Scheef beeld veroorzaakt
ldoor slechte voorlichting
Maar ook
vals beeld
in ons land
Surinamers
y
Niemand
vertelt
hen iets
over de
kamernood
of
onze
verzakelijkte
instelling
zaIIf«
3.1
Smerig baantje
i!
tg
m
Geen geld
Misleid
Onzuiver
ill
r:
24 APRIL 1965
PLUS
Wp "1
Iohnny R. was een van de
jongens die midden in de
winter uit het Centraal
Station in Amsterdam stapte
niet niet veel meer aan het
lijf dan een gekleurd sport-
hemd en een linnen broek.
Thuis in Suriname had hij
Vel eens gehoord over de
Nederlandse kou. Maar
blijkbaar is het dan .toch
moeilijk om je er een reële
voorstelling van te maken,
want zoals Johnny zijn er
velen, al jarenlang, die zich
in Paramaribo zonnig en
onvoorbereid inschepen en
als afschuwelijk verdwaalde
slenteraars in de ijzige om
arming van Holland vallen.
Johnny R. werd van bruin
Vaalblauw, stond angstig en
rillend de verpletterende
straatdrukte aan te staren
Waarvan hij zo klein werd
als hij nog nooit in zijn on-
schuldige leventje was ge
weest, en ging met loden
schoenen voorwaarts. Op
zoek naar bescherming. Als
vanzelf werd hij naar links
de Zeedijk opgetrokken. In
een warm café klaarde in
eens heel de wereld op,
want daar stond een stel
Surinaamse lotgenoten dan-
serig om de. jukebox. Zij
ontfermden,, zich hartelijk
over hem, want zó zijn Su
rinamers. Nu zijn er in
middels enkele jaren ver
streken en Johnny R. heeft
nog niet één dag gewerkt.
Hij is souteneur, en het
enige waarvoor hij de war
me buurt uit is geweest, is
voor het uitzitten van een
paar dagen celstraf. In een
lange brief heeft hij zijn
klacht naar huis geschreven.
„Het is hier geen aards pa
radijs. Blanke mannen ha
len hier ook vuil op. Daar
hebben ze ons niet voor
nodig".
.Hasselbaink, de modeontwerper
misleid in ons land
past
ele*®
aegt>d'
eC,
raS-1^.'
een
een
rniii'f
ai,
,vo°r
irizon*
int.11
WO»e
vie"'
oost;
mu1i
ate. i3
Am«'
ionW*
rsoo®'
vfif
'H
'0
aal'
Nederland voor Surinamers
heel vaak een ontgoocheling
Eddy: portier en sportleraar.
Voor verreweg de meeste Surina
mers is Nederland een droomland,
vol rijkdom en geluk. Elk 'jaar komen
er enkele duizenden jonge mensen op
af. Maar hun ontgoocheling is groot,
en het kost ze lange tijd en veel
narigheid om zich thuis te gaan voe
len bij de ietwat stuurse lieden die
door een reeks zonderlinge toevallig
heden hun landgenoten zjjn. Het kan
echter ook heel anders verlopen dan
met Johnny, al hoort men daar nooit
zoveel over vertellen. Negen jaar ge
leden kwam Eddy Mossel uit Para
maribo, als zoon van een wasvrouw
wel gewend zelf zijn maaltijd uit zee
te vissen of van de bomen te pluk
ken. Er stond hier niemand op de
ruim twintigjarige Eddy te wachten,
maar hij ging werken als elektricien,
hotelbediende en barkeeper. Nu kennen
duizenden Amsterdammers hem als
de behulpzame en atletisch gebouwde
portier van Tropicana, bij Max
Woiski jr. op het Rembrandtplein.
