uit het
toerisme
bloeien
nieuwe
kansen
Duits rekenwonder
van acht jaar
Geen hekel
Catharina van Sienna leeft nog...
Macamba
Toerisme
- mm
6
PLUS
ililli
r y "v <nr %v
De automatisering van de plant'
gaat voort en de angst, dat Vene
zuela over enkele jaren de ruwe
olie zelf gaat raffineren is niet
denkbeeldig. Het zou dom zijn
de kop in het hete zand te ste
ken bij de nadering van gevaar.
En gevaar voor de olie is er.
Maracaibo is bereikbaar voor de
grootste tankers sinds de haven
is uitgediept en bij Puerta Ca-
bello in Venezuela is men reeds
begonnen met de aanleg van een
speciale haven voor internatio
nale tankers. Reeds pieken in
dit Zuidamerikaanse land de
zilvergrijze reservoirs en raffi-
nagepijpen bij honderden omhoog
en alleen de toekomst weet wat
er met de vroegere slavenrots
Curagao zal gebeuren wanneer
de machines van de „plant" stil
zouden komen liggen.
hoog achter haar
Of de politieke en economi
sche toestand op Curagao gezond
is ?Ronduit nee! Wie even zijn
oor te luisteren legt aan de mon
den, kieren en ramen van de
Curagao-enaren en wie eens de
moeite neemt bij het Arbeids
bureau van Willemstad te infor
meren naar de werkloosheid
onder geschoolde arbeiders van
hoofd en hand, beseft ogenblik
kelijk, dat er iets aan de groei
en bloei van het eiland schort.
Sommigen onder de inwoners
(en dat zijn echt geen Nederlan
ders, maar geboren en getogen
v eilandbewonersspreken met
een variant op het boek van
Boelie van Leeuwen „De Rots
der Struikeling" over Curagao
als „De rots der aftakeling".
Nu is dat overdreven, maar
toch is de situatie op Curagao
verontrustend. De werkeloosheid
neemt hand over hand toe en
natuurlijk zoekt men een zon
debok voor deze ontwikkeling.
De ontslagen bij de Shell, het
bedrijf dat nog steeds de kurk
is waarop het eiland in de woe
lige zee van onze samenleving
drijft, zijn nog niet opgehouden.
."-V S"",
*A
I I
««I flf
SITUATIE OP CURACAO IS
[VERONTRUSTEND, MAAR:
Dlvi-divibomen in de Koenoekoe. Op
de achtergrond de hoogste berg van
Curagao, de St. Christoffel.
Het is in deze wereld een kwestie
van reclame maken, ook al behoeft
goede wün geen krans.
Nog altijd doet de vraag de ronde,
of Curagao zich los zal willen ma
ken van Nederland. Ik geloof van
niet.
Natuurlijk zijn er enkele extreme fi
guren, die roepen om aansluiting bij
Venezuela, maar dat zijn roependen
in een woestijn. Voor meer dan negen
en negentig procent is het Curagaose
volk blij met de band, die het met
Nederland heeft en nergens ben ik een
serieuze stem tegen gekomen, die het
tegendeel beweerde. Iedereen vreest,
dat Venezuela zijn dreigement eens
van Curagao een vissersdorp te maken,
zal uitvoeren. Nee. Venezuela mag
dan oogluikend naar het eiland kijken
er is geen schijn van kans, dat de
volgelingen van Bolivar op Curagao
het heft in handen zullen krijgen.
Ja, maar zult u zeggen, werd in
1958 het beeld van Koningin Juliana
in Willemstad niet met menie be
smeurd door opstandige elementen?
Toevallig vertoefde ik op dat moment
midden in de haard van verzet in
Curagao. Er kwam zelfs een donkere
man naar mij toe, die mij toe
snauwde: ,,Ze moesten jou meteen
maar doodschieten, vuile macamba",
hetgeen een scheldwoord voor blanke
is. Dat was zes jaar geleden. De
gemoederen waren verhit en de onder
mijnende elementen kregen schijnbaar
de overhand. Maar het volk en de
leiders van Curagao hebben gezond
verstand en de opstandige beweging
werd in de kiem gesmoord. Het hand
jevol oproerkraaiers werd in de kraag
gegrepen en het monument van Hare
Majesteit werd van de rode verf ont
daan. Het was geen vonk, het was
een vallende ster, het was een slag
in de lucht, meer niet. Als ergens in
het koninkrijk onze vorstin en haar
gezin op handen wordt gedragen, dan
is dat op de Antillen. Wie nu Neder
land de schuld wil geven van de ver
slechtering op economisch gebied
wordt vierkant uitgelachen. Men weet,
dat deze beschuldiging niet waar is.
naren. Ik mag het niet verzwijgen.
