BOULEVARD Wat is er gebeurd met DESKUNDIGEN IN „OP LEVEN EN DOOD" Giftige bestrijdingsmiddelen blijven gevaarlijk H D D Reldeldel of barok Nieuwe muziek Snelle carrière Vetweefsels \1 y VRIJDAG 30 APRIL 1963 PAGINA 4 (Door FRANS BOELEN) OOSTER - AMSTEL". Een groot vertrek aan de achterkant van het prach tige landhuis met uitzicht op de tuin. De kamer is wat rommelig: er liggen hier en daar boeken, tijdschriften en partituren. Er hangt één schilde rijtje aan de wand voorstellende een meisjeskopje. Van een der fauteuils heeft de vering het be geven. Het ruikt in de kamer naar tabak en oude boeken. In deze typische vrijgezellen-omge ving beweegt zich Theo Bruins, de 36-jarige concertpianist, het voormalige wonder- c.q. troetel kind van het Nederlandse con certpubliek, zo'n 15 jaar geleden. Tegenwoordig heeft Bruins bijna evenveel tegenstanders als be wonderaars van zijn spel in Ne derland zitten. Alleen insecten zijn zo gebouwd dat ze dit alles kunnen overleven. Dat we gif binnenkrijgen is onomstotelijk bewezen. Per week konden 180 steriele mannetjes per vierkante kilo meter worden losgelaten. Het reslutaat was, dat na veertien weken het laatste eilegsel op uit gezette proefdieren werden waar genomen. Enkele jaren later heeft men op deze manier heel Florida bewerkt, waarbij liefst drieëneenhalf miljard steriele vliegen werden ingezet; vijftig miljoen pe" week! Na de actie, die zeventien maanden duurde, konden in heel de staat geen aantastingen en geen fertiele wijfjes meer worden aangetrof fen en de plaag keerde ook niet meer terug. Jaarlijks blijft daar door vee gespaard ter waarde van twintig miljoen dollar. t&stems v: (Door frans boelen) Van de hand van Theodorus Marinus Ulster verscheen onlangs een heel lezenswaardig en amusant boekje over voortijdig uitgelekte, niet gepubliceerde, kortom: mislukte aprilgrappen van de laatste twintig jaar. Het werkje is als pocket verschenen en zal, als de voortekenen niet bedriegen, wel binnen de kortst mogelijke tijd tot de bestsellers gaan behoren. Ulster heeft zelf een hekel aan moppen in het algemeen en aan aprilgrappen in het bijzonder. Het is misschien juist daarom dat de schrijver zich met zo'n hartstochtelijke overgave op het ver schijnsel van de april-grap heeft gestort. Als een ware fanaticus heeft hjj de voorvallen verzameld, daarbij kosten noch moeiten sparend. Ulster zegt: „april-grappen zijn eerst werkelijk geestig als ze op de een of andere manier mislukt zijn. De mopjes die in de ogen van de massa geslaagd lijken, zijn voor ipij niet interessant. Wat ik zoek achter de aprilgrap is de ellende, de verbittering, het catastrofale gevolg". En dan komen ze. tweehonderd verhalen en verhaaltjes over droefheid en leed rondom de eerste april. In de sfeer van de krant vond ik persoonlijk deze bijzonder treffend. Twee nij vere journalisten verbonden aan een blad in het zuiden des lands zaten al enige tijd te broeien op de jaarlijkse 1 april-stunt. De in spiratie wilde echter niet komen. Totdat een van de journalisten op het luisterrijke idee kwam om het bericht te publiceren dat de papierprijzen aanzienlijk waren gedaald, waardoor onder meer een belangrijke verlaging van de abonnementsprijzen van de krant kon worden afgekondigd. Die verlaging zou dan ingaan per 1 april en ongeveer tien gulden per kwartaal gaan bedragen. De beide heren hadden het (on)geluk dat hun hoofdredacteur al enige weken ziek was, zodat deze niet kon ingrijpen. Het gevolg van de publikatie was overweldigend. Terwijl de naburige bladen juist per 1 april een verhoging van de abonnementsgelden