TOM POES EN DE PASMUNT Tomatensoep moet van «ti Ensfr zijn HET HUIS MET DE ROZEN m yew ALS U HET VRAAGT DE ZOON VAN DE BERENJAGER door Marten Toonder Aa ë- puu- Oedipus Naastenliefde Een persoonlijke mening DINSDAG 10 AUGUSTUS 1965 NU MET GRATIS SPELDJE1 door Mea Allan een Nieuui AVONTUUI2 VAN SPfZo&Tje TWEE M/MuVhN LPTE& komt speoeTje ceveND uit met veeso/e ik Keu j- Ke "Hou ufl.w os Moeizflot,, KARL MAY SPRoetjg rechtsom keert en goat ...houdt dam ST/l. een uuik Gaat opsm en er komt een pototoestsl ueqe Buitgh. M De WaddersJ VflN D£ een nieuw avontuur van jomqu en pierewiet fZ&VteT! aap.' PAUL VLAANDEREN Lezers schrijven de krant 5524 Heer Bommel verliet het kruideniersbedrijf in een gedrukte stemming en hij staarde ontdaan naar de bankbiljetten, die hij in de vuist klemde. „Mijn goeie geld", prevelde hij. „Waardeloos papier noemt Grootgrut dat! Ach, ik ben blij, dat mijn goede vader dit niet hoeft mee te maken. Waar blijft een heer van mijn stand op deze manier?" Op dat moment werd hij ingehaald door de ambtenaar eerste klasse Dorknoper, die op weg was naar het ge meentehuis. Er speelde een eigenaardig trekje over het anders zo rechtschapen gelaat van de hooggeplaatste klerk en het vrdiepte zich toen hij heer Ollie zag. „Goede morgen", wenste hij, mede oplopend. „Er staat nog een postje achterstallige belasting open; dat zal u niet onbekend zijn. Een navordering". „Ja" gaf heer Bommel toe. „Nee, bedoel ik. Achterstal lig postje, ja ja.. Ik heb hier...." „Dat hoeft niet," hernam de beambte haastig. Hij wierp een besmuikte blik om zich heen en vervolgde op zoete toon: „We kunnen dat op een akkoordje gooien, meneer Bommel! Wanneer u wat pasmunt hebt, zal ik het wel ambtelijk i norde maken „Ik heb hier goed geld", zei heer Ollie, zijn bankbil jetten overreikend. Doch de ander wenkte af. „U begrijpt mij niet", fluisterde hij. „Een accoordje! U betaalt mij tien procent in pasmunt en ik scheld u de rest kwijt. Dat is te regelen. Maar geen voddig pa pier! Echte pasmunt! U begrijpt mij, haha!" Met deze woorden draaide hij zich om en verdween haas tig in een zijstraat. „Pasmunt", prevelde heer Bommel, terwijl hij naar het bundeltje staarde dat hij in de hand hield. Tot zijn ont zetting begon het tot hem door te dringen, dat geld nu inderdaad geen rol meer speelde in Rommeldam. Alles draaide om pasmunt. MOCO Advertentie 19. Maar zij konden natuurlijk wel de tuin veranderen. Polly moest er niet aan denken dat haar prachtige rozen zouden verdwijnen. Plotseling herinnerde zij zich Donny's woorden: „treur maar niet, oma, wij zullen ervoor vechten.Maar hoe? Als je maar eerst een weg wist, was de strijd al half gewonnen. Maar Polly wist wat ze wilde. Met een gelukkig gevoel in haar hart liet Polly haar ogen door de tuin gaan en het leek wel of elke plant en elke bloem haar aankeken en herken den. „Houdt je goed, lieverds", mompelde Polly, „op een goeie dag ben ik weer terug om voor jullie te zorgen." Ze zette haar fiets tegen het hek om beter te kunnen zien. Wat geurden de bloemen. Zonder enige gemoedsbezwaren liep Polly de tuin in. Bij een van de rozenstruiken knielde zij, nam een bloem tussen haar vingers en rook eraan Was er een heerlijker geur denkbaar? Een harde schelle stem schrikte haar op. „Wat doet u daar in mijn tuin?" „Uw tuin.Het klonk Polly een beetje raar in de oren. „Ik weet niet wie u bent, maar ik verzoek u weg te gaan." Polly keek haar vijandin aan, nam haar van top tot teen met afkeurende blikken op en wendde toen haar ogen af. Want Dodo zag er dan ook vreemd uit in haar