Omstreeks drie uur 's nachts pleegt
hjj in zijn bed te kruipen 's Morgens
om 11 uur vindt men hem weer in
zijn sportschooltje in de Jordaan, om
sportlieden, balletdansers, bodybuil
ders en dikbuikige, te veel in auto's
zittende huisvaders te trainen. Dezer
dagen heeft Eddy zijn vrienden stom
verbaasd doen staan door een groot
grachtenhuis in de buurt van het Leid-
seplein te kopen voor zijn sportschool
en voor kamerverhuur aan Surinamers.
Hij droomt zelfs van een Surinaams
hotel, want, weet hij, zijn vrienden heb
ben vaak moeite met het vinden van
kamers. Niemand heeft overigens ge
weten dat de gulle en zachtmoedige
sportleraar-portier zo verwoed spaar
de; daar worden Surinamers ook niet
voor aangezien, voor spaarders en be
leggers. Maar niemand kent ze goed.
Niemand kent het verhaal van Ha
rold Hasselbaink, die ruim tien jaar
étëledën ~rti'et"hèel goede cijfers van de
mulo in Paramaribo kwam. Zijn
moeder was modiste. Harold meende
in Nederland gouden bergen te vinden
en kwam hier om zich verder te ver
diepen in de handelswetenschappen.
Als bordenwasser, tien uur per dag,
oogstte hij zestig gulden in de week.
Hij las dat er voor de weekends
schoonmakers werden gevraagd voor
de Hoogovens, wist in de verste verte
niet wat Hoogovens waren en ging
zich melden.
Ze zeiden: jij komt uit de warmte,
ga jij maar schoonmaken bij de ketels
en de cokesovens. De hitte was voor
Harold amper te harden, ondanks ke
telpak en helm, asbest handschoenen
en loden klompen, die hij alleen maar
kon verdragen als hij jute om zijn
voeten wikkelde. Zo vanuit zijn milde
land was hij hier opgelopen tegen een
van de smerigste baantjes die er te
vinden waren. Maar hij deed het, want
hij kon er zijn studiegeld en zijn onder
houd mee verdienen. Elke vrijdag-
Maar ook praten zij vaak zorgelijk
over hun positie in ons land.
avond om tien uur ging hij erheen,
en werkte tot de volgende morgen zes.
Dan was hij om half acht in Amster
dam, sliep tot twaalf uur, en werkte
weer van twee tot tien uur 's avonds.
Zondagmorgen om half vijf stond hij
opnieuw op om tot in de middag in
de slag te blijven. In die zwarte
weekends verdiende hij 76 gulden, en
in de rest van de week haalde hij
zijn prakt.ijicdiploma boekhouden.
Toen hij eens in contact was ge
komen met een jonge mode-ontwerper
herinnerde hij zich zijn kinderjaren
waarin zijn moeder altijd met kleding
bezig was en hijzelf elk stukje papier
vol tekende. Hij wilde zijn kans wagen
in de mode en ging in de leer bij
Charles Montaigne. Na een paar jaar
kwam Harijs, waar hij zich verder
in het vak bekwaamde, terwijl hjj
voor de kost zorgde met het rapen
van spelden in de ateliers en het op
knappen van boodschapjes.
Hoe hard Harold voor zichzelf was,
bleek goed toen hij de laatste moei
lijke sprong moest maken naar een
zelfstandige vestiging. Om een eigen
zaak te beginnen dient men toch geld
te hebben, en dat had hij niet. En
er stonden ook geen mensen klaar om
hem aan krediet te helpen. Toch heeft
men voor het samenstellen van een
heel bescheiden collectie, onder meer
voor aankoop van stoffen, meteen
tienduizend gulden nodig. Met schra
pen en werken kwam er wat binnen.
Hij moest het knip- en naaiwerk zelf
verrichten want een coupese kon er
niet af. Toen hij eenmaal zover was,
huurde hij gedurende een maand voor
twee uur per dag een showroom. Tel
kens moest hij met zijn collectie heen
en weer slepen om de showroom te
vullen en te ontruimen. Met volhar
ding zat hij achter inkopers aan om
ze naar zijn creaties te krijgen en
verkocht zijn eerste japonnen.
