Benauwde rit in een verhuiswagen Erik dacht slim te zijn iSpeeJt- p&GtfktS rv ROBBIE DE BEER en: het nieuwe vriendje K(l)eurig hakje voor allerlei rommeltjes voor de jeugd Weet je veel? Hoe Hansje in Toverland kwam Avonturen in het rijk van Hokus- Pokus n m ffil PmWÏIS Antwoorden P W Bevrijd Verdiende loon Nooit meer Op slot Draakje Speeltuin Droom Boeken i PLUS 10 JULI 1965 R - OPGEWONDEN rende Erik de lege kamers op en neer. Wat een feest! Ze zouden die dag gaan verhuizen en in de gang ston den grote kisten en dozen vol met huisraad te wachten op de verhui zers. Moeder was druk in de weer en merkte niet, dat de grote wa gen kwam aangereden. Die stopte in de laan en Erik rende geestdrif tig naar het portaal om de deur open te doen. ia 0=RE 1 B A H ROBBIE VOLGT DE voetstappen in de sneeuw tot ze hem terugvoeren naar de rand van het bos, waar een heleboel jonge struiken en boompjes staan. Dan wacht hem een andere ver rassing. „Hier vlakbij hebben we voor die sneeuw storm geschuild", mompelt hij, „En daar is nog eer hut Die twee hutten staan tegen elkaar aan en we hebben deze niet gezien omdat er zoveel bomen staan. En die voetstappen komen uit deze hut van daan. Wat betekent dat ?Er is hier iemand geweest. Ik ben benieuwd wie." ROBBIE komt zenuwachtig dichterbij. „Raar zeg, die twee schuren hebben geen van bei de een deur", denkt hij. „En in de snèeuw staan ook geen voetstappen die er naar toe gaan. Alles schijnt rustig, dus hij gluurt eens voorzich tig naar binnen. In de schaduw ziet hij een klein figuurjte, dat rustig op een stapel oude kleren zit. „Kareltje!" hijgt hij. „Wat doe jij hier in 'shemels naam?" „Kom binnen, Robbie", zegt de jongen. „Ik ben blij dat je alleen bent, ik heb op je zit ten wachten. ROBBIE staart naar de jongen, die nog steeds rustig glimlacht. „Heb je op me zitten wach ten?" vraagt hij. „Wist je dan dat ik eraan kwam? Dan moet je ook alles van die geheimzin nige sporen weten". „Zijn er geheimzinnige sporen? Waar dan?" vraagt Kareltje verbaasd. „Nou, er is een hele rij voetstappen in de sneeuw, die vanuit deze hut gaan" zegt Robbie, „iemand moet naar buiten gelopen zijn naar de plaats waar de vogel verschrikker stond. Maar er zijn geen voetsporen die terug gaan. En de vogelverschrikker is zomaar verdwenen". „Bestaat niet", glimlacht Kareltje.' „Sinds het begon te sneeuwen is er niemand uit deze hut gegaan". NU snapt Robbie er helemaal niets meer van. „Zeg jij dat er niemand uit deze hut is ge gaan sinds het begon te sneeuwen?" vraagt hij". Hoe komen die voetstappen dan in de sneeuw? Ze zijn er toch heel duidelijk, en ze gaan regel recht naar de plek waar de vogelverschrikker stond". Kareltje lacht geheimzinnig. Dan gaat hij weer zitten. „Nou, hier is nog een raadseltje voor je; er was helemaal geen vogelverschrikker". „Doe niet zo gek", zegt Robbie, ik heb hem toch zelf ge zien. Wim Big heeft hem trouwens ook gezien en Bingo ook". KARELTJE lacht om het verbaasde snuit van Robbie. „Er was geen echte vogelverschrik ker: ik stond daar de hele tijd!" grinnikt hij. „Ik zal je alles vertellen. Toen ik wegliep wist ik van deze hut en daarom kwam ik hier, maar ik wist ook dat de veldwachter me hier zou zoeken en dat ik dus niet lang kon blijven. Zie je al die stok ken en lappen en stro hier op de grond? Daardoor kreeg ik een pracht idee. Ik wou een echte grap uit halen! Zei ik je niet dat ik heel knap ben en helemaal geen school nodig heb?" „Non de verhuiswagen. Kijk maar!" ..Moeder, moeder", schreeuwde hij, „daa- is hij". ..Wie?" Moeder liet de verhuizers binnen. Twee stevige kerels sjouwden alle dozen, kis ten en meubels in de grote auto. ..Moeder, mag ik straks met de ver huizers meerijden?", vroeg Erik. ..Nee jongen, dat kan niet, je