Ik heb gehoord hoe een donker ge
kleurde man zijn ebbenhoutkleurige
landgenoot voor „neger" uitschold.
Ik heb geluisterd naar de scheld
tirade tussen een half dozijn Neder
landse meisjes en een even groot
Antilliaanse prachtige teenagers, die
elkaar beschimpten om hun huids
kleur. Ik heb geluisterd naar het
relaas van een Nederlandse vrouw,
die getrouwd was met een donkere
Curagaoenaar, die niet geaccep
teerd werd bij zijn familie en ook
niet in de kringen der blanken.
Zijn deze gevallen incidenteel? Ja,
Maar zij zijn ook symptomatisch. En
al bestaat er geen spoor van sociale
en economische discriminatie op de
Antillen, ik zou niet durven beweren,
dat er niet van beide kanten grote
fouten worden gemaakt en dat er geen
kloof bestaat tussen mensen van ver
schillende huidskleur.
Over het algemeen genomen heb ik
kunnen constateren, dat de leidende
De bekende en beruchte brug over
de St. Annabaai, die in 1967 ver
vangen zal worden door een nieuw
exemplaar.
Nederlanders en hun gezinnen met
groot respect de Antillianen tegemoet
treden en het personeel werkt graag
met de Hollanders. Om het probleem
van de huidskleur op zijn ware diep
te te peilen zul je zelf donker moeten
zijn en elke dag opnieuw geconfron
teerd moeten worden met je huids
kleur. Trouwen met een lichtere partij
heet zonder meer de familie ver
beteren (drecha famia) en in het
tegenovergestelde geval bederft men
de familie (ta danja famia): dat zei
mij een zwarte Curagao-enaar, die op
het punt stond naar Nederland te
vertrekken om een baan te zoeken
en een blond meisje.
WILKO A. G -M. BERGMANS
Nu het woord „macamba" is ge
vallen, ben ik zonder overgang op
het terrpin van de rassendiscrimi
natie gekomen. Nu wordt dit be
grip tegenwoordig te pas en te on
pas gebruikt. Wie het niet eens is
met iemand van een andere huids
kleur wordt ogenblikkelijk uitge
kreten voor discriminant. Dat is
nonsens! Nederlanders kern in geen
geval discriminatie in de schoenen
worden geschoven. En toch is er
discriminatie onder de Curagaoe-
Een „gemengd huwelijk". De vrouw is
een Eindhovense die haar man, een
Curagaoenaar, in Nederland leerde
kennen. Zij wonen nu in Willemstad
en dat zij het geluk hebben gevonden,
hoeft nauwelijks met zoveel woorden
gezegd.
DDe achtjarige Elmer Eder uit een
dorpje bü München hoeft de reken
lessen op school niet meer bij te
wonen, om de eenvoudige reden, dat
zijn onderwijzers er minder van weten
dan hij. Vergeleken met hun leerling
kunnen de onderwijzers bij wijze van
spreken nog niet tot tien tellen. In zijn
vrije tijd werkt Elmer, zoon van een
hoogleraar een systeem uit voor een
computer. Hij studeert ook nog natuur
kunde. maar niet dat hele elementaire,
zoals 'de wet van de communicerende
vaten en dat gedoe. neen. alles op uni
versitair niveau.
Zelfs in de jatrem dat hij nog niet naar
school hoefde, als een andere kleuter
zich vermaakt met zijn autoped en bouw
doos, placht Elmer in de tuin deel- en
vermenigvuldigsommetjes te maken en
eenvoudige vergelijkingen op te lossen.
Toen hij zes jaar was en in de eerste
klas van de lagere school zalt, was hij
het systeem van de logaöthmen mees
ter, alsmede de elementaire algebra, het
gebruik van de rekenlait en de analyti
sche aardrijkskunde. Een jaar later hield
hij zich intens bezig met de integraal-
rekenkund'e.
