Eigenlijk ze
in Den Haag elke dag
een portie mosselen
moeten voorzetten99
Stilte na uitspraak
van dn Vaas99Dit
kan de vieze zinkput
van Europa worden93
SLECHTS GERINGE EMIGRA TIE
VAN VISSERS NAAR NOORDEN
Albert
Lockefeer
als
„apostel''
„In feite
zijn wij
boeren
onder de
water*
spiegel"
VRIJDAG 9 APRIL 1965
PAGINA 13
(Door HAYE THOMAS)
Het is nog maar twee
jaar geleden dat aan
de "oevers van de
Oosterschelde de doodsklok
luidde. Een „requiem voor
de oesters", het einde voor
de mosselen. De zware
vorst en verraderlijke zand-
stromen hadden in een
duivelse eendracht toegesla
gen. Bij tientallen miljoenen
gingen de oesters er onder
door morsdood in het
krampachtig opengesperde
pantser van hun schelphuis
jes. En voor de mosselen
werd het allerergste ge
vreesd. Een tragisch voor
spel op het definitieve einde
dat nog komen moest: de
afsluiting van het wereld
vermaarde gouden bad,
waarin tweemaal per et
maal door de machtige
ademtocht van de zee het
zilte water wordt ververst.
Op de vraag „Yerseke wat
nu?", kwamen de champig
nons als antwoord en voor
de mosselcultuur werd de
hoop gevestigd op het open
water van de Waddenzee.
erseke heeft champignon
kwekers gekregen en er zijn
Zeeuwse mosselkwekers die
hun werkterrein geheel
naar de grillige Wadden
hebben verlegd. De vol
ledige berusting bleek ech
ter een schijn die bedroog.
Er waren kwekers die te
rugkwamen en met jonge
oesters van elders nieuw
leven in deze natuurlijke
kweekplaats brachten. En
wat de mosselen betreft
bleek steeds duidelijker dat
zij de aanval van de kou
en het zand hadden door
staan. Daarom zijn er nog
steeds de formidabele „hui
tres de Zélande" en zijn de
Philippenzer mosselen a la
maison, dobberend in het
gekruide sop waarin ze ge
kookt zijn, onverminderd
op niveau.
Dit wonderbaarlijke herstel
heeft de allure van een laatste
strohalm, waaraan een toch weer
groeiende groep Zeeuwen zich
verbeten vastklampt in de hoop
de Oosterschelde, als open water
te kunnen behouden. Zij hebben
zich hecht aangesloten om, zo
lang er nog een kans is te strij
den voor wat zij met de hand op
het hart beschouwen als een eer
lijke zaak en eerst dan het hoofd
te buigen als werkelijk gebleken
is dat hun argumenten niet sterk
genoeg zijn.
EX-BURGEMEESTER ALBERT LOCKEFEER
zolang er nog kans is gaan we dóór
Voortdurend overleg met Benjamin Willem Schot, de
grand-man van de mosselkwekers in Zierikzee.
Het haventje van Bruinisse, oog
in oog met de Deltawerken.
\S JU
•xx.^--x'y:
:i-:>V-:isSSSwwS'
Weer groeiend verzet tegen afsluitin
Oosterschelde
vuilste rivier de R\jn, die volgens de
plannen van Waterstaat in het Ooster-
scheldebekken zal uitmonden, gaat er
dan voor zorgen dat het water nóg
viezer wordt. De afvalprodukten van
de Franse en Duitse industrieën zul
len zich dan met de zwavelwaterstof
vermengen. Het was een uitspraak
met de kracht van een voltreffer. En
tot op de dag van vandaag heeft
Rijkswaterstaat zich van een reactie
op de verklaring van deze deskundige
onthouden. Op navraag onzerzijds, kre
gen we in Den Haag te horen dat het
hier gaat om een uiterst ingewikkelde
affaire, waarbij zich inderdaad compli
caties voordoen. „We zijn bezig aan
een intensief onderzoek naar de oplos
sing van dit probleem," en daarmee
moesten we het doen.
Voor Albert Lockefeer en de zij
nen is dit alles een hoopgeven
de situatie. Hoopgevend, al we
ten zij dat Rijkswaterstaat zijn
uiterste best zal doen een oplossing
te vinden. Maar dat is ook het enige
wat zij weten. En daarom zit er in
het straffe stilzwijgen van Den Haag
ook een grote onzekerheid. „Rijkswa
terstaat, de staat in de staat. Machtig
en met roem overladen." sprak Albert
Lockefeer en zijn snelle ogen blikten
somber door het grote venster van
„Mondragon", zoals dat geheel gevuld
werd door de grijze hemel boven Zie-
rikzee. „Ze zijn knap. Razend knap!