gaat met ons mee." En toen toen kreeg Erik een stout plannetje. „Ik kruip stiekem in 't buffet, dan hij ook zijn best deed, hij had zichzelf opgesloten en kon er niet mter uit. „Wat jammer, nou heb ik er nog niets ?.an", mompelde hij voor zich heen en 't j huilen stond hem nader dan het lachen. De rit duurde tamelijk lang. want het nieuwe huis stond precies aan de andere kant van de stad en Erik kreeg het da-i nig benauwd in dat kleine hok. Boven zijn hoofd zag hij de laden zit ten en hij duwde er een naar voren, zo dat hij een beetje lucht kreeg. ..Bah", mompelde hij, „bah, wat een pech!" Eindelijk stopte de wagen en werden de deuren opengemaakt. Wat schrokken de mannen toen ze 't buffet hoorden praten. „Help, help, laat me er uit!" „Wat zullen we nou hebben?" zei de man, die ift de verhuiswagen stond. „Wie riep daar?" „Ik. helpt u me alstublieft". ..Ma. ma.maar waar zit je dan?" vroeg de man verbaasd. „Hier. ik zit opgesloten". „Opgesloten? Zeg, neem je me soms j in 't ootje?" „Nee. heus niet, ik zit in 't buffet". ..Wat vertel je me nou?" „Gelooft u me nou, ik zit in 't- buffet"- „Hoe kan dat nou?" En terwijl de man 't deurtje van 't buffet opendeed, vertelde Erik. dat hij zo graag in een echte verhuiswagen had mee willen rijden en dat hij zich stie kem verstopt had. „Aha", zei de man. „daar komt de aap uit de mouw. Ha, ha. ha, dat zat je lelijk tegen hè? Weet je moeder dan helemaal niet, waar je uithangt?" ,.N. n... nee mijnheer", zei Erik bedeesd, want toen drong het eigenlijk pas tot hem door, dat moeder wel erg ongerust zou zijn. „Nou, je bent een mooie hoor. Ik zou maar gauw gaan vertellen, wat je hebt uitgevoerd". Erik kroop zijn benauwde hok uit en ging schoorvoetend naar bin nen op zoek naar z'n moeder. „Zo Erik, en hoe was de rit?" Stomverbaasd staarde Erik zijn moe der aan. „Nou, vertel eens jongen, beviel 't je goed in de verhuiswagen?" „M....m.... maar w.-.wist u dan dat ik er in zat?" „Ja. toevallig wel. En dat is maar gelukkig ook, anders had ik vast wel in angst gezeten, als ik niet had geweten, waar je was". „Ww.... wist u dan dat ik in 't buffet was gekropen?" stamelde Erik met een vuurrode kleur. „Ja. ik liep juist door de gang toen ik je been in 't buffet zag verdwijnen en toen dacht ik, verdwalen zal hij niet, laat hem maar gaan. Hij zal vast geen prettig ritje hebben, want elke kast die met een verhuiswagen wordt ver voerd. gaat op slot. 't Is je verdiende loon, dacht ik". Met een verlegen gezicht droop Erik af en ging naar buiten, waar hij bij de volgeladen auto ging kijken- „Èn, was je moeder erg boos?" „Nee, ze had gezien, dat ik in 't buf fet kroop". „Tja jong. wees dan maar blij, dat 't zo is afgelopen. Voor 't zelfde geld had je een flink pak voor je broek kunnen krijgen. Volgende keer beter, zullen we maar zeggen". „Er is geen volgende keer. Wij blij ven toch zeker niet verhuizen?" „Nou, vooruit, ga jij dan maar in de cabine zitten, dan loop je ons tenminsti niet in de weg". „Bedoelt u mag ik achter 't stuu zitten?" „Ja, ga je gang, maar blijf van he stuur af". Erik holde verrukt op de bestuurders plaats af en deed net, alsof hij de chauf feur was. Hij kon haast niet naar buiter kijken, maar toen hij eenmaal op z'n knieën was gaan zitten, had hij beter uitzicht en menige jongen, die hem ach- t;r dat stuur ontdekte, keek een beetje jaloers naar Erik. Want niemand had nog ooit in zo'n grote auto gezeten en zeker niet achter 't stuur. Erik amuseerde zich geweldig en schrok op toen hij hoorde zeggen: „Zo chauffeur, je bent er. Stap maar uit". „Hè, gaat u al weer weg? Wat jam mer". „Ja jongen, de auto is leeg en we moeten weer verderop". „Hè, ik vind 't niks leuk". „Nou, weet je wat? Als je wat groter bent. kom je ons maar helpen". „Mag ik dan sturen?" „Afgesproken! Jij wordt onze chauf feur"- Erik vergat helemaal te bedanken en rende het huis binnen om 't grote nieuws te vertellen. Verrukt keek hij de grote wagen na, die even later wegreed. En hij nam zich voor nooit meer zo dom te zijn om in zo'n benauwd buffet te kruipen. TIEKE SLIJK. 