
jaar en n dag haar betoverde gezicht.
gedaan. En toen de bf'°vePn,S verbro
ken was werd ze Jf®ïr b0i^essenfee,
maar niet meer de boze zoals voorheen.
Ze kwam nu aan het noivan de goede
feeënkoningin en daar oeea ze nog veel
goed werk, want als er soms kindertjes
in het bos verdwaald waren gmg 2ij er
heen en bracht ze dan netjes weer thuis.
THEO LUYSTERBURG
JE kent waarschijnlijk allemaal wel
de plastic armbanden, in verschil
lende kleuren en dikten die op het
jgenblik zo in de mode zijn. Als je er zo
een hebt en je bent er op uitgekeken,
trek de armband dan eens cej, ander jas-
ie aan. Je hebt dan een heel apart
sieraad.
Mocht je nog niet in het hez>t van zo n
plastic geval zijn, de aanschaf zal niet al
te veel van je portemonnee vergen. Ze
zijn er in verschillende prijzen, maar je
hebt er nog geen gulden voor nodig Kijk
maar eens in de „grabbelbakken die
er in sommige warenhuizen zijn. Je kunt
er dan vast wel eentje voordelig „op de
kop tikken".
Zo, en dan gaan we nu aan de slag.
Om de armband wind je touw, raffia of
gemeleerde wol. Bedenk van te voren,
bij wat voor kleur jurk of trui je hem
dragen wilt en kies dan een kleur, d!e
daar mooi bij past.
Hierbij kun je het laten, maar je
kunt er ook nog een andere versiering
bij maken, door af en toe aan de wol, het
touw of de raffia een kraal te rijgen
Je kunt z'n kraal losjes laten bungelen of
tegen de armband vastrijgen.
Je kunt zowel glazen of houten kralen
nemen. Bij touw staan houten kralen het
leukste.
TRUDY.
Douwes Diederik Dapper,
die wil niet naar de kapper.
Voor een schaar, een kam en tang
is hij toch zo vrees'lijk bang.
Zijn moeder is al honderd keren
toch maar gaan proberen
of Diederik zou willen,
maar Diederik gaat dan gillen'.
Hij gilde kapper Scharensloof
zijn oren bijna helemaal doof.
Die zei: „Bij alle wilde spinnen,
daar kan ik echt niet aan beginnen.
Al denk ik niet alleen aan centen,
ik heb ook deftige cliënten.
Die willen niet dat kind'ren gillen,
Alsof ik ze levend zou gaan villen.
Die willen graag heel rustig zitten
en als het kan ook even pitten.
Het spijt me wel, mevrouwtje Dapper,
zoekt u maar gauw een and'rè kapper."
Maar Douwes Diederik Dapper
wil naar geen ènk'le kapper.
Hij wordt voortdurend banger
en zijn haren worden langer.
Die reiken nu al tot de grond.
Zijn oren, ogen, neus en mond
zijn achter bossen haar verdwenen.
Je ziet nog nauwelijks zijn benen.
Douwes Diederik kan niet naar school,
heeft nooit pret en ook nooit jool,
kan ook nooit eens buiten spelen,
zit zich thuis maar te vervelen.
Kan nooit schaken of eens dammen,
want moet steeds zijn haren kammen.
Hij kamt nu al vele jaren
haren, haren, haren, haren!
Ga op tijd dus naar de kapper
en doe niet als Diederik Dapper.
Want geen mens wil zich bemoeien
met wie zo zijn haar laat groeien.
AAD VAN VLAARDINGEN
Ik gebruik de zon om het thee
water aan de kook te brengen.
1