Zijn vader ontkent overigens, dat El
mer als een genie beschouwd kan wor
den. Hij is er van overtuigd, dat veel
kinderen tot dergelijke prestaties in
staat zijn. als er maar voldoendie tijd
besteed zou worden met hen op weg te
helpen eigen problemen op te lossen.
Hij zegt: „Ik beantwoordde eenvoudig
de vragen die hij stelde. Als je een
kind dat in iets echt geïnteresseerd
is, ntwoord geeft, zal hij dat gretig in
zich opnemen."
Op deze manier leende de professor,
een geleerde op nucleair gebied, zijn
zoon Engels en, en passant, ook nog ste
no en typen, dat alles binnen enkele we
ken. Professor Eder licht dat toe: „Op
een avond was ik bezig notities op pa
pier te zetten in steno, en Elmer wilde
graag weten, hoe ik dat deed. Daarom
deed ik het hem voor, en omdat hij zich
heel goed kan concentreren, had hij het
gauw onder de knie. Zo ging het ook met
typen."
Elmer heeft nog drie jongere broer
tjes. die tot dusver nog geen blijk heb
ben gegeven van enigerlei ongemeen ta
lent, hoewel ze duidelijk boven de mid-
demaat uisteken.
Om even meteen te stellen. Neder
land is het niet. Nederland is alleen maar
de vrijgevige oom uit dat verre kille
land, dat af en toe eens wat mil-
lioenen stuurt om de ontwikkeling
gaande te houden en te stimuleren
„Nederland heeft een ereschuld te
delgen", vertelde mij „de doktoor",
zoals M. F. Da Costa Gomez in de
volksmond wordt genoemd, omdat hij
de eerste gepromoveerde Curagao
enaar was. Hij is voorstander van een
soort statenbond. Hij is de federalist
met de grijze baard, die er vanuit
gaat, dat de A.B.C.-eilanden volkomen
voor zich zelf moeten zorgen en on
afhankelijk van elkaar de toekomst
moeten uitstippelen. En etnologisch
gezien heeft „de doktoor" daarin wel
gelijk want het verschil in bevolking
(kleur en denkwijze) is op Curagao,
Aruba en Bonaire geweldig groot.
Vooral op Curagao, waar de autoch
tone bevolking de Indianen
geheel verdwenen is, en waar een
mengelmoes van rassen de boel gaan
de houdt, kan men moeilijk spreken
van een geheel eigen karakter.
Of „de doktoor" een hekel heeft
aan Nederlanders? Beslist niet! Terecht
heeft hij tijdens zijn bewind kunnen
bewerkstelligen dat op de landskan-
toren donker gekleurde mensen de
chefsplaatsen hebben ingenomen na
te zijn opgeleid in Nederland. Dank
zij zijn streven is de Curagao-enaar
in hoger aanzien gekomen. De „dok
toor", die nu leider is van de Natio
nale Volks Partij (N.V.P.) is van
mening, dat het geld, dat Nederland
aan de Antillen besteed moet worden
gezien als een ereschuld... dus geen
lening, maar een schenking. Daarover
kan men twisten. Onze regering doet
dit echter niet. Wel heeft men de
eis gesteld, dat het geld niet in een
bodemloze put verdwijnt.
Voor degene die als toerist deze
rots beklimt en zijn dagen in zalig
nietsdoen verspeelt; wat zwemt m het
blauwe water; wat winkelt in de
Heerenstraat; wat slentert langs de
stoffige paden van de koenoekoe, wat
geruet van het kleurrijke schouwspel
in de haven aan de Handelskade met
de pontonbrug en de giechelende
vrouwen, die net bijtijds over kunnen
springen op de wal; och, voor hem
is Curagao een oase van charme en
geneugten. Als tegen de avond de
deuren van het Casino in Hotel Inter
nationaal openzwaaien en het fameuze
balletje gaat rollen... wel, dan lijkt
het of alle zorgen door de eeuwige
wind zijn weggewaaid en door de duis
ternis zijn verzwolgen. Voor de vreem
deling, die niet achter de schermen
ktjkt is Curagao een prentenboek vol
goedlachse mensen en overvloed aan
zon, kleurige landhuizen en beweging.