7P *>«rfir»A ZjV kan ik toch fijn meerijden. Zo gezegd, zo gedaan. Stilletjes werk te Erik zich door een van de deurtjes naar binnen en hij zuchtte van opluch ting, toen hij bemerkte, dat hij er p're- cies inpaste. Even later sjouwden de mannen het buffet, niet wetende, dat Erik er in zat, door de deur naar bui ten. Hij stootte hard z'n hoofd, toen de mannen het zware meubelstuk moesten kantelen en bijna had hij zich verra den en hard „au" geroepen- Maar nog juist op tijd bedacht Erik, dat 't hele p an dan niet door zou gaan en hij hield zijn mond stijf dicht. Eindelijk stond 't zware meubel in de wagen, maar Eric durfde er nog niet uit te kruipen. „Ik wacht tot we wegrijden", mompel de hij zacht voor zich heen, en ongedul dig bleef hij in de kleine ruimte zitten. Even later werden de deuren met een klap dichtgeslagen. „Hoera, hoera", juichte hij zachtjes, „*t is gelukt", en toen de wagen zich langzaam in beweging zette wilde Erik uit 't buffet kruipen. Maar o wee, de deurtjes zaten allemaal op slot en hoe 2«MsL KLEINE rommeltjes, als een stuf, - paperclips, potloden, kunnen keu rig worden opgeborgen in het bakje, dat je op de foto ziet. Je kunt het ook gebruiken als prullebakje. Je hebt er een leeg blik of blikje voor no dig (dat hangt af van de hoeveelheid rommeltjes of prullen die je erin wilt doen) en gekleurd papier of oude tijd schriften. Met dit gekleurde papier of met plaatjes uit de tijdschriften ga je het De oplossing va.i de kinderpuzzel van 19 juni is: HORIZONTAAL: 1 deksel, 6 berm, 8 tol. 9 enkel, 10 karnemelk, 14 kaak, 15 loop. VERTICAAL: 2 kabel. 3 lam, 4 etage, 5 bot of bat, 7 roede, 10 kok, 11 nek, 12 mol, 13 kap. De prijswinnaars van deze puzzel zijn: Alphonso Kok, Eemnesserweg 146, Hilversum; Tineke Lipholt, Vondelweg 122 zw„ Haarlem; Toosje van Tonge ren, Vogelenzangseweg 37, Vogelenzang; Gerard Kuijten. Klinkenburg 6, Rotter dam 23 (ZuidwiikL Inge van der Werf, Reijerskoop 279, Boskoop. DE eerste drie vragen van dit rijtje hebben betrekking op de verloving van prinses Beatrix. Met de overige kunnen jullie je kennis van onderwerpen op allerlei andere terreinen toetsen. 1 Hoe heet de verloofde van prinses Beatrix? 2 Waar is hij geboren en hoe oud is hij? 3 Hoeveel zussen heeft hij? 4 Hoe heet de broer van prins Bern- hard? 5 Wie heeft de achtste etappe van de Tour de France gewonnen? 6 Welk feest hebben de Surinamers op 1 juli j.l. gevierd? 7 Is Charles Chaplin een staatsman, een operazanger of een filmspeler? 8 Was Grock een ontdekkingsreiziger, een schilder of een clown? 9 Is Picasso een musicus, een toneel speler of een schilder? 10 Hoe heet de Romeinse keizer, die Rome in brand liet steken? ■0.I3N 01 l.iapppos '6 :Mop '8 !ja[adsuipi ;a Tiujsa -bjs ap uea guijjeipsje ap 9 :ooy ap op •q luiAMpsy 'f ;saz g Deel 88 '(PUBIsUnG) raspèziiH U1 'Z ;3-ioqsuiv U0A snBID '1 j„„ntton waar mensenkind", zei de tovenaar Hansje had een bal gevonden in de tuin, een langwer pige, witte bal. Maar wat deed die bal vreemd. Het leek wel alsof hij leefde. Er kwamen scheurtjes in en terwijl Hansje stond te kijken, kwam er langzaam iets uit: geen kui ken, geen vogel, nee, een heel vreemd beest. Hansje dacht dat het een hagedis was. Het beest had grote ogen en er kwam rook uit zijn neusgaten, en vler ken had hij ook. Hij kroop al meteen over de grond. Nog geen kwartier later was het vreemde beest al zo groot ais een struis vogel en het kon praten