„De waakzame lige en lankmoedige goedheid komt heel wat verder en heeft minder tijd nodig dan gestrengheid en hardheid" GESTADIGE GROEI IA HET BEANTWOORDEN AAN GODS PLAN Inspiratie Overgangspaus Zielenherder De weg van het kruis Lijfspreuk Levend geloof ZATERDAG 17 APRIL 1965 Aalmoezenier tijdens de eerste wereldoorlog met twee broers. Bij de uitgeverij Lannoo te Tielt-Den Haag is in een uitstekende Nederlandse vertaling het geestelijk dagboek van Paus Joannes XXIII verschenen. „Dagboek van de ziel" luidt de Italiaanse titel, die precies het geheel eigen karakter van dit werk weergeeft: een ononderbroken serie geestelijke aantekeningen, letterlijk doorweven van gebed. (Door L. van Wersch) Nauwelijks 14 jaar oud begon Angelo Roncalli in een klein ruitjesschrift de leef regels te noteren, die het Conci lie van Trente had opgesteld voor een clericus en die hem door zijn geestelijke leidsman op het Se minarie te Bergamo waren voor gehouden. Met een voor zijn leeftijd opvallend inzicht werkt hij deze uit in voornemens voor zijn gedrag „dagelijks, wekelijks, maandelijks, jaarlijks, altijd". Eenmaal Paus bladerde hij vaak deze notities, die hij geheel zijn leven voortzette, door, niet in een weemoedig verwijlen bij zijn voorbije jeugd, maar welbewust met de bedoeling zijn lange leven kritisch te controleren op zijn trouw aan het gegeven woord. Het dagboek strekt zich uit over een periode van bijna 70 jaar en weerspiegelt het hele leven van een priester, die Paus geworden is. Weinige maanden voor zijn dood in 1963 voegde hij zijn laat ste aantekeningen eraan toe. Paus Joannes begaf zich gaarne onder het Romeinse volk. groeit, zegt mgr. Bevilacqua, met ons, en wij groeien met dat plan mee. Letterlijk ontelbaar zijn de vele retraites en bezinningsdagen, die Joannes in zijn leven gehouden heeft; het dagboek wemelt er van. Met grote nauwgezetheid onder zocht hij dagelijks meermalen zijn geweten. „Het resultaat van deze geestelijke inkeer?", vraagt hij zelf in zijn notities. „Niets bijzonders of opwindends" antwoordt hij dan, „maar, naar het mij toeschijnt een ver sterking van de beginselen en van de verhouding tegenover God en tegen over het probleem van mijn armza lig leven en mijn heilig ambt in dienst van de H. Kerk. Ik voel, dat ik ern stiger en rijper geworden ben ten opzichte van alles, wat mij interes seert en omringt." Het is in hoge mate boeiend ln dit dagboek de geleidelijke overgang te volgen van een aanvankelijk formele vroomheid naar een, die uitsluitend haar inspiratie vindt in de geest van Christus. Zijn groot kindergeloof gaat langzamerhand over in de puurste moedige nederigheid, en vooral op een ontwapenende oprechtheid. Dan ken zijn beide grote Encyclieken niet juist daaraan de algemene bewonde ring, óók in de niet-kerkelijke wereld, dat niemand ongevoelig kan blijven voor de eerlijke liefde, die eruit spreekt? In die oprechtheid lag het mysterie van zijn grote invloed. „Van af de dag, dat de Heer mij, arm als ik ben" schrijft hij als Paus, „tot dit hoge ambt heeft bestemd, voel ik mij in dit leven nergens nog speciaal toe behoren: niet tot familie, geboor tegrond of volk, niet tot een eigen richting inzake studie of tot andere dingen, hoe goed ook. Meer dan ooit Dagboek van Paus Joannes geworden, die hem in alle omstan digheden steeds voor ogen stond. Daarom gaf hij „zich blindelings over aan do wil van zün superieuren zjjn geestelijke leidsman en tenslotte aan de wil van zijn medekardinalen in het Conclaaf, waar hij tot Paus werd gekozen. Overal en altijd liet hij zich leiden door het voorbeeld van gehoorzaamheid, nederigheid en zachtmoedigheid, dat Christus hem gegeven had. Zo wordt ook enigszins inzichtelijk wat hij in de zomer van 1961 in zijn aantekeningen noteert: „Alles van de verschillende onderne mingen van pastoraal karakter, dat verweven is met deze eerste tijd van mijn pauselijke, apostolische taak, is voortgekomen