Dat erken ik graag. Maar zou zo'n
oplossing nu echt minder geld kosten
dan spuisluizen in de Oosterschelde?
Nee ik blijf het volhouden: Regering
sta nu eens even stil. Bekijk de zaak
nog eens. Wij en de vissers hebben
de moed gehad om dit te zeggen. En
er zjjn er nog velen die het met ons eens
zjjn. Maar ze durven niet. De Zeeuw
se vissers zouden emigreren is er ge
zegd. Naar de Waddenzee, naar Har-
lingen en Den Oever om precies te
zijn. Het zijn er tot nu toe slechts
vier geweest. De rest is wel regelma
tig in de Waddenzee te vinden, maar
dan uitsluitend om hier de percelen
te bewerken, want na het werk daar
tokkert men zo snel mogelijk, binnen
door dus via het IJssehneer, naar
huis terug.
„Eigenlijk zijn wij boeren. Wij zaaien
en werken op onze percelen. Alleen
onze grond ligt onder de waterspie
gel." Dit waren de woorden van Ben
jamin Willem Schot, de leider van de
vissers in Zierikzee en een mossel
kweker bij uitnemendheid. „Ik ben
maar een gewoon mannetje, met al
leen lagere schoolopleiding. Maar toch
heb ik dan maar drie koninklijke on-
derscheidingen. Ik zal me tot het laatst
toe tegen de afsluiting blijven verzet
ten. Dat komt b:j mij gewoon van
binnen uit. Ik voel dat ik vecht voor
een eerlijke zaak." Benjamin Willem
Schot stond breed en rechtop aan de
kade van Zierikzee, de pijpen van zijn
broek klapperend in de wind. Boven
zijn hoofd draaiden en krijsten de
meeuwen. Dit is de tijd dat de mosse
len gaan melken, dat het broed los
komt. Het jonge mosselzaad valt op
de bodem van de zee. Het blijft er
zogezegd aan hangen. Dan begint de
groei die verrassend snel gaat. De
mossel is ook sterker dan de veel ge
voeliger oester. Als ze lekker vet zijn,
kunnen ze zo blank als papier zijn.
Rood is ook goed. Dan weten wij dat
het ook beste worden." Benjamin Wil
lem Schot keek ons lang aan met
ogen zo ijl en transparant als de zee
wel kleuren wil op een mooie zomer
avond. In zijn knusse huisje aan de
haven heeft Schot samen met de lei
der Lockefeer het pleidooi tegen de af
sluiting afgerond. „Kijk, de Wadden
zee is zeker niet ongeschikt al is de
stroom er grillig en onregelmatig. Het
is dan ook buiten kijf dat de Zeeuw
se mossel, die van de Wadden in kwa
liteit verslaat. Hij is zilter en smeu-
iger, eigenlijk een halve oester. De
Waddenmossel is droger. Maar toch
kunnen we de Wadden niet missen.
Die horen er bij al blijft het aantal
percelen beperkt. Want de vraag is
nog altijd groter. En de omzetcijfers
lopen omhoog. Kijk, dat maakt de
zaak nu dubbel tragisch. We kunnen
nog veel méér bereiken. Het gaat hier
om miljoenen. Miljoenen aan deviezen,
want negentig procent van onze handel
is gericht op het buitenland, België en
Frankrijk in het bijzonder. Uit onze
natuurlijke verwaterplaatsen hier op de
Oosterschelde, want daar krijgen ook
die van de Wadden een bad, komt
kwaliteit en daarvoor is men bereid
te betalen."
Eigenlijk zou je ze in Den Haag
elke dag een portie mosselen
moeten voorzetten. Dampend op
gediend, gestoofd, gekookt of ge
bakken, naar verkiezing ook rauw,
met wat citroen, peper en zout," zei
Albert Lockefeer. Een regelmatige
portie verleiding. Maar die in Den
Haag zijn geen Belgen of Fransen. Wij
zijn in het algemeen slechte viseters.