óók, want opeens hoorde Hansje: „Als je op mijn rug klimt breng ik je naar Toverland". Dat leek Hansje wel. „Ja, ik wil daar graag eens kijken. Is het ver"" „Dat valt best mee", zei het vreemde beest. „Klim maar op mijn rug". Even later vlogen z"e over ste den en bossen en opeens -zag Hansje een schitterend kasteel, helemaal van goud. dat blonk in de zon. Dat was het kasteel van Hokus-Pokus. de tovenaar En daar vlogen ze nu heen. De gouden poort ging van zelf open en alle deuren waar ze door moesten. Nog altijd zat Hansje op de rug van het vreemde beest en hij was helemaal niet bang. Opeens kwamen ze ln een prachtige zaal. Overal schitter den en glansden kristallen zul len. En daar, op een prachtige troon, zat tovenaar Hokus- Pokus. Hij droeg een mantel van hermelijn en hij had een gouden kroon op zijn hoofd. Hij teek wel een koning. „Tertel eens. mensenkind, hoe icctm jij aan dat draakje?", vroeg Se tovenaar en z'n stem klonk aeel boos. Hansje stotterde: „Dr draakje? Meneer de tovenaar, ik dacht dat het een hagedis was". „Hagedis? Ik zeg dat het een draak is, en nog wel een van mij! Hoe kom je er aan?" „Wel, meneer Hokus-Pokus ik vond een bal bij ons in de tuin. Maar het was geen bal. Opeens kwam er een rare vogel uit. En toen „Schei maar uit, ik begrijp het al", zei de tovenaar brom mend. „Mijn draak heeft na tuurlijk bij jullie in de tuin een ei gelegd". „Ja. meneer de tovenaar. Maar u bent toch niet boos op me! Ik kan het toch niet helpen dat uw draak een ei in onze tuin legt!" „Nee, natuurlijk niet, maar die draak is van mij en blijft voortaan hier". Hansje schrok. Hij dacht er op eens aan dat hij zonder draakje niet thuis kon komen. „Maar nu kan ik niet terug naar vader en moeder". Huil maar niet. Daar vind ik wel iets op. Luister: heb je honger?" Hansje knikte. „Zo, en wat belief je graag?" „Chocoladepudding", snotter de Hansje. „Goed, dan krijg jij choco ladepudding. maar dan moet je niet meer huilen. Afgespro ken?" Wéér knikte Hansje en veeg de z'n traantjes weg. „Ha, zo is het beter", zei Ho kus-Pokus, en hij lachte zó hard. dat Hansje opeens al ziin verdriet vergat. „Hokus pokus... chocola- tus'" zei de tovenaar, en toen wist Hansje niet wat hij zag. Er stond een leuk tafeltje voor zijn neus en een stoeltje, waarop hij kon gaan zitten. En op het tafeltje stond een kanjer van een chocoladepudding. Jonge, jonge, wat zag die er lekker uit. HU begon meteen te smul len en keek Intussen nieuws gierig rond. Opeens vergat hij te eten uit pure verbazing over wat hij zag: een haan, maar geen ge wone haan, nee. eentje van puur goud. met een half lijf en één poot. Zoiets had hij nog nooit n. De tovenaar zei: „Ja, kijk maar eens goed. Dat i» mijn haan. Hij doet heel anders dan de hanen van de mensen. Hij kraait niet 's nachts, maar precies 's middags om twaalf uur. Jullie hanen roepen „kuke leku", maar de mijne roept al leen „kuke". Omdat het een halve haan is, snap je?" Hansje knikte en snoepte toen verder van de heerlijke pudding. Hij kreeg hem helemaal op, tot op een paar lepeltjes na. „Dat is niet erg", zei de tovenaar, „de rest eet mijn toverhaan wel op. Die is ook dol op chocolade pudding". Toen nam Hokus-Pokus hem bij de hand en zei: „Nou gaan we eens rondkijken". Hansje vond de tovenaar een erg vrien delijke man. Ze stapten samen door donkere grotten, waar blinkende edelstenen fonkelden in het donker. Ze wandelden over een strand van parels en de rotsen leken van goud. Op eens bleef de tovenaar staan en vroeg: „Mensenkind, zou je hier willen wonen?" Maar Hansje zei zachtjes: „Nee, meneer Ho kus-Pokus, het is hier donker en koud". „Goed, dan gaan we verder" zei de tovenaar en nam Hansje aan de hand mee naar een blauwe grot, waar de hemel te zien was. Hier