fladderende kimono. „Ik doe geen kwaad," verdedigde Polly zich. „U plukt mijn bloemen." „Ik heb er slechts één geplukt. Een van mijn bloemen." „Uw bloemen?" „Zeker. Ik heb ze zelf geplant." Dodo keek haar verbaasd aan. „Oh, nu begrijp ik het. U bent degene, die hier vroeger heeft gewoond. Maar nu toch niet meer," liet zij er gevoelloos op volgen. Oscar werd wakker van de luide stemmen beneden hem. Hij kon aan Dodo's stem horen dat er weer moeilijkheden waren. Hij gooide de dekens van zich af en boog zich uit het venster, bereid om zijn bemiddeling te ver lenen. „Liebchen!" riep hij. „Kom binnen, en maak geen ruzie. Kom weer bij me in bed!" Dodo meende een spottende blik van Mrs. Tradescant op te vangen en het was dan ook een gek gezicht: Oscar helemaal naakt daar uit het raam te zien hangen met zijn armen zwaaiend als molenwieken. Maar het kwam niet te pas dat de mensen om Oscar lachten, dat zou zij hun wel laten voelen. Maar toch wenste ze dat Oscar maar gauw even een pyjamajasje had aangetrokken. „Ja, ja, goed!" riep ze over haar schouder. „Maar ik kan niet toestaan dat iedereen zomaar onze tuin inloopt." Toen keerde ze zich weer tot Polly en zei: „Die bloem mag u houden, en als u wilt, zal ik er nog een paar voor u plukken. Maar denk er voortaan aan, dat dit nu onze tuin is. Wij hebben deze gekocht. Wij hebben hiermee niets onbehoorlijks gedaan. Wij betaalden er goed voor. En nu is hij van ons." Dat wist Polly allemaal maar al te goed. „Ik zal gaan," zei ze, maar ze bewoog zich niet. „Nou, ga dan. Of wilt u nog wat bloemen hebben?" Polly schudde haar hoofd. „Laat maar. Ik vind het prettiger als ze in mijn tuin blijven staan." Dodo liep rood aan. Ze stak een dreigende vinger naar Polly uit. „Luister eens, oude vrouw, onthoud dit goed: daar bestaat een wet op eigendommen en als men die overtreedt, kan men gestraft worden." „Dodo!" kwam de verontruste stem van Oscar. „Die vrouw heeft niets kwaads in de zin, daar ben ik zeker van!" (Wordt vervolqd) €N veRLAAT MET WRAK, Twee oMOsezsEées GeO-ouCt DiE DE OVERUJOMNeW ftflWDlE TEM UIT DE "HERMES., TE voorschijn Messen oe- MOOR OP 6MIG€ OPSTAND «- -«fe VAM WET WSflif MRPKT De oMDetZZseêe vam a TSRuG... \i^ *>cö l( i 25. De mannen stegen van hun paarden, die ze vrij rond lieten lopen en betraden de blokhut. Hier wachtte de indiaan al op hen. Davy en Jemmy ke ken eens rond. Men kon zien, dat het achterste ge deelte der hut vroeger tot winkel had gediend. Van de vroegere voorraden was echter niet veel meer over gebleven. Van de deksels van kisten waren ta fels gemaakt door er enige houten poten onder te slaan. De stoelen waren op dezelfde wijze in elkaar gezet. In één der hoeken bevonden zich de slaap plaatsen. De dekens bestonden uit huiden van de grizzly beer. Overal hingen herinneringen van de jacht. Het was intussen al laat in de middag ge worden en aangezien het licht slechts spaarzaam door de kleine openingen naar binnen drong, was het in de hut tamelijk schemerig. De neger maakte daarom een flink vuurtje. „Mijn rode broeder kan thans vrijuit spreken," sprak Hobble Frank tot de indiaan. „Welke belangrijke mededeling heb je voor ons?" „Wohkadeh kan niet spreken, alvorens de vredespijp gerookt te hebben." Hobble Frank stopte de calumet en met hun vieren gingen zij toen om de indiaan heen zitten. Martin was de eerste, die de pijp in de mond stak. tersr-^ HA.' H0! HfP! MPPP uu nes ✓f. ucetKte .freai nrcsse 378. „Jullie houden er wel zeer vreemde manieren op na!" gromde Piet Loeris tot de gérant, die met een uitgestreken gezicht bij het