Aan het Damrak heeft Harold Has
selbaink nu zijn kantoor en ateliers.
Uit een onbeschrijfelijke rommel heeft
hij die met schilderen, behangen en
timmeren te voorschijn getoverd. Men
kan nauwelijks geloven dat de crème
kleurige stoeltjes, met hun goud-zijden
bekleding het Waterlooplein als her
komst hebben, maar het is zo, en ze
doen het uitstekend bij de witte tele
foon. En nu heeft hij van het succes
al iets mogen smaken. De japonnen
in Harolds kleurige Century Style
kan men al in de Kalverstraat In en
kele zaken „van het betere genre"
bewonderen. HU is nu 28 jaar, weet
zichzelf nog helemaal aan het begin
te staan, en kan al filosofisch glim
lachen: „Succes? Niemand weet wat
je ervoor hebt moeten doen!"
Er zijn duizenden Surinaamse jon
gelui die hier meer of minder
geslaagd hun weg hebben ge
vonden. Maar door een ontstel
lend gebrek aan goede voorlichting
zijn zij bijna allen misleid in Neder
land verzeild geraakt. Vreemd genoeg
leest men in Surinaamse bladen pa-
Surinaamse jongelui hier moeilijk
gina's vol over Nederland, m extenso
verslagen van de voetbalwedstrijd
Longa-Baronie en over het ontstaan
van een draaiorgel. Niemand echter
vertelt hoe ons verzakelijkt land zo'n
beetje in elkaar zit, hoe je de voor
delen van de sociale voorzieningen
kunt genieten of wat een arbeidscon
tract betekent. In de tropen is er
amper enige bestendiging in de arbeid.
Men werkt om in leven te blijven,
dus voor de maaltijd van vandaag.
Meer is niet nodig, en in het voor
komende geval kan het resterende
aan nutteloosheden verteerd worden.
Er staat nooit in de kranten dat
kamers kunnen krijgen. Niemand legt
je uit dat een Nederlander zelden
rechtstreeks in je gezicht zegt wat hij
bedoelt, dat hij het niet gewoon is
een vreemdeling die honger of kou
lijdt mee naar huis te nemen, om
hem te laten delen van het goeds
dat hij bezit. Zoals in Suriname.
Hier is het „voor wat hoort wat",
zakelijk in alles. Een Surinaamse
vriend vestigt mijn aandacht op onze
vermakelijke gewoonte om bij koffie
en thee met een trommel koekjes
rond te gaan, die gauw wordt opge
borgen tot het volgende kopje. Hoe
zonderling het ls om een gekregen
sigaret met een poffertje uit de eigen
voorraad te beantwoorden. En ook op
andere gebieden. D«t een jongen, die
in de idyllische haven van Paramari
bo lekker met zijn blote rug, in een
tropisch-lui tempo ladingen uit een
KNSM-schip lost, ook wel havenar
beider zou kunnen worden in Rotter
dam of Amsterdam, is een onhoud
bare gedachte. Dat lukt een Surinamer
niet, en het ligt niet aan hem. In
ieder geval heeft bijna elke Surina
mer een volledig scheef getrokken
beeld van ons land. Maar wat zou
een eenvoudig mens anders kunnen
verwachten als hij voortdurend leest
hoe zijn premier Pengel naar de
steenrijke Europese oom kan gaan
om er miljoenen bij de vleet te halen.
Tal van Surinamers die hier rede
lijk wel geslaagd zijn, menei- van zich
zelf dat zij, als Zuid-Amerikanen, te
weinig hardheid en incasseringsver-
verwijten zichzelf: „Wij zijn te ge
makkelijk van aard".
Het is echter wel zaak om wat
meer tekening te brengen in de groep
van twaalf- tot veertienduizend Su
rinamers die in de laatste tien jaar
in ons land hun heil hebben gezocht.