stond een speel tuin en veel speelgoed wachtte op een rij. „Mensenkind, zou je hier willen wonen?", vroeg de tovenaar weer. „Mag ik dan met èlles spelen?", vroeg Hansje, die met begerige ogen naar al dat prachtige speelgoed keek. „Ja", zei de tovenaar. „Luis ter. over vijf dagen kom ik te rug". „Dat is goed", wilde Hansje zeggen, maar hij zag geen tove naar meer. Die was pfff op eens verdwenen. Hansje kon zijn pret niet op; hij klauterde van het ene hob belpaard op het andere en daar na ging hij schommelen en ln de draaimolen zitten op allerlei leuke dingen: paardjes. scheep jes en nog véél meer; en de draaimolen draaide net zo lang tot Hans „Stop" zei. Hij kon werkelijk doen wat hij wilde Maar na een paar dagen was de pret er al een beetje af; hij be gon zich te vervelen en hij was blij toen de vU'fde dag Hokus- Pokus kwam. „Neem me asje blief mee, meneer de tovenaar, ik wil hier niet blijven", riep hij. mensenkind", zei de tovenaar, en nam Hansje weer bij de hand. Ze kwamen nu in een mooie kinderkamer, waar heel veel boeken netjes opgestapeld stonden in de rekken, „Mensenkind, zou je hier wil len wonen?", vroeg de tovenaar. „Ja", zei Hansje, „hier zal het mij wel bevallen. Ik lees graag en daar staan zoveel boeken. Ik wil hier wel blijven". „Afgesproken. Over vijf dagen kom ik terug". En pffff wég was hij weer. Hansje kwam niet uitgekeken in al die prachtige prentenboe ken. Er stonden er wel honderd. Hij bekeek ze allemaal en toen hij de plaatjes gezien had, be gon hij te lezen. Maar na een paar dagen was er de pret weer af. Hij wilde wég en wat was hij blij toen Hokus-Pokus de vijfde dag weer voor hem stond. „Neem me asjeblief mee, me neer de tovenaar, ik verveel me dood", klaagde Hansje. De tovenaar zuchtte. „Nee, jij hoort hier niet thuis. Ik zal je in de luchtauto zetten en die brengt je weer wel naar huis??. Ja, asjeblieft, héél graag, me neer Hokus-Pokus. En wilt u de groeten doen aan het draakje? „Dat doe ik vast en zeker. Kom, stap maar in. De auto staat er al. Dag hoor!" „Goed, dan gaan we verder, Toen Hansje ln de luchtauto stapte, wuifde hij naar de tove naar, en dat deed hij net zo lang tot hij hem niet meer zien kon. Ongedeerd kwam hij weer thuis. Nauwelijks was hU uitge stapt of de luchtauto snorde weer de lucht in. Vader en moeder dachten, toen Hansje zijn avonturen verteld had, dat hij gedroomd had. Nu was het wel een vreemd verhaal en wie weet had Hansje tóch ge droomd THEO LUYSTERBURG blik beplakken. Het blikje op de foto is „bekleed" met foto's uit een boeken gids. Maar je kunt natuurlijk ook an dere plaatjes gebruiken, zoals foto's van filmsterren of van sportfiguren. Je kunt zwart-wit plaatjes gebruiken of gekleurde, kijk zelf maar wat je het mooiste vindt. TRUDY BIJ de les in aardrijkskunde, onderwerp is de Noordzee gaat de klasslechts in gedachten met meester op een zeereis mee. Meester vertelt over schepen en het leven daar aan boord. Allen zijn zo stil als muisjes; door niets wordt de les gestoord. Hij praat over dieren, planten, die er leven in de zee. Hij raakt echt in vuur en vlam en heel de klas leeft met hem mee. Plotseling, zo zegt hij, stormt het, golven rollen af en aan. Meneer vertelt over de vissers Met hun mooi, maar zwaar bestaan. Heen en weer deint hij dan later, heel de klas deint met hem mee. Hij kan ook zo goed vertellen, je bent zelf met hem op zee. Alleen Jantje doet niet mee en wat ziet hij plots aak'lig wit! Meneer vraagt wat hem scheelt en waarom hij zo stil daar zit. Jantje zegt dan: „Ik voel mij niet helemaal in orde en ik ben ook een beetje misselijk, 'k Denk dat ik echt zeeziek ben." AAD VAN VLAARDINGEN BABY-AUTO ij Iffjfff 1 liJI Lo.r- I? dtffiüL

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 22