uit absolute, stille, lie felijke, ik zou bijna willen zeggen: zwijgende inspiratie van de Heer aan Zijn arme dienaar, die zonder enige verdienste van zijn kant, behalve de zeer eenvoudige verdienste van niet te praten, maar eenvoudigweg te helpen en te gehoorzamen, is kunnen uitgroeien tot een niet onnuttig in strument tot eer voor Jesus en tot stichting van vele zielen". Hjj was diep overtuigd van zijn eigen onbe duidendheid. „Het gevoel van mijn onbeduidendheid verlaat mij nooit" schrijft hij in 1947 te Parijs; „dit maakt mij het vertrouwen op God tot gewoonte en aangezien ik in yoort- durende beoefening van gehoorzaam- telijk leven, en wie let er nu op de lucht, die wij inademen? Toch vind ik de praktische toepassing van die deugd hedentendage van groot be lang. Ik wil mijn geloof goed bewa ren als een heilige schat; ik wil er mij speciaal op toeleggen mijzelf te vormen volgens de geest van geloof, die langzamerhand door de z.g. eisen van de kritiek, en in het licht van de nieuwe tijd, aan het verdwijnen 'k zal er altijd op bedacht zyn om bij alle heilige wetenschap pen en bij alle theologische en bij belse kwesties allereerst de traditio nele doctrine van de Kerk na te gaan en op grond hiervan de recen te gegevens van de wetenschap te beoordelen. Ik veracht de kritiek niet en daarom zal ik mij des te meer hoeden voor een verkeerde gedach- tengang of voor een gebrek aan res pect tegenover de critici; ik ben in tegendeel op kritiek gesteld; ik zal met belangstelling de laatste resul taten van haar onderzoekingen vol gen; ik zal mij van de nieuwe sys temen en van haar voortdurende ont wikkeling op de hoogte stellen en de strekking ervan bestuderen. De kri tiek is voor my licht, waarheid, en de waarheid is heilig en eeuwig." In de discussies wil hij echter ge matigd blijven en een onpartijdig oor deel aan de dag leggen, tezamen met moesten bidden en zich bezinnen op het Evangelie om de zeden van de wereld te hervormen door zichzelf te verbeteren. Nu weten wij, na zijn geestelijk dagboek te hebben mogen lezen, dat hij dit met bewonderens waardige trouw zelf zijn hele leven gedaan heeft, hoe verschillend de ta ken ook waren, die zijn overheid hem oplegde. Achtereenvolgens was hij se minarist, bisschoppelijk secretaris, geestelijk leiedr van het Seminarie te Bergamo, president van de Centrale Raad voor Italië van de Pauselijke Missiewerken, apostolisch visitator en delegaat in het Nabije Oosten, nun tius in Frankrijk, patriarch van Ve netië, Paus. In al deze wisselende omstandigheden bewaarde hij zijn zijn voorbeeldige vroomheid, die ten grondslag lag aan zijn eenvoud als mens, zijn waardigheid als priester, zijn onveranderlijke sereniteit en zelfs aan zijn onvervaardheid. Op 10 mei vlak voor zijn heilig afsterven, werd hij nog geëerd met de vredesprijs „Eugèna Balzan", die meer insloot dan alleen een openbare waardering van zijn Encycliek „Pacem in terris"; zijn hele leven was een welsprekend pleidooi voor vrede op aarde. Op 28 oktober sprak Leo, Jozef, kardinaal Suenens in de Con cilie-aula een gedenkrede voor Paus Joannes XXIII uit. Zijn tekst ontleende hij aan de woorden die patriarch Athenagoras op Paus Joan nes toegepast had: „Er kwam een man, door God gezonden" Hij kwam om te getuigen, opdat allen door hem zouden geloven. Men noemde hem een overgangspaus en dat was hij inder daad, want hü opende een geheel nieuw tijdperk voor de Kerk. Zijn pon tificaat heeft de wereld veroverd." Hij was, aldus kardinaal Suenens, een ontzagwekkend natuurlijk en te gelijk ook bovennatuurlijk mens. Hij was bovennatuurlijk op geheel andere wijze. Hij leefde in de tegenwoordig heid van God met de vanzelfsprekend heid van iemand, die in de straten van zijn geboortestad gaat wandelen. Zijn leven was licht en kende geen tweespalt; tussen zijn leven en leer had hij een verbazingwekkende een heid tot stand gebracht. Hij wist de waarheid tot een openbaring van