hadden afgekondigd en dat onmiddellijk op pijnlijke wijze gewaar werden, meldden zich in één dag na de publikatie bij bedoeld blad twee honderd nieuwe abonnees aan. Onnodig te vermelden dat beide redacteuren werden ontslagen. Tot overmaat van ramp moest hun krant enkele dagen later de misplaatste grap rectificeren en te gelijk de nieuwe prijsverhoging (voor de abonnees van dit blad dus tweehonderd procent) aankondigen. E:n ander, niet te onderschatten voorval komt uit Den Haag. Daar hadden, verleden jaar, ambtenaren van het ministerie van Binnenlandse Zaken een „moordaanslag" gepland op minister Toxopeus. De kwestie Bijlmermeer stond in het brand punt van de belangstelling. Een van de ambtenaren zou het privé- vertrek van de minister binnentreden om hem, dreigend met een revolver te dwingen een verklaring te ondertekenen. Op het mo ment dat de man het vertrek (zonder kloppen) zou binnengaan, maakte hij echter een enorme schuiver over een matje, smakte op de grond en bleef liggen met een bloedende hoofdwonde. De revolver lag naast hem. Ulster onthult ook dat tengevolge van aprilgrappen tal van men sen in gevangenis en/of ziekenhuis terecht zijn gekomen. „Hoe langer hoe meer blijkt dat de slachtoffers van aprilgrappen geeste lijk (en vaak ook lichamelijk) niet tegen de situatie zijn opgewas sen. Men moet maar eens," aldus Ulster, „de politierapporten op 1 april van een stad als Rotterdam er op naslaan. Het zal de aprilgrapper voorgoed van zijn verdere voornemens in komende jaren afhouden". De humor van Ulster is men bemerkt dat het hele boekje door zonder meer te kwalificeren als galgen humor. Met kennelijk plezier beschrijft hij de aprilgrap van de boe renvrouw Betje H. die haar man bij het ontbijt op een bordje ha vermout met een redelijke dosis pervitine tracteerde. Betje is later voor de rechter vrijgesproken omdat men haar verklaring „het was alleen maar een grapje" aannemelijk vond. Een andere, sinistere gebeurtenis speelde, of beter: speelt zich af in Breda. Daar stuurde de directie van een handelmaatschappij een jonge vertegenwoordiger van de firma met spoed naar een niet bestaande zaken-relatie in Milaan. De man is daar echter nooit aan gekomen. Sinds die eerste april heeft men nooit meer iets van hem vernomen. Een van de directieleden is enige jaren geleden inge treden bij de Trappisten. Maar dat laatste zal wel een toevoeging van de auteur zijn Met dit soort bijna ongeloofwaardige volgens de samensteller echter authentieke verhalen staat het boekje vol. De jam- merlijke kreten van. voor enkele uren in een lift opgesloten april-slachtoffers hóórt u gewoon; ete pastoor die dank zij een grap- pende koster in plaats van het parochieboekje op de preekstoel de integrale Knuvelder aantreft, ziét u kijken om nog maar niet te spreken van de klarinettist van het Concertgebouworkest, die bij de uitvoering van het klarinet-concert van Mozart bemerkt dat men zijn instrument volgestopt heeft met allerlei verraderlijke zuren Enfin, deze ABC-pocket zal zijn weg wel vinden denk ik. op. „Nee, dat geloof ik niet", terechtkom. U moet nou ook weer zel? ee5s!:; niet denken dat ik zo vreselijk zit ta En dan, (zijn gezicht staat nu weer piekeren over begrippen als de mu> ernstig): „Hoewel: dat weet je ei- ziek, het instrument, de interpreta- genlijk nooit." tie. Het is niet zo dat ik er nach- ten van wakker lig. Aan de andere V nemen afscheid. „Plannen?" kant: je blijft er natuurlijk wèl mee vraag ik tenslotte. Brums: bezig. Tenslotte is het je vak. En „Nee, geen vastomlijnde plan- daar leef je voor." nen in ieder geval. Ik