Men moet vrezen dat ongewild een
onzuiver beeld van hun groep is opge
roepen, iets in de geest van goed
lachse, lenige vrouwenverleiders, han
delend in marihuana en met een
stiletto in de vingers. En dan moet
er volgens diezelfde opvatting nog
een groep zijn die daar niets mee
te maken wil hebben, en zich terug
trekt met alsmaar weer andere ken
nissen, familieleden en vrienden op
bezoek.
Door deze barbaarse flauwekul is
er toch onmiskenbaar een zekere, on
gewenste spanning gaan heersen tus
sen de Nederlandse inwonenden en de
Surinamers. Dat mag geen rassendis
criminatie heten, maar bevorderlik
voor een beter begrip is het niet.
Er is een lichte tendens op Surina
mers strengere normen aan te leggen,
dan op anderen. Een socioloog legt
dat aldus uit: „Onlangs heeft een
Surinaamse oogarts die hier in Amster
dam woont iemand uit een Amster
damse gracht gehaald. De volgende
dag stond in de kranten: Een Amster
dams oogartsMaar als deze man
misschien iemand in de gracht had
geduwd, dan hadden een aantal kran
ten geschreven: Een Surinaamse oog
arts
Sommige Surinamers verdenken kran
ten ervan dat ze met opzet een anti
stemming kweken. En menen ook dat
politie en overheid het speciaal op hen
gemunt hebben. Toen er onlangs een
voor een vergrijp de cel indraaide,
gilde hij woedend: „Dat doen jullie
alleen maar omdat ik zwart ben".
Het kan niet anders of het publiek
gaat denken dat er iets aan de hand
is als men herhaaldelUk leest dat
een Surinamer wat uitgehaald heeft.
Dat laatste gebeurt natuurlijk ook
wel eens. Tussen de twaalf- tot veer
tienduizend Surinaamse immigranten
hier zitten enkele tientallen profiteurs
en nietsnutten, misdadige elementen
die men graag kwijt zou willen. Waar
ze thuis de kans niet voor zouden
krijgen, doen ze hier in de anonimi
teit van de grote stad gretig: beroven,
aanranden, terroriseren met vaak ver
bijsterende wreedheid. Dit handjevol
smeerlappen bederft zoveel voor de
anderen, dat men zich afvraagt of
het werkelijk niet mogelijk is ze
terug te zenden. Er zijn ook nogal
wat souteneurs bij, iota bene meer
dan eens lieden die hier kwamen om
als profvoetballer geld te verdienen.
Voor het overige komen de misstap
pen van een aantal Surinamers gro
tendeels neer op aanpassingsmoeilijk
heden. Zedenmisdrijven met minder
jarige meisjes en aanrandingen
komen nogal eens voor, maar dat hoeft
men echt niet alleen maar de Suri
namer aan te wrijven. „Hoe kunnen
zoveel Nederlandse vrouwen en meis
jes zo stom zUn dat ze niet eens
het verschil zien tussen een ordinaire
en een nette Surinamer?" Zo vraagt
zich menige Surinamer af. Dat
mensen die in hun leven nooit ver
leidelijker uitstallingen hebben ge
zien dan op de markt van Paramaribo
in de Bijenkorf hun vingers niet
kunnen bedwingen, of een onbeheerde
grijpeijjk. Het zijn uitsluitend dit soort
bromfiets meenemen, is ook ai be-
kinderlyke diefstallen. En dan is er
natuurlijk de handel in marihuana,
of de nep die ervoor doorgaat, die
men meermalen in verband moet bren
gen met Surinamers. Onlangs zUn er
in Kaiserslautem een paar gepakt,
verbindingsmensen tussen de impor
teurs en de markt van Amerikaanse
militairen in Duitsland. Maar een
politieman zegt dat het aandeel der
Surinamers klein klungelwerk is,
steeds maar weer gesjacher met ons
jes, nooit eens een grote partij. Het
is een verboden goedje, dat weten de
betrokkenen ook wel, maar in vele
landen van de wereld wordt marihuana
allerminst als zondige vrucht be
schouwd.