En die vreemdeling heeft het
eiland dan ook al ontdekt. De
cruise-schepen hebben Curagao op
genomen in hun schema en vooral
in deze maanden zullen duizenden
Amerikanen uitzwermen over Wil
lemstad en omgeving
Maar de mogelijkheden zijn veel
groter en daar ligt de kans, die de
leiders van Curagao moeten grijpen.
Zij hebben er volgens mü geen notie
van hoe prachtig Willemstad is; hoe
doorzichtig en rijk de zee is, die het
eiland omspoelt, hoe vriendelijk en
gastvrij de mensen zijn, waaraan de
toeristen zich gaan vergapen. Een
kans uit de tienduizenden. Ik hoop,
dat Curagao alle enge politiek zal
laten varen en zich richten op de
nieuwe tak van industrie, het toeris
me in deze gouden eeuw van reizen
en trekken. Het is belangrijk geen
tijd verloren te laten gaan, want er
zijn nog meer parels in de Carai-
bische Zee al kunnen deze het niet
Halen bij de schoonheid van Curagao.
OUDE MUREN ligt Sienna.
Het ligt er verborgen als een
"eerlijk stukje middeleeuwen,
Jvaarin het een lust is te ver
beven. Sienna heeft nauwe,
stomme straatjes, waar men
"lijkbaar met ruimte heeft
gewoekerd. Maar het markt
plein is bijzonder uitgestrekt.
Men vindt er de uit wit en
ï^art marmer opgetrokken
Homkerk, rijk aan ornamen-
te", fresco's van Sodoma, en
ee" schat aan waardevoilp
schilderijen. Het marktplein
's verder gegarneerd met het
statige raadhuis en oude pa
leizen met zware ijzeren
langen langs de muren, om er
|je Paarden aan vast te bin
nen. Men ziet er ossen lopen
met lange, uitstaande horens,
en kleine, magere ezeltjes, die
*Ware vrachten torsen.
Maar vooral heeft Sienna
haar kleine Catharina, het
drieëntwintigste kind van de
verver Jacomo Benincasa, een
kind, dat pausen en vorsten
de les las. Haar geboortehuis
is nog precies zoals het zes
honderd jaar geleden was.
„Dat moet u gaan zien",
zei signore Pesoli, die mij
voor enkele dagen een paar
kamers had afgestaan. „U zult
het huis vinden, want Catha
rina zal het u wijzen".
Zij staat naast me, Catha
rina. Zij is niet ouder dan
negen jaar. Haar donkere,
glanzende ogen doen me den
ken aan moerbeien, en haar
blauw-zwart haar omlijst
haar bruine gezichtje. Zij is
al enkele malen onze gids
geweest en het heeft me ver
baasd, hoe dit kind stad en
omgeving kent.
Toen ik daarstraks mijn
hospita de vraag stelde waar
om zij de kleine Catharina
heeft genoemd, slaakte zij een
diepe zucht, en haar antwoord
luidde: „Hoe zou een moeder
in Sienna haar meisje anders
kunen noemen. Maar, de Ma
donna vergeve het mij, mijn
Catharina doet haar naam
geen eer aan. Stel u voor,
signor, gisteren moest zij vis
jes halen voor een „Frittata",
en die dingen zijn duur. Zij
bleef weg, en toen ik eens
aan de voordeur ging zien
zag ik haar staan praten met
een lazzaroni. mensen die
uit Napels komen en waar
voor een goed kind uren zou
omlopen om ze te negeren.
Ik riep, en toen ze kwam
hoorde ik, dat ze drie vissen
aan die leegloper geschon
ken had, omdat hij honger
had en een vrouw kende, die
ze voor hem bakken zou.
Toen ik haar zonder eten
naar bed stuurde vond ze dat
niet eens een straf. Ze be
greep niet dat ze haar moeder
bestolen hadik heb er
grijze haren van gekregen".
Toch ontdekte ik geen en
kel grijs haartje tussen de
zware zwarte golven om
signora Pesoli's hoofd, maar
de beschuldiging schijnt zwaar
op de kleine Catharina neer
te vallen. Het arme kind
durfde niet opzien en er kwa
men tranen in haar ogen.
„Ik heb haar eens een bal
gegeven, die ik van blauwe
en rode lappen gemaakt had",
ratelde signora voort. En wat
gebeurde er? Er kwam een
jongen die met m ij n bal
speelde. Ik gooide hem een
emmer water naar het hoofd,
en weet u wat ik toen moest
horen van mijn eigen kind?