ga ge- woon door, veel spelen en hard wer- "U gebruikte net woordje „voori ken. Ik zal wel zien waar ik ergens en niet „van" THeo Bruiiss? tijd kwijt bent met het analyseren van de partituur. Kijk maar eens hier." Hij laat de partituur zien van een pianostuk van Boulez. „Boulez heeft dat beroemde „pijltjes-systeem". Daar moet je toch altijd even op stu deren. ftn dan te weten dat deze partituur nog echt heel eenvoudig is...." In een gesprek met een pianist ont kom je nauwelijks aan de vraag wie nu wel in zijn ogen de groot ste is. Ik stel Bruins dan ook de ze vraag en hij antwoordt: „De groot ste? Dat is zo moeilijk te zeggen hè"; denkt misschien twee seconden na. Dan klinkt het: „Rubinstein. Ja zeker: Rubinstein. Die is voor mij nog altijd de grootste. Hij is zo'n beetje als pianist wat Boulez is als dirigent. Ach, en dan zijn er nog zo heel veel werkelijk grote pianisten op dit moment. Te veel om op te noe men. Ik heb te weinig tijd om gere geld naar andere pianisten te luis teren. Het zou misschien wel belang rijk zijn. Veel grammofoonplaten heb ik niet; als ik iets goeds hoor neem ik meestal op de band op. Daar heb ik erg veel aan. Er is vaak zo wei nig op de radio. Of het is reldeldel, öf het is barok wat de klok slaat. Ik heb niets tegen de barok. Integen deel. Maar ik geloof dat al die oude meesters tegenwoordig gemeengoed geworden zijn van alles wat snob is... Barok is in de mode. Het gebruikelijke vraagje naar be- Ïiaalde interessen en liefhebberijen aat ik evenmin achterwege. Bruins: „Over mijn werkelijke hob by praat ik zelden of nooit met men sen. Sommigen kijken er nogal op neer. Maar ach, wat geeft het ook: mijn liefhebberij is al enige jaren de astrologie. O nee, niet die boeren- bedrog-voorspellingen in de weekbla den, Dat is m de meeste gevallen op lichterij. Nee, ik heb veel interessante boeken gelezen over dit onderwerp en ik ben er nog lang niet op uitge studeerd. De astrologie boeit mij he vig. Of het mijn muziek, mijn spel beïnvloedt op de een of andere ma nier?" Hij kijkt, nu breeduit lachend, naar land bedreven wordt door mensen die dat krachtens hun functie of beroep niet behoren te doen. Zo'n man als Van Delden; dat kan toch eigenlijk niet meer in deze tijd." Theo Bruins steekt een nieuwe Gau- loise aan. Opnieuw hebben we het over een „verandering" in zijn spel. Hij is erg gespannen. Nerveus zoekt hjj naar de woorden die zouden kun nen onthullen welk proces zich in hem de laatste jaren heeft afge speeld. „Het is gek", zegt Bruins, „maar eigenlijk heb ik altijd het tegendeel gevoeld van wat de critici over mij en mijn pianospel schreven. Vroeger kende ik geen compromis sen, musiceerde ik puur, misschien wel intenser of hoe moet je dat pre cies onder woorden brengen. Toch meen ik dat ik wat milder ge worden ben: ik houd meer rekening met het feit dat er mensen naar mij luisteren. Vroeger vond ik het instru ment verachtelijk. Thans heb ik voor mezelf het gevoel gekregen dat ik meer „mag". Ik voel mij vrijer. Nu ben ik in staat om dingetjes mooier te maken, dan ze in werkelijkheid zijn. Het vreemde is dat deze nieuwe opvatting niet strijdt met mijn (mu zikale) principes, in het verleden speelde ik compromisloze muziek. Dat gaf mijn voordracht iets stars. Ik weet wel dat ik enkele malen Mo zart uitzonderlijk slecht heb gespeeld, maar ik kon of wilde er niet veel aan veranderen." Heeft de omstandigheid dat u de laatste tijd vrij veel nieuwe muziek heeft gespeeld wellicht iets bijgedragen tot uw gewij zigde opvatting van interpretatie?", vraag ik. Bruins antwoordt: „Stellig. Door het