Onze liefhebbers vormen een minder
heid. En soms leek het me toe dat
ik een soort Don Quichotte was, vech
tend tegen windmolens. We hebben
ook veel tegenstanders; vooral hier in
Zeeland zeil. Profeten worden in eigen
land nu eenmaal niet geëerd. Maar
zo langzamerhand hebben we toch
wat losgemaakt en steun van buiten
af gekregen. Steun van biologen („een
hunner zou in Zierikzee voor ons een
lezing houden. Hem werd eenvoudig
de mond gesnoerd, een spreekverbod
opgelegd") en van de sportvissers, die
machtig genoeg zijn ook voor de no
dige afweer te zorgen. Ik zal blijven
rondgaan om de strijdbaarheid op te
poken. Als men dat wil, elke dag
weer. Ik ken de vissers en zij ken
nen mij. We verstaan elkaar goed.
Ze zullen nooit kunnen zeggen dat we
niet onze uiterste best hebben ge
daan." Albert Lockefeer tikte met een
driftige voetbeweging een lege mossel
schelp in het haventje van Zierikzee
en staarde de schelp, die voor de wind
't haventje uitzeilde, na. De kleine
man van Hulst, de „apostel van de
Oosterschelde". Men is met hem nog
niet klaar, dat was ons op die winde
rige middag in Zierikzee echt wel dui
delijk geworden.
tegen het naderende leger der Delta
werkers.
In „Mondragon" te Zierikzee heb
ben we Albert Lockefeer ontmoet:
klein en beweeglijk zoals men
zich de Vos Reinaerde zou kunnen
voorstellen, maar tegeiijk ook spits
en scherp in heel zijn vurige pleidooi
voor wat hij onder meer als een goe
de, eerlijke zaak beschouwt. „Rege
ring, je liebt nu een aantal jaren ach
tereen aan de Deltawerken gebouwd.
Neem nu eens een adempauze in acht.
Bekijk de zaak nu nog eens nader.
Overweeg het voor en het tegen." Het
zijn woorden die rustig en weloverwo
gen werden uitgesproken.
In de echo er van scheen door te
klinken: „Albert Lockefeer, ga je nu
Het begon In 1963 op een grote open
bare vergadering in Middelburg. Een
soort protestvergadering in de stijl
van het Zeeuwse land, waardig maar
toch niet helemaal vrij van sentimen-
dat moment was het Zeeuwse
volkslied, uit volle borst meegezongen,
het lied-der-genade. De vissers sloten
zich aaneen en zy kregen hun leider
m de man die er eigenlijk niet meer
m gelooide en eigenlijk ook niet meer
vulde: Albert Lockefeer, sinds juli van
v/'V yori,r1 ex-burgemeester van
Hulst. Albert Lockefeer behoorde tot
de mannen die het vvyze hoofd schud
den en daarmee lijnrecht tegenover
de meerderheid van de vergadering
stomL Maar in de bewogen sfeer van
de bijeenkomst bleek ook hij bevatte-
Hik \oor het vuur van het enthousias-
me en nog in de schaduw van de
grate Middelburgse Abdjjtoren, de
Keizerskroon met gloednieuwe parels
en de weerhaan van het puurste goud,
ging hij overstag.
Sindsdien zeilt Albert Lockefeer hoog
aan de wind in het verzet tegen de
afsluiting van de Oosterschelde, die
volgens het herziene schema in 1..79
een feit moet zjjn. En na de maand
juli, bevrjjd van de eerste burger
plichten in Hulst, strijdbaar tot het
uiterste. Een man van het landelijke
Hulst aan de kop van de Zeeuwse
vissersmeute, die niet buigen wil. Als
praeses van de vereniging Zeeuwse
Visserij Belangen had hij al een flin
ke stem in het kapittel en deze ge
bruikt hij nu om de verschillende go-
lederen van de Zeeuwse vissers te
sluiten tot een sterk geheel. Daarom
snelt hij nu rusteloos rond als een
soort „apostel van de Oosterschelde".