ta feltje stond: „Voordat we nog -_enj hap gedaan hebben, krijgen we de rekening al gepresenteerd„Het spijg me, seur," antwoordde de man: „Maar het kan nu eenmaal niet anders. Het is zo vaak voorgekomen, dat onze klanten na de eerste hap wegliepen, dat we het risico niet meer durven nemen, om ze na de maal tijd te laten betalen. Wilt u misschien even afkomen, anders nemen we de borden weer weg en maken we der een ander blij mee!" „Dit zijn hier gewoonte," viel Hat Si Kee hem bij: „Mij hebben meegemaakt, dat gasten zo ziek werden van vette voer, dat zijn naar sleden teruggedragen wer den". „Goed dan," zuchtte de detec tive, die wel inzag, dat er aan deze procedure niet te ontkomen viel: „Het is, dat we trek hebben, andera liep ik er zo weer uit. Maar wee je gebeente, als het voedsel niet deug delijk is." Hij haalde zijn portefeuil le tevoorschijn en legde het geld op tafel. De gérant griste het weg en holde naar een andere klant. „Het vait me best mee," verklaarde Sientje, na dat ze de eerste hap genomen had: „Die loempia is zelfs héél lekker, me neer Loeris. Jammer, dat er zoveel haar opzit, dat is een beetje lastig met kauwen, maar hij is heerlijk bros van binnen." „Ik vind 't maar pet!" merkte haar patroon op: „M'n oom Johan zei altijd: Van slecht voer krijg je een lelijk vel maar mooie tanden. En zo is het! In ieder geval hoeven we niet bang te zijn, dat we nog hon ger hebben, als we al die rommel eenmaal in onze maag hebben zitten" -EN NOG IETS... IEDEÜEEU MOET EEN MfiSKEeoeRGEÜ E0R15EE DIE IK1 VITO EELLOMRKEtó! IEMAND OP EEN IDEE BEENOEN U MOET WEEE EEN MR3KEKRDE- FEEST GEVEN.. LOOF EEN PE'JS UIT VOOe HET BESTE KOSTUUM DRT UW ÖRSTBN RRUWRL KUNNEN VINDEN MARE WRREOM De (nerveuze?) hilariteit naar aanlei- ding van het artikel van F. J- Bröcker in het Nederlands Tijdschrift voor ge neeskunde, die blijkens uw verslag van 29 juli de besloten ernst van het psy- cho-analytici-congres in de RAI een wei nig heeft opgevrolijkt, herinnerde mij aan het grotemensen-gesehater, waarmee het schuchter geopperde vermoeden van het kind wordt begroet, dat Sinterklaas slechts een uitvinding van volwassenen is. Geschater om een paradox: het kind vechlt immers tegen windmolens! Na tuurlijk bestaat Sinterklaas niet, maar niettemin: „Sinterklaas" bestaat. Wi« mocht twijfeLen behoeft slechts zijn oog te laten vallen op de decemberdrukte in de winkelstraten van onze steden. Zo „bestaat" ook het Oedipus-complex, want „alle ouders", aldus dr. de Wind volgens genoemd verslag, „kunnen het zelf constateren". Maar wat die ouders constateren, dr. de Wind maakt het ons nog eens duidelijk, is „populair gezegd(1) in eerste instantie slechts „de drie hoeksverhouding van man. vrouw en kind en de daarmee samenhangende conflicten". Een wel erg ontluisterd Oedipus-beeld, de verbleekte resten der orthodoxie. Maar richtte het ar ikel van Bröcker zich dan niet tegen het nog altijd heer sende, pernicieuze dogmatisme van een aanzienlijke schare Freudiaanse gelovi gen, die aan de term „Oedipus-complex" de zekerheid blijft ontlenen, dat een incestueuze moederbegeerte één van de obligate barrières is, die het opgroeiend» kind te niemen heeft? Zó veel macht heb ben immers eenmaal geijkte woonden wel en zó veel substituutgelovigheid komen we tegen bij wetenschappelijk geïnformeerde leken met aanleg voor woordfetisjisme .Ik zou dr. de Wind daarom willen voorstellen ,,in eerste in stantie en populair gezegd" de aan Sophokles' drama herinnerende term te vervangen dooi- „Pythagoraa-complex". De driehoeksverhouding is daarmee ter minologisch veilig gesteld, het zwaarte punt tot een zaak gemaakt van vrijblij vende keuze der afmetingen, de eis van rechtlijnigheid en exactheid „in sciemtia" onderstreept, en... last but not least, de classici kunnen gerust zijn: de Oudheid blijft begrippenleverancier en het wacht ten is nog slechts op een antwoord voor de opengelaten vraag, wat dan wel in tweede, derde en minder populaire in stantie heden ten dage met de. term .Oedipus-ciomplex" bedoeld kan zijn Leiden DRS. C. G. DE KRUIFF In uw blad van zaterdag 31 juli j.l* kwam een artikel voor van rector Cop- pes, die waarschijnlijk als uw priesterlij ke medewerker fungeert. Iri dit artikel doet hij onder het hoofd „Hulp een gezicht" een beroep op de evangelische naastenliefde, wat ik ten zeerste op prijs stel. In dit verband wilde ik echter nog een kort stukje citeren van diezelfde rec tor Coppes uit een artikel van hem „De Nieuwe Linie" van 15 augustus 1964 nl. het volgende: „Een hele dikke Bisschop met een knots van een paarse band om zijn buik brukde bevelen naar vaandeldragers en hemelsblauwe Lourdes-maagden en acolieten en liep als een trotse pauw vooraan een lange rij dikke Duitse da mes. Ik weet dat het niet eerlijk is om over zoiets te vallen. Maar na alles werd ik er bijna onpasselijk van" Vindt rector Coppes, die waarschijn lijk deze Duitse priester noch van d» mentaliteit noch van levenswijze kende, bovenstaand geschrijf in overeenstem men met Evangelische naastenliefde? Het lijkt naar mijn mening meer op de woorden uit het Evangelie van de fari- zeër en de tollenaar: „Heer, ik be« blij dat ik niet ben als Ik vind dat deze Coppes zich nog maar veel op de onvergetelijke spreuk van Pater de Greeve moet bezinnen: „Ver beter de wereld, begin met uzelf"* Haarlem. J. J. N. BOOtf* Naschrift v.d. Redactie: U heeft uW citaat gerukt uit een betoog van een geheel andere strekking. Land en volk werden bij nacht over vallen en wie werd er niet door getrof fen? Er groeide verzet. Er werd gestreefd en gestreden zowel bóven als ónder d» grond. Waardoor liet 'de mens zich lei den in het verzet? Was afkeer van kwaad en kwaaddoe ner dé impuls of sprak er ook de liefde voor het goede mee? De mens heeft twee „ikken", een goed» en een minder goed, één die altijd streeft naar omhoog en naar de inzet voor an deren. Die andere „ik", de minder goede, gaat graag op in zichzelf, heeft neiging naar beneden en kan uitgroeien tot slecht. (De kranten staan er dagelij k* vol van). Inmiddels leven wij ruim twintig jaar later. En nu dringt de vraag zich aan ons op, of er nog steeds zijn, die niet _1°® komen van de grond, zich blijven blind staren op het kwade en daarmede nie' komen tot het goede. Werd destijds in het land, waaruit 20 veel wreeds over ons heen kwam, he goede niet omhals gebracht of gekne veld en is het er nog niet een worste len om boven het verkeerde uit te ke rnen? Anderen stappen intussen vrijmoedig de grens over met een hartelijk gebaar. En wij?.... Wij willen wel, maar er nodig is: Mensen, mannen zowel vrouwen en niet het minst jongeren, d' trachten hun betere „ik" aan het wo°r te laten en de moed weten te vinden, om vóór te gaan, heel gewoon om andere te helpen, teneinde met elkaar de wes te gaan naar en voor hel goede. De wereld is maar klein. We j. hier en overal tegelijk. En het r.e\ me van ons afhangen, of straks in onze le® ruimte de minder goede „ik" zal dom1" ren ofwel de betere En heus, in de strijd voor het staat de mens nooit alleen. Rotterdam. MötW'

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 2