lief de te maken. Zijn leven was een genade voor de gelovigen, vooral door het bijeen roepen van het Concilie, het hoogtepunt van zijn pastorale werkzaamheid, een genade voor alle Christenen zijn liefde en oprechtheid heeft een volkomen nieuw klimaat geschapen en een genade voor de wereld, waarmee hij de mogelijkheid tot een gesprek weervond. Hjj richtte zijn woord tot het beste in de mens en deze keek op naar hem, wiens goedheid God deed vermoeden. Joannes XXIII zal in de geschiede nis de Paus van de vriendelijke uit nodiging, de Paus van de hoop blij ven, zo besloot kardinaal Suenens zijn rede. Daarom zal zijn goede en hei lige nagedachtenis in de komende eeuwen gezegend zijn. Doordat hij ons verliet heeft hij de zielen dichter bij God gebracht en de aarde voor de mensen beter bewoonbaar achterge laten. Aan mgr. Loris Capovilla, die de publicatie verzorgde van zijn officië le geschriften en toespraken, stelde hij het manuscript van zijn dagboek ter hand met de toestemming het na Zfjn dood uit te geven, „omdat het bladzijden zijn, die misschien op een of andere wijze tot enige lering kun nen strekken voor hen, die zich tot het priesterschap en tot de innigste verbondenheid met God voelen aan getrokken." Die wens wordt ten volle vervuld. Men kan deze aantekeningen niet zon der diepe ontroering lezen, maar evenmin zonder de hoogste bewonde ring voor de man, wiens voornaamste zorg van dag tot dag uitging naar een zo intiem mogelijk verkeer met God. En dit ondanks het feit, dat zijn spiri tualiteit, zoals mgr. Bevilacqua in zijn „overpeinzing'' vooraf zegt, bij „een oppervlakkige lezing indrukken zou kunnen wekken, die niet alleen twijfelachtig, maar ook teleurstellend zijn. Want staat men hier niet tegen over een letterlijke en formalistische vroomheid, die... meer menselijke techniek tot middelpunt heeft dan het woord van God? Een vroomheid, aa_tm,eer vertrouwt op een vervelend arte-?! beperkingen dan op een vrij Sph^balen, dat ontspruit aan de H. Waw.?' de liturgie en de patristiek?" »orat God hier niet gezien als „al- jsen maar de rechter, die voortdurend oordeelt over de zwakheid van het ®9hepsel" in plaats van als de Vader, öle louter liefde is? Deze vragen kan men terecht stel ten, want uit zulk een vroomheidsbe- Jeving is paus Joannes voortgekomen. Zijn spiritualiteit echter was met al léén techniek, niet alléén letter; de strenge en nauwgezet volgehouden dis- cipline, welke ze hem oplegde, dien de tot onmisbare bevruchting van de evangelische richting, waarin zijn le ven zich gaandeweg zou ontwikkelen. Het fjjne aanvoelen van zijn schepsel verhouding tot God in nederigheid en liefde behoedde hem vanaf het be- giti voor elke puriteinse of farize ïsche besmetting. Bij hem was alles echt. Zijn hele leven is één doorlo pend bewijs van gestadige groei in het beantwoorden aan het plan van God in de persoonlijke en kerkelijke realiteit. Dit plan is eeuwig en be hoort altijd tot onze eigen tijd; het beschouw ik mij thans als de on waardige en nederige „dienaar van God en dienaar van Gods dienaren." De hele wereld is mijn familie. Dit gevoel van toe te behoren aan de hele wereld moet kleur en leven geven aan mijn geest, aan mijn hart en aan mijn daden." Deze visie van univer saliteit bezielt voortdurend en onon derbroken zijn dagelijks gebed. „Bo venal", zo vervolgt hij, „ben ik de Heer dankbaar voor het tempera ment, dat Hij mij geschonken heeft, en dat mij beschermt tegen onrust en hinderlijke angst. Ik heb de in druk, dat ik in alles gehoorzaam ben, en ik constateer, dat deze gehoor zaamheid in het grote en in het kleine mijn bescheiden persoon een grote kracht van moedige eenvoud verleent." Al zijn bezoekers geven steeds onmid dellijk blijk van grote belangstelling voor hem, noteert hij en zegt dan: „Voor mij is dit altijd een reden tot verwondering. Het „ken uzelf" is vol doende voor mijn geestelijke rust en helpt mij om op mijn