Een Amsterdamse politieofficier
zegt dat er absoluut geen reden
is om zich extra druk te maken
over de delicten door Surina
mers gepleegd. „Het is alles bjj elkaar
niet veel. Op de 14.000 geconstateer
de misdrU'ven die jaarlijks in Amster
dam worden gepleegd zijn er uog
geen honderd toe te schrijven aan de
Surinamers hier. Er zijn een paar
jongens die wy in het oog moeten
houden, maar de rest laten wij met
rust. Men moet rekening houden met
hun mentaliteit. Zola-ig ze binnen re-
delUke normen blijven, zullen ze in
mö geen kwade rakker vinden. In
Casablanca, Lucky Star of Olof Hotel
hoef je echt niet voortdurend recher
cheurs op de loer te zetten".
Men zal echter voor ogen moeten
houden dat verreweg de meerderheid
van de hier wonende Surinamers heel
eerzaam zjjn werk doet in de indus
trie en op kantoren. Er is ook een
groot percentage studerenden, vooral
onder de meisjes die voor verpleeg
ster en onderwijzeres worden op
geleid. Als Surinamers aanpassings
moeilijkheden vertonen, dan zijn die
ook vaak verklaarbaar uit hun moei
lijke positie. Velen immers willen
terug naar hun land, en blijven in
hart en nieren Surinamer. Zeer vaak
De Surinamers blijven eikaars ge
zelschap zoeken en daarbij voert
vrolijkheid meestal de boventoon,
ondanks alle moeilijkheden.
zoeken ze elkaar op, koken ze hun
eigen maaltijden met de groente en
vis die ze op de Albert Cuyp hebben
gekocht, lezen intensief de Surinaam
se kranten en maken plezier zoals ze
het thuis gewend waren. Er is welis
waar een toenemend aantal huwe
lijken tussen Surinamers en Neder
landse meisjes, maar dan nog zal
men het warme moederland niet
gauw vergeten.
Het zou overigens uitermate
nuttig zijn als eens goed onder
zocht werd op welke gronden
men zijn land heeft verlaten.
Het is lang niet altijd alleen om zich
sociaal te verbeteren, of om de meer
uitgebreide studiemogelijkheden te
benutten. Waarschijnlijk heeft drs.
Frits Moll, de Surinaamse socioloog
wie vanwege zjjn nationalistische
ideeën werk in eigen land wordt ge
weigerd lang geen ongelijk als hij
stelt dat vele Surinamers uit onge
noegen met het regiem-Pengel naar
Nederland trekken en daar blijven.
Frits Moll zelf is een van de ongeveer
twintig academici die hier op een
beurs van de Surinaamse regering
hebben gestudeerd en niet meer
teruggaan, of zijn weggewerkt. Socio
logen en economen, die wel zijn aan
gewezen op een functie in overheids
dienst, worden al vrij gauw geweerd.
Artsen en advocaten hebben in een
vrij beroep nog mogelijkheden. Er is
het voorbeeld van een Surinamer die
op een regeringsbeurs sociologie stu
deerde, terugkeerde, maar al gauw
dusdanig overhoop lag met de heren
die de lakens uitdelen, dat hij weer
naar Nederland is gegaan om medi
cijnen te studeren. Deze keer niet op
een regeringsbeurs.
Het verlangen om terug te keren is
bij de meesten erg groot. Werk in
eigen land is ook steeds weer de
teneur van de inleidingen die de ge
zelligheidsverenigingen zoals Ons
Suriname en de Verenigingen van
Surinaamse Studenten laten houden.
Frits Moll, die zich wel eens een
verbanneling voelt, erkent dat hij en
de meesten van zyn vrienden de ogen
niet droog kunnen houden als zij een
landgenoot naar het vliegveld of naar
de boot naar huis brengen. „Vele
denkende Surinamers voelen zich
erg gefrustreerd. Wat een drainage
van intellect en werkkracht heeft de
regering-Pengel op haar geweten!"
HENK SUèR