D E „Idealisme in ontwikkelingswerk? Dat is allemaal veel te zwevend Frank van Hilsts tip aan JVP: kookles s.v.p.! „IR BEN BEGONNEN ALS MISS PIER" M Ml fê&ssrsi |;ReP®; 'STsaad; 'Kameroen FRANK VAN HILST geen „ugly American" - MÊ Fotograaf Hans Götze met Maja Ros op de Scheveningse Pier. BOES! KOEKOEK T T" ij is niet jarig vandaag, viert geen jubileum, wordt niet onderscheiden, kortom er is geen gebruikelijke aan- (Door lierman Hofhuizen) 1 leiding om te schrijven over Boer Koekoek, zoals hij in den lande wordt genoemd. Maar de geachte af- gevaardigde, de heer H. Koekoek, lid van de Tweede Kamer der Staten Generaal, heeft geen verjaardag of onderscheiding nodig om in het nieuws te komen. Hij is er voortdurend in, Onlangs nog werd hij in Cu- lemborg gesignaleerd, bij een oploop van boeren, die een cordon legden om een met atbraak bedreigde boeren woning. En zo is er vrijwel iedere week iets bijzonders, waarbij Boer Koekoek is betrokken. Vandaar dit portret over een van de meest verguisde én bewonderde parlementariërs. De heer Hendrik Koekoek is on getwijfeld een van de meest schilderachtige figuren uit het hedendaagse vaderlandse po litieke leven. H0 is én „geachte af gevaardigde" in de Tweede Kamer en „Boer Koekoek". Men moet tot de tijden van vóór de oorlog terug gaan om op nog een geruchtmaken de politieke „Boer" te stuiten: Boer Braat wiens landelijke activiteiten vooral hierin bestonden dat hij voort durend tegen de „zomertijd" was. Ds. Zandt was er om folkloristische bezweren tegen het gezantschap bij de Paus te ontwikkelen, de neer Braat had de afschaffing van de zo mertijd als programmapunt. Hij be reikte tenslotte ook dat stralende politieke doel, zij het dan met dien verstande, dat de Duitsers tijdens de bezetting eindelijk wéér maak ten, wat hij vóór de inval voortdu rend had zitten opwerpen. De zo- mtrtija werd afgeschaft. De zon verduisterde, behalve voor de boe ren van boer Braat. Het moet gezegd worden dat Boer Koekoek méér pijlen op zijn boog heeft dan die gericht kunnen zijn op Vaticaanstad of op de zon. Boer Koekoek is voortdurend „in het nieuws", ook buiten de politiek om; hij is met grote regelmaat betrok ken bij meestal troebele moeilijkhe den: er ontstaan relletjes tegen het Landbouwschap in het Drentse Hol landse Veld waar hij overigens is geboren en getogen en hij staat er op de barricades, zijn tele foongesprekken worden „afgetapt" en plotseling duikt hij op als hoofd figuur in een geruchtmakende kwes tie, wanneer er in Wageningen een onderwijzeres van haar kamer-wo ning verwijderd moet warden. Boer Koekoek is overal aanwezig waar sprake is van „chicanes". Dezer da gen nog weer ln Culemborg. Als ik hem opzoek in zijn wo ning in Bennekom (gemeente Ede) blijkt hij overigens een althans naar het uiterlijk wei nig tumultueuze figuur. Die woning heeft trouwens weinig van een boer derij. Maar dat komt dan ook door een gemeentelijke verordening die destijds heeft bepaald dat aan de Bovenweg geen boerderijen mochten staan. Hij, Boer Koekoek heeft er dan ook tenslotte maar „twee schu ren" achter laten zetten. Hij heeft „het dirigisme aan den lijve onder vonden." Hij is altijd tegengewerkt met alles. Dat is het eerste wat hij mij vertelt als hij mij in een sportief bruin schiller-hemd te woord staat. Hij verloochent al sprekend, zijn boerenafkomst geenszins. Hij spreekt op de afgeknepen manier van het gewest van zijn herkomst, hij heeft overigens, merkwaardiger wijs óók een bijna Amsterdamse ,,s". Zijn oogopslag en zijn gelaats uitdrukking zjjn die vari de gelovige. Van de gelovige in eigen hoogst principieel gelijk. Möe is Hendrik Koekoek in de po litiek verzeild geraakt? Voor de oor log bemoeide hij zich nergens mee. Goed hij „liep mee in 't paadje". Hij was Nederlands Hervormd en hij was lid van de C.H.U. Zijn vader in 1902 beschikte hij over 3 ha Drentse grond, in 1947 over 20 ha was Nederlands Hervormd, was lid van de C.H.U. Voor de oorlog wist hij nergens van af. Na de oorlog aan vankelijk óók niet. Maar wél „leef de hij goed mee". Zozeer zelfs dat hij secretaris werd van de plaatse lijke afdeling. Zodoende begaf hij zich ook op gezette tijden naar lan delijke C.H.U.-vergaderingen, zonder te weten wat er te koop was. Wel had hij het 'toén óók al over „de vrijheid". Het kéérpunt moet in 1956 zijn gevallen. Boer Koekoek begaf zich wéér naar een landelijke ver gadering en het geviel zo dat hij de heer Tilanus in zijn auto mee naar huis nam. „Anders had hjj een taxi moeten nemen." Nu was op dat mo ment het vraagstuk van de verplich te A.O.W. aan de orde. Hjj, Koe koek, had meteen dóórgehad, dat die verplichte A.O.W. „voor het plat teland helemaal niet belangrijk was." Maar het was hem op die vergade ring al gauw gebleken „dat Tilanus verdikkie vóór die A.O.W. was." Hij was er toen, staande de vergadering, niet op in gegaan want „je ging natuurlijk niet in discussie met je hoofdbestuur". Dat wai een kwestie van fatsoen, die je bij de andere politieke partijen helaas nog wel eens mist. Maar in die auto had hij toch wel tegen Tilanus anders had hij een taxi moeten nemen gezegd: „Man, hoe kan je dat nou goed vinden. Plattelandsbewoners hebben er niks aan, die willen voor zichzelf zorgen." „Wat nu zei Tilanus? Hij zei niet: „Man, je hebt het mis." Hij ze4 wél: „Als ik zo hoor ben ik toch niet zo goed op de hoogte." Kortom, Boer Koekoek had het in de C.H.U. altijd over vrijheid. Ze zeiden niet dat het niet kón, ze zei den: „De tijd is er nog niet rijp voor.'' Tien jaar na de oorlog begon het hem te verdrieten. Hij kreeg in de gaten dat „ze je bij de CHU voor het lapje hielden." Ook wist hij uit eigen ervaring dat het allemaal ge- menigheid was met al die overheids bemoeienis en hij besloot een eigen politieke partij op te richten. „De Vrije Boeren", die in 1958 werd in geschreven bij de Kiesraad. Die par tij sproot overigens voort uit een reeds door hem, Koekoek, opgerich te „Vereniging voor bedrijfsvrijheid in de Landbouw". De voorzitter was er, het bestuursorgaan eveneens. Goed. Nu zitten drie „Vrije Boe ren" in de Kamer. Ze zitten zelfs achter de Communisten. In het begin heeft Boer Koe koek bij de Kamercommissie gepro testeerd tegen het feit dat ze hem „links" hadden gesitueerd. Maar toen hadden ze hem uitgelegd dat zulks het gevolg was van een ge brek aan plaatsruimte en toen had hij er genoegen mee genomen. Een mens moet „altijd redelijk" wezen. Maar zijn partij blijft natuurlijk rechts. Extreem-rechts? Dat is een vuile opmerking. „Ze drukken ons ln de hoek van de oud-N.S.B.-ers. Dat ls een gemene bedoeling. Algera ls er de gangma ker van geweest. Er zijn streken iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiitiiiiiHiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii waar wij veel stemmen hebben waar de N.S.B. vroeger ook veel stemmen had, dat kan wel wezen." Maar nou had de partjj bijvoorbeeld veel stem men in de gemeente Pejjze, waar destijds veel NSB-ers woonden; wat bleek overigens daarna? Dat in die gemeente onlangs de ruilverkaveling „heel slecht was uitgevallen". „Meneer," zegt boer Koekoek, „ik ben zélf ondergronds werker geweest en ik weet dat er oud-N.S.B.