hoede te zijn. Het geheim van dit resultaat moet gelegen zijn in de spreuk: „Zoek niet datgene, wat U te boven gaat", en in het mij tevreden stellen met „zachtmoedig en nederig van hart" te zijn. In de zachtmoedigheid en ne derigheid van hart is de gave aan wezig om te kunnen ontvangen, te kunnen praten en te kunnen omgaan; tegelijk is er ook in aanwezig het ge duld om te kunnen verdragen, om me delijden te kunnen hebben, om te kun nen zwijgen en bemoedigen." In deze visie op het Pausschap: Samenwerken met God ten bate van het heil der mensen en van de hele wereld zet hij eenvoudig zijn ideaal als priester voort: vanaf het begin wist hij zich geroepen tot het pastorale werk. Als kardinaal-pa triarch van Venetië schrijft hij: „Nu bevind ik mij volop in de dienst, die gericht is op de zielen. Ik heb waar lijk altijd gedacht, dat voor een gees telijke de „zogenaamde" diplomatie doordrongen moet zijn van pastorale geest; anders heeft deze niets te be tekenen en wordt een heilige zending een lachwekkend iets. Momenteel ben ik geplaatst voor de werkelijke be langen der Kerk, in verband met haar uiteindelijk doel: de zielen te redden en hen naar de hemel te leiden. Dit is mij voldoende en ik ben er de Heer dankbaar voor." Het eigenlijke ambt van zielenher der, waarnaar hjj zijn leven lang had verlangd en waarop hij zich getuige zyn dagboek elke dag meer voor bereidde door in zichzelf die goedheid te ontwikkelen, welke de hele wereld bewonderde, kon hij pas op zich ne men toen hij 72 jaar oud was „ik bevind mjj nu op de drempel van de eeuwigheid" en het diocees Ve netië als patriarch te besturen kreeg. „Ik wil een heilige herder zijn in de volle betekenis van het woord" schrijft hjj bij een overdenking van die benoeming. En: „Ik wil geen nieuwe voornemens maken, maar ik zal op de ingeslagen weg voortgaan volgens mjjn eigen aard. Nederig heid, eenvoud, verbonden in woord en daad met het Evangelie, met nooit af latende zachtmoedigheid, met onuit puttelijk geduld, met vaderlijke en niet te blussen ijver voor het welzijn der zielen." „Een herder moet vooral „goed" zijn, „goed"!" Niet voor niets noemde men hem als Paus: „Joannes de goede." „Het is niet nodig harde maatregelen toe te passen", schrijft hy tpdens een retraite als kardinaal- patriarch van Venetië, „om de goede orde te bewaren. De waakzame, ge duldige en lankmoedige goedheid komt heel wat verder en heeft minder tijd nodig dan gestrengheid en hardheid." anuit diezelfde overtuiging weigerde Paus Joannes tijdens het Concilie ver oordelingen uit te spreken. In december 1961 schrijft de Paus in zijn dagboek: „Ik ontdek in mjjn lichaam symptomen van een of andere kwaal, hetgeen nor maal is op mijn leeftijd. Ik verdraag het geduldig, wanneer het soms wat ongemak geeft, en ook omdat ik mij soms zorgen maak, dat het erger zal worden. Het is niet goed er te veel aan te denken; maar nogmaals: ik weet, dat ik tot alles bereid ben". Goed anderhalf jaar later zou die kwaal, die zijn oude lichaam met ondragelijke pijnen geteisterd heeft, een einde maken aan zijn waarlijk heilig leven. Als patriarch van Venetië voorvoel de hij dat blijkbaar reeds, want in zijn dagboek staat deze passage: „Ik geloof, dat de Heer Jesus mi), voor dat ik sterf, tot volledige onthechting en zuivering, en om mij toe te laten tot Zijn eeuwige vreugde, tot een groot lijden en beproeving naar li chaam en geest heeft voorbestemd. Welnu, ik aanvaard alles en met graagte, opdat alles diene tot Zjjn eer en tot heil van mijn ziel zowel als van mijn geliefde geestelijke kinde ren. Ik ben bang voor mijn uithou dingsvermogen en ik vraag Hem mü te helpen, omdat ik weinig of geen vertrouwen in mijzelf heb, maar wel een vol vertrouwen in de Heer Jesus. U looft het schitterend leger der martelaren." In zijn aantekeningen gewaagt hij verder niet van zijn kwaal, althans niet rechtstreeks. Tijdens zijn gees telijke oefeningen als voorbereiding