vertolken van eigentijdse componisten ben ik heel anders te genover bepaalde dingen in de mu ziek gaan staan. Door de nieuwe mu ziek ben ik meer geïnspireerd gaan spelen. Bij het repeteren voor dat re cente Beethoven-recital >n het Con certgebouw wist ik dat er iets in mij veranderd was. Ik had er geloof ik meer plezier in dan vroeger. Het mUziekpubllek is anders moei lijk. Omdat ik de laatste tijd nogal wat moderne mensen speel (Stock- hausen, Berio en Boulez bijvoorbeeld) denkt men vrijwel onmiddellijk: „Bruins? die speelt toch alleen maar nieuwe muziek". Dat is gewoon niet waar. Je kunt je dat trouwens als concertpianist ook niet veroorloven. Toegegeven: de seriële componisten interesseren mij in hoge mate, maar aan de andere kant heb' ik een even grote bewondering voor componisten als Hindemith, Stravinsky en Scliön- berg, terwijl Ravel, Schumann en ook Bartok altijd mijn grote voorkeuren zijn geweest. In juni speel ik met het Concertge bouworkest onder leiding van Bruno Maderna het pianoconcert van Van Baaren. Let maar eens op: de men sen zullen dan wel weer zeggen dat ik alleen maar de moderne meesters speel." „Is het concertpubliek vergeleken bij een aantal jaren geleden veran derd wat betreft samenstelling en muzikale belangstelling?" Bruins: „Ongetwijfeld. Men luistert veel beter dan voorheen. Radio, te levisie en grammofoonplaat brengen het publiek het fijnste van het fijn ste in de huiskamer. Men leert se lecteren, men leert luisteren en het mooiste kan nog niet mooi genoeg zijn. Mèt het concertpubliek is ook de musicus van vandaag veranderd. Er is een nieuw type muzikant ge komen. Woorden als versiering, aan stellerij en onzuiverheid kennen zij niet. Men is aan het experimenteren, men is op zoek, men is bezig met de muziek. Ik studeer Iedere dag minstens vier uur. Dat is veel te weinig. Voor een bepaald concert studeer je uiteraard veel meer, zowat de hele dag. Ver geet niet dat je tegenwoordig, voor al bij de nieuwe componisten, veel „Ik heb meer oor gekregen voor de realiteit van de klank" Kort geleden gaf Theo Bruins in de Kleine Zaal van het Concertge bouw een Beethovenrecital waarin men duidelijk kon waarnemen (lat er iets in zjjn opvattingen was gewij zigd. Zijn voordracht had meer ziel gekregen. Tot dan toe had de va derlandse muziek-kritiek zich meest al in scherpe bewoordingen uitgela ten over het koude, onaangedane spel van deze technisch zeer begaafde pianist. „Het leek soms of de piano uit zichzelf speelde, zonder dat er een bespeler in de buurt was", zei een recensent. Iemand anders had het over de „pianola" van Bruins. De kritieken logen er inderdaad niet om. Matthjjs Vermeulen schreef indertijd in „De Groene": „Bruins speelde als een cherubijntje". „Die regel is mij altijd bijgeble ven" zegt Bruins. „Ik heb er bij zonder om moeten lachen." Hij zakt weg in een ontzaglijke fauteuil, steekt een Gauloise op en zegt: „Mo gelijk hadden de mensen wel gelijk die mijn spel koud, onpersoonlijk, en ongevoelig vonden. Toch heb ik dat zelf nooit zo ervaren. Het is heel moeilijk te verklaren wat er muzi kaal in mij de laatste tien jaar is veranderd. Vroeger ging het bij mij helemaal om de „uitdrukking"; was een stuk naar mijn smaak lelijk dan moest het ook maar lelijk klinken. Wat dat betreft ben ik altijd heel eerlijk te werk gegaan. Ik geloof dat ik nu meer oor heb gekregen voor de realiteit van de klank, de schoonheid van de klanken, zo u wilt. Misschien is het dat wel". Hij staart een tijdje peinzend naar de as van zijn sigaret. Dan probeert hij iets te zeggen, maar hij vindt de juiste woorden niet, hjj komt er niet uit. De carrière van de in Arnhem geboren Theo Bruins is een ui terst snelle en ook zeer suc cesvolle geweest. Op het mu- zieklyceum was hij een toegewijd en talentvol student. In 1947 slaagde hij voor het examen M.O.-piano. „De prix d'excellence" was er niet bij. „Misschien betekende dat vroeger nog wat: tegenwoordig heeft deze on derscheiding geen enkele waarde meer. Iedereen kan het halen", zegt Bruins. Na een verblijf van ander half jaar in Parijs waar hij o.a. les sen kreeg van de beroemde Yves Nat keerde Bruins naar Holland terug. Technisch waren er toen al voor de jonge pianist weinig moeilijkheden meer. Zijn concertpraktijk (op zes tienjarige leeftijd al begonnen) nam grote afmetingen aan: grotetoernees stonden op stapel. „Ik heb zo wat de halve wereld afgereisd. In Indonesië, Mexico, de Verenigde Staten, Canada, Suriname, Scandinavië en tal van andere Euro pese landen heb ik concerten gege ven. Ik kreeg in die jaren ook grote interesse in het componeren. Lessen van Hendrik Andriessen en Kees van Baaren hebben mij een eind op weg geholpen. Later heb ik van een man als Pierre Boulez ook een heleboel geleerd. Van de weinige stukken die ik heb gecomponeerd is mijn piano concert eens uitgevoerd door het Con certgebouworkest onder Van Beinum. Ik was toen zelf de solist. Méér dan twee opdrachten van O.K. en W. (een piano-sonate en zes etudes voor pia no) heb ik niet gemaakt. Ik ben nu bezig aan een stuk voor piano en strijkers in opdracht van de gemeen te Amsterdam. Dat is een hele kluif..." Ik vraag Theo Bruins boe men over het algemeen in het buitenland over hem schrijft. Hij antwoordt: „Het bezwaar dat ik wat onaange daan speel heb ik in het buitenland veel minder gehoord. Doorgaans schrijft men daar vrij gunstig over mü". „Trekt u zich veel van de kritiek in de krant aan?" Bruins: „Niet zo erg veel. Ik lees ze altijd wel en denk er ook over na, maar toch geloof ik dat de kritieken mij niet erg be ïnvloeden. Ik ben overigens van me ning dat de muziekkritiek in ons (Door VIC LANGENHOF) et kweken van groenten die be stand zijn tegen schadelijke in secten kan gevaarlijker zijn dan het gebruik van giftige bestrij dingsmiddelen. In Amerika is geble ken, dat in bepaalde variëteiten mais, die geselecteerd zijn op resistentie te gen aantasting van de „corn borer", minstens drie giftige factoren voorko men die tot de resistentie bijdragen. Een van de gifstoffen is ook in Fin land gevonden in zaailingen van be paalde graanrassen. In Amerikaanse peen is een stof gevonden, die giftig is voor insecten èn zoogdieren en die bovendien de werking van sommige bekende Insecticiden versterkt. De con centratie van deze stof bedroeg 200 delen per miljoen. „Als eenzelfde con centratie van een willekeurig synthe tisch insecticide was aangetroffen, zou de plant ongetwijfeld voor comsump- tie worden afgekeurd. Nu wordt hij gegeten door ledereen, evenals de re sistente mais en het resistente graan. Hieruit blijkt duidelijk, hoe relatief de betekenis is van gezegden als: „La ten we liever planten selecteren die bestand zijn tegen insecten, dan ver giften gebruiken. We zien namelijk, aat de planten dóór die selectie ver giften gaan bevatten." Dat zegt dr. D. Dresden in het boek „Op leven en dood", waarin een aantal Nederlandse deskundigen de problemen van de Chemische en biologische bestrijding van plagen behandelen. Hi) voegt er aan toe: „Eigenlijk weten wij nog bit ter weinig en in de meeste gevallen is het onmogelijk op wetenschappelij ke gronden te zeggen wat wèl en wat niet veilig is." Dr. Dresden tracht zijn alarme rende conclusie af te zwakken dooi het feit naar voren te halen, dat de mensen ondanks alle gevaren waaraan ze mogelijkerwijs bloot staan, gezonder zijn en ouder wor den dan vroeger: maar men kan dan onmiddellijk de wedervraag stel len, of ze misschien nóg gezonder zouden zijn en nóg ouder zouden worden, als ze wat minder gifstof fen binnenkregen. at we gif binnenkrijgen, is se dert kort ook in Nederland on omstotelijk bewezen. Onderzoek van vetweefsel van 35 personen, heeft een gemiddeld DDT-gehalte van 5,6 mg per kg vetweefsel aan het licht gebracht (stand van het onderzoek per eind mei 1964). En DDT is maar een van de vele stoffen die in ons land in gebruik zijn, en niet eens de meest gebruikte. Ter geruststelling kan hier aan worden toegevoegd, dat bij Ame rikaanse gevangenen, die vrijwillig DDT innamen, concentraties van 238 mg zijn geconstateerd, zonder dat af wijkingen werden gevonden die met DDT in verband konden worden ge bracht. Wat het veel giftiger dieldrin betreft is de voorlopige indruk uit bloed- en vetanalyses voor Engeland en de V.S., dat er een factor van 100- 150 bestaat tussen de gemiddelde ge halten bij de bevolking en bij mensen met waarneembare vergiftigingsver schijnselen. Prof. H. van Genderen, die in het boek een heldere uiteen zetting geeft over de gevaren van be strijdingsmiddelen voor de volksge zondheid, wijst er echter op, dat zon der nadere kennis van het werkings mechanisme van de gechloreerde kool waterstoffen niet te zeggen is, waar mee de we-king bi) lage dosering be gint, zodat grote voorzichtigheid ge boden is. De schrijver gaat niet zover, dat hij adviseert, deze stoffen middels de nieuwe bestrijdingsmiddelenwet uit de handel te nemen. Een mogelijkheid die hjj wèl noemt bij de behandeling van de fosfaattesters, c"e ook zeer giftig zijn, maar waarbij geen opeenhoping optreedt. Zeer giftige middelen zal men voorlopig niet kunnen missen: de wereldvoedselproduktie, die' nu al ontoereikend is om de mensheid van het dagelijks brood te voorzien, zou er enorm door terug lopen en ziekten als malaria zouden miljoenen de dood injagen. De gro- te voordelen, die de insecticiden hebben opgeleverd, worden in het boek terecht uitvoerig geschetst. In Engeland gaf het gebruik van selec tieve onkruidbestrijdingsmiddelen bij diverse gewassen een oogstvermeer- dering van 10 tot 23 procent; zaad behandeling van tarwe in Argentinië gaf 20 tot 45 procent vermeerde ring in opbrengst; grondbehandeling in de Ivoorkust gaf 30 pet. vermeer dering in de bananenoogst; ritnaal- denbestrijding in Zuid-Carollna, V.S. gaf een vijfvoudige vermeerdering van de tarwe-oogst. Zonder bestrij dingsmiddelen zou de opbrengst van vezelgewassen, granen en voederge wassen in de V.S. 10 tot 25 pet. minder zijn, van katoen 25 tot 40 pet. Nog indrukwekkender is het resul taat van de bestrijding van ziekten- overbrengende insecten. Van de bijna drie miljard aardbewoners leven er ongeveer dertienhonderd, miljoen in gebieden waar malaria voorkomt. De bestrijding van malaria met behulp van insecticiden is thans voltooid in gebieden met een inwoneraantal van driehonderd miljoen en is ter hand genomen in gebieden met een totale bevolking van negenhonderd miljoen. Ruim tien jaar geleden veroorzaakte malaria de dood van drie miljoen mensen per jaar; dit is thans tot min der dan een derde teruggebracht, zo vermeldt dr. N. van Tiel. Dat de in secticiden in de landbouw hun geld ruimschoots opbrengen, blijkt uit cij fers van dr. Dresden: de jaarlijkse schade veroorzaakt door insecten in de V.S., wordt thans op ongeveer 3,5 miljard dollar geschat, dat is onge veer tien procent van de totale pro- duktie. Men mag aannemen, dat er een schade van méér dan tien pro cent, dus méér dan 3,5 miljard bij zou komen, als men de bestrijdings- n-cties zou staken. De kosten van de gebruikte middelen bedroegen slechts ongeveer 300 miljoen. Alle genoemde successen zijn ech ter maar van tijdelijke aard. Steeds méér bestreden soorten ontwikkelen weerstand zelfs te gen de zwaarste vergiften. „Het ont- staan van weerstand tegen stoffen als insecticiden, waarmee een insect zeer waarschijnlijk nog niet eerder in zijn evolutiegeschiedenis in contact is ge weest, doet ons erkennen dat insec ten nog beter zijn toegerust dan zelfs een ervaren bioloog voor mogelijk zou hebben gehouden," schrijft prof. dr. J. de Wilde, en hij herinnert aan een uitspraak van een Amerikaans geneticus: „Only insects and bacteria are fitted for survival in the nuclear age!" Méér nog dan de angst voor de risico's, die verbonden zijn aan het gebruik van vergiften, heeft de ont wikkeling van resistentie tal van on derzoekers op biologisch en bioche misch gebied in staat van paraatheid gebracht en hoewel de tüd, waarin men de insecten met de listen van de natuur zélf zal bedwingen, nog lang niet is aangebroken, zijn er inciden teel toch al opn geboekt. Een daarvan is de bestrtJ- pmerkelijke successen ding van de vleesvlieg op Curagao ge weest. Dit insect richtte jaarlijks gro te schade aan onder de 25.000 geiten en 5.000 schapen, die daar op een gebied van vierhonderd kilometer ge houden worden. De vlieg legt name lijk eieren op wonden van het vee en de larven leven van het verse weef sel en vergroten daardoor de wonden voortdurend. De Amerikaanse entomo loog Bushland heeft deze plaag bestre den door het loslaten van gesteriliseer de mannetjes-vliegen. In een „vliegen- faDriek" in Texas werden per week 170.000 larven opgekweekt, die in hei popstadium met behulp van een ko- baltbron gesteriliseerd werden. e genoemde methode is niet in alle gevallen toe te passen, maar er zijn nog tal van an dere mogelijkheden, die al even zeer tot de verbeelding spreken: het inzetten van parasieten, het toepassen van mannelijke lokstoffen, waardoor de wijfjes in vallen worden gelokt etc. Geraffineerde, selectieve methoden, die niet alleen doeltreffender en veili ger, maar ook heel wat sympathieker zijn dan de al-dodende insecticiden. Zeker in het begin zullen de biologische bestrijdingsmethoden vaak duurder zijn dan toepassing van be staande bestrijdingsmiddelen en in elk geval is er nog veel en kostbaar on derzoek voor nodig. Men mag hopen, dat de instituten die zich met dit hoogst noodzakelijke onderzoek bezig houden, hun activiteiten niet zullen hoeven beperken door gebrek aan fi nanciën. Wellicht zouden ze zelfs ge steund kunnen worden door de chemi sche industrie, die beslist niet uitge rangeerd zal zijn als de biologische methoden de overhand krijgen want met name de „repellents" en „attrac- tants" de afstotende en aanlokken de middelen zullen langs chemi sche weg en gros moeten worden be reid. „Op Leven en Dood" Ie tot (tand ge komen naar aanleiding van een sympo sium. dat onder dezelfde titel In bet begin van dit Jaar ts georganiseerd door de Biologische Raau van de Koninklijke Ne derlandse Akademle van Wetenschappen, □e toen gehouden Inleidingen hebben als basis gediend Het boek wordt in de han del gebracht door net Centrum voor Land- bouwpublicatles en Landbouwdocumentatle te Wageningen. De winkelprijs bedraagt 7,50.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 4