-ers zijn die tegen elkaar zeggen: nooit op Koekoek stemmen, da's een moorde naar." De heer Koekoek is niet tevreden over het werk van de Volksvertegen woordiging „en dan bedoel ik speci aal de vijf grote partijen." Waarom? „Omdat de vijf grote partijen hun verplichtingen niet nakomen." Hij heeft het eerder op de Communisten dan op de grote partijen. De Com munisten komen er voor uit. Maar neem nou de V.V.D. „Die vertegen woordigt de bezittende klasse, maar ze komt er niet voor op. En de linkse vleugel van de V.V.D. grenst aan de rechtervleugel van de P.v.d.A." De Boerenpartij heeft in het geheel geen vleugels: „Bij ons is er nooit een discussie, wij zijn nooit langer dan twintig minuten. Dan kunnen ze het begrijpen; als ze tenminste willen." Boer Koekoek is kennelijk iemand met een „roe ping". Over de vaderlandse pers: „Al le kranten in Nederland zijn partijkranten, behalve De Te legraaf." Ik zeg, dat de krant, die ik vertegenwoordig géén partijkrant is. Nu produceert hij een ietwat schelm se en vooral samenzweerderige glim lach. Maar goed. „De Telegraaf" deugt overigens óók niet. Die doet „niet anders dan stoken". Boer Koekoek zegt: „Dat heb ik nü pas goed dóór gekregen." Nü, betekent dan: na de Rijnmondverkiezingen. „De Tele graaf", zegt de heer Koekoek „is vóór de V.V.D. Na de Rijnmondver kiezingen zijn wjj gegroeid, de V.V.D. niet. Toen zijn de geldschieters er aan te pas gekomen. Zij hebben gezegd: tjonge, de Boerenpartij gaat strij ken met de vrijheidlievende men sen, voorzichtig jongens, niet meer publiceren over die boeren." Dan zegt hij: „Laatst héb ik zitten praten met ■- "V het altijd eens." Koekoek en Harm- sen, zij spreken precies dezelfde taal. Stel nu even dat de Boerenpartij in de gelegenheid gesteld zou worden te moeten samenwerken met andere partijen, welke zouden dat dan zijn? Op de eerste plaats de S.G.P. Het is de heer Koekoek niet ontgaan dat waar de S.G.P. vóór is de Vrije Boeren óók voor zijn en dat ligt met „tegen" hetzelfde. Het toeval wil dat op dit mo ment van het gesprek me vrouw Koekoek binnenkomt en aankondigt dat er een jon gen aan de deur staat, die wil we ten waar hjj jonge eendjes kan ko pen. De heer Koekoek staat op en gaat die jongen een adres voor jon ge eendjes uitleggen. Als hij terug keert zegt hij: „Tja, de S.G.P. is altijd tegen dat gezantschap bij de Paus. Dat zijn wjj niet met hem eens. Wjj hebben vrijheid van geloof. Ik heb het Van Dis wel eens uitgelegd. Dan wordt het die mensen wel duidelijk; daar hebben ze nooit diep over nage dacht. Met Irene lag het precies het zelfde. Dat heeft Harmsen toen ge daan. Die zei: „wij hebben vrijheid van geloof en daar heeft een lid van het koninklijk huis nou eens ge bruik van gemaakt. Kan het duide lijker?" Een van de punten in het begin selprogramma van de Boerenpartij luidt dat „dr. Mansholt vervangen moet worden door een meer rechts feoriënteerd persoon". Een ander eginselpunt is dat het „Európische Parlement" de heer Koekoek spreekt met grote hardnekkigheid over „európiseh" dat dan het Európische Parlement in zijn huidi ge vorm in strijd is met de demo cratie. „Zij houden geen rugge spraak met de volksvertegenwoordi ging en zij hebben ook nooit verant woording hoeven af te leggen." In het zelfde vlak ligt het ongeveer met Luns. Die zal vooral dank zij het ingrijpen van de Boerenpartij nu onderhand wel begrepen hebben „dat hjj niet meer zijn eigen gang kan gaan." Boer Koekoek zegt: „Wij praten er geen uren over, wij zeggen een paar dingen, die iederéén begrijpen kan." En verder: „Wij spreken ook geen van allen ooit van een papier tje. Als je je mening niet zó onder woorden kan brengen, is-ie zwak. Als je er van te voren op gaat stu deren zit er geen kracht in. Ons de vies is ook: blijf kort. Wij spreken een paar mensen van de grote pers. Ik zei: ik wil het éérlijk doen. Toen zeiden zijdan kun je er wel mee ophouden." Ik vraag hem: „Wie waren die mensen van de grote pers?" „Die namen noem ik liever niet," antwoordt hjj. Namen noemen. Boer Koekoek heeft daar in het verleden al enige bekommernis mee gehad toen hij met de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, Toxopeus, overhoop lag over het afluisteren van zijn (Koekoeks) telefoongesprek ken. Hij zegt: „Ik wist al jaren dat mijn telefoongesprekken werden af geluisterd. Dat kwam van al die praatjes over extremisme. Ik heb ronduit tegen de minister gezegd: „je ziet me voor een oud-N.S.B. -er aan. Die ontkende dat. En toen zei ik: dat zou wat moois wezen als je hier niet eens meer de waarheid mag zeggen." Maar goed. Hij kreeg op een ge geven moment een verzegelde brief van de minister en daar stond in dat hij de namen moest noemen van de mensen van wie hij (Koe koek) wist dat zijn telefoongesprek ken werden afgetrot. En ze zouden '^>i. i. yrden. niet ontslagen wo: Hendrik Koekoek zegt: „Dat was voor mij geen garantie. Daar kon een kabinetscrisis komen en dan konden die mensen er door een éndere mini. er misschien wél uitgegooid worden. Ik heb de minister toen een gesprek onder vier ogen aangeboden. Daar ging hij niet op ln." Het werk in de Kamer bevalt de heer Koekoek best. Neen, hij heeft weinig contact met andere Kamerleden. Ook niet met de Communisten, waar hij vlak achter zit. Marcus Bakker heeft hem één keer aangesproken toen het ging om zendtijd voor de C.P.N. Of „wij" vóór of tegen zouden stem men. „Zij" zouden natuurlijk vóór- stemmen want „zij" waren immers democraten. Overigens: „Die Marcus Bakker ls gauw (lees „slim"). Ik heb wei eens gezegd: die zou bij een andere partij moeten zitten." Boer Koekoek ls postuum tégen de uitbreiding van het aantal leden van de Tweede Kamer van 100 tot 150. „Was dat een verbetering? Leg mij dat dan maar eens uit. Mijn partij wil wel naar die 100 terug, dan kunnen die andere 50 weer gaan deelnemen aan de produktieve ar beid." „Is de arbeid van Kamerleden dan niet produktief?" .„Jawel, maar die 50 zijn er tóch niet. Zij <Joén niks. En als ik op het werk mensen heb die nooit ko men en die niet willen werken, dan betaal ik ze ook niet. Dat kan leder een zó begrijpen." e mensen waarvan de Boeren partij het moet hebben zijn waarachtig niet alleen boeren. Het zijn mensen, die op een gegeven moment ontdekken „dat ze gedwongen worden". Dat ontdekken gaat langzaam in deze tijden van welvaart. Mensen merken niet zo gauw dat „ze gedwongen worden" zolang ztf een goed salaris enzo voorts hebben. Maar ontevreden wo ningzoekenden, te hoog belaste vrij gezellen, die gaan het merken. Zij wenden zich tot Boer Koekoek, mét degenen die zich slaaf voelen van het Landbouwschap. Boer Koekoek zegt: „Als ik in de stad kom zijn ze altijd even vriendelijk en aardig te gen mij. In Amsterdam ziet niemand mi) voor een boer aan. En dan zien ze mij op de televisie met een tele visie-debat en dan trekken ze hun conclusies. Wij hadden de laatste keer 9.000 stemmen in Amsterdam." De heer Koekoek ls al gauw partij In „rellen". Onlangs wilde hij ge rechtelijk een onderwijzeres doen uit zetten uit een woning in Wagenin gen. En dat is dan een heel ver haal. heer Koekoek zegt: „Ik heb een huis in Wageningen dat ik ge huurd heb van een Rotterdammer en dat ik weer gemeubileerd onder verhuur, want alles wat vrij is, daar maak ik gebruik van. Ik word uit Wageningen vanwege de gemeente opgebeld dat het niet mag. Zij wil den het huis verhuren aan een in genieur. Ik ga gewoon door. Dat huis telt veertien kamers en ik denk ik zal je laten zien dat de woning nood wél op te lossen is." Hl) verhuurt 10 kamers per maand, gemeubileerd, onder. Onder die tien mensen zijn drie studenten en ook een on- gehuwde moeder. Nu heeft Boer bekoek dit ingesteld: na elf uur 's avonds ontvangen jullie op je ka mers géén bezoek meer. Dat wil niet zeggen dat als er nou eens een ver jaardag is het niet eens 12 of 1 uur kan worden, maar in principe niet later dan 11 uur. Wat gebeurt er nu? Een van die studenten „krijgt verkering" en gaat zelfs samenwo nen met die ongehuwde moeder. Sommigen zeiden: „Dat kun ie niet bewijzen." Dat kon Boer Koekoek wel dege lijk bewijzen. Hij controleerde het stroomverbruik zowel van de stu dent als van de ongehuwde moeder. En hij constateerde dat dat van de ongehuwde moeder in één maand was opgelopen van 70 kilowatt tot 310 kilowatt en dat van de student afgenomen in ongeveer tegengestel de richting. Ziehier het bewijs. De heer Koekoek is toen naar die ongehuwde moeder toegegaan en hij heeft gezegd: „Juffrouw, dat ongehuwde mensen hier samenwonen kan ik niet heb ben, óók niet vanwege de politiek." Zij ontkende. Toen heeft hij tegen die student gezegd: „Ik zeg u de huur op en ik ontzeg u de toegang tot het huis." Hij waarschuwde ver volgens de zedenpolitie, maar die dééd er niets aan: „Ik doe er wél wat aan," heeft hij toen gezegd. Goed. Die student ging er uit, maar hij kwam wél 's avonds om 11 uur terug. De heer Koekoek is toen op een gegeven moment óók naar dat huis gegaan, 's avonds om 11 uur en hij heeft tegen die student gezegd: ,,Als ik u weer ontmoet doe ik u er uit en dat zal misschien niet zo zachtzinnig wezen." Toen kwam die onderwijzeres in het spel en stelde die ongehuwde moeder én die student in de gele genheid in de voor haar (de onder wijzeres) bestemde, onderverhuurde wóónruimte. Boer Koekoek ging naar haar toe en waarschuwde haar, zeg gende: „U is misschien niet zo op de hoogte, maar het gaat hier na tuurlijk om vleselijk verkeer." De onderwijzeres trok er zich niets van aan en de heer Koekoek zegde haar nadat hjj geconstateerd had, dat zij de Kerstdagen aan de ongehuwde moeder en de student ter beschik king, had gesteld. de huur op. Zjj ging niet weg, zij kon trouwens ook niks anders krijgen. nfin, Wageningen geeft haar in middels een vestigingsvergun ning. Wat bleef hem, Koekoek, toen nog aver? Hjj sloot de stroom, het water en het licht af: gunsten per slot van rekening voor maandelijks gecontracteerde kamer huurders. Daar kwam dan tenslotte een kort geding van. De rechter besliste dat de onderwijzeres voorlopig mocht blijven (tot zij iets anders had ge vonden) en dat de heer Koekoek haar inmiddels niet mocht hinderen met het afsluiten van stroom etc. Ze zit er nóg de onderwijzeres. Boer Koekoek zegt: „De post weet het en de bakker en de melkboer. Niemand wil d'r hebben. Op een plattelandsstreek komt ze nooit onder dak." En hij voegt er aan toe: „Ik heb nooit een waarderend woord ondervonden, ook niet omdat ik drie studerenden onder heb ge bracht. Zo zie je, de overheid kan de woningnood niets scheien. Ze zit er nóg. Daar kun je niks aan doen. Allemaal dirigisme." Dat laatste stelt hij met de pro fetische blik van Iemand die ge lóóft. In de Nederlandse Hervormde Kerk (hi) Is Kerkvoogd in Ede), ln de Boerenpartij (hjj Is daar oprich ter van) en in ztataaU. Idealisme in ontwikkelingswerk? Daar schiet je geen barst mee op. Dat is allemaal veel te zwevend. Je moet met beide benen op de grond blijven staan. Waroieer ze mij in Kameroen vroegen waarom wü Nederlanders daar kwamen helpen, zei ik gewoon: Wü hebben hier ook onze handelsbelangen. Als het jullie goed gaat is dat ook in ons voordeel. We zijn op twee na de grootste af nemer van jullie goederen". Aan het woord ls Frank van Hilst, 27 jaar, als lid van het Jongeren Vrijwilligers Programma juist in Den Haag uit Kameroen teruggekeerd, het Afri kaanse land waar hij twintig maan den lang technisch bedrijfsleider is geweest van de staatsdrukkerij in de hoofdstad Buea. Dit weinig zwevende antwoord gaf hij, daartoe mede geïnspireerd door de leiding van het J.V.P. en zo als het ook tijdens de opleidingsperiode was geoefend in een soort vraag- en antwoordspel. Het J.V.P. wü niet ont kennen dat er een portie idealisme steekt in de ontwikkelingshulp, maar het vindt dat gewoon een onverkoop baar argument. Niemand in de ont wikkelingslanden vermoedelijk door eeuwenlange ervaring wijs ge worden kan geloven dat Europea nen hun vleespotten verlaten om naar de tropen te gaan uit pure, onbaat zuchtige hulpvaardigheid. Het J.V.P. en Kamert>en heeft vermoedelijk een heel goede aan hem gehad. Geen „ugly American", die in al zijn goedwillendheid de ene tak- tische blunder na de andere begaat in zijn omgang met de anderen. Als gewoon drukker bij een Haagse druk kerij, met een niet-afgemaakte mulo opleiding en het diploma van typo graaf, is hjj erin geslaagd in Kame roen zó te werken dat de regering daar hem heeft gevraagd tegen een salaris drie keer zo hoog als het J.V.P. hem kon geven voor ander half jaar terug te komen, welk aan bod hij heeft aangenomen. „Dat is fijn, want ik kan dan mjjn werk af ronden, dat wil zeggen: mjjn taak overdragen aan een Kameroenees". Frank van Hilst heeft op de zestig man personeel tellende staatsdrukke rij weieens voor moeilijkheden ge staan, meestal nie. op het grafische vlak. „In het begin heb ik eens te gen een man gezegd dat hjj iets heel stoms had gedaan. Ze kwamen daar later op terug, want ik had hem be ledigd. Ze groepten om me heen, he lemaal niet agressief of zo maar ze wilden opheldering. Ik heb toen ge vraagd precies te herhalen wat ik ge zegd had. Hij zei in het Engels, wat de voertaal is: „That's a stupid thing to do". „Juist", antwoordde ik. „Ik heb niet gezegd dat jij stom was". Over dat antwoord is toen nog een paar dagen gediscussieerd maar het werd toen toch aanvaard. Wanneer ik een stuk werk onder ogen krijg dat er niet best uitziet, zet ik erbij: Rot zooi („rubbish") en dan gaat het te rug. Niet om de man te beledigen die het gemaakt heeft maar om beter werk te krijgen. Ook buiten het werk geeft de ge compliceerde verhouding soms aan leiding tot moeilijkheden, die Van Hilst wel de baas blijkt te kunnen. „Op de club, waar hoger gesalarieer de Kameroenezen komen, beginnen ze met mij weieens over de relatie blank en zwart. Ik heb dan weieens gezegd: „Daar wil ik nu niet over praten. We zjjn nu aan het biljarten. Maar één ding wil ik wel zeggen: ik ben niets minder dan jij". Daar moesten Afnka tfEvljm. 200vy -KAMEROEN Hf-y/VI o Garoea :'&P'ifAV£:y Ngaoendéré :wgenay^F - iNkongsamba Doeala \YA0ENDE oEbolova ££Rep!j:;: fMi'ddeff-i Afrika i Jföuinea Kongo de Kameroenezen dan om lachen, vermoedelijk omdat het antwoord nogal onverwacht uitviel. Van Hilst en de Kameroenezen kun nen het niet altijd eens worden over de waarde en het belang van kwali teitswerk. „Zij vinden al gauw: als het maar op papier staat. Er moes ten eens officiële uitnodigingen ge drukt worden. Toen ze klaar waren, bleken ze vol vieze vingers te zitten. Ik zei dat we ze zo niet konden af leveren, omdat juist zulke kaarten brandschoon en helderwit moeten zijn. Maar dat zagen ze nu net niet in". Vraag aan Van Hilst: „Zou de op drachtgever er over vallen?". Van Hilst, na lange aarzeling: „Nee, eigenlijk niet". Ontwikkelingswerk is vermoedelijk juist daarom zo moeilijk omdat men misschien wel veel eigen maatstaven moet laten varen. Frank van Hilst zit nu weer, tot oktober, in de '.uderlijke woning ge legen in de Haagse Schilderswijk, een nogal deprimerende buurt uit een tijd waarin geen belangstelling (of moge lijkheid) was voor licht, lucht en openbare plantsoenen. „Ik heb het één dag moeilijk gehad", zegt Frank, die nu een land heeft leren kennen waar de zon schijnt, waar al les openheid ademt en een primitivi teit, die ook zijn goede kanten heeft. Men kan geen wild dier opnoemen of het leeft in Kameroen: leeuwen, lui paarden, gorilla's, nijlpaarden. „Wei eens wat gezien?" „Een enkele keer een slang, en één keer een olifant. Die lag dood langs de weg. Toen heb ik pas ontdekt wat voor kolossale bees ten dat zijn". Andere vreemde ervaring: Een Kameroenees die tegen een Ameri kaanse neger van het Peace Corps zegt: „Jij, jij mag nog niet een* stemmen in je eigen land". Losse opmerking van een Kameroenees tij dens een gesprek: „Mijn vader ia rijk: hij heeft 26 vrouwen". Mededeling van Frank ,-an Hilst die als klein tegenwicht kan dienen tegen de tot vervelens toe opduikende ver halen over de neger-ministers die in met goud beslagen sleeën van auto's door het land wiegen: de minister van onderwijs van Kameroen rijdt in een oude Opel ol, wanneer hjj de bush-bush in moet. in een Landrover. Dat laatste, het rijden buiten de ste den, is geen pretje. Verscheidene J.V.P.-ers hebben er ernstige rug klachten door gekregen en moesten er soms wekenlang voor verpleegd wor den. Frank van Hilst heeft ook nog een tip voor het J.V.P., om rekening mee te houden bij de opleiding: „Geef de mannen kookles. Dat zou heel be langrijk kunnen zijn. Ik vond het zelf niet altijd even smakelijk, wat mfl geboden werd." «■••"rax#»?*» et haar achttien jaren heeft het adspirant-fotomodel Maja Ros uit Scheveningen nog ge noeg verlegenheid om geen „cheese" te hoeven zeggen, wanneer haar gezicht in de lachstand moet staan. Want op het geknipte moment als het magisch ritueel met snoeren, lampen, lichtmeters en lenzen is af gewerkt en de fotograaf Hans Götze verbeten de sluiter van zijn camera in de hand heeft genomen, acht zij in een flits haar eigen situatie nogal idioot en lacht zenuwachtig. Haar in kleuren vastgelegde hulpeloosheid is in staat de betere gevoelens los te maken bij de mannen en misschien zelfs de vrouwen. Maja dingt naar de Scheveningse titel van Miss Pier. Deze titulatuur geeft niet zoals b.v. bij „Miss Bril" enige informatie over het uiterlijk van de bekroonde. Voor deze uitver kiezing is alleen de foto-genialiteit van de dertig om de erepalm strij dende meisjes in het geding. Op een mooie dag in september zullen aan een jury van superspecialisten, onder wie ons aller (nou ja) Corinne Spier- Rotschaefer, wellicht de fraaiste Miss World die ons land ooit aan de Wes terse beschaving heeft bijgedragen en thans directrice van een modellen- en mannequinbureau, van elke gegadig de drie kleurendia's ter beoordeling worden voorgelegd. De waar wordt dus niet „op het bot" gekeurd. „We doen niet aan dat gedonderjaag met maten en gewichten" zegt organisa tor, fotograaf en publicityman Hans Götze. Maar tochEen goed foto model moet eigenlijk graatmager zijn", zegt hij even later „vanwege de vertekeningen die bij een foto op treden". Lichamelijk dus in zekere mate onderontwikkeld, maar intellec tueel behoren de meisjes geschoold te zijn. „Voor een beroepsfotograaf is niets zo erg als een model dat overal ja en amen op zegt", vindt Hans Götze. „We zijn urenlang met zo'n kind aan het werk en dat wordt meteen een stuk aardiger wanneer we eens wat tegenspel krijgen". Dat is dan ook de reden waarom hij de drie model len, die hij iedere dag voor deze Miss-verkiezing fotograferen moet, zelf het idee van het plaatje Iaat bepalen. En zo poseren ze dan in de zee, op het strand onder of boven op de Pier. Bij de dertig finalisten zijn slechts drie beroepsmodellen. „Die kunnen zich niet veroorloven te ver liezen. De concurrentie is vanwege het grote aanbod nogal fel in dat we reldje en de achterklap fel en vol venijn". De overige zeven-en-twintig zijn tandarts-assistentes, en winkelmeis jes, receptionistes en secretaresses. In hun „zondagspak" gestoken, ko men ze af op het roomwitte wagen tje dat aan de winnares van dit con cours zal worden uitgereikt. Ook de verdiensten van dit beroep, zo'n twin tig tot vijfentwintig gulden per uur, oefenen een grote aantrekkingskracht uit. Maja, met haar viereneenhalf jaar M.M.S., die zij niet afmaakte omdat ze al te erg tegen een eind examen op zag, showde al eens twee dagen bontmantels, waarvoor ze hon derdveertig gulden incasseerde. Middelpunt van al deze activiteiten is de Pier, waarvan men als het niet om zo'n verdraaid stug wandel- hoofd ging, zou kunnen zeggen dat hij niet weet hoe hij zich moet kron kelen om in de belangstelling te blij ven. De kwellende vraag die de toe schouwer na dit Pier-vertoon rest is: waartoe dient dit alles? Wie haalt het in zijn hoofd tweehonderd meis jes want zoveel hadden er inge schreven enkele malen te kleuren- fotograleren en er dan een te belo nen met een roomwit vierwielertje? Ach, het is er voornamelijk om te doen het Pier-vertier een extra at- tractietje te geven, met camera's en modelletjes en iets van de dromerige suggestie van: „Daar wordt een car rière geboren." En verder kijken om de hoek wat geïnteresseerden nit de mode- en reclamewereld mee, om toe te slaan als er inderdaad uit het niets van zand en zee datgene ster retje zou stappen waarop de publici- teitswereld al zo lang zat te wach ten. En zij zal dan later ln alle inter views vertellen dat ze is begonnen als Miss Pier. (En dan niet met het sinistere lolletje aankomen dat ze ook ooit als zodanig zal eindigen.). i

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Nieuwe Haarlemsche Courant | 1965 | | pagina 11