op zijn 80e verjaardag noteert hij: „Indien en wanneer voor mij de grote beproeving komt zal ik ze op waar dige wijze ontvangen; en als deze nog een beetje op zich laat wachten, zal ik voortgaan de beker met het bloed van Jesus te drinken, met die kleine of grotere bijkomstige moeilijkheden, waarmee de goedheid van de Heer ze wil omringen." In 1938 bevatten zijn retraite-aantekeningen in Turkije het volgende: „Het schijnt mij toe, dat alles ertoe leidt dat ik de plechtige belijdenis van liefde tot het H. Kruis tot gewoonte maak." Hij haalt vervol gens enkele smartelijke herinneringen op en schrijft dan: dit alles, „zonder enige vertroosting buiten die van het goede geweten en het niet aanlokke lijk perspectief van de toekomst, over tuigt mij, dat de Heer mü geheel voor Zich wil op de „koninklijke weg van het H. Kruis." En op deze weg en geen andere wil ik Hem volgen." Innerlük aldus voorbereid gunt hü ons een onthullende blik in zün hart, wanneer hij, te Castelgandolfo bezig met het bestuderen van de Concilie agenda, a.h.w. in een onbewaakt ogen blik de vertrouwelüke mededeling doet: „Nu begrijp ik welk aandeel de Heer van mü vraagt voor dit Concilie: mijn lijden!" Het kruis heeft zich aldus van hem meester gemaakt, voegt mgr. Bevilacqua hier aan toe, en zün machtig stempel op elk van zün zintuigen gedrukt, in de klank van zün woorden, in het myste rie van zün zwügen. Paus Joannes heeft werkelijk zjjn hele leven doorgebracht in ge hoorzaamheid aan God en dienstbaarheid aan de mensen. Nederigheid en liefde waren zün voornaamste karaktertrekken. „Her der en vader-zün" was het gehele ideaal van zün bisschoppelijk leven. „Dit moet gedurende heel mijn leven mün taak zyn", schrü'ft hy tydens een retraite in 1902: „Ik ben een knecht, omdat ik zo geboren ben". Zyn bisschopswapen bevatte dan ook deze woorden: „Gehoorzaamheid en vrede"; zy vormen, zoals hyzelf no teert, „enigszins mün geschiedenis en myn leven". Zeer vaak komt in zün dagboek de spreuk voor: „De wil van God is rayn vrede". Het is zün lü'fspreuk heid leef, geeft dit mü moed en ver jaagt het iedere vrees". In oprechte eenvoud ging hü groot op zün armoede: „Arm geboren en arm gestorven, zal men later van mij zeggen", aldus zijn geestelijk tes tament voor de Roncallis, en hü noemt het een lofspraak. „Het is al lesbehalve eenvoudig staat er in dat testament een Paus in de fa milie te hebben, naar wie de respect volle blikken van de hele wereld zich wenden en dan zelf, als zün bloed verwanten, zó eenvoudig te moeten leven, terwül hü hen maar in hun eigen maatschappelü'ke omstandighe den laat". Heel de menseiyke levenshouding van Paus Joannes werd ge ïnspireerd door een zeer levend geloof. Men heeft daar vaak te weinig existentiële belangstelling voor, vindt hü, en verwaarloost daar om het bewust cultiveren ervan. „Het geloof is als de lucht van het chris- een verstandige en bepaalde ruimheid van blik. Maar steeds wil hü zich ervoor hoeden „ook maar een duim breed af te wüken van de juiste op vattingen der Kerk". Gemakkelijk her kent men in deze opvattingen het be leid van de Paus in verband met het Concilie. Evenals dit het geval is met de volgende notitie: „Ik zal mü nooit over iets verwonderen, ook indien bepaalde gevolgtrekkingen een beetje wonderlük mochten aandoen; als de geloofsschat maar onaangetast blijft!Over het algemeen zal ik er een regel van maken alles en allen aan te horen, zeer veel te denken en te studeren, zeer bedachtzaam te zü'n bü mün oordeel... en steeds het oordeel van de Kerk voor ogen te houden. Want hersenschimmen worden door de tijd ontzenuwd, maar de waar heid blü'ft, krügt meer en meer de overhand, leeft en reikt tot in de eeuwen der eeuwen". Op 3 juni 1963 stierf deze grote priester 82 jaar oud die „de goede Paus" werd genoemd en zich pastoor voelde van de hele wereld. Hjj overtuigde de mensen, dat zü

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 9