Ze had de bal gegeven
omdat hij er geen had. Wat
er van mijn Catharina wor
den moet, ik weet het niet.
Proper en netjes is ze niet; op
straat kijkt ze overal naar en
ze praat met iedereen. In een
stad als Sienna, die zo'n grote
heilige heeft gehad! Naar bin
nen, jou ondeugd, trek een
ander schort aan, dan kan je
de signor wijzen waar Santa
Catharina gewoond heeft, die
nooit haar moeder verdriet
deed
Met gebogen hoofd slenter
de de kleine naar boven, om
even later terug te keren met
een ander schort, die haar
moeder nauwlettend contro
leerde op kreukels. Een mi
nuut later liep ze voor me uit.
de straat op, babbelend,
lachend en gewichtig. Zij
vertelde van Santa Catharina,
die te goed was om met haar
voeten op de grond te lopen;
dat zij drie jaar achtereen
niet had gesproken, geen
woord, en dat zij nooit anders
at dan vruchten en wortels.
Ze vertelde ook, dat zoiets
haarzelf niet lijken zou; dat
ze graag gebak eet en blank
witbrood; kaas en vijgen
Het was of ik opeens be
kend was met de kleine hei
lige! Ik begon vergelijkingen
te maken met Catharina Be
nincasa en deze Catharina.
Ondanks het oordeel van
haar moeder kreeg de kleine
Catharina naast mij een „cum
laude", omdat zij zoveel van
de andere had. Opeens was ze
verdwenen. Ik zag haar in
een stofwolk, die haar en een
troep belhamels omhulde. Ik
hoorde haar schelden en ik
zag haar ferme stompen uit
delen. Ik snelde toen en de
hele troep ging uit elkaar.
Daar stond ze, de kleine Ca
tharina, naast een magere
straathond. Haar schort is
gescheurd. We gingen verder,
met de hond achter ons aan.
Nu en dan hoorde ik een
vriendelijk „poverello". Zo
bereikten wij het huis van
signore Pesoli, die ons aan
de deur ontving, vriendelijk
lachend
„Heeft u genoegen gehad
van het bezoek, signor?"
vroeg ze, maar dan, schel en
ruw: „Santa Catharina! Wat
heb jij uitgevoerd? En wat is
dat voor een roofdier? Ma
donna mia
Ik maakte er een eind aan
door te beloven dat ik de
schort zou betalen, en ik gaf
de kleine geld voor gebak,
„omdat ze ons zo goed van
dienst was geweest.
De volgende morgen ver
trok ik. De kleine Catharina
moest naar school en nam
afscheid.
Laat de signor di Ollandi
voor het laatst zien dat je
toch een net meisje bent", zei
signore Pesoli zalvend, „zodat
hij niet zal vertellen dat de
kinderen van Sienna geen
heiligen z9n"-
De kleine Catharina stond
daar voor me als een net,
gehoorzaam kind, waarop
niemand iets te zeggen kon
hebben. Rustig en voorzich
tig trippelde zij weg.
En toen ik even later mijn
bagage op mijn scooter borg
en daarna door de schilder
achtige straatjes hotste, ont
dekte ik aan de hoek van een
zijstraat de hond-van-giste-
ren. Met kwispelende staart
staarde hij me aan, als in
gespannen verwachting. Maar
ik zag ook de kleine Catha
rina, met de rug tegen do
muur van een oud huis. Ik
zag hoe zij het gebak dat ik
haar gisteren gaf, uit haar
schooltas nam en ik hoorde
haar de hond roepen. Toen ze
mij ontdekte werd ze vuur
rood: ze schrok en liet het
gebak op de grond vallen,
waarna het in de hongerige
maag van de straathond ver
dween. Verlegen en schuld
bewust bleef ze staan, met
een sombere angst in haar
glanzende moerbeienogen.
Ik stapte van mijn scooter,
wenke haar en gaf haar geld
om ander gebak te kopen.
Met een dankbare blik :n
haar ogen snelde ze weg, met
de hond achter haar aan.
En toen ik Sienna verliet
had ik de indruk dat ik de
heilige had ontmoet, toen ze
nog als kind rondliep. En al
verschilden de achternamen,
het kon onze indruk niet ver
doezelen. Ik had de kleine
Catharina ontmoet, ook al
heette zij niet Benincasa...
Th. L.