Vele bewijzen van vakmanschap waterbouwkunde Myrna. Olga, Olma en Netty STICKS and muzikale bloemen STRINGS uit Aalsmeer Kwartet wil andere mensen gewoon een plezier doen VAN BAKENES TOT RAMAERSTRAAT De straat waarin wij wonen DR. KURTZ DOET EEN BOEK OPEN I „Een van de noodwendigste, profijtabelste en Godzaligste dingen in Hollant" POLDERMUSEUM DE CRUQUIUS IS SPIEGEL VAN STRIJD TEGEN HET WATER Pronkstuk ZATERDAG 3 APRIL 1965 PAGINA 3 Het poldergemaal ,fie Cruquius" op de grens van Heemstede en de Haarlemmermeer, dat als museum dienst doet. kernachtig samengevat de zin van de strijd die wij Nederlanders reeds eeuwenlang voeren tegen „Het bedijken van Meren en het zen. Waar zouden wij zijn zonder van het gemaal „De Cruquius", in brengen van schadelijke, verderfe- dijken. Nergens toch. Noord- en gl^oTerniseerdeden~nog^to®11wfrtóng lijke wateren tot goed land is een Zuidholland, Zeeland en een groot zijnde gemalen „Lijnden" en Leegh- van de noodwendigste, profijtabel- deel van de provincies Utrecht en water'gebouwd om de Haariemmer- ste en Godzaligste dingen in Hol- Friesland zouden één grote water- lant". Dat is een bekende uit- vlakte zijn. Een goed beeld daar- spraak van de beroemde zeven- van, van onze methoden en mid- tiende eeuwse waterbouwkundige delen in de strijd tegen de „water- Jan Adriaanz Leeghwater. Het is wolf" en van de „profijtabelste" dingen door het aanleggen van dijken verkregen, wordt geboden °m de zuiger met een Dallastblok van het water. Want hoe „noodwen- gelegen aan de Ringvaart op de zaten acht meer dan tien meter lange dagelijks open. dig" een goede bedijking is, heb- grens van Heemstede en de Haar- hefboornarmen, die de pompen aandre- ben de watersnoodramp van 1953 lemmermeer. Daar is ons gevecht en begin deze week de over- tegen de „schadelijke, verderfe- stroming van de IJsel bij Arn- lijke wateren" van meter tot me- hem nog eens overduidelijk bewe- ter, van dijk tot dijk uitgebeeld. Dat hebben we te danken aan een De machine van het poldergemaal aantal fanatieke waterbouwkun de Cruquius": in het midden van digen uit de dertiger jaren, die de vorige eeuw een staaltje van het aanleggen van dijken een technisch vernuft. „Godzalige" bezigheid vonden. AALSMEER, 25 maart Het klinkt misschien een beetje tegen strijdig, maar de acht naaldhak jes van de Sticks and Strings staan stevig op de vruchtbare Aalsmeer- se grond midden tussen de bloe men, die het tuindersdorp aan de Westeinderplassen terecht een jmn vrolijke klanken reeds tot de oiga en Netty, getooid met de schalkse wereldfaam hebben bezorgd. De uiterste hoeken van ons vaderland tchtf twSiingnendeien^gezameni^k Sticks en de Strings of in goed en verder hebben de vier meisjes veertig levensjaren, oiga met de banjo Aalsmeers de Stokjes en de Snaren tail0ze successen geoogst in tal ischoTtogAatome?r Um^Ude weten namelijk heel goed, dat de van steden als Utrecht, Haarlem, tweede gitaar doktersassistente. Vorige faam van hun muzikale kwartet Amsterdam. Leiden en Den Haag. wee* h,eef£ het charmante viertal het wel met zo ver m alle continenten zal doordringen als de rozen en de anjers van de kwekers. Olma en Myrna en Olga en Netty heb ben inmiddels de barrière van alleen maar plaatselijke bekend heid al met veel succes doorbro ken. K.R.O. en A.V.R.O. brachten in sommige Haarlemse straten herinneren naambordjes aan de vroegere benamingen. Zo is gelukkig de Kraayenhorster gr acht op de Nassaulaan voor de toekomst bewaard gebleven. Voor wat dat laatste betreft, doen hun jongere collega's van nu niet voor hen onder. De Deltawerken zijn er het bewjjs van. Maar voor het museum, hun museum, lopen ze niet meer zo erg warm als de ouderen vroeger. „De jongere ingenieurs interesseert het geen barst meer", zei ons de conservator van het museum, de héér J. W. P. Groffen. En hij kijkt zorgelijk rond. „Er zou nog zo'n hoop moeten gebeuren, maar er is geen geld". De heer Groffen dacht ongetwijfeld terug aan die fanatiekelingen van voor de oorlog die, kost wat kost, het ge maal „De Cruquius" voor het nage slacht wilden behouden. Dat gemaal was hun trots. Het was en is het le ven. Driehonderdduizend liter water werd er per minuut uit de Haarlem mermeer gepompt. „De Cruquius" deed tot 1927 haar plicht. Toen wilde men de machine slopen. Waterbouwkundige ingenieurs, verenigd in het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, staken daar een stok je voor. Zi; richtten de Stichting „De Cruquius" op. Het gemaal bleef in tact. In de ketelhuizen van het ge bouw, dat op het eerste gezicht meer op een eeuwenoud kasteel lijkt dan op een pompstation, werd in 1933 een museum ingericht. Men verzamelde modellen, tekeningen, foto's en onder delen van machines van gemalen. Da- ter is daar nog een hele verzameling watermolens in verschillende uitvoe ringen bijgekomen. Pronkstuk van het museum is een imposante maquette van Nederland. Door het inpompen van water laat men zien wat er gebeurt als storm en hoog water onze kust beuken. En wat er van ons land zou overblijven als de dijken ontbraken. Deze maquette is voor de oorlog gemaakt door Rijkswaterstaat en heeft in 1937 op de wereldtentoon stelling in New York gestaan. De belangstelling voor het museum neemt nog jaarlijks toe. In 1952 telde men nog slechts drieduizend bezoe kers. Vorig jaar al meer dan negen- tienduizend. Zestig procent van hen zijn buitenlanders. Op doorreis van de bloemenveiling in Aalsmeer naar Keukenhof of Madurodam doen steeds meer gezelschappen „even" het museum aan om een idee te krij gen hoe „gevaarlijk ver beneden de zeespiegel wij Nederlanders leven". Scholieren maken vaak een leerzaam uitstapje naar „De Cruquius". meer droog te leggen en te houden, straalt de kracht af waarmee men in de vorige eeuw het water te lijf ging. Voor technici is het haast onvoorstel baar dat zo'n machine toen reeds kon worden vervaardigd. Zij was dan ook uniek in de wereld; en tevens de groot ste tot dan toe vervaardigde stoomma chine. Tien stoomketels waren er nodig vende bewijs van het vakmanschap van onze Vaderlandse waterbouwkundigen. in' hpf museum De fYunnius" maar liefst 86 £uizenti kil<> drie meter in net museum „ue L>ruquiub 0p en neer bewegen. Aan dat blok Daarom is het jammer, dat de Stich ting de financiële middelen ontbreken het museum een noodzakelijke uitbrei ding te doen ondergaan, waardoor de verzameling nog verder zou kunnen worden uitgebreid. Er is zelfs niet vol doende geld om een eerder begonnen restauratie te voltooien. In 1955 trok men daar 150.000 voor uit, dat werd bijeengebracht door de overheid 'en particulieren. Aan het interieur is veel verbeterd. Maar nu is het geld op, ter wijl er ook buiten nog het nodige moet worden gedaan. Daar zal nog eens zo'n anderhalve ton voor nodig zijn. Men heeft nu een beroep op het Rijk gedaan, maar voorlopig is men toch maar met de restauratiewerkzaamheden gestopt. Aan een verwarmingsinstallatie durft men nu zelfs niet te denken, ondanks het feit, dat het vocht muren en ma chineonderdelen aantast. Een dergelijke situatie lijkt ontmoe digend. Maar conservator Groffen gaat er allesbehalve onder gebukt. In de af gelopen maanden heeft hjj samen met de heer Misset, de beheerder van hét eveneens aan de Stichting beho rende theehuis naast het museum, alles weer eens goed onder handen ge nomen. Het blinkt de bezoekers weer toe. Vanaf 1 april is het Museum weer J.vH. 7 77 PPrctP inarntm tran Ho sfir»lzc arirt De zusjes Olma en Myrna Chenkius tellen respectievelijk zestien en zeven tien frisse Nederlandse lentes. Olma is de xylofoniste van het kwartet en Myrna bespeelt een van de twee gitaren. De lichte muze zal in de komende maanden af en toe wei een beetje op de achter grond komen, want de zusjes hopen als leerlingen van de vierde klas mulo voor de vakantie hun diploma te behalen. Haarlems vroegere gemeente-archi varis, dr. Gerda Kurtz, heeft haar stad een grote dienst bewezen. Onder auspeciën van de Vereni ging Haerlem heeft „De Erven Bohn Sr/V.» een uitstekend verzorgd en infor matief boek over de Haarlemse straten uitgegeven, waartoe dr. Kurtz niet al leen de gegevens verzamelde maar waarvoor zij ook een interessante en lezenswaardige inleiding heeft geschre ven. De straatnamen vormen een stuk stadsgeschiedenis apart. In de loop der eeuwen is daar vrijwel niet over ge publiceerd. Totdat ill 1916, eveneens dank zü „Haerlem", het befaamde stra- tenboek van de heer W. P. J. Over- meer verscheen. Het is voor volgende generaties een standaardwerk op dit ge bied geworden, dat reeds jarenlang niet meer in de handel te verkrijgen was. Een herdruk had bovendien geen zin, want na een halve eeuw is Haarlem van 400 naar 1200 straten uitgegroeid. Bovendien behoefde het boek van Over- meer behalve aanvulling ook enige cor rectie, omdat intussen de historicus nog wijzer is geworden. Het benamen van straten lijkt een voudiger dan het in werkelijkheid is. Door het moderne systeem om van een hele buurt één groep te maken (ver noemen naar bloemen, zeehelden, rivie ren enzovoort) schijnen alle moeilijkhe den te zijn opgelost. Maar zo gemakke lijk is het niet. Dubbele namen moeten vermeden worden. Als er een Bloem- straat is in de bloemenbuurt, kan er in de dichterswijk geen straat naar de dich ter Bloem genoemd worden. Ook op het gehoor mogen er geen doublures zijn. Is er een braamstraat in de vruchten- wijk, dan is er in de componistenbuurt geeri plaats voor Brahms. In haar boek „De straat waarin wij in Haarlem wonen" vertelt dr. Kurtz daarover uitvoerig. Zij duikt diep de ge schiedenis van Haarlem in om aan te tomen, dat de straten en stegen eertijds - heel lang geleden - vrij willekeurig een naam kregen. De volksmond had de eerste stem in het kapittel. Daar kwam de overheid vrijwel niet aan te pas. De ligging of een bepaalde sfeer was voldoende voor een plaatsaanduiding. Krocht wil niets anders zeggen dan een hooggelegen akker, de Koudenhorn duidt op „koude hoek". Soms werd de straat naam ontleend aan de vorm of gedaante van de straat: Breestraat, Kromme El leboogsteeg. Dan waren er ook straten en stegen, die hun naam ontleenden aan nabijgelegen gebouwen, vooral kloos ters: Ceciliasteeg, Margarethastraat. Wanner er iemand in een straat een huis of een stuk grond bezat, kon het gebeuren, dat de volksmond zijn naam vereeuwigde, zij het niet per se om de man te eren. De Hazepaterslaan, ge noemd naar Haasje Pater, en de Bar- teljorisstraat, genoemd naar Batte Jo ris zijn er typische voorbeelden van. De gevelstenen bleken ook wel eens een dankbare aanleiding tot naamgeving. Was er een opvallende gevelsteen in de straat of steeg, dan kon ze op vereeuwi ging rekenen. De Valkestraat en de Mo- rinmesteeg kunnen ervan meepraten. Tenslotte ontleenden straten hun namen ook aan bepaalde beroepen, vooral als er mensen bij elkaar woonden, die het zelfde beroep uitoefenden. Voorbeelden: Smedestraat en Voldersgracht. n veel later jaren kwam er meer systeem. De stadsuitbreidingen vroe gen een systematische naamgeving, welke oorspronkelijk in handen van de gemeenteraad werd gelegd. Over het algemeen wisten de straatnamen in de binnenstad zich wel te handhaven. In dien de straten zelf tenminste zich wis ten te handhaven. Er zijn jaren ge weest. op het eind van de achttiende eeuw, dat door een economische terug gang de stad ontvolkte en hele straten en zelfs wijken tot verdwijnen gedoemd waren. Wie heeft er ooit gehoord van de Muyzenholsteeg, Ossenweierssteeg, Schietspoelsteeg, en Dunnebiersteeg? To :h hebben ze ooit op het oude Glas- blazersveld gestaan. Er zijn ook namen verdwenen, doordat bepaalde grachten of straten een naamsverandering onder gingen. Een sprekend voorbeeld is hier de Kraaienhorstergraeht. die na dem ping de aanduiding „Gedempte" kreeg en later omgedoopt werd in Nassaulaan. Een niiet bepaald van historisch begrip Betuigende naamsverandering. Want aarmede werd de stad een stukje ge schiedenis ontroofd. Hetzelfde kan ge zegd worden van het Waaigat, dat nu sinds jaren Nassaustraat heet. Met de aanleg van nieuwe, nieuwere en de allernieuwste wijken kwam er dus meer systeem. Dat betekende niet, dat het gemakkelijker ging. De gemeente raad ging niet altijd mee met het voor stel van B. en W. en soms kon, ais bij de geboorte van een kind, binnen de Haarlemse familie een felle strijd om de naam gevoerd worden. Zo bijvoor beeld vlak na de eerste wereldoorlog, toen besloten werd de straten ten noor den van de Slachthuisstraat een herin nering te doen zijn aan de Kruistochten, waarin de Haarlemmers (denk aan Da- miate) zo'n groot aandeel gehad zouden hebben. Aldus ontstond de Kruistocht straat, Bisschop Ottostraat enzovoort. Het communistische raadslid Peper nam daar stelling tegen. Volgens hem hoefde Haarlem werkelijk niet zo trots te zijn op de Kruistochten, en waarom zou je de straten noemen naar mensen, die hun medemensen naar de andere wereld geholpen hadden? Peper ver moedde, dat de katholieke bouwvereni ging, die de woningen op haar naam had staan, daar wel achter zou zitten. Wethouder Slingenberg maakte de heer Peper toen de historische betekenis van de Kruistochten duidelijk en onthulde, dat de suggestie tot deze naamgeving gekomen was van de directeur van het archief, eenprotestant. oeilijkheden waren er genoeg. Hoe vaak moesten er geen namen ver anderd worden, wanneer er een annexatie haar beslag had gekre gen? Door uitbreiding van Haarlem met gebieden van Heemstede, Haarlemmer- liede, Bloemendaal en Schoten kwamen er vaak dubbele namen, welke meestal het koningshuis betroffen. Daar moest dan weer een oplossing voor gevonden worden. Onwillekeurig denkt iedereen dan ook aan de bezettingsjaren, toen op last van de Duitse overheid de konink lijke namen uit het stadsbeeld moesten verdwijnen. De Wilhelminastraat werd Sohouburgstraat, de Julianastraat werd Lorentzstraat. En zo waren er meer. Na de oorlog werden deze straten di rect in ere hersteld. Dr. Kurtz is In haar toelichtend arti kel zeer uitvoerig, de aandachtige lezer wordt herhaaldelijk getroffen door sail lante gegevens. Ze herinnert er bijvoor beeld aan dat nooit straten vernoemd worden naar nog levende personen, de leden van het Koninklijk Huis uitgezon derd. Maar in Haarlem was er natuur lijk één uitzondering. En voor wie an ders dan voor Lodewijk van Deyssel. Naar hem werd zelfs een laan vernoemd dat gebeurde ter van zijn zeventigste verjaardag in 1934. Waarom moest er in het vroegere Scho ten een St. Bavostraat komen? Zo rooms als het maar zijn kan. Uit de linkse hoek van de Sohotense raad kwam de eis om in een volksrijke buurt een straat naar Karl Marx te noemen. Het is er niet van gekomen. Wie het artikel van dr. Kurtz, waar aan wij uiteraard bovenstaande gege vens ontleend hebben, gelezen heeft, zal met genoegen door de lijst van straten, stegen, lanen, grachten en pleinen bla deren om de een of andere merkwaar dige naam verklaard te vinden of de historische betekenis van deze of gene te ontdekken. Bovendien werden in een aparte lijst de namen van bruggen be handeld. Het boek sluit af op 1 novem ber 1964. Het is dus zeer recent. Vanuit het oudste deel van Haarlem, het eeuwen torsende Bakenes kan de belangstellen de speurder op ontdekking gaan tot in de Ramaerstraat, tot in het nieuwste Haarlem toe. Van Haerlem naar Haar-, lem, het is een spannende tocht, waar om wij dit jongste boek van dr. Kurtz van harte aanbevelen. De prijs 8.50 vooir Haerlem-leden en 10,- voor niet- leden) mag geen beletsel zijn. Het boek is bovendien met verschillende foto's ge ïllustreerd. W. H. eerste lustrum van de Sticks and Strings gevierd. Aan een tweede lus trum durven ze eigenlijk niet goed te denken. Aan de goede verstandhouding ontbreekt niets, maar tenslotte is hun lieftalligheid zo boven alle twijfel ver heven, dat vóór die tijd de gitaren, de banjo en de zware xylofoon al in vier verschillende huwelijksboten zijn afge reisd. Het Aalsmeerse kwartet begon als alle andere groepjes. In tegenstelling tot de meeste anderen bestaan Sticks and Strings nog altijd. Zij zijn niet omgekomen als de dartele eendags- vliegjes, die 's morgens monter op stijgen naar de muzikale hemel en 's avonds reeds uitgeput tegelijk met de zon ondergaan. Zij zijn ook niet om- hooggeschoten als de populaire kometen aan de sterrenhemel, die de beurzen van de grammofoonplatenmaatschap pijen en banksaldi van de managers spekken. Olma, Myrna, Olga en Netty waren vijf jaar geleden gewoon en zq zijn nu nog gewoon. „Wij spelen voor ons eigen plezier en wij proberen zo veel mogelijk andere mensen ook een plezier te doen". Dat is geen spontane kreet alleen. Na een succesvol optreden in een wedstrijd voor amateurs werden de vier meisjes verbonden aan het Ar tiesten-palet, een naam die vele be woners van ziekenhuizen en bejaarden centra heel veel zegt. Deze artiesten treden namelijk regelmatig geheel be langeloos op voor zieken en bejaarden om nu en dat wat zonneschijn te bren gen in moeilijke en lange uren. De Stokjes en de Snaren, even toe passelijke als grappige namen, tooien dus al vijf jaar de twee maal twee zusjes. Als piepjonge schoolkinderen bezochten zij met vele anderen de grote muziekschool van Frans van Norden, dezelfde man die nog hun arrangemen ten verzorgt. De combinatie bleek een goede tref en het duurde niet lang of het viertal ging optreden voor de plaat selijke wandelclub en de plaatselijke af deling van het Nederlandsche Roode Kruis. Langzamerhand gingen de meis jes hun talenten beproeven in wedstrij den voor amateurs. Aan de wand van hun oefenvertrek in de Ophlialaan hangt een diploma van De Oprechte Amateur, een van de bewijzen van hun bekwaam heden. De vier instrumenten produceren een genre muziek, dat een beetje meer po pulair dan klassiek is. Altijd raak is de evergreen Circus Renz. In der haast noteerden wij nummers als de Tritsch- tratsch Polka van Johann Strausz, de Petersburger Sledetocht van Elenberg Milka Czardas, de Brandweer Galop van P. Herstal en de Eurovision Polka. De vier hebben echter nog meer noten op hun zang. De Sticks and Strings zpn namelijk niet alleen instrumentaal bedreven, want ook hun demonstraties van de echte oude Charleston mogen er zijn. Netty, Olga Myrna en Olma hebben in hun jonge leven al ontelbare uren doorgebracht tussen de noten, de kruispn en de mollen. De zusjes studeren ver scheidene avonden per week in hun eigen huis en eens per week repeteren de vier meisjes samen. Voeg daarbij de uitvoeringen hier en daar en overal met de school- en werkuren en men komt onmiddellijk tot de ontdekking, dat er in het leven van de Sticks and Strings maar weinig lege uren zyn. Een paar dagen geleden hebben zij weer meegedaan aan een finale voor ama teurs. Het pleit voor het vietal, dat het geen wilde toekomstplannen heeft. „Tot nog toe is alles vanzelf naar ons toe gekomen. We zijn er helemaal niet op uit om beroemdheden te worden". Daar mee is de kans op een televisieoptreden niet van de baan geschoven. De meis jes zullen een aanbod waarschijnlijk heel lakoniek accepteren. Het lijkt ons toe dat de acht benen boven de naald hakjes sterk en mooi genoeg zijn om de weelde te kunnen dragen. TH. K.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 3