Is hij nu ëens in Bruinisse, in Wemel-
dinge, Yerseke, dan weer in Zierik
zee om er moed en vertrouwen te
prediken en om er verslag uit te bren
gen over de systematische opbouw
der tegenargumenten, de munitie
'1 ;,W
met te ver. De roes van de grote
ramp mag dan voorbij ?-Ün. vergeten
zijn de verschrikkelijke gevolgen van
de februaristorm niet, de onbeschrijf
lijke klaagzang waarin het Deltaplan
werd geboren. In heel het economische
bestel vormt de visserij, zeker die in
Zeeland, maar een heel klein onder
deel. Hoe heb je de pretentie om
zo n bejubeld en indrukwekkend Del
taplan te doorkruisen? Het zijn ge
dachten waarmee Albert Lockefeer al
lang heeft afgerekend. Eigenlijk al
in Middelburg bij de grote protest
vergadering. Hij was de ziel van het
aares dat daania aan de regering
werd gezonden. Het adres waarin er op
nieuw op werd aangedrongen de Ooster
schelde ten behoeve van de vermaar
de oester- en mosselcultuur open te
houden. In hun antwoord schreven de
ministers Van Aartsen en Biesheuvel
over spuisluizen in de Oosterschelde,
die de schatkist de indrukwekkende
som van twee miljard gulden zouden
kosten. Een bedrag waarvan de uit
gave niet zou opwegen tegen de belan
gen En een antwoord dat bij Albert
Lockefeer geenszins het strijdvuur
doofde, en daarom ook niet bij zjjn
volgelingen. „Zo lang er nog een kans
is gaan we door. We buigen eerst het
hoofd als werkelijk gebleken is dat
onze argumenten niet sterk genoeg
zyn."
Met de wijsvinger van zijn rechter
hand geheven heeft Albert Lockefeer
ze ons opgesomd: Veiligheid door de
Deltawerken. „Natuurlijk erkennen wij
dat. We hebben er zelfs volledig be
grip voor. Maar gaat men hier niet
te veel van een hypothese uit? Wie
heeft de macht van de natuur in han
den? En is dit het enige middel om
de veiligheid te waarborgen? Je kan
toch ook de dijken verhogen en ver
sterken, zoals bij de Westerschelde.
Zou het iets meer zijn dan zakelijke
berekening dat men hiervoor zo na
drukkelijk vasthoudt aan een vrije,
door niets belemmerde verbinding met
de zee, hoezeer dit ook inconsequent
is in de opzet van het Deltaplan.
De ontsluiting van Zeeland. „Na
tuurlijk, die is ook heel belangrijk.
Maar is dit punt niet door de feiten
achterhaald, door de reeds tot stand-
gekomen bruggen en dammen?"
De zoetwatervoorziening. „Er zijn
ontwikkelingen gaande om het zoetwa
terprobleem op te lossen volgens an
dere systemen. Het zal niet lang meer
duren of de bereiding van drinkwa
ter uit zeewater zal een algemeen
gebruik worden." Het punt der zoet-
watervoorziening, het punt waarop het
Zeeuwse verzet heeft beetgekregen.
De Oosterschelde zal nooit helemaal
zoet worden, hebben deskundigen ge
zegd. Er bevinden zich diepe gaten
in de bodem, gevuld met zout water
dat er 11a de afdamming in zal blij
ven. Dit puntje op de lyst der bezwa
ren tegen de Oosterscheldedam is een
punt geworden. Een aandacht trek
kend punt nu de bioloog dr. K. F.
Vaas. directeur van de hoofdafdeling
Deltaonderzoek in het hydrobiologisch
instituut te Yerseke na een grondig
onderzoek tot een aantal ernstige con
clusies is gekomen. Dr. Vaas heeft
berekend dat er na de afsluiting door
afdamming een totale vergiftiging van
het Oosterscheldebekken zal ontstaan.
Als er geen oplossing voor gevonden
wordt, zal „het gouden bad van Zee
land" veranderen in de grote zinkput
van Europa gevuld met goor afval
water van de industrie. Boven de
zoutwater vegetatie in de onderste la
gen komt een zoetwater vegetatie.
Door de rottingsproducten van het zoet
water ontstaat er in de zoutwater-
kommen zwavelwaterstof, een zwaar
vergif voor mens en dier.
De Oosterschelde zal dan dood wa
ter worden in de letterlijke betekenis
van het woord. Planten en vissen ster
ven er af. De drinkwatervoorziening
is van de baan en een recreatieve
functie kan men wel afschrijven.
De Oosterschelde, nu nog een na
tuurlijke kweekplaats voor de o zo ge
voelige oesters en mosselen, dankzij
het langzaam stromende water van
hoog zoutgehalte, dat bacteriologisch
uiterst betrouwbaar is, zal veranderen
in één gi'Ote stinkende groene plas,
waaruit talloze muggen- en spinnen-
plagen kunnen voortkomen. Aldus het
resultaat van het ecologisch onder
zoek dat dr. Vaas en zjjn dertig mede
werkers instelden in het kader van
hun werk dat het r(jk jaarlijks een
half miljoen gulden kost. Europa's
'p::!: