Astrids gulden
toch terug naar spaarpot
Beroemde
diamant
odaaJU
Onze pagina
voor de jeugd
Zeilsteen
Portret
ROBBIE DE
BEER en:
De betoverde paraplu
KINDERPUZZEL
k
11
HET JODELENDE GEITJE
/m
m m
Lesje
Betoverd
rXmWm
'M wMetké.
imm
I-
I
Dukaten
In 't paleis
Elke vrijdag
rara
PLUS
28 AUGUSTUS 1965 --6
Mam, mag ik knikkers gaan
kopen?", vroeg Astrid, toen ze
uit school kwam. „Knikkers
kopen? Maar kindje, je bent pas
jarig geweest en je hebt zoveel
speelgoed gekregen, we kunnen
toch niet aan de gang blijven
„Ja maar mammie, ik vind knik
keren zo leuk". Dat is ook leuk,
maar je kunt nu eenmaal niet al
les hebben wat je ziet. Ga met je
nieuwe rolschaatsen naar buiten
of met je springtouw". „Hè, mag
't nou, ik wil 't zo graag". „Nee, 't
mag niet, je hebt speelgoed ge
noeg".
f] viq
De gulden vertelde het varken,
wat er gebeurd was- Samen had
den ze dolle pret, want Astrid
dacht, dat de gulden betoverd
was, omdat hij kon praten. Later
begreep ze dat t niet de stem van
de gulden was geweest, maar die
van haar eigen geweten, dat 't ge
lukkig had gewonnen van het
stoute duiveltje, dat haar het plan
van die gulden deed verzinnen.
TIEKE SLIJK.
TROTS laat deze Amerikaanse
jongen zijn „eigen krant"
zien. Hij is in het gelukkige
bezit van materiaal waarmee hij
voor zetter, opmaker en journalist
tegelijk kan spelen. Dat materiaal
bestaat uit een doos met plastic
letters, waarmee koppen kunnen
worden gemaakt en krantenpagi
na's die voor de helft zijn bedrukt
met berichten, zoals ook in de „ge
wone" kranten staan. De bovenste
helft is blanco en die kan worden
gevuld met koppen naar keuze. De
jongeman op de foto verkondigt op
de krant links: „Hevige sneeuwval
geen school" en op de andere:
„Indianen kopen New York".
ROBBIE kijkt eens om zich heen waar Tijg61'*
lelie eigenlijk is gebleven. Ze schijnt er van
door gegaan te zijn. Maar daar ziet hij een
ander klein figuurtje. Het is Sara weer. Ze staat
te schuilen voor de storm achter de stam van een
dikke boom. „Gó, wat ben ik een lange tijd onder
weg geweest voor die boodschap", lacht ze. 0m
de vijf minuten moest ik ergens voor schuilen; was
het niet tegen de regen, dan wel tegen de wind!
Zeg, ik heb die jongen met de parapluutjes weef
gezien. Je hebt hem wel wat opgevrolijkt, maar
ik ben bang dat hij nog steeds niet echt blij is!"
ROBBIE vertelt Sara nog het een en ander
over de jongen en zijn ruwe meester. „O ja»
daar denk ik ineens aan", voegt hij eraan
toe, „jij hebt toch alle paraplu's opgeraapt toen
we hem naar mijn huisje brachten? Maar toen ik
terugkwam stond er nog een hier, tegen een boom-
Ik heb hem in die nieuwe aanplant daar verstopt-
Kijk, hier is hij, en het begint net weer te regenen,
dus gebruik jij hem maar om droog thuis te ko
men. We zullen hem aan de jongen teruggeven als
we hem weer zien, goed?" „Dank je wel Robbie,"
zegt Sara. „Dat is een goed idee! Wat een aardig
licht parapluutje is het!"
SARA is maar wat blij met de papieren para
plu. „Het lijkt zo'n nietig dingetje", zegt Rob
bie, „houd het maar goed vast, anders wordt
het nog weggeblazen door die sterke wind. NoU
moet ik echt vlug naar huis. Ik ben al veel te lang
voor die boodschap weggebleven. Moeder denkt
minstens dat ik verdwaald ben." Het is geen zwa
re regenbui, en hij zet het op een rennen als hij
iemand dringend hoort roepen, en tot zijn verras
sing ziet hij de jongen op zich afkomen. Hij kijkt
erg bezorgd. „Oh, asjeblieft", zegt de vreemdeling-
Jij andere paraplu hebben gevonden?"
ROBBIE stopt en draait zich om. Ja ik heb
een van je paraplu's gevonden" zegt hij. „Ik snap
niet hoe we die over het hoofd hadden kun'
nen zien. We hebben hem waarschijnlijk laten staan
toen we jou.„Nee, nee, ik hem niet hebben
laten staan!" schreeuwt de jongen. „Mijn meester
jou niet mogen, en hij een vloek heeft uit'
gesproken over die paraplu. Dat heel gevaarlijk-
Jij hem niet aan moeten raken!" „Help! Ik heb
hem aan Sara gegeven en die gebruikt hem",zeg1
Robbie geschrokken, „Kan het haar echt kwaad
doen? Ze is die kant op gegaan. Je moet haar acl*
terna. Ik kom gauw terug."
JE hebt een tijd over die boodschap gedaan
zegt moeder Beer. „Heb je geschuild voor
regen?" „Het spijt me dat ik zo laat kenj
hijgt Robbie. „Ik heb niet veel geschuild. Ik w®,re
opgehouden doordat ik nog een paraplu vond en "i
heb ik aan Sara gegeven en toen kwam die jong®
naar me toe hollen en die zei dat zijn meester
een vloek over heeft uitgesproken en dat die Pa^ag
raplu niet aangeraakt mag worden," verklaart Rob
„Maar ik heb er een gekocht!" zegt moeder Beer-
wees daar maar niet bang voor, maar Sara is 111
schien in gevaar!"
Astrid keek teleureesteld, maar zag
wel in, dat ze met zeuren niet verder
kwam. Met een verveeld gezicht liep ze
door de kamer en zuchtte diep. Ineens
zag ze haar spaarvarken staan en ze
dacht aan de blinkende gulden, die ze
van oma had gekregen, ter ere van haar
zesde verjaardag.
„Mam. als ik die knikkers nou zelf be
taal, mag ik ze dan gaan kopen?"
KAREL de Stoute, hertog van Bour-
gondië, die in 1477 bij Nancy sneu
velde, bezat een buitengewoon kost
bare diamant, de „Sansy". De hertog
droeg dit kleinood steeds bü zich. Toen
hij gesneuveld was, roofde een dief de
edelsteen op het slagveld
In oe eerste helft van de vorige eeuw
was „Sancy" na veel rondzwerwingen
beland bij de Russische zorst Ivan De-
midoff. die meestal te Parijs verbleef en
veel omging met de Franse schrijver
Jules Janin.
In de zomer van het jaar 1832 verge
zelde Janin de vorst en diens echtgenote
op een reis naar Lyon, waar het gezel
schap een museum bezocht In een der
zalen bemerkten zij, dat de bezoekers
zich rondom hen zó verdrongen, dat het
hinderlijk begon te worden .Men begreep
spoedig wat daarvan de oorzaak was
Het was de „Sancy". die als broche op
de kleding der vorstin fonkelde
Zodra men de oorzaak van de algeme
ne opschudding bekend was, nam de vor
stin de broche af en verzocht Janin. die
naast haar liep, hem even te willen be
waren. Janin stak dë broche in zijn vest
zak en ging verder om de museumschat
ten te bewonderen. Toen het gezelschap
het gebouw verliet, dacht niemand meer
aan de broche.
Enige dagen later nodigde de vorst de
schrijver aan een diner. Janin kwam,
men zette zich aan tafel, maar over de
„Sancy" werd niet gesproken. Eindelijk,
aan het dessert, kwam het gesprek, naar
het scheen heel toevallig, op edelgesteen
ten. „U heeft óók de diamant van miin
vrouw gezien", zei de vorst op onver
schillige toon. „Hoe vindt u die steen?".
Plotseling dacht Janin nu aan de
„Sancy". Hij sprong op. liep ijlings naar
zijn hotel, rende de trap op en viel in
zijn kamer met de uitroep: „Mijn vest.
mijn vest!" ademloos in zijn stoel
„Welk vest bedoelt u?" informeerde
zijn verbaasde bediende.
„Het witte zijden vest, dat ik zondag
gedragen heb!"
„Dat vest heb ik aan de wasvrouw
in het hotel gegeven".
„Weet je dat zeker?"
„Ja mijnheer.
Janin ijlde naar de kast, waarin hij het
vest gelegd had en inderdaad, het was
weg
Maar ineens viel zijn oog op een schit
terend voorwerp: het was de „Sancy"
die uit de zak van het vest gevalleD moesi
zijn
„Gelukkig!" riep Janin een kwartier
daarna, toen hij in de salon van de vorst
was teruggekeerd en de vorstin triomfe
rend de diamant overhandigde.
„Waarom heeft u de broche ook uiet
eerder teruggevraagd?" vroeg Tanin.
„Wij dachten al," antwoordde I mi-
doff, „dat u ae steen vergeten zou zijn,
of dat er wellicht een ongeluk mee ge
beurd was. Wij wilden u niet in ongele
genheid brengen, maar waren van plan.
er dezer dagen eens over te spreken
Zo'n hoffelijke kiesheid is zeldzamer
dan alle diamanten ter wereld
Sindsdien bewaarde de vorstin de
diamant beter Thans is de maha-
radja van de Indische staat Patiala
in het bezit van de beroemde edel
steen.
PETER KERN.
„Nee Astrid, ik heb je net gezegd, dat
je niet alles wat je ziet kunt gaan kopen
ook niet van je eigen spaarcentjes. En
zeur nou niet langer, want ik zeg toch
geen ja", zei moeder.'
Toen kreeg Astrid een stout plannetje
Ik haal die gulden stilletjes toch uit de
spaarpot, dacht ze. Ze nam het spaar
varken op en toen was goede raad duur
Want er zat wel een gleuf in om geld in
te laten glijden, maar hoe kreeg je dat
er ooit weer uit! Ze draaide 't varken
om en om en toen ze door de smalle
gleuf keek, zag ze ineens de gulden lig.
gen. Ze rammelde met het varken en in
eens glipte de gulden op de grond
„Rinkeldekinkel", zei de gulden en As.
trid schrok ervan. Verbeeld je dat moe
der binnenkomt! Gauw kroop ze op haa>
knieën om de gulden te zoeken. Hij lag
helemaal aan het andere eind van de ka
mer en het duurde een hele poos eer As
trid hem ontdekte. „Hoera, zei ze zacht
jes. „ik heb hem" en gauw stopte ze de
gulden in de zak van haar rok.
Ze rende naar 't portaal met de gulden
in ha'ar zak, schoot haar jas aan en riep-
„Ik ga buiten spelen". Ze trok de buiten
deur met een knal achter zich dicht.
„Wat zullen we nu hebben?", mompel
de de gulden geschrokken. Wat gaat ze
met me doen? Ze mocht me toch niet uil
't spaarvarken halen? Dat vind ik ge
meen, ik zal haar leren".
En terwijl Astrid naar de speelgoed
zaak holde, nam de gulden een sprong en
glipte uit de zak van haar rok.
„Rinkeldekinkel!" Verschrikt keek
A,strid om en zag nog juist haar gul
den over de rijweg rollen. „Help, help,
VOORDAl in 1250 het kompas werd
uitgevonden, maakten de zeelie
den om de richting noord-zuid te
kunnen bepalen gebruik van een pri
mitief instrument, dat de „zeilsteen der
Chinezen" werd genoemd. Het was een
steen in een bakje, dat op zijn beurt
tn een grotere bak met water dreef.
De steen draaide in het water altijd
dusdanig dat hij naar het noorden wees.
Later is men te weten gekomen dat
deze steen een magneetijzersteen was.
gevonden in het noordpoolgebied en ook
wel in Griekenland. De „zeilsteen der
Chinezen" heeft destijds ook de Phoe-
niciërs en Noormannen in staat gesteld
zulke geweldige tochten met hun sche
pen te ondernemen.
OP zekere dag kreeg de stalmees
ter van de Pruisische koning Fre-
derik de Grote van zijn heer een
snuifdoos cadeau. De stalmeester was
wel ingenomen met de doos, maar vond
het niet leuk dat er een aap op stond
afgebeeld. Hij haalde die er dan ook
af en deed er een portret van de vorst
op. Om de koning zijn dankbaarheid
te tonen, bekeek de stalmeester vaak
de doos als de vorst in zijn nabijheid
was. Frederik de Grote zei hierover
eens: „Ik geloof wel dat je blij bent
met mijn cadeau, nietwaar?" „Sire,
elk geschenk waarop u staat afgebeeld,
is mij zeer dierbaar," antwoordde de
stalmeester.
De koning, ln de mening dat de stal
meester de aap bedoelde, was enige
tijd met stomheid geslagen over zoveel
grove brutaliteit. Nadat de stalmeester
echter de snuifdoos tevoorschijn had
gehaald en de koning hem nauwkeurig
had bekeken, barstte de laatste ln een
vrolijke lach uit en zei: „Die afbeel
ding is maar een slechte gelijkenis. Ik
heb een veel betere voor je." En met
deze woorden werd de verbaasde stal
meester een goudstuk in de hand ge
drukt, waarop eveneens de koning stond
afgebeeld.
mijn gulden", riep ze uit en zonder aar
zelen liep ze er pardoes achteraan. Een
auto schoot toeterend vlak langs
haar heen en een boze meneer op een
fiets riep haar toe: „Je moet uitkijken,
je mag zo maar niet oversteken, je
doet heel erg gevaarlijk!"
Gelukkig kwam Astrid zonder ongeluk
ken weer op het trottoir terecht en ze
hield haar gulden nu stijf vastgeklemd ir
haar hana'.
„Wat nu mompelde de gulden ,„Ik
moet iets anders verzinnen", 't Toeval
kwam hem te hulp. Astrid struikelde
over een grote steen en met een smal
viel ze op straat.
„Au. au", jammerde ze en de gulden
zag zijn kans schoon er weer vandoor te
gaan. Hij rolde een eind de stoeo over en
kroop toen stiekum weg in een knikker-
put. Intussen had Astrid tot haar grote
schrik bemerkt, dat ze haar gulden weer
verloren was en huilend ging ze op zoek
„Waar zou hij nou gebleven zijn?", pie
kerde ze, „ik zie hem nergens".
„Ha, ha. ha", zei de gulden blij, „ze
vindt me nooit, dat zal je zien". Maar
Astrid gaf 't zoeken niet gauw op en in
eens zag ze hem liggen in het knikker-
putje. Ze rende er naar toe, maar bleef
geschrokken op een afstand staan, toen
ze boze jongensstemmen hoorde roepen:
„Hé, blijf van ons putje af, ga nou weg
wij zijn hier aan 't knikkeren, zie je dal
soms niet?"
„Ja. ma., maar mijn gulden ligt er
in".
„Waarin?"
„Nou, in jullie knikkerputje".
„Hoe komt dat dan?"
„Nou, ik ben op mijn knie gevallen,
kijk maar, en toen rolde de gulden uit
mijn hand".
„Nou, schiet op. haal hem er uit en
hoepel dan op. Wij willen verder spelen"
zeiden de jongens, die toch wel een beet
je medelijden met haar hadden.
En zo kwam 't, dat de gulden weer
pech had. Astrid droogde haar tranen en
liep verder. Haar knie deed wel flink
pijn, maar ze was zo blij. dat ze haar
gulden weer terug had, 'dat ze vergat
dat 't zeer deed.
„Hé, pssst", hoorde ze plotseling zeg
gen. Ze keek eens om zich heen en
dacht: ik heb 't zeker'verkeerd gehoord
Wat raar, 't leek net of iemand me riep.
De gulden probeerae 't nog eens.
Agnes struikelde over een steen en weer ging de gulden er vandoor.
„Hé, pssst, Astrid" Met een schok
stond ze stil.
„Hoe kan dat nou?", mompelde ze voor
zich heen
„Als je me niet gauw in de spaar
pot, waar ik hoor, terugdoet, zul je
eens wat beleven, zei een boze stem.
pratende gulden
vroeg Astrid zich
WMfölk
„De gulden? Een
Hoe kan dat nou?"
stomverbaasd af.
„Nou", hoorde' ze dezelfde stem weer,
„hoe zit dat, heb je me gehoord of niet?"
Alsol de duivel op haar hielen zat.
maakte Astrid rechtsomkeer en rende
aan een stuk door naar huis. Gelukkig
stond bij toeval de buitendeur open. As
trid vloog op 't varken af en snel wierp
ze de gulden weer door de gleuf.
De oplossing van de kinderpuzzel is:
Horizontaal: 1 kandelaar, 4 kleed, 6
ier, 7 rib, 9 gat, 11 bel, 12 kruipen.
Vertikaal: 1 ketting, 2 egel, 3 ragebol,
4 kar, 5 dar, 8 prei, 10 tor, 11 bee.
De prijswinnaars van deze puzzel zijn:
Marian Woutersen, Nieuwstraat 14, Ber-
kel; Carla Vink, Prof. Treublaan 26,
Schiedam; Johnny Kalmeijer, Heems
kerkstraat 58, Gouda; Alex Beljaars, Pi
nasplein 15d, Rotterdam; Elly Huibers
(11 jaar). Korenaarstraat 26. Nieuw-Ven-
nep.
De oplossingen van de kinderpuzzel
kunnen tot 6 september ingestuurd wor
den naar de puzzelredactie „Plus", Schie-
damsevest 111 te Rotterdam, of naar het
bureau van de krant.
::'W
1-4»,
JEROEN had een heel bijzondere
geit, want die geit kon... jodelen.
Maar zij jodelde nooit voordat ze
een flink siiuk krentebrood, besmeerd
met appelstroop, gekregen had. Ze kon
jodelen als de beste jodelaar uit Ti-
rol. Jeroen speelde er bij op de gitaar
en dan kwam iedereen toegelopen: grote
mensen en kinderen. Samen trokken Je
roen en zijn geitje er op uit om geld
te verclS-nen. 's Maandags kon je hen
op de hoek van het Peperkoeksteeg
je vinden. Dinsdags stonden ze op de
markt van Ergensstad en 's woensdags
op de kermis van Bimmelendorp. Don
derdags kon je hen zien in Pietersdijk
en vrijdags stonden ze in de hoofdstad
van het land, op het marktplein vlak
voor het koningspaleis.
Op een vrijdag keek de koning uit
zijn venster en zag een heleboel men
sen bij de poort van zijn paleis bijeen
geschaard. Hij riep zijn eerste minister,
baron Zoet-van-Zoutelande, bij zich en
gelastte hem eens te gaan zien wat er
aan de hand was. De eerste minister snel
de weg en kwam even later terug om
te vertellen dat er een mannetje bij de
poort stond die gitaar speelde.
„Is dat zoiets bijzonders?" vroeg de
koning knorrig. „Op zo'n ding speelt
tegenwoordig iedereen".
„Pardon, majesteit, ik ben nog niet
uitgepraat", vervolgde de eerste minis
ter, en boog zo diep voor de koning
dat zijn prachtige eerste-ministersmuts
op de grond viel.
„Wat is er dan nog meer te zien",
vroeg de koning, terwijl hij verveeld
geeuwde.
„Die man heeft een geit die jodelen
kan. majesteit".
„Wat vertel je me daar? Een geit
die jodelen kan? Dat is onmogelijk".
„Pardon, majesteit. Ik heb het met
eigen oren gehoord", zei de eerste minis
ter.
„Breng die man en die geit dan vlug
hier. Ik wil dat ook wel eens zien, een
geit die jodelen kan".
met een dikke laag appelstroop, begon
de geit werkelijk te jodelen: „Jo-de-ia-
hi-ti! Jo-de-la-hi-ti!" klonk het vrolijk
op de muziek van Jeroen's gitaar door
de kamer.
Even later stond Jeroen met zijn geit
voor de koning. Hij boog zo diep als
hij kon en friemelde zenuwachtig aan
een knoop van zijn versleten jasje.
„Wel, ik ben benieuwd of je geit wer
kelijk jodelen kan, baasje", zei de ko
ning en wreef in zijn handen. En ter
wijl hij achterover in zijn stoel leunde,
vervolgde hij: „Laat maar eens wat ho
ren".
„Pardon, majesteit, mijn geit jodelt
alleen als zij krentebrood met appel
stroop gegeten heeeft".
Nu werd de koninklijke kok erbij ge
roepen en toen die gezorgd had vooi
een flink stuk krentebrood, besmeerd
„Wel, dat is aardig", zei de koning
toen het uit was. „Wat kost dat beest?
Tien gouden dukaten? Twintig...?"
„Ik wil mijn geitje niet kwijt, sire,
stotterde Jeroen geschrokken. Ikke... ik
kan haar niet missen".
„Maar mannetje, een mooier aanbod
heb je nooit gekrgen. Twintig gouden
dukaten., wat?... ik doe er nóg tien
bij... Dertig gouden dukaten voor een
geit, wie heeft dat ooit betaald?"
„Het spijt me, slre, maar ik doe het
niet", zei Jeroen dapper en draaide
zich om, want hij wilde weg. Maar nu
werd de koning heel boos. Hij liet Je
roen in de gevangenis stoppen en het
geitje kreeg een plaats in de koninklij
ke stallen, waar het volop klaver te
eten kreeg Toen het genoeg gegeten
had moest het terug naar de koning.
Maar het geitje wilde niet jodelen, ook
niet nadat de koninklijke kok vj§er een
flink stuk krentebrood met appelstroop
had gehaald. Toen werd Jeroen voor de
koning gebracht.
„Waarom jodelt dat beest niet meer?
Het kreeg volop haver en krentebrood
met appelstroop, maar het vertikt het!"
Jeroen keek de koning recht in het
gezicht. „Als ik hem laat jodelen mag
tk hem dan weer meenemen?"
De koning kuchte een paar keer.
„Hmmm... hum... wel... goed Ik had
er wel op gerekend dat je mij die jo
delende geit zou hebben verkocht, want
vrijdags krijg ik altijd gasten, en het
zou aardig geweest zijn om dan je
geit te laten jodelen"
„Mag ik u een voorstel doen, meneer
de koning?"
„Laat eens horen!
„Ik kom voortaan elke vrijdag naar
het paleis met mijn geitje".
„Dat is een reusachtig idee!" zei de
koning en steeek lachend door zijn
baard „Ja, ja, dat is een juwéél van
een idee!" riep hij. „Dan krijg je voor
elke vrijdag tien gouden dukaten. Me
dunkt, dat is goed betaald".
Dat vond Jeroen ook. Nu hoefde hij
niet meer het land af te reizen, want
met die tien dukaten per week kon hij
gemakkelijk rondkomen en nog wat spa
ren erbij
Sindsdien kwam Jeroen iedere vrijdag
naar het palcis, samen met zijn geit
je, en dan vermaakten ze de gasten van
de koning, die er versteld van stonden,
dat de geit van Jeroen kon jodelen. En
Jeroen ging na korte tijd in een mooi
huisje wonen, waarnaast een leuke stal
voor het geitje gebouwd werd.
THEO LUYSTERBURG
sisiiiLHiiiii
SWRSKIWb
iihoi <mi|| till MM
•rmivHtm
lirilTIH MUI
wr Tl- H MIXUI
„Hoe vaak moet ik nou nog zeggen, dat ik het helemaal niet koud heb?"
So
-I,.
s" ///J>
"7 I. Ij
ffi 11 I
'/Kr- "rjf/